“Nederland is de slimme, sociale, duurzame stad van de toekomst”

Het projectteam van de Innovatie-estafette
Het projectteam van de Innovatie-estafette

Tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie in 2016 vindt de zesde editie van de Innovatie-estafette plaats. Dat lijkt ver weg, maar de voorbereidingen zijn al in volle gang. Het thema is: Stad van de Toekomst. Projectleider Erika Koehler licht een tipje van de sluier op.

Wat is de Innovatie-estafette?

105456 (2)“De Innovatie-estafette verbindt en inspireert mensen om te innoveren rond een bepaald thema, dit keer de Stad van de Toekomst. Dat gebeurt niet alleen tijdens het evenement in april 2016, maar juist ook in de aanloop daar naartoe. Zo zijn we de afgelopen weken in acht steden geweest om ideeën op te halen en de wensen van stakeholders te bespreken. Maar de Innovatie-estafette is bovenal een netwerk: het grootste en meest diverse netwerk van Nederland als het gaat om innovatie. Op dit moment zijn er zo’n 4000 mensen lid, maar het bereik is tien keer zo groot.”

Geen innovatie zonder draagvlak

Logo Innovatie-estafetteHet logo van de Innovatie-estafette is niet voor niets een vliegwiel, met vijf armen. Erika noemt het de quintuple helix: “We brengen overheden, kennisinstellingen, bedrijven en burgerinitiatieven bij elkaar. De vijfde arm is de media: er vindt geen innovatie plaats zonder draagvlak. Neem bijvoorbeeld de zelfrijdende auto, iets wat voorheen alleen in specialistenkring besproken werd. Sinds er aandacht aan is besteed in het achtuurjournaal hebben mensen het er echt over.”

Technologische innovatie kan niet zonder sociale innovatie. Met het thema Stad van de Toekomst zet de Innovatie-estafette dan ook duidelijk in op beide. “Het thema gaat eigenlijk over complexiteit. Voor heel veel deelvraagstukken zijn er al technische oplossingen en op lokaal niveau ontstaan veel interessante initiatieven, maar het opschalen hiervan blijkt lastig. Dat heeft te maken met een complex aan belangen, actoren en regels, evenals publieke opinie: het draagvlak dus.”

De stad is de sleutel

In het aanpakken van de grote maatschappelijke opgaven waar we de komende jaren voor staan, zijn megasteden de sleutel, stelt Erika. “Daar vindt wereldwijd nu al 80% van alle economische activiteit plaats en daarmee ook een groot deel van alle vervuiling. Groei en duurzaamheid zijn de belangrijkste uitdagingen, die moeten hand in hand gaan.”

“Nederland heeft eigenlijk geen megastad, maar ís een megastad. Agenda Stad wil daarom het netwerk van steden in Nederland versterken. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat wij over 20-30 jaar wel eens écht een van de steden van de toekomst kunnen zijn, omdat we een polycentrisch netwerk zijn, doorweven met groen, en creatief. Voorwaarde is wel dat we in harmonie met het ecosysteem gaan functioneren.”

Internationale ambities

“De topsectoren spelen hierop in door Nederland in de komende jaren internationaal neer te zetten als ‘Sustainable Urban Delta’. We hebben namelijk veel te bieden: een innovatieve bevolking, slim gebruik van ruimte en logistiek, eeuwenlange ervaring met verstedelijking en met water, cross-sectorale en pubiek-private samenwerking. Je kunt Nederland zien als een living lab, een proeftuin. En de Innovatie-estafette als een mini-versie daarvan. Nederland wil tijdens zijn EU-voorzitterschap begin 2016 laten zien wat we te bieden hebben als duurzame, slimme en sociale stad van de toekomst. ”

De Innovatie-estafette is partner van Agenda Stad en medeorganisator van de Challenge Stad van de Toekomst. Kijk voor meer informatie of om aan te sluiten bij het netwerk op www.innovatie-estaffette.nl.

Cultuurhistorie als bron stedelijke ontwikkeling

“Nederland kent geen megasteden. Wel relatief veel kleine, goed functionerende, historische steden”, zegt Hans-Lars Boetes, senior adviseur van de Rijksdienst voor het Culturele Ergoed tijdens de werkconferentie van Agenda Stad. Hij vindt dat steden de cultuurhistorie nog veel meer kunnen inzetten bij de stedelijke ontwikkeling.

“Dat fijnmazige netwerk van steden is onze kwaliteit en een belangrijke factor voor vestiging van mensen en bedrijven. Bedrijven willen de uitstraling van een historische stad. Jonge starters zitten het liefst op plekken met een verhaal. Maar de geschiedenis van de stad geeft ons nog veel meer inspiratie.

Cultuurhistorie is een bron van stedelijke ontwikkeling die we meer kunnen gebruiken. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed trekt met de Atlas van de Verstedelijking door het land om de discussie daarover aan te gaan. Welke opgave van morgen verbindt u met de cultuurhistorie van uw stad?”

Nieuwe stad vergt bestuurlijke lenigheid

“De manier waarop steden hun kansen en uitdagingen zien is aan het veranderen, en ik vind dat heel interessant”, zegt Gert-Jan Buitendijk, directeur-generaal van Bestuur en Koninkrijksrelaties bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. “Mijn departement is bij veel veranderingen betrokken en daarom is het goed om ook in de regiegroep van Agenda Stad te zitten.”

Gert-Jan Buitendijk wil de regelruimte losser maken, zodat het lokale bestuur meer handelingsperspectief krijgt. “Bestuurlijk gezien is vooral de lenigheid van belang waarmee we kunnen reageren op ontwikkelingen. We moeten kijken hoe we de binnenlandse bestuurscultuur kunnen voorbereiden op de toekomst, zodat er door goede mensen met visie aan de ontwikkeling van de stedelijke regio wordt gewerkt.”

Hoe geef je meer bestuurlijke ruimte?

“Er zijn al een aantal zaken in ontwikkeling, zoals begin dit jaar bijvoorbeeld de experimentenwet is aangekondigd. Deze wet gaat een aantal gemeenten de mogelijkheid bieden om de bestaande regelgeving tijdelijk buiten werking te stellen, om zo ruimte te geven aan innovatieve werkwijzen. We merken dat dit leidt tot enorm veel reacties en allerhande vernieuwende voorbeelden waar we niet eerder aan hadden kunnen denken.”

Soms gaat het over de mogelijkheid om een breed aanbod in de stad te bieden, bijvoorbeeld door horeca ook op winkellocaties toe te staan. “Het meest interessante aan Agenda Stad is dat we meer inzicht krijgen in waar regelgeving nou echt belemmert. Want gaat het om regelgeving en handelingsvrijheid, of worden bestuurders soms ook belemmerd door regels die ze aan zichzelf stellen? Mogelijk heeft het ook te maken met politiek en de durf om dingen te doen. Ik verwacht dat we de komende maand meer zicht gaan krijgen op waar steden zelf concreet aan denken. Dat zal overigens wel een gevarieerd beeld opleveren: wat in Eindhoven werkt zal voor Amsterdam of Zwolle misschien niet werken.”

Wat moet er in de stad veranderen?

“Naast het kiezen van een stadsbestuur zouden er andere vormen van meebeslissen moeten komen voor wat er in je eigen leefomgeving gebeurt. Wellicht een beetje geïnstitutionaliseerd, dat sluit ik niet uit, maar vooral met burgerparticipatie. Elke keer wanneer problemen zich voordoen of kansen, gaan mensen zichzelf min of meer organiseren. Daar zie ik nu al prachtige voorbeelden van. Zoals binnen de zorg. Er verandert echt ongelooflijk veel, en dat gebeurt doordat gemeenten het anders moeten organiseren. Maar ook omdat burgers het zelf anders willen.

Ik denk dat in de toekomst de overheid heel flexibel kan inspelen op veranderende omstandigheden. En dat we uiteindelijk met name een vangnet bieden voor mensen die niet in staat zijn dit zelf te organiseren. Dat betekent dat je van de overheid een min of meer gedifferentieerde aanpak naar je eigen stad en regio nodig hebt. In sommige delen zal dat iets meer op burgerkracht leunen, en in andere delen minder.”

Waar woon je zelf?

“Ik woon in de Hoeksche Waard, op het platteland, 20 kilometer onder Rotterdam. Ik zie dat als de achtertuin van de Randstad. Ik zou niet graag in de stad wonen, hoewel ik er graag naartoe ga om te winkelen of uit te gaan naar het theater of een concert. Ik kom regelmatig in Rotterdam en vind het interessant om te zien dat er zoveel nieuwe ontwikkelingen zijn, zoals in de Kop van Zuid, het voormalige havengebied op de zuidoever van de Maas dat herontwikkeld is tot een nieuw stadscentrum. Erg leuk hoe dit is gemaakt. Maar ik vind tegelijkertijd Amsterdam ook mooi met een heerlijke dynamiek en ik kom graag in bijvoorbeeld het Museumkwartier. De stedelijke omgeving inspireert me wel maar ik woon graag op het platteland.”

Toch ziet hij ook in de omgeving van de Hoeksche Waard de enorme aantrekkingskracht die de stad op mensen heeft. “In tegenstelling tot tien jaar geleden, wil iedereen nu in de stad wonen. Om daar te studeren of aan werk te komen. Ook de beschikbaarheid van betaalbare huurwoningen is in Rotterdam groter dan in mijn regio. De stad is echt een revival aan het doormaken.”

In contrasten ontstaat de vernieuwing

Het functioneren van systemen, een gezonde machtsbalans en bovenal waarden, dat zijn de elementen die een stad bepalen volgens Carolien Gehrels, directeur Big Urban Clients bij Arcadis. Vanuit haar kantoor in Amsterdam kijken we uit over het ‘polycentrisch stedenlandschap’ Nederland, met de luchtverkeerstoren van Schiphol op een steenworp afstand en de skylines van Den Haag en Rotterdam tegen de horizon.

“Steeds meer mensen trekken naar de steden, dat leidt tot onverwachte ontmoetingen en verrassende verschijningen”, legt Gehrels haar fascinatie uit. “Een stad, in ieder geval een stad als Amsterdam, is intiem maar ook anoniem, verrassend en vertrouwd, mensen zijn vaker gek maar ook vaker geniaal, mensen zijn vaker bescheiden maar ook vaker brutaal. Dat vind ik mooi: in die contrasten ontstaat de creativiteit, de vernieuwing.”

Hoe ziet de ideale stad eruit?

“De ideale stad gaat uit van de mensen. In Nederland hebben we steden die prettig zijn omdat ze uitgaan van de menselijke maat. Er is balans: we hebben een hele internationale cultuur, een internationale luchthaven en veel multinationals, maar ook gewoon een park met een bankje, de voetbalclub om de hoek, een straatvereniging en een buurt-BBQ. Die combinatie van kleinschalig en wereldschaal, dat is belangrijk.”

Voorheen in de politiek (wethouder in Amsterdam) en nu vanuit het bedrijfsleven werkt Gehrels aan dat ideaal. Haar analyse van de stad neemt de vorm aan van een piramide, opgebouwd uit verschillende lagen. “De basis bestaat uit de systemen van de stad, die moeten functioneren. Daarbij kun je ook het onderwijs en de zorg als systemen zien: dat je eerst naar de huisarts gaat, dan naar de poli, dan naar een afdeling op de VU – dat heeft ook een zekere ordening, dat is een systeem.”

De tweede laag wordt gevormd door de machtsbalans: governance en investment power. In Nederland hebben we een goede publiek-private balans. Je hebt hier nog steeds hele sterke publieke bedrijven, zoals Schiphol, het vervoerbedrijf en de haven. Vitale functies zijn in handen van ons allemaal. Maar je hebt private bedrijven nodig om kennis ook op te schalen en te exporteren en om goederen te produceren.”

Bovenaan de piramide treffen we het belangrijkste element: de waarden. “Wat voor een stad wil je zijn? Gelijkheid, emancipatie en diversiteit, dat zijn abstracte begrippen, maar het heeft alles te maken met hoe de economie uiteindelijk is ingericht, hoe het gaat in het onderwijs, kunst en cultuur.”

Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor steden?

“Het in balans houden van die piramide”, zegt Gehrels. Dat gaat erg goed in Nederland, al ziet zij ook bedreigingen: “We groeien niet snel genoeg. We moeten sneller groeien en daarbij de kwaliteit hoog houden: de kwaliteit van onderwijs, kunst en cultuur, de kwaliteit van banen… Het geld dat we hebben moeten we investeren en we moeten steden beter met elkaar verbinden. Ik ben nog altijd voorstander van een zweeftrein naar Groningen. En dan ook meteen naar Hamburg, Bremen en Moskou, via Berlijn.”

Het internationale perspectief is hierbij ook van belang. “We maken deel uit van een wereldeconomie en een bedreiging kan zijn dat we dat niet in de gaten lijken te hebben. De competitie tussen steden in de wereld wordt alleen maar sterker.”

Heeft het zin om Nederlandse steden te vergelijken met metropolen als Londen en New York?

“Deels”, stelt Gehrels terwijl zij de Sustainable City Index van Arcadis erbij pakt, waarin 50 wereldsteden met elkaar vergeleken worden op uiteenlopende parameters. “Veel van mijn collega’s in al die steden zijn zwaar onder de indruk van de kwaliteit van onze stadssystemen. Onze mobiliteitsmix, de fiets en het OV, maar ook de manier waarop we omgaan met oude gebouwen en natuurlijk hoe we dat allemaal voor elkaar krijgen vijf meter onder zeeniveau. Mijn missie en mijn passie is om te helpen en te proberen om dat ook in andere steden zo goed voor elkaar te krijgen. Ook kunnen wij weer veel leren van andere steden. Een multinational zorgt daarbij voor uitwisseling tussen deskundigen.”

Wanneer kunnen we dan zeggen: nu hebben we bereikt wat we willen bereiken?

“Als we over tien jaar de EXPO 2025 in Rotterdam hebben, Amsterdam 750 jaar een groot succes is en er een nieuwe zweeftrein naar Groningen is… Als we de komende tien jaar op de golf van de economische groei gaan investeren in ons land, zodat we groeien en zodat we aantrekkelijk blijven. Want we zijn aantrekkelijk, maar de ontwikkelingen gaan heel snel. De concurrentie is wereldwijd moordend, maar als we blijven investeren, ook in de luchthaven, dan komen we er wel.”

“De stad is vele steden”

“Laten we ons niet blindstaren op cijfers, lijstjes en evaluaties, maar achter het bureau vandaan komen en de stad ingaan om daar problemen op te lossen”, zegt Gert-Jan Hospers, bijzonder hoogleraar citymarketing aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. “Want hoe je de stad beleeft, hangt heel erg af vanuit welk perspectief je kijkt. De stad is vele steden.”

Hospers is van mening dat zachte factoren in een stad van groot belang zijn: “Dat het er veilig is, dat er contact tussen mensen is en dat de openbare ruimte toegankelijk is. Mijn stelling is dat we niet alleen oog moeten hebben voor de grote architectonische iconen in de stad, maar vooral ook voor de kleine dingen. De dingen die je alleen ziet als je er als voetganger doorheen loopt: de variatie, details, comfort, bankjes, en iets ongrijpbaars als gezelligheid.”

Hospers is een van de auteurs van het deze maand verschenen boek ‘Visies op de stad’. “Het formuleren van visies op de stad is de productie van hoop”, zegt Hospers. “Dat is altijd zo geweest en dat zal altijd zo zijn, of het nu gaat om de tuindorpen uit het verleden of de smart cities van de toekomst. De principes van de stad – dichtheid, diversiteit en verrassing – zijn zo oud als de mensheid en blijven van groot belang.”

Toch zijn er grote verschillen in de benadering om de stad te begrijpen. In het boek staan verschillende gezichtspunten, gevoed door inzichten uit de geografie, planologie, milieukunde, bestuurskunde en psychologie. “Heel lang hebben architecten en stedenbouwers kunnen bouwen wat ze wilden want het werd toch wel verkocht. Maar nu er sprake is van een crisis moeten we weer nadenken over wat die stad nou eigenlijk is, en wat de plekken zijn waar mensen graag verblijven.”

Moet de visie op de stad veranderen?

“De stad is gebouwd voor en door 35-jarigen, maar de bewoners zijn heel divers. Je zult maar wat ouder zijn en in een scootmobiel rijden, hoe ga je dan door de stad? Ook als je als oudere lopend gaat, dan is het bijvoorbeeld handig als de verkeerslichten langer op groen blijven staan. Ik heb zelf een ouderdomspak, waarmee je je dertig jaar ouder voelt. Daarmee ervaar je hoe het is om als hoogbejaarde door de stad te lopen.

Omdat mensen sowieso steeds ouder worden en steeds langer zelfstandig blijven wonen, is het verstandig voor het stadsbestuur om daarin mee te denken. Het zit hem soms in kleine dingen. Dat er geen losliggende stoeptegels zijn, dat de deur van het gemeentehuis gemakkelijk open gaat, dat soort dingen. Een hoogbejaarde die één keer gestruikeld is, kan besluiten om in het vervolg maar binnen te blijven.”

Hoe kunnen steden hun visie bijstellen?

“Door met een breder perspectief op de stad te kijken naar de verschillende belangen die er spelen. Een politieagent ziet de stad heel anders dan iemand die een festival gaat organiseren. Een bewoner kijkt anders dan een bezoeker. Wij hebben in het boek verschillende visies bij elkaar gebracht, want veel problemen zijn te verklaren uit die verschillende beleefwerelden.

We hebben in ons land wel veel aandacht voor de twee uitersten van de steden: de grote steden die groeien en sinds kort ook de krimpgebieden. Maar hoe zit het met de middelgrote steden? Die moeten een keuze maken en zich afvragen tot welke groep ze zich het meest verhouden. Moet Doetinchem zich presenteren als de hoofdstad van de Achterhoek, dus centrum in een krimpgebied, of moeten ze zich meer richten op Arnhem, zodat ze kan profiteren van de grote stad in de buurt? Middelgrote steden moeten kiezen voor stoere agglomeratiekracht of voor slimme netwerkkracht.”

Komt het nog weer goed met de binnensteden?

“Het hart van de binnenstad heeft het moeilijk. Dit komt door de toenemende mobiliteit en de groei van online. Mensen werken bijvoorbeeld in Enschede, maar wonen in Hengelo en shoppen in webwinkels. We wonen, werken en recreëren steeds meer los van elkaar. En daarmee laten we de kern van de stad als het centrum van onze dagelijkse activiteiten los.

We zien nu dat binnensteden de winkelfunctie weer proberen te concentreren in de kern. Maar hiervoor moeten we zorgen dat de eigenaren van de panden ook investeren in het stadscentrum. Stedelijke herverkaveling is nog vrij lastig omdat niet alle eigenaren en ondernemers er belang bij hebben, maar er komt wetgeving aan waarmee mensen verplicht kunnen worden om mee te werken aan die herverkaveling.

Ik hoop dat we straks de kern van het oude stadscentrum weer koesteren. Dat is het mooiste en oudste gedeelte van de stad, een plek waar mensen graag verblijven.”

 

Boek Visies op de stadHet boek ‘Visies op de stad’ is te bestellen bij Bol.com

“Tweedeling hoort ook bij de stad”

“Het is goed dat Nederland weer praat over de toekomst, in plaats van over bezuinigingen”, zegt Duco Stuurman, concerndirecteur van de gemeente Zaanstad en lid van de regiegroep van Agenda Stad. “Agenda Stad ondersteunt daarbij en geeft focus.”

“Het idee dat een gemeentelijke organisatie of bestuur in zijn eentje een stad maakt, is een verouderd adagium. Laten we leren van andere steden, van bewoners, ondernemers en initiatiefnemers. Daarbij moet niet alleen aandacht zijn voor het creëren van ruimte en het stimuleren van economische activiteiten. We moeten ook rekening houden met de mensen die het net niet redden in de samenleving. Die tweedeling hoort ook bij de stad, en hoort daarom ook op de agenda te staan.”

Is tweedeling een probleem in Zaanstad?

“Wij hebben voor- en nadelen van de ontwikkelingen in Amsterdam. Onze regio heeft veel voorzieningen die goed bereikbaar zijn voor de zaankanters. Dat is positief. Maar op dit moment hebben we het ook een beetje zwaar. Dat komt met name door de aantrekkingskracht van de relatief goedkope sociale woningbouw.

We zijn vanuit het verleden als stad goed geweest in de emancipatie van nieuwkomers. Met goed onderwijs, mensen laten meedoen en veel actieve inwoners die er voor elkaar zijn. Maar het moet wel behapbaar blijven. Wat als alle hoogopgeleiden en succesvolle mensen in Amsterdam binnen de ring gaan wonen en degene die het niet makkelijk of zelfs moeilijk hebben alleen naar bepaalde regiogemeenten trekken? Dat is een gezamenlijk opgave van de metropoolregio. Iedereen hoort erbij in de stad of stedelijke omgeving. Rijk en arm, gezond en ongezond, hoogopgeleid en laagopgeleid.”

Heeft Zaanstad een eigen DNA?

“We zijn een energieke stad met zelfvertrouwen. Zaanstad is een arbeidersstad waar ruimte is voor ondernemerschap. Albert Heijn komt hier vandaan. We hebben goede scholen waar vele bekende Nederlanders op hebben gezeten.

Verder is Zaanstad heel horizontaal georganiseerd. Als je hier iets fout doet, zeggen ze gewoon dat je een oetlul bent, dat zouden ze niet zo snel in het zuiden van het land zeggen. Dat zit in deze streek: grote monden die zeggen wat ze vinden en doen wat ze zeggen. Dat geeft ook snelheid van handelen. We moeten proberen voort te borduren op die historie, net als we dat met onze karakteristieke groene gebouwen en industrieel erfgoed doen.

Zaanstad heeft met de Zaansche huizen, de voedingsindustrie en de anarchistische directheid een identiteit die ertoe doet. Toch zijn we niets zonder Amsterdam. We profiteren sterk van het succes van die stad waardoor er veel toeristen naar ons toekomen. We hoeven daarvoor niet zelf een reclamecampagne te maken, maar we liften mee met Amsterdam. Dat is niet alleen voor ons prettig, want we verlichten de druk op het centrum van Amsterdam.”

Zijn er goede contacten met Amsterdam?

“De verbinding met Amsterdam is belangrijk. In contacten tussen mensen maar ook in het fysieke vervoer van en naar Amsterdam. We hebben net de tweede Coentunnel geopend en de Noord/Zuidlijn versterkt de verbinding boven het IJ, maar er is meer nodig. Ook het fietsvervoer naar Amsterdam is heel belangrijk voor ons. En we willen de metroverbindingen van Amsterdam naar Zaanstad doortrekken. Alleen duurt het vaak erg lang voordat ruimtelijke investeringen zijn gerealiseerd.

Menselijke verbinding zijn sneller te organiseren: hoe zorgen we dat die twee stadsdelen (Amsterdam-Noord en Zaandam-Zuid) gemakkelijk tot elkaar komen? We zien bijvoorbeeld steeds meer creatieve bedrijven uit Amsterdam-Noord wegtrekken, en op zoek gaan naar goedkope alternatieven. Die zullen sneller naar Zaanstad komen als wij zorgen dat ze hiervan op de hoogte zijn en dat de verbindingen er zijn.”

Denk je iets aan Agenda Stad te hebben?

“Wij zijn in Zaanstad bezig met armoede, restwarmte en energiecollectieven en daarbij is het belangrijk dat we kijken wat er bij andere steden gebeurt. We gebruiken daarbij het proces van Agenda Stad. We moeten niet meteen in een concurrentiestrijd verzanden zoals dat vroeger nog wel eens gebeurde. Maar open kijken wat succesvol is, zodat je sneller kunt ontwikkelen. Hoewel we ook niet te snel naar een oplossing moeten gaan. Laten we de verschillende denklijnen en vraagstukken gewoon proberen, dan ontstaat vanzelf de beste oplossing op de beste plek. Rondom tweedeling en armoede zijn we intensief in overleg met Leeuwarden, Enschede, Utrecht en Amsterdam.

Dat zie ik ook bij Agenda Stad: vernieuwing zoeken door aan te sluiten bij waar de energie al is. Zoals de betrokkenheid van Pakhuis de Zwijger die stadsambassades inricht met makers van de stad. Want bij dat soort mensen vind je vaak het juiste energieniveau, en niet bij de gemeenteambtenaar die zegt dat we een bepaalde kant op moeten. Aansluiting zoeken bij individuen en bij grote bedrijven die mee kunnen denken, dat brengt dynamiek die effectief is – en daar komen hele verrassende dingen uit.”

En over de grens?

“Wat wij zien gebeuren houdt natuurlijk niet op bij de Nederlandse grens. We moeten zorgen dat de Europese steden waar we al verbinding mee hebben, ook een plek krijgen in het programma van Agenda Stad, want we kunnen leren van andere steden in Europa. Niet alleen ambtelijk, maar ook qua concepten met burgers.

Steden als Brussel, Berlijn en Londen zijn te groot voor ons. Maar waarom zouden we de bestaande contacten met andere Europese steden niet verder aanhalen? Zaanstad is een van de leidende steden rondom een klimaatprogramma in Europa. En dat netwerk gaan we gebruiken binnen Agenda Stad, ook voor andere onderwerpen. Het gaat om steden zoals Malmö, Antwerpen, Aberdeen en Hamburg.”

“Ik hoop op radicaliteit in de Challenge”

“Innovatie zit in ons DNA en in ons landschap, maar we moeten blijven investeren in nieuwe ideeën willen we overleven“, zegt Daan Roosegaarde van Studio Roosegaarde. “Ik hoop dat de Challenge Stad van de Toekomst een paar radicale voorstellen oplevert.”

Daan Roosegaarde is een bekend kunstenaar en innovator. Beroemde werken van hem zijn lichtgevend asfalt, een energie-opwekkende dansvloer, de jurk Intimacy die transparant kan worden bij opwinding, en een magnetisch veld dat de luchtvervuiling in Beijing aanpakt. Hij is ook gevraagd om de Afsluitdijk een extra dimensie te geven met licht en interactie. Hij heeft exposities gehad in onder meer het Rijksmuseum in Amsterdam, in het Britse Tate Modern en het nationale museum van Tokyo.

Wil je met je kunst iets bereiken?

“De wereld verandert gewoon. Als we denken dat alles bij het oude blijft en dat het vanzelf wel goed komt, veranderen we in een groot openluchtmuseum. Bovendien zouden we letterlijk verzuipen als we niets doen. Een belangrijk deel van Nederland ligt onder de zeewaterspiegel, maar niemand maakt zich daar erg druk over. Het is mooi om daar wel bij stil te staan en daarom maakte ik een licht kunstproject op het Museumplein in Amsterdam. Het blauwe licht gaf de illusie dat je onder water stond.

Zo zou Nederland eruit zien zonder waterwerken, het is een virtuele overstroming. Een soort droomlandschap, aan de ene kant poëtisch maar aan de andere kant ook een beetje eng. Hiermee zie je de kracht en de kwetsbaarheid van het landschap waarin jij en ik leven. Dat landschap geef ik vorm maar ik vind het ook mooi om naar een stukje verleden te verwijzen.”

Daan Roosegaarde heeft vele prijzen gewonnen. De laatste was dit jaar nog, als ‘Talent van het Jaar’. Voor de Stad van de Toekomst is hij gevraagd om voorzitter van de jury te zijn.

Wat vind je van de inzendingen voor de Stad van de Toekomst?

“Ik ga die pas bekijken na de sluitingsdatum op 8 juni. Ik kan wel zeggen dat onze studio dagelijks veel telefoontjes en e-mails binnenkrijgt van mensen die zeggen dat ze een goed idee hebben. Dat is allemaal prachtig maar het is ook goed dat er een bredere context is voor een idee, en daar is deze prijsvraag voor. Een goede overheid investeert in nieuwe ideeën om toekomstbestendig te zijn. Dat kunnen ze niet allemaal zelf verzinnen.

Ik hoop op radicaliteit. Dat er vernieuwende dingen worden bedacht waar ik zelf nog niet op gekomen ben. Zoals voor de toekomst van afval. Of de toekomst van mobiliteit. Of het gaat over energie, gezondheid of licht. De wereld verandert heel snel door de technische vernieuwing en doordat we steeds weer andere dingen verlangen.

De Challenge geeft een index van de mogelijkheden. Er wordt twintig keer tienduizend euro uitgereikt, plus consultancy van hoe je van idee naar uitvoering komt. Dus daar kunnen mensen echt wat mee. De twintig finalisten mogen bovendien meedoen aan de Urban Accelerator, die loopt van september 2015 tot maart 2016. Op 14 april 2016 staan de beste initiatieven op het podium tijdens de Innovatie-estafette 2016.”

Hoe ziet de stad er in de toekomst uit?

“De slimme stad gaat met name over de slimme mens. Hoe maken we ruimtes die handiger en poëtischer zijn? Dat kan met behulp van technologie. Je kunt bijvoorbeeld gaan nadenken hoe je energie kunt halen uit water, of dat je een Facebookplein maakt waar mensen elkaar in het echt ontmoeten, in plaats van achter hun iPhonescherm te zitten en op ‘like’ te klikken. De mogelijkheden zijn heel breed en ik wil daarin niet een voorkeur uitspreken. Dat zou ook zonde zijn voor de mensen die nog moeten insturen.

Van mij hoeft het echter geen app te zijn. Ik kijk persoonlijk liever naar ruimtelijke zaken, objecten, tastbare dingen waarin de virtuele wereld en de fysieke versmelten. Maar dan spreek ik puur voor mezelf. Uiteindelijk moet de volledige jury een beslissing nemen. Er zitten nog twee mensen in die kijken vanuit verschillende disciplines.

Ik weet dat er veel verborgen kapitaal is in Nederland. Op de universiteiten, binnen zzp’ers. Overal eigenlijk. Alleen die staan te ver af van de CEO’s en de ministers van ons land. Een goede prijsvraag kan daarbij helpen. Het zet ook een bepaalde toon en boodschap neer en helpt om dat ook weer concreet te maken. Mensen zijn geen belastingbetaler maar wereldburgers. Samen maken we de toekomstige wereld.”

Lees meer over de Challenge op www.challengestad.nl

Daan Roosegaarde in De Wereld Draait Door

“Voedsel en havengebied in Europees verband aanpakken”

“Ik vind het heel bijzonder hoeveel verschil er zit tussen bijvoorbeeld Rotterdam waar ik woon en Den Haag waar ik werk. Dat is het leuke aan Nederland, de verschillen zijn best groot”, zegt Hamit Karakus, directeur van Platform 31 en lid van de regiegroep van Agenda Stad. “Daarom kun je ook nooit een blauwdruk voor heel Nederland afgeven. Veranderingen moeten vanuit de regio komen, vanuit de bewoners die aangeven wat ze nodig hebben.”

Het kantoor van Platform 31 ligt in het Haagse Centraal Station. De ruimte oogt open en transparant, met veel natuurlijke materialen. “We willen open en eerlijk allerlei partijen met elkaar verbinden om kennis te delen”, vertelt Hamit Karakus. “We zijn onafhankelijk en hebben veel partners die interessant zijn voor Agenda Stad: ministeries, gemeenten, wetenschappelijke organisatie, coöperaties en marktpartijen. Daarnaast hebben we verbinding met de wetenschap en met Europa. Vanuit die positie kunnen we meehelpen de opgave van Agenda Stad te formuleren.”

Wat leeft er in de maatschappij?

“Wij hebben analyses gemaakt van alle gemeenteakkoorden om te kijken waar het naartoe gaat. We weten ook welke onderzoeken er zijn gedaan”, zegt Hamit Karakus. “Sommige vraagstukken kunnen we mogelijk beter in Europees verband aanpakken. Zo is voedsel en gezondheid een belangrijk thema. Wat gebeurt er met de voedselvoorziening als steden gaan groeien? Kunnen we ons voedsel wel blijven produceren? We hebben in Nederland het Voedingscentrum maar we hebben geen Europees voedingscentrum. Dat zou een thema kunnen zijn. Gezond voedsel kan veel problemen en druk op de gezondheidszorg voorkomen.

In dit stadium hoeven we niet al te concreet te zijn in de plannen, want dit zou het proces belemmeren. Laat de ideeën maar gewoon komen en laten we het onderzoeken met de relevante partijen en er over nadenken. Wat betekent prijsverlaging van gezond voedsel in de keten? Je moet het er in internationaal of Europees verband over hebben want ons voedsel komt overal vandaan.

Ook op het gebied van havens, zouden we verder na moeten denken. Ik zou graag een keer om de tafel zitten met de havensteden van Europa. Hoe kunnen we zorgen dat de havens in Europa concurrerend blijven in de wereld? Laten we de krachten bundelen tegen de havens die opkomen in Dubai en China. Misschien kunnen de Europese havens intensiever samenwerken of fuseren. Uiteindelijk denk ik dat als het goed gaat met de Europese havens, dat het ook goed gaat met Nederland.

In de havens zitten veel mkb-bedrijven die belangrijke werkgevers zijn. We moeten sowieso meer ondernemers krijgen in Nederland. Je wordt wel opgeleid tot loodgieter, timmerman of jurist maar niet als ondernemer. Stel dat we kinderen helpen om ondernemer te worden, wat zou dat voor Nederland betekenen? Of dat we ze helpen bij bepaalde belemmeringen, zoals acquisitie bijvoorbeeld? Dat zou geweldig zijn want dan kunnen ondernemers zich concentreren op waar ze goed in zijn.”

Zijn er interessante lessen te leren uit het buitenland?

“We moeten onszelf niet onderschatten. Uiteraard zijn er interessante voorbeelden in het buitenland, alleen kun je die nooit één op één overnemen. En wij hebben ook interessante projecten voor het buitenland. Zoals het programma Energiesprong dat wij voor minister Blok coördineren, dat vindt Frankrijk heel interessant. Dat je mensen stimuleert om ‘nul op de meter’ te krijgen. En dat je de besparing op de energierekening kunt gebruiken om de financiering rond te krijgen voor het opknappen van je woning. Dat is een hele interessante business case. Ook wij hebben goede voorbeelden waar we mee te koop mogen lopen.

Maar naar het buitenland kijkend, kan ik zeggen dat ik drie weken geleden in Istanbul was. Je ziet daar hoe snel grote steden kunnen groeien. Istanbul is in twintig jaar gegroeid van 5 miljoen inwoners naar 20 miljoen. Dat betekent nogal wat als je zo snel groeit. De infrastructuur is er niet op ingericht. Er is een enorme groei van auto’s met de nodige luchtvervuiling. Er is behoefte aan vergroening, aan stedenbouwkundige oplossingen en aan drinkwater. Het is de vraag of je zomers nog drinkwater hebt want men is afhankelijk van de meren en van de weersomstandigheden. Twintig miljoen mensen hebben dan water nodig, terwijl de waterleiding bijna dertig procent verliest, want de ondergrondse infrastructuur is niet modern.

Men is begonnen met het verduurzamen van woningen, maar dit gaat te langzaam en de nieuwbouw is nog niet eens duurzaam. Dan moet je als stad zeggen: stop! Vanaf nu gaan we alleen nog duurzaam bouwen. De urgentie wordt wel gevoeld maar de kennis over de aanpak ontbreekt. Bovendien loopt men bij de uitvoering van oplossingen vaak tegen het feit aan dat veel grond in particulier bezit is.

Wat we hiervan kunnen leren is dat het belangrijk is om op tijd op nieuwe ontwikkelingen in te spelen.”

Hoe ziet de ideale stad er uit?

“Het gaat om prettig wonen en leven en dat is voor mij heel simpel. Als je in een stad geboren bent dan moet je daar kunnen blijven wonen als je wilt. Ook als je carrière wilt maken. Werk is de belangrijkste reden waarom mensen de stad verlaten. De stad is in mijn beeld niet begrensd tot bijvoorbeeld Den Haag, Rotterdam of Amsterdam. Voor mij is de stad meer een metropoolgebied waarin verschillende steden liggen en waarin afstanden gemakkelijk te bereizen zijn met het openbaar vervoer. In de ideale stad is er een gezond leefklimaat, een goede arbeidsmarkt en er zijn goede voorzieningen zoals theaters, vervoer en scholen.”

“In de stad komt alles samen’

De Groene Zaak bundelt de inzet van meer dan 200 bedrijven, van multinationals, banken en investeerders tot nutsbedrijven en start-ups, die actief zijn voor een duurzame economie. Marga Hoek, directeur, vraagt mensen het hemd van het lijf. “Dus de aanleiding voor Agenda Stad was een rapport van de OECD waarin staat dat onze steden het niet goed doen op concurrentiekracht. En nu blijkt uit de CPB en PBL studie dat het wel meevalt? We gaan toch niet op onze lauweren rusten hè? Het bedrijfsleven denkt altijd: ‘Wat zijn de indicatoren voor onze concurrentiekracht, wat doen onze concurrenten beter, hoe kan ik beter worden dan de concurrent’. Als je op je lauweren rust ben je weg. De insteek moet nooit zijn ‘het valt wel mee’, de insteek is ‘hoe kan het beter’!”

Zo zet Marga de toon van het interview. Duurzaam en ondernemen zijn haar passies en de wereld zal dat weten. Want de wereld, dat is in het gedigitaliseerde tijdperk waarin we leven het toneel. Ze vraagt of dat voldoende in Agenda Stad wordt geborgd. “Er is heel veel mogelijk. Er zijn voor overheden op allerlei niveaus instrumenten om duurzaamheid en circulariteit handen en voeten te geven. In het rapport ‘govs go circular’ zijn best practices van over de hele wereld verzameld.”

Er is vanuit het buitenland veel aandacht voor het rapport. Veel buitenlandse bedrijven en steden hebben nieuwe casussen aangeleverd. In Nederland? Tsja, daar merkt ze nog te veel de houding ‘we doen het toch al best goed?’. Marga klinkt gepassioneerd. Het mag van haar wel een tandje ambitieuzer. Als overheden duidelijke doelen en ambities stellen, dan ontstaat er een markt naar innovatieve producten en diensten. Daar vaart het bedrijfsleven wel bij. En kijken naar buitenlandse best practices, met de bedoeling om ervan te leren voor de lokale context, dat mag ook wel wat meer. Dat is toch onze handelsgeest, dat is een van onze krachten, die moeten we meer gaan inzetten!

Er gaan andere ontwerpprincipes gelden voor onze steden. We hechten aan ruimte binnen de stad. Ze voorziet wereldwijd steeds meer aandacht voor verticale uitbreiding in plaats van horizontale uitbreiding, voor stedelijke landbouw en de transformatie van mobiliteit. Er komen ook nieuwe economische sturingsprincipes.

De stad als een plek waar alles samenkomt, de problemen en de oplossingen. Dat is een gedachte die Marga koestert. De antwoorden op de grote maatschappelijke problemen kunnen door steden worden gegeven. Ook ligt binnen de steden het focuspunt van wat ze de transformatieve krachten noemt: ICT en technologische innovatie. Je kunt het ook de disruptiegolf noemen. Steden gaan een cruciale rol vervullen als intelligent ICT systeem; als verbinder van innovatieve oplossingen, in plaats van als probleemveroorzaker. Positieve impact business, daar gaan we naar toe. Waarbij ondernemen goed is voor het milieu en de mensen, onze wereld een stukje mooier maakt. Daar moeten steden ook naar toe.

 

Dit artikel is eerder gepubliceerd in het online magazine destadvandetoekomstbesturen.nl

“Meer samenwerking en een nieuwe rol voor de overheid”

“Waar het gaat om stedelijke ontwikkeling, zijn we echt in een nieuwe fase beland,” stelt Gerdo van Grootheest, wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling, Ruimte en Milieu in Maastricht. De tijd waarin de (gemeentelijke) overheid en enkele grote ontwikkelaars bepaalden wat er in een stad gebeurde en waar er gebouwd werd, is voorbij. Voor de stad van de toekomst voorspelt hij meer samenwerking binnen en tussen steden en een beduidend andere rol voor de overheid.

“Dat er sprake is van een transitie is met name manifest geworden tijdens de crisis, maar daar zitten naar mijn mening andere ontwikkelingen onder. Die crisis gaat weer over. Maar de de demografische situatie is bijvoorbeeld veranderd. De grote groei is er op een aantal plekken echt uit. Dat heeft enorme consequenties voor hoe je met je stedelijke ontwikkeling omgaat. Maar misschien nog wel de meest opvallende ontwikkeling, is dat de ‘makers van de stad’ en de bewoners van de stad steeds meer invloed willen op hoe we onze steden inrichten.”

Merkt u dat uw rol daarmee verandert, of veranderd is?

“Ja, absoluut. Vroeger legden we in de gemeentelijke ruimtelijke plannen bijvoorbeeld echt op detailniveau vast wat er de komende jaren gebouwd moest worden en waar. Dat doen we niet meer. In plaats daarvan zoeken we samenwerking. Dat doen we bijvoorbeeld in het Maastricht-LAB, een door de gemeente opgerichte proeftuin voor nieuwe stadsontwikkeling. Daarin experimenteren we en werken we samen met allerlei partijen die de stad maken: ontwikkelaars, architecten, financiers, kunstenaars en bewoners die met burgerinitiatieven komen. Samen voeren we ook het gesprek over die nieuwe  periode  waarin we terecht gekomen zijn. En inderdaad, daarin zie je een andere rol weggelegd voor de gemeente.”

Voor een aantal zaken blijft de overheid volgens van Grootheest onverminderd aan zet, zoals infrastructuur, culturele voorzieningen en groen- en waterstructuren. “Maar binnen dat raamwerk is er veel meer ruimte aan het ontstaan voor initiatieven van onderop en uit de stad. Neem bijvoorbeeld de herbestemming van leegstaand vastgoed, door dat anders te benaderen dan we als gemeente gewend waren, wordt het mogelijk om allerlei nieuwe initiatieven te faciliteren. Dat levert mooie dingen op. Als gemeente proberen we ook de organisatie zo goed mogelijk in te richten op die nieuwe rol, bijvoorbeeld via onze loketten: het maakt niet langer meer uit met welk initiatief je waar binnenkomt bij de gemeente, je kunt overal terecht. Dat betekent echt een kanteling van de organisatie, dat gaat met vallen en opstaan.”

Wat zijn daarbij volgens u de grootste uitdagingen?

“Ik zie verschillende vraagstukken ontstaan. Een uitdaging is bijvoorbeeld het omgaan met aanbestedingen. De aanbestedingsregels in Nederland zijn niet klaar voor de nieuwe periode waarin we beland zijn. In sommige gevallen kunnen we daardoor een opdracht bijvoorbeeld niet aan een mooi burgerinitiatief geven, terwijl we dat wel zouden willen.” Een ander aspect heeft te maken met mindset: “We vragen burgers om meer verantwoordelijkheid te nemen, maar schieten nog wel eens in de reflex ze dan ook te vertellen hoe ze dat moeten doen. Als je mensen vraagt om zaken op te pakken, moet je natuurlijk ook het lef hebben om die verantwoordelijkheid uit handen te geven.”

Wat verwacht u van Agenda Stad?

“Wat ik heel erg hoop is dat Agenda Stad een dialoog op gang brengt. Dat klinkt misschien logisch, maar het ontbreekt daar nog wel eens aan. En er is genoeg te bespreken: hoe verandert de rol van de Rijksoverheid en van de gemeenten in Nederland, waar willen we naartoe en waar lopen we tegenaan? We hebben de neiging te denken vanuit systemen, wetten en regelingen. De uitdaging wordt om die bestaande uitgangspunten los te laten.”