Hoe de stad de agenda bestormde
Sinds de Miljoenennota van 2015 is Agenda Stad officieel van start gegaan. Maar daarvoor ging er al een heel proces aan vooraf. Hoe begon het allemaal? Vier mensen van het eerste uur vertellen.
Het startte allemaal als een zoektocht, vertelt Mark Frequin, destijds DG bij het ministerie van BZK, nu bij IenM. Het was 2013 en in de Haagse arena was niet veel aandacht meer voor de stad. Na eerder het Grote Stedenbeleid (GSB) was ook onlangs de Krachtwijkenaanpak stopgezet. Frequin: “De achterstandswijken zijn plekken waar maatschappelijke onrust ontstaat. Ik heb een tijdje gezocht hoe we daarmee verder konden gaan. Het was duidelijk dat het kabinet er niet meer mee verder wilde.” Maar daarmee was het vraagstuk van concentratie van sociale problemen in de stad niet van tafel.
Er speelde van alles met betrekking tot nieuwe gemeentelijke herindeling. “Wat toen bij mij opkwam was dat de stad de plek is waar het gebeurt – het hart van de economie. Hier wordt het geld grotendeels verdiend”, aldus Frequin. “Toen ontstond het idee om die dingen te combineren. Focus niet op de problemen die er zijn, maar op de kansen. Begin niet met kijken naar de grenzen van gemeenten, maar kijk met welke partijen je samen dingen kunt oppakken. Opgeteld is dat een beweging geworden. Ik heb toen mensen opgezocht, en mensen zochten mij op, die er energie in willen stoppen. Wat kunnen we doen om de kracht van de stad beter te benutten en daarmee impliciet vraagstukken aan te pakken.”
Kracht van het netwerk
Een van de mensen die Frequin opzocht, was Bernard ter Haar, DG bij het ministerie van SZW en later ook lid van de regiegroep. Die reageerde niet meteen enthousiast. “Bij ons heerste eerst scepsis. We waren enorm druk met de implementatie van de decentralisatie en dit bracht nog meer druk met zich mee. Tegelijk was ik erg nieuwsgierig. Aan de toekomst van de stad als economische motor, zit ook een sociale kant aan. De trek naar de steden brengt ook een concentratie van sociale problemen met zich mee. SZW moest er dus wel bij.”
Ook Aldert de Vries, strategisch adviseur bij BZK en nu werkzaam bij de gemeente Utrecht werd erbij gevraagd. “Wij sprongen in het gat dat ontstond tussen wetenschap en de stadmakers aan de ene kant en de politiek aan de andere kant. Waar de politiek geen aandacht voor de stad had, onderstreepte de wetenschap steeds meer het belang van de stad. In de steden groeide een zelfbewustzijn, dat vorm kreeg in de beweging van stadmakers. Omdat voorzieningen door de crisis onder druk stonden, zijn toen mensen opgestaan die zelf vormgaven aan de stad. Denk aan de Stadlabs en bewegingen als Pakhuis De Zwijger.”
Die bewegingen werden ingezet in het netwerk dat ontstond rond Frequin. “De kracht zat in het begin vooral in dat netwerk. Mensen als Maarten Schurink en Sadik Harchaoui hebben er veel energie in gestoken. De gedachte erachter was dat we vraagstukken van de stad op de agenda zetten, en tegelijk nieuwe manieren ontwikkelden om hier mee aan de slag te gaan.” Maarten Schurink, die toen als gemeentesecretaris van Utrecht betrokken was, vertelt. “Ik ben erbij gehaald door Mark Frequin. Net als hij geloofde ik in multi-level governance en het redeneren vanuit publieke waarden om mooie resultaten te bereiken, waar we eerder niet slaagden. Traditioneel werken we aan maatschappelijke opgaven met de scheiding van provincies, Rijk en gemeenten. Dat moet anders. In plaats van dat iedereen zijn eigen agenda bepaalt, en deze agenda’s dan vanuit ieders eigen belang bij elkaar moeten komen, halen we de agenda samen op. Het doel was om het anders aan te pakken: een nieuwe samenwerking te vormen en de bestaande verkokering van Rijk en steden te doorbreken.”
Agenda van de stad
En zo ontstond de naam ‘Agenda Stad’. Frequin: “Het woord agenda is een relatief sterk woord dat duidelijk maakt dat het gaat om iets belangrijks. Tegelijk is het een woord waaraan mensen zich niet storen als je iets op de agenda zet.” De naam paste ook bij het contact dat Frequin had met collega’s in Europa. Meerdere landen bleken met deze vraagstukken rond te lopen. Overal was men bezig met de stad. “Het kwam goed uit om dit te delen met Europese Commissie. Zo kwam er ook in Europa steeds meer aandacht voor regio’s en steden.”
In eigen land was de politieke aandacht nog beperkt. Afgesproken werd een European Urban Agenda te maken. Minister Blok was nog niet heel enthousiast. De stad is immers niet van het Rijk. “Maar juist in de stad komen krachten samen, juist daar zoeken we samen naar oplossingen”, vertelt Frequin. “Ik kreeg daarom wel ruimte van de minister om ermee aan de slag te gaan. De beweging werd steeds groter. En toen ineens, in september 2014, kwamen we op de politieke agenda in de Miljoenennota 2015. Van een zoektocht met gelijkgestemden kwam Agenda Stad nu in een fase dat er ook geleverd moest worden.” Het belangrijkste argument om in die Miljoenennota te komen was de wetenschappelijke onderbouwing, stelt De Vries. “We schakelden studies in, zoals die van het planbureau, om de discussie over het economisch belang van de stad aan te zwengelen.”
Multidisciplinaire aanpak
Na de Miljoenennota werd Agenda Stad politieker en bestuurlijker, waar het daarvoor meer een stadmakersbeweging was, aldus De Vries. “Na de publicatie van de Miljoenennota ging het kabinet vraagstukken adresseren en ontstond een politiek frame. We hebben toen verschillende allianties gesmeed met de wetenschap, maatschappelijke initiatieven en bestuurders. Dat leidde uiteindelijk tot de uitvraag die we vanuit BZK deden richting de steden. En zo verschoof de aandacht steeds meer richting dat derde spoor.”
In de loop van 2015 kregen de allianties tussen steden, Rijk en andere partners een naam: City Deals. De Vries was de bedenker van deze term en haalde zijn inspiratie op in Engeland. “Er was een bepaalde druk op nationaal niveau ontstaan dat Agenda Stad in de politieke frame toch weer vooral van bovenaf plaatsvond, terwijl juist het idee was dat de steden het zelf moeten doen. Daar moesten we een samenwerkingsvorm voor bedenken. Ik vond ‘City Deal’ een aansprekende term voor wat we aan het doen waren. Het impliceert dat we een nieuwe overeenkomst aangaan, het past tegelijk een beetje bij de werkwijze van de Green Deals, en appelleert aan de Engelse variant waarin verantwoordelijkheden aan steden worden overgedragen.”
Het multidisciplinaire model van de City Deals om stedelijke knelpunten bottom-up te benaderen, sprak Ter Haar meteen aan. “We maken te veel beleid vanuit Den Haag. In het veld worden de knelpunten gesignaleerd, dus daar is ook de beste kennis voor oplossingen. Groot nadeel is dat iedereen zijn eigen wiel uitvindt. Daarom is het van belang dat deze aanpak een gezamenlijke aanpak wordt. Dat dit werkt, zie je nu bijvoorbeeld in de City Deal Inclusieve Stad.”
Grootste successen
Anno 2017 staat Agenda Stad goed op de kaart. Achttien City Deals zijn gesloten, waarvan twee al succesvol zijn afgerond. Meer dan 100 steden zijn betrokken, samen met acht ministeries, waterschappen en provincies en talloze partners uit maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, wetenschap en onderwijs. De werkwijze van de City Deals staat bovendien in het nieuwe regeerakkoord.
Ter Haar had in het begin nog zijn twijfels of het zou lukken. “Kunnen gemeenten echt zelf met thema’s komen om aan te werken? Worden het geen claimlijstjes richting Den Haag? Het was de bedoeling dat de molen ging draaien en ze vanuit eigen verantwoordelijkheid samen met kennis en expertise uit Den Haag de thema’s door ontwikkelen. Als ik nu kijk is dat grosso modo bij de City Deals gelukt. Het model is echt opgepikt.” De Vries noemt het zelfbewustzijn dat is ontstaan bij steden het grootste succes van Agenda Stad. “Op sommige fronten is veel meer begrip gekomen tussen Rijk en steden. Een goed voorbeeld is te zien in de City Deal De Inclusieve Stad. Nadat in het begin de twee partijen tegenover elkaar stonden, wordt er nu samengewerkt om zaken in het sociaal domein te verbeteren.”
Frequin zelf vindt juist het feit dat mensen uit verschillende organisaties en bedrijven elkaar opzoeken en vraagstukken oppakken de grootste winst. “Je begint niet met wat niet kan maar met wat je wilt aanpakken. Niet lullen maar poetsen. Het is een manier van werken die past bij deze tijd. We komen elkaar in de stad tegen. Die is van ons allemaal.”
Laat een reactie achter