Polis zonder politiek?

Filosofie leent zich om ontwikkelingen breder te zien, of vanuit een andere hoek. In dit vierde filosofische essay van de nieuwe reeks ‘Filosofen agenderen de stad’ gaat Gerard de Vries (emeritus-hoogleraar Wetenschapsfilosofie aan de UvA) in op de rol van politici en het politiek bestel. Waarom hebben we eigenlijk nog politici nodig – en wanneer doen zij het goed of slecht?

De politiek heeft een slechte naam. Het is een rommelig bedrijf waarin rationaliteit en transparantie ver te zoeken zijn. De burger acht zich onvoldoende vertegenwoordigd en ziet zich bovendien geconfronteerd met stroperige besluitvorming, regelzucht, bureaucratie, en incompetentie. “The nine most terrifying words in the English language are, ‘I’m from the government and I’m here to help’,” sprak Reagan. Dat geluid klinkt inmiddels zeker niet alleen in politiek-rechtse kring.

De oplossing ligt voor de hand. Waar in bedrijven de middenlaag verdwijnt en steeds plattere organisaties ontstaan, zou ook in de samenleving de leemlaag van de politiek zo veel mogelijk moeten verdwijnen. Als iets ons niet bevalt, starten we wel een Facebook-groep. Een paar muisklikken later hebben we een bottom-up burgerinitiatief. Echt, we weten zelf wel wat er hier en nu moet worden gedaan, “wij wonen namelijk hier”. Bestuurders, ambtenaren, politici: maak plaats, geef ons de ruimte. Verlos ons van de politiek.

Elke intellectuele of politieke beweging begint vanuit ongenoegen, constateert dat de zaken slecht zijn georganiseerd en belooft dat verlossing van het kwaad mogelijk is. We hoeven daarvoor slechts oog te krijgen voor de diepere waarheden van het bestaan en zelf de hand aan de ploeg te slaan; de ideale samenleving ligt in het verschiet. Voegelin typeert deze redeneertrant als ‘gnostisch’ en illustreert hem onder meer door More’s Utopia, Hobbes’ Leviathan, en Hegels geschiedfilosofie onder de loep te nemen. Hij constateert dat om het doel te schetsen steeds een essentieel element van de realiteit wordt weggedrukt. De bewoner van More’s Utopia wordt geacht geen bezitsdrift meer te hebben; Hobbes ziet over het hoofd dat mensen ook door andere passies gedreven kunnen worden dan door macht; Hegel negeert dat de geschiedenis zijn eigen weg gaat en dat we de toekomst niet kunnen kennen. Elke intellectuele en politieke stroming heeft zijn eigen blinde vlek.

Wat is politiek?

Kent de beweging die ons van de politiek wil verlossen en zijn kaarten zet op initiatieven van burgers en bewoners ook zo’n blinde vlek? Laten we om te beginnen eens bezien wat ook alweer de functie was van datgene wat aan de kant zou moeten worden geschoven.

De zogeheten republikeinse traditie verstaat onder ‘politiek’ een vorm van besturen waarbij expliciet het bestaan van de verscheidenheid van ervaringen, belangen en meningen wordt verdisconteerd. Politiek onderscheidt zich daarmee van andere manieren om maatschappelijke orde te scheppen, zoals door geweld te gebruiken of via de invisible hand van de markt. Politiek is nodig wanneer de gevestigde routines voor samenleven onvoldoende blijken of zich onverwacht nieuwe problemen aandienen die om collectief handelen vragen. De meningen verschillen, dus moet er overlegd en onderhandeld worden. Er worden compromissen gesloten; er wordt iets nieuws waar nog niemand aan had gedacht; er wordt draagvlak gezocht. In de republikeinse visie zijn politici scheppende krachten, maatschappelijke vernieuwers, innovators.

Een politicus moet echter ook weten wanneer hij niet deugdzaam dient te zijn, leerde Machiavelli. De tijd dringt, de omstandigheden eisen dat er gehandeld wordt. Dan moet er niet gediscussieerd worden maar macht worden gebruikt; dan moet strijd worden geleverd. Dat leidt al snel tot bloedvergieten. Om een burgeroorlog te voorkomen moet de macht daarom verdeeld worden. De oplossing is simpel, leerde Hobbes. Burgers dienen een deel van hun macht af te dragen aan de Leviathan, de soeverein. Diens wetten en besluiten van de soeverein moeten worden nagekomen. In ruil voor hun inschikkelijkheid krijgen de burgers vrede. Burgeroorlog voorkomen was voor Hobbes het enige wat telde. Hij wist waarover hij het had, hij schreef vlak na de bloedige Engelse burgeroorlog. Of de soeverein een monarch was of een door burgers gekozen regering, was niet zijn grootste zorg.

Ons politieke bestel heeft zich gaandeweg ontwikkeld tot een gemengd bedrijf; beide tradities komen er in samen. Meningen, belangen en ervaringen worden gearticuleerd en op enigerlei plaats en tijd bijeengebracht en afgewogen. Daarvoor hoeven we niet meer met zijn allen op de agora bijeen te komen; we hebben een parlement, er zijn gemeenteraden, we hebben een representatieve democratie. Maar onmiskenbaar draait politiek naast overleg ook om macht. Om vrede en vrijheid te bewaren worden machten ingeperkt en geordend via een systeem van checks and balances. We hebben ook de lessen van Montesquieu geleerd. We leven in een rechtstaat.

In de democratische rechtstaat worden compromissen gesloten en in regels vastgelegd die kracht van wet krijgen. We beoordelen het resultaat. Niemand kreeg wat hij wilde hebben; niemand herkent zich in de uitkomst van het proces. Teleurstelling alom. Kan dat niet anders: rationeler, transparanter, met betere resultaten?

Een blik op de wetenschap

Als filosofen over politiek schrijven is wetenschap zelden lang uit hun gedachten. Het nogal rommelig ogende bedrijf van de politiek kan wel wat rationaliteit gebruiken. Een blik op de wetenschap zou ons de weg daar naar toe te kunnen leren.

Plato stelde voor politici door filosofen – de experts van zijn tijd – te vervangen. Daar is de moderne burger niet voor te porren: “verlos ons ook van technocraten.” Popper stelt de rationele procedures van de wetenschap aan de politiek ten voorbeeld. Maar zullen we daar dan nog wel even precies naar kijken? Wat doen ze daar, in de wetenschap? Wat valt er te leren voor de politiek?

Aan het eind van de negentiende eeuw leerde de wereld – in de woorden van Pasteur – dat “we met meer zijn dan we dachten.” Hij ontdekte – met Koch en anderen – het bestaan van microben en hun rol bij de verspreiding van ziekten. Om ziekten te voorkomen zouden belangrijke delen van de samenleving anders moeten worden ingericht. Waterleiding en riolering werden gescheiden aangelegd; hygiënische maatregelen genomen; de ziekenzorg gereorganiseerd; vaccinatie ingevoerd. Dat alles ging niet op stel en sprong. Maar toen het was gerealiseerd, nam de levensverwachting met sprongen toe. De wereld had geleerd dat microben bestaan, dat daar rekening mee moet worden gehouden en ook hoe er met de onmiskenbare aanwezigheid van microben beter te leven valt.

Enkele decennia later eiste het milieu – bodem, lucht en water – aandacht; daar kwamen later het gat in de ozonlaag, de klimaatproblematiek, de biodiversiteit, en de schaarste aan essentiële grondstoffen bij. Het politieke bedrijf veranderde daardoor. Waar de politieke aandacht in een groot deel van de twintigste eeuw gericht was op de verdeling van rijkdom en schaarste onder de bevolking, ontstond een nieuwe problematiek: de verdeling en beheersing van uiteenlopende risico’s.

Verschuiving van macht

De wetenschap leert dat bij de ordening van de samenleving met nieuwe machten rekening moet worden gehouden – dus niet alleen met de macht van mensen, maar ook met die van microben, schadelijke chemische stoffen, met het milieu en het klimaat.

Door wie worden die nieuwe machten gerepresenteerd? Niet door politici, maar door wetenschappers. Voordat zij het woord voeren hebben zij in relatieve beslotenheid, in laboratoria, talloze experimenten uitgevoerd, instrumenten aangesleept, berekeningen gemaakt, uitvoerig gediscussieerd en eerder gemaakte fouten hersteld. Zaken die niet zonder meer – of nog niet – zichtbaar zijn, zijn daarbij stap voor stap in cijfers vertaald, bijeengebracht, vergeleken, om uiteindelijk in een figuur of tabel op papier of op een computerscherm te verschijnen. Pas dan weten onderzoekers waarover ze het hebben. “Kijk, hier zie je het gat van de ozonlaag” – de onderzoeker wijst niet naar de hemel, maar naar zijn computerscherm.

Nieuwe machten, nieuwe inzichten, nieuwe vragen; zij eisen nieuwe vormen van overleg. Aan tafel zaten al politici, die hun kiezers vertegenwoordigen. Microben, schadelijke stoffen, het milieu en klimaat worden vertegenwoordigd door onderzoekers. Ondertussen schuiven ook nog ingenieurs, economen en stedenbouwkundigen aan, plus een vertegenwoordiger van een ngo. Hedendaagse politiek vindt plaats in hybride gezelschappen – op gemeentelijk, landelijk, Europees en ook op wereldniveau.

Twee vragen staan in het overleg dat moet plaatsvinden centraal. Om te beginnen: met welke machten hebben we rekening te houden? En vervolgens: hoe passen al die machten in een gezamenlijk, geordend, vreedzaam bestaan? Pasteur en Koch wezen er in het verleden op dat we ook met microben rekening moeten houden en dat hun onmiskenbare aanwezigheid alleen met het bestaan van gezonde burgers te verenigen valt als waterleiding en riolering gescheiden worden aangelegd. Hun hedendaagse collega’s wijzen op andere risico’s en machten en op de manieren waarop die zouden kunnen worden beheerst. Ondertussen hamert de econoom op de kosten van dat alles en stelt hij de vraag wie voor de lasten op moet draaien. De vertegenwoordiger van de ngo benadrukt nog eens het belang en de urgentie van de te nemen maatregelen.

Bij het beantwoorden van elk van beide genoemde vragen zijn ieders deskundigheid en inventiviteit vereist. Ieders inbreng is nodig. Duurzame oplossingen bestaan in de meeste gevallen uit een samenstel van technische, economische, sociale en wettelijke maatregelen. Technische voorzieningen moeten worden ingericht, rechten en lasten verdeeld, nieuwe gedragswijzen gestimuleerd. Het tot stand brengen van een duurzaam, gezamenlijk bestaan vraagt uitgebreide voorzieningen. Er moeten zaken van zeer uiteenlopende aard en gewicht in een besluit op een noemer worden gebracht. Er moet dus heel wat worden besproken.

De burger aan zet

“Ja, we zijn met meer dan we dachten.” Stankoverlast kan iedere burger zelf constateren; dat blootstelling aan een bepaalde stof tientallen jaren later kanker kan veroorzaken en dat het huidige niveau van CO2-uitstoot klimaatverandering ten gevolge zal hebben die dramatisch zal uitpakken, is de burger slechts bekend op basis van het vele werk dat door onderzoekers werd verricht.

De burger die het initiatief neemt weet dat. Voor expertise heeft hij respect, blind vertrouwen doet hij experts echter niet. Hij eist transparantie, een duidelijke opgave van de eventuele eigenbelangen van de experts. Als hij hun werk niet vertrouwt, opent hij zijn webbrowser en gaat hij op zoek naar andere bronnen, naar andere experts. Zeker, hij weet dat er ook met anderen rekening gehouden moet worden. De burger is niet gek. Hij wijst op het aantal likes op zijn Facebook-pagina.

Alleen de politicus wordt systematisch gewantrouwd. Wat heeft die eigenlijk nog te zoeken in zo’n beraad waarin complexe kwesties aan de orde zijn en er voornamelijk technische rapporten op tafel liggen? Iedereen heeft het nodige werk verricht; maar waarin bestaat eigenlijk het werk van de politicus? Is dat niet overbodig, op of zijn best hinderlijk en vertragend?

Zijn politici nog nodig?

In onze traditie plegen we een fundamenteel verschil te maken tussen het vertegenwoordigen van mensen en het representeren van alles wat niet-mens is. We denken dat het eerste louter om waarden draait en het ander om de feiten. Daarbij maken we een dubbele fout. De feiten waarover onderzoekers spreken liggen niet voor het oprapen; er is werk nodig om ze vast te kunnen stellen. Echter niet alleen wetenschap wordt versimpeld. Dat geldt ook voor de politiek.

Politici worden geacht de meningen, belangen of waarden van hun kiezers te representeren. De rol die hen wordt toebedeeld is die van doorgeefluik. En in die rol stellen ze hun kiezers keer op keer teleur. De kiezer herkent zich niet in wat de afgevaardigde namens hem zegt en besluit. Daarop valt echter slechts een reactie te geven: allicht niet! Als een veelheid van meningen, belangen en ervaringen moet worden omgevormd tot een gezamenlijk te dragen besluit, moet die verscheidenheid vertaald, verplaatst, bijeengebracht en present worden gemaakt. Als de output van een politiek beraad gelijk is aan de input, is er niets bereikt. Ook politici staan dus voor de taak iets nieuws verzinnen – namelijk voor de opdracht een eenheid te smeden die nog niet bestond. Net als wetenschap draait ook politiek om innovatie. Ook hier kost dat tijd, moeite, werk, en inventiviteit. Wie denkt dat werk kort te kunnen sluiten is al snel een dwingeland die zijn eigen kortzichtigheid voor transparantie houdt.

Dát is de blinde vlek van degenen die ons van de politiek willen verlossen: zij miskennen dat politiek werk vereist – het werk dat nodig is om een veelheid tot een eenheid te smeden en daarvoor voldoende draagvlak te vinden; de tijd, de energie en de innovatie die daarvoor zijn vereist. Dat werk vraagt een bijzonder talent en uithoudingsvermogen.

Politiek als ambacht

Politiek bedrijven is een ambacht. Net als wetenschap, vraagt politiek bedrijven om specifieke kwaliteiten en instrumenten. Niet alleen is een omvangrijk adressenboekje, een vlot pak, een bijpassende babbel, en een scherp oor voor geruchten nodig, maar ook onderscheidingsvermogen en een goed geheugen, want mensen waarderen het zeer als een politicus bij een volgende ontmoeting hun naam nog kent. Politiek bedrijven vraagt bovendien om zowel zelfbeheersing als het vermogen gepassioneerd te kunnen spreken over een zaak. Een politicus moet verder het vermogen hebben stapels rapporten en stukken door te nemen, te luisteren naar zeer uiteenlopende bijdragen van zowel direct betrokkenen als deskundigen, om dat alles in samenhang te bezien en imponderabilia af te wegen. Van hem mag de alertheid en flexibiliteit worden verwacht om op veranderde omstandigheden te kunnen reageren; en besef dat ondanks de verschillen van mening toch op tijd een besluit genomen moet worden – om maar te zwijgen over het zitvlees dat nodig is om lange vergaderingen uit te zitten; het incasseringsvermogen, het geduld en de kracht die nodig zijn om dan koers te houden; en de moed die nodig is om je werk te blijven doen in een media-storm. In een vrij land mag iedereen politicus worden; een diploma is niet vereist. Maar niet iedereen heeft er het talent en het uithoudingsvermogen voor.

Aan het eind van de avond schuift de politicus aan bij de tafel van de talkshow. Alleen de dikke laag plamuur die de grimeur op zijn gezicht smeerde kan zijn vermoeidheid verhullen. Zijn werk zit er bijna op. ’s Avonds laat leest hij nog even de tweets die melden wat hij nu weer verkeerd heeft gedaan. Ook het ochtendblad maakt hem niet vrolijk. Het is een honds bestaan, een ondankbaar vak, dat meer respect verdient.

Drie vragen voor de stad

  1. Wat verwacht u qua vakmanschap van politici? Wat maakt iemand met wie u het fundamenteel oneens bent toch tot een goed politicus?
  2. Voor welke problemen en onder welke omstandigheden kan het gewone politieke bedrijf en handwerk worden vervangen door burgerinitiatieven?
  3. Als burgerinitiatieven niet alleen een begin, maar ook een einde moeten hebben, hoe eindigen ze dan?

Over de auteur

Gerard de Vries is emeritus-hoogleraar Wetenschapsfilosofie aan de Universiteit van Amsterdam en oud-lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.

Laat een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *