Nederland als aantrekkelijke stad
Hoe zorg je ervoor dat je stad een interessante en leuke plek voor bewoners én bezoekers blijft? Op de Dag van de Stad organiseerde Jos Vranken van NBTC Holland Marketing de sessie ‘Holland City’. Hoe zorg je voor een (be)leefbare stad; ook in 2030?
Wie Den Haag binnenrijdt kan het niet ontgaan. Ook op de ringweg aan de oostkant van Utrecht zie je het. De Stijl van Mondriaan is dit jaar overal aanwezig in ons land. Ook op opvallende gebouwen in de steden. Dit jaar is het namelijk 100 jaar geleden dat de Nederlandse kunstbeweging De Stijl werd opgericht, en verschillende steden organiseren evenementen en tentoonstellingen.
Het komt uit de koker van Jos Vranken, directeur van NBTC Holland Marketing. Op basis van een heldere positionering van steden en streken enerzijds en grensoverschrijdende, thematische samenwerkingen anderzijds worden gasten verleid om van gebaande paden af te gaan. Dit versterkt het regionale verdienvermogen, draagt bij aan de vitaliteit van steden en kernen en het ontlasten van hotspots. Met zijn sessie ‘Holland City’ vertelt hij meer over hoe je een aantrekkelijke stad wordt en blijft.
Wat houdt dat eigenlijk in, een Aantrekkelijke Stad worden?
“Hoe zet je je stad zo neer dat je bezoekers trekt. Het borduurt voort op waar we als NBTC mee bezig zijn: de bezoekerseconomie, het toeristisch en zakelijk bezoek in en naar Nederland en de waarde die daaruit wordt gegenereerd. Het mondiale reisverkeer neemt enorm toe. Wereldwijd stijgt het inkomen van de middenklasse waardoor deze steeds meer de wereld in trekt. Daarnaast is er een relatief groot aanbod aan betaalbare mobiliteit. In 2015 waren er wereldwijd 1,2 miljard reizigers, ons land kende dat jaar 15 miljoen buitenlandse bezoekers. Volgens de prognose van de wereldtoerisme organisatie UNWTO zijn dat er in 2030 1,8 miljard. Als je dat projecteert op onze bestemmingen bestaat de reële kans dat we in 2030 er nog zo’n 8 miljoen buitenlandse bezoekers bij krijgen ten opzichte van 2015. Dat heeft natuurlijk een behoorlijke impact. Niets doen is geen optie. De druk op het stadscentrum van Amsterdam zal alleen maar toenemen, net als bij andere hotspots zoals bijvoorbeeld Kinderdijk. Enerzijds heb je dus kansen voor vele steden en streken, en anderzijds meer druk op de hoofdstad. Hoe kun je dit nu toekomstbestendig ontwikkelen? Daar hebben we dus ‘HollandCity’ als antwoord op; een metafoor als mechanisme om ruimte en richting te kunnen geven aan groei.”
Maar Nederland is toch geen stad?
“Nee, maar we kunnen wel denken als stad. Een groot deel van die miljoenen bezoekers komt uit steden, waar mensen een heel ander perspectief van reistijd hebben dan wij. Denk aan steden als Beijing, Tokio, New York. Als je het woon-werkverkeer van Beijing op ons land toepast, zit je zo aan de Belgische grens. Met dat perspectief als uitgangspunt willen we Nederland als stad neerzetten en hen verwelkomen. Het is een andere manier van kijken door gasten en samenwerkingspartners die veel verder gaat dan nu het geval is. HollandCity verleidt om van het gebaande pad af te gaan. We spelen met de metafoor stad.”
Wat houdt het Holland City in?
“Het bestaat uit twee bewegingen. Het is enerzijds een strategie om de bezoekersstromen te spreiden over Nederland en regionale verdienkracht te versterken. Als we niks doen komen al die bezoekers allemaal op hetzelfde moment naar dezelfde plekken. Aan de andere kant is het tegelijk een aanjager om de optimale waarde uit mondiaal reisverkeer voor ons land te realiseren.”
Kun je een voorbeeld geven van hoe dat in de praktijk er uit zou zien?
“Kijk naar het Van Gogh verhaal dat we hebben opgezet. Het Van Gogh museum in Amsterdam kent een groot en groeiend aantal bezoekers. Haast niemand weet dat het Kroller-Muller Museum op de Veluwe ook een mooie collectie van Van Gogh heeft, en dat er in Brabant veel van zijn erfgoed te vinden is, waar hij is geboren en opgroeide. Door deze dingen te combineren zie je dat gasten uit Japan nu ook richting Veluwe gaan en te vinden zijn in de dorpen Nuenen en Zundert. Dat is een interessante ontwikkeling.”
Zelf heb je zoiets ook gedaan met het Mondriaan jaar toch?
“Ja. We hebben toen negentien plekken geselecteerd die iets te maken hebben met De Stijl en ervoor gezorgd dat ze wilden investeren om samen een aantrekkelijk aanbod te creëren. Elke deelnemer, stad of dorp, deed dat vanuit de eigen kracht, en ze waren complementair aan elkaar. Samen vorm je zo een kritische massa, waarmee je dan het internationale podium bereikt. Als individuele deelnemer zou je dat nooit lukken. En zo zie je ineens het museum in Drachten in de New York Times terugkomen.”
Wat heeft die Mondriaan-samenwerking opgeleverd?
“Het jaar loopt nog natuurlijk dus de evaluatie over de bezoekers hebben we nog niet gedaan. Wel weten we dat de samenwerking circa 10 miljoen euro aan mediawaarde heeft opgeleverd. We zijn verschenen in gerenommeerde internationale kranten als de Guardian, el País en New York Times. We hebben bijvoorbeeld wel al van het museum in Drachten gehoord dat ze dit jaar bezoekers uit windstreken hebben ontvangen, die ze voorheen nooit zagen. En het mooie is, ook de Nederlandse zichtbaarheid en interesse groeien sterk als uitvloeisel van de internationale aandacht.”
Je hebt al die ‘Mondriaansteden’ mee weten te krijgen. Eigenlijk als een soort City Deal niet?
“Ik denk dat het een even weerbarstig proces is geweest. Maar dat is het waard. De kracht is enorm. Die schuilt vooral in het met elkaar formuleren van de ambities en het op het juiste abstractieniveau krijgen. Belangrijk is het om uit onderlinge concurrentiestrijd weg te blijven. Je moet eerst samen de bezoekerstaart vergroten, zodat je het daarna kunt verdelen en iedereen een groter stukje krijgt. De verschillende partijen waren bereid om die samenwerking op te zoeken. Wij fungeerden als een soort aanjager daarbij, als cement tussen de stenen. We moeten niet meer denken in bestuurlijke en geografische entiteiten. Die grenzen zijn helemaal niet belangrijk voor een bezoeker uit New York bijvoorbeeld. Die heeft geen flauw idee welke bestuurlijke grenzen er zijn. Samen een thema oppakken en wegblijven van die grenzen, en bijbehorende onderlinge concurrentiestrijd. Dat was en is de uitdaging.”
Laat een reactie achter