‘One-stop shop’ voor stedelijke aangelegenheden

Nicolaas Beets, speciaal gezant van de Europese Agenda Stad. Foto: Kick Smeets.

Hoe belangrijk kan een formaliteit zijn? Op de agenda van de Raad Algemene Zaken (RAZ) van 24 juni prijkt het Pact van Amsterdam als ‘hamerstuk’. Niet wereldschokkend? Volgens Nicolaas Beets, Nederlands speciaal gezant voor de Europese Agenda Stad, is de impact groot. Het is voor hem de kroon op een kleine driekwart jaar werken. ‘In 2016 zijn de steden aan boord van het Europese schip gekomen.’

Het Pact van Amsterdam werd aangenomen op 30 mei, tijdens de informele bijeenkomst van EU-ministers voor stedelijke aangelegenheden. Daarmee is het al vóór de RAZ een beklonken zaak. Zoiets is uitzonderlijk, vertelt Nicolaas Beets. Hij leidde vanaf oktober 2015 bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken het team dat namens EU-voorzitter Nederland het Pact voorbereidde. Hij was ook voorzitter van de Europese werkgroep waarin over het Pact werd onderhandeld.

Overkokende potjes

Hoe gaat dat normaal in de Europese besluitvorming? Beets: “Inhoudelijke werkgroepen met belanghebbenden en deskundigen zetten een potje met beleid op het vuur. Dat pruttelt een tijdje. Wat er uitkomt gaat langs een rits politieke raden met vertegenwoordigers van de lidstaten. Onopgeloste problemen koken telkens over naar een hoger niveau, tot aan de Raad van vakministers. Over de belangrijkste, meest ingewikkelde en gevoelige dossiers moeten de regeringsleiders het in de Europese Raad eens zien te worden.”

Het Pact van Amsterdam is zeker belangrijk, ingewikkeld en gevoelig. Maar de voorbereidende werkgroep had een unieke opzet. Er zaten stedenkoepels in, die samen alle Europese steden vertegenwoordigden, plus alle relevante Europese instellingen, zoals de Commissie, het Parlement en de Investeringsbank, én alle lidstaten. Dit geheel vormde de Urban Development Group (UDG) en bestond uit 38 partijen. Erg veel, maar juist zo kon de werkgroep 2 sporen tegelijk volgen: inhoudelijk én politiek-procedureel. Met als resultaat het hamerstuk voor eind juni.

eu-urban-agenda-12

Grote, bonte container

Toch ging niet alles vanzelf. Beets schetst het brede perspectief van de Europese Agenda Stad (EAS), waarvan het Pact van Amsterdam een uitvloeisel is. “Sinds de EG in 1958 ontstond, is met elke groeispurt de diversiteit binnen Europa toegenomen. In 1992 was dat aanleiding het Comité van de Regio’s op te richten. De steden kwamen in beeld in 1997, toen Nederland, ook destijds EU-voorzitter, erover begon. Het zijn de plaatsen waar de grote uitdagingen spelen. Steden hebben voortdurend te maken met Europees beleid, maar kunnen dat niet beïnvloeden.”

“Inmiddels hebben we al ruim 15 jaar een informele bijeenkomst van ministers voor stedelijke aangelegenheden. In 2014 besloot de Raad onder Italiaans voorzitterschap dat de EAS er moest komen. Belangrijk was de Verklaring van Riga in 2015. Daarin werd ook duidelijk neergelegd dat de EAS geen speeltje mocht worden van West-Europese grote steden. Kleine en middelgrote steden in de rest van Europa moesten evengoed kunnen aanhaken. Zo kregen we Oost-Europa mee.”

“Ondertussen gaf iedereen een eigen invulling aan die EAS. Er waren een paar belangrijke randvoorwaarden: geen nieuwe regelgeving of instituties erbij en geen extra geld. De lidstaten begonnen weer naar Nederland te kijken. Wij moesten in 2016 als EU-voorzitter met een doorbraak komen. Dat werd mijn opdracht. Maar toen ik afgelopen najaar begon, trok ik een grote, bonte container open waar alleen losse ideeën in bleken te zitten. Plus van alles wat niet mocht.”

Strikte deadline

De speciaal gezant zette meteen druk op het ontwerp van het Pact. In december werden de betrokken Nederlandse ministeries het eens over een voorstel. Dat ging naar Brussel met een strikte deadline: op 15 januari om 17 uur precies moesten alle 38 reacties binnen zijn. “En verdraaid, van 35 partijen kregen we keurig op tijd input. De Nederlandse inbreng stemden we af met onze ‘eigen’ gemeenten, provincies en waterschappen. Toen hadden we echt in beeld hoe verschillend het speelveld was!”

Een team van 7 mensen verwerkte de reacties in een nieuwe tekst. “Het resulterende Pact is voor 25% Nederlands, de rest is van de andere partijen. In een paar maanden ging de zaak gladjes langs de UDG en de Commissie. Op 18 mei verstreek de deadline voor bezwaren op het rondgestuurde pakket en kon het Pact naar de drukker.”

Minister Plasterk houdt het Pact van Amsterdam omhoog. Foto: Martijn Beekman

En zo hield minister Plasterk op 30 mei trots een exemplaar omhoog. Het Pact van Amsterdam was aangenomen. Wat is er bereikt als de RAZ het op 24 juni afhamert? “Dan treedt het Pact in werking en hoort het officieel bij de Europese inventaris. De impact is groot. De EU gaat zich niet méér met steden bemoeien. Het is omgekeerd. Steden krijgen meer invloed op EU-beleid en betere toegang tot fondsen en kennis. Europa heeft bij de Commissie een ‘one-stop shop’ voor stedelijke aangelegenheden. Dat is een enorme winst.”

Cruciaal zijn de partnerschappen. Die kunnen vanaf nu laten zien dat het Pact werkt. Ze verbinden steden, lidstaten, instellingen en netwerken. Uiteindelijk moeten ze de hele EU op alle bestuursniveaus omspannen. Beets is optimistisch: “Dat Pact is er uiteindelijk sneller gekomen dan iedereen dacht. En de diepte van de discussie in Europa verrast me elke keer. Het Pact leeft, dat merk ik overal in de EU waar ik kom.”

Steden aan boord

“We moeten er hard aan werken, maar het enthousiasme is er. Zelf blijf ik tot halverwege 2017, mijn mandaat als speciaal gezant is met een jaar verlengd. Bulgarije, dat na Slowakije, Malta en het Verenigd Koninkrijk aan de beurt is als EU-voorzitter, komt binnenkort al in Nederland praten.”

“In oktober presenteren we op de Habitat Conferentie in Ecuador aan de rest van de wereld wat we in Europa doen. Want dat past in een trend. Steden ontwikkelen zich tot internationale hotspots. Het Pact van Amsterdam is op deze weg een mijlpaal. Ik denk dat 2016 de geschiedenis ingaat als het jaar dat de steden aan boord van het Europese schip zijn gekomen.”

Dit interview is eerder gepubliceerd op de website van het Nederlandse EU-voorzitterschap.

‘Een open en aantrekkelijk Nederland voor buitenlandse ondernemers’

David van Traa. directeur Amsterdam Expatcenter. foto: Pieter Verbeek
David van Traa. directeur Amsterdam Expatcenter. foto: Pieter Verbeek

Ambitieuze buitenlandse ondernemers die zich in Nederland willen vestigen, moeten ruim baan krijgen. Nu nog lopen ze tegen regelgeving en informatievoorziening aan die niet bepaald uitnodigend zijn. De City Deal ‘Warm welkom voor talent, die afgelopen april is ondertekend, wil daar verandering in brengen. Trekker van deze samenwerking tussen gemeenten, Rijk en bedrijfsleven en andere partners is David van Traa, directeur van het Expatcenter Amsterdam Area.

Innovatieve buitenlandse ondernemers zijn belangrijk voor de economie en het creëren van nieuwe banen. Wereldwijd moet het Nederlandse profiel voor het welkom heten van talentvolle ondernemers buiten de EU ‘best of class’ zijn. De gemeenten Amsterdam, Groningen, Den Haag en Eindhoven gaan daarvoor nauw samenwerken met de ministeries van EZ, SZW, VenJ en OCW en een aantal belangrijke partners waaronder het Expatcenter Amsterdam Area, RVO, IND , VNO-NCW en verschillende externe experts, accelerators, incubators en ambitieuze ondernemers.

Wat maakt Nederland zo aantrekkelijk voor buitenlandse ondernemers?
“Er zijn verschillende redenen. De kwaliteit van het leven is hier hoog, de fysieke en digitale infrastructuur goed en we hebben een hoogopgeleide, meertalige beroepsbevolking. Voor veel buitenlandse ondernemers is Nederland een hele goede gateway voor de rest van Europa. We zijn ook een goede testmarkt voor veel bedrijven. Bovendien is onze volksaard over het algemeen pragmatisch en flexibel en open vergeleken met andere landen. Dit alles bepaalt ons aantrekkelijke vestigingsklimaat voor grote internationale ondernemingen. Zij vormen een grote bron van werkgelegenheid voor ons land. Maar Nederland is natuurlijk ook aantrekkelijk voor kleinere ondernemers van over de grens. Juist zij brengen vaak de nodige vernieuwing en innovatie met zich mee. Juist voor hen moeten we meer ruimte bieden om zich te vestigen in Nederland.”

Want dat is dus lastig. Waar lopen ze eigenlijk precies tegenaan?
“De regels waar kleinere ondernemers tegenaan lopen sluiten niet aan op de praktijk. Als je naar Nederland komt, moet je een verblijfsvergunning en een werkvergunning aanvragen bij de IND. Die vraagt om een zeer uitgebreid ondernemingsplan, wat vervolgens doorgestuurd wordt naar RVO, die het toetsen aan de hand van een puntentelling. Die puntentelling is gemaakt om het succes van een ondernemer in te kunnen schatten, maar de wereld van ondernemen is de afgelopen jaren razendsnel veranderd. Investeerders vragen tegenwoordig niet meer om een uitgebreid business plan, maar willen juist je track record, je netwerk en je doorzettingsvermogen zien. De huidige regeling is sterk gericht de arbeidsmarkt en markt van vroeger. Je kwam je hier vestigen met een fabriek of bedrijf, maar dat is nu anders. Nieuwe en moderne bedrijfsvormen passen niet goed meer in dit toetsingskader. Wat doe je bijvoorbeeld met een kunstenaar die af en toe grote klussen voor het bedrijfsleven doet en soms ook autonoom werk maakt? Vaak is het voor succes vooral doorslaggevend of je beschikt over goede relaties en netwerk.”

Wat maakt het moeilijk precies?
“Innovatieve ondernemers die zich hier komen vestigen willen hun time-to-market zo kort mogelijk hebben. Dat is voor hen heel belangrijk. Nu moeten ze eerst een verhaal schrijven, vier tot zes maanden wachten en zeker 1200 euro uitgeven. Zonder te weten of ze kans hebben om zich hier te mogen vestigen of niet. Je wilt hoogwaardige creatieve ondernemers hier zo snel mogelijk een kans geven en niet blokkeren met regelgeving.”

Moeten we dus inzetten op wijziging van de wet- en regelgeving?
In het begin van de City Deal hebben we daar naar gekeken. Maar het gaat verder dan de regels. Hoe ga je het organiseren? Hoe zorg je dat de overheid op een aantrekkelijke manier uitlegt welke stappen je moet doorlopen? Het moet ook meer tussen de oren komen. Tim Cook, de grote baas bij Apple, was onlangs in Amsterdam. Hij had het over de kansen van Europa. Daarbij gaat het volgens hem bijna altijd gaat om talentmigranten en het vermogen om open en aantrekkelijk te zijn voor die talenten. Het lijkt iets kleins maar het is tegelijk cruciaal om talent uit het buitenland aan te kunnen trekken. Of het nu gaat om grote bedrijven of ondernemers. Ze brengen groei en ontwikkeling met zich mee. Dit wordt echter in Nederland nog niet altijd zo gevoeld. In de stad voel je die kansen sterk..”

20130811-0499Nederland als één grote stad?
“Ja precies. Kijk maar naar ons land vanuit de ogen van buitenlandse ondernemers. Veel mensen uit het buitenland zien zelfs Delft als onderdeel van Amsterdam. Die realiteit moeten ook we ook in Nederland aanvaarden. We moeten meer met elkaar in verbinding komen. Het werkt toch veel sneller als je weet wie je kunt bellen. Het leuke van Agenda Stad is dat we, ondanks dat het niet gaat om het grootste probleem van de wereld, met elkaar ervoor kunnen zorgen dat we Nederland enorm kunnen laten voorstaan.. Met de kracht van de Rijksoverheid kun je nu eenmaal dingen veranderen. Steden kunnen daarbij dienen als voelsprieten, als aanjagers.”

We zeggen steeds hoe belangrijk creatieve ondernemers zijn voor de economie. Kun je daar een voorbeeld van geven?
“Een goed voorbeeld vind je hier in Amsterdam in de wijk Riekerpolder. Daar zie je de effecten van wat er gebeurt met een moeilijke wijk als jonge creatieve ondernemers zich er vestigen. De Riekerpolder was lange tijd vooral een bedrijvenpark met veel leegstand. Totdat in het voormalige IBM-gebouw een aantal creatieve start-ups zich kwamen vestigen, onder de naam B Amsterdam. En dat is enorm uitgegroeid. Er zijn nu weer plannen voor woningbouw in de Riekerpolder, omdat de mensen die er werken een betaalbare wijk willen hebben om te wonen, maar ook levendigheid zien. Mede dankzij de komst van deze ondernemers zie je nu ook in de gebieden ernaast, -Sloten en Nieuw-West-, allerlei nieuwe dingen ontstaan op het gebied van groei en innovatie.”

David van Traa. directeur Amsterdam Expatcenter. foto: Pieter Verbeek

David van Traa. directeur Amsterdam Expatcenter. foto: Pieter Verbeek

In welke fase zit de City Deal nu?
We gaan op zoek naar de klantreis. Waar lopen buitenlandse ondernemers allemaal tegenaan? De informatie halen we op via interviews met buitenlandse ondernemers, maar ook met accelerators en incubators, broedplaatsen van nieuwe bedrijvigheid. We willen die klantreis beter maken, gevoed door ervaring. En dat doen we door steeds te toetsen aan de werkelijkheid. Nu willen we vooral iedereen bij elkaar krijgen en zoveel mogelijk informatie verzamelen. Zodat er beter begrip voor elkaar ontstaat en we beter buiten onze eigen hokjes kunnen treden. Dat levert niet alleen interactie op, maar ook slimmere manieren van werken. Deze onderzoeksfase willen we voor de zomer klaar hebben. Daarna gaan we toetsen om dan eind van het jaar met verbetervoorstellen te komen. Maar we hebben niet in 2016 al een definitieve oplossing. Mijn persoonlijke hoop is dat vooral ook het proces wortel schiet. Liever zie ik voor nu commitment van alle betrokken partijen om samen tot een oplossing te komen. Het gaat namelijk niet alleen om de wet en regelgeving maar om de hele ervaring.”

‘Samenwerken markt, steden en Rijk leidt tot mooie oplossingen’

Het Nederlandse netwerk van middelgrote steden heeft een sterke uitgangspositie ten opzichte van miljoensteden als Londen en Parijs. Agenda Stad kan een belangrijke bijdrage leveren aan het versterken van dat netwerk, stelt Bart van Breukelen, voorzitter van de Neprom, de vereniging van professionele projectontwikkelaars. “Het wegnemen van praktische belemmeringen kan de boel versnellen.”

Nederlandse steden concurreren nog te veel onderling, en stellen niet altijd de goede prioriteiten, meent de Neprom in haar onlangs uitgebrachte visie ‘Ruimte maken voor het Nationaal Geluk.’ Het Rijk moet daarbij helpen en een voortrekkersrol vervullen in het aanjagen van verbindende infrastructuur als hoogwaardig OV, fietsinfrastructuur, autodeelplatforms en versterking van groenstructuren. Een goed ingerichte leefomgeving draagt namelijk, volgens de vereniging van projectontwikkelaar, bij aan het geluk van mensen, welvaart en welzijn, en is een stimulans voor onze economie.

Volgens jullie visie moeten we opschieten met het inrichten van de leefomgeving, en niet bijvoorbeeld wachten op de Omgevingsvisie. Waarom die haast?
Van Breukelen: “Daar zijn tweede redenen voor. Ten eerste dreigt de woningmarkt vast te lopen. Die draait eindelijk weer heel goed, maar tegelijkertijd loopt het aantal beschikbare woningen terug. We moeten dus snel met nieuwe locaties aan de slag, zodat we kunnen voorkomen dat die markt vastloopt. Ten tweede zijn er de maatschappelijke veranderingen waar we tegenaan lopen, zoals de demografische transitie, de energietransitie, de revoluties in mobiliteit en in informatie- en communicatie­technologie. We moeten met de verduurzaming van de huidige voorraad echt aan de slag. De Omgevingswet gaat in 2019 in, dat is weliswaar slechts over drie jaar maar er zijn nu eenmaal dossiers die een snelle oplossing nodig hebben. Zoals de leegloop in winkelgebieden. Dat is toch wel urgent. Gemeenten werken daar weliswaar aan, maar wel binnen de eigen mogelijkheden.”

Kunnen gemeenten het niet zelf oplossen?
“Wij denken dat er een goede beweging geweest is om de keuzes over de leefomgeving decentraal neer te leggen. Alleen is de optelsom van wat daaruit is gekomen niet voldoende gebleken. Het heeft niet het inspirerende beeld opgeleverd van waar Nederland naar toe zou moeten. Het Rijk zou op basis van het instrumentarium dat haar ten dienste staat, infrastructuur, mobiliteit, OV en groenstructuren, dat inspirerende beeld kunnen formuleren, juist nu er zulke belangrijke maatschappelijke veranderingen op stapel staan.  Wij denken bijvoorbeeld dat er kansen liggen in versterking van de infrastructuur en hoogfrequent OV tussen de grote steden om zo de internationale concurrentie van onze stedelijke gebieden te vergroten. Decentraal is prima, dat moeten we vooral blijven doen, maar er is net even wat meer nodig gegeven al die veranderingen en de hoge dichtheid die we nu eenmaal hebben in Nederland. Daar ligt een grotere rol voor het Rijk. Daarbij bedoelen we niet dat alles centraal van boven moet worden beslist maar dat het Rijk wel een helder kader schetst waarbinnen steden hun keuzes kunnen maken.”

Bouwen in Deventer flickr cc frans schouwenburg

Bouwen in de binnenstad van Deventer. Foto: Flickr Creative Commons/Frans Schouwburg.

En in dat kader is dus meer ruimte voor (her)ontwikkeling in de bestaande stedelijke gebieden in plaats van nieuwe buitenruimte gebruiken?
“Was het eerst een trend dat mensen een brede voorkeur hadden om de stad te verlaten, nu zien we dat juist jonge mensen bewust kiezen om in de stad te gaan wonen. Dat is goed nieuws. Dat brengt wel de belangrijke verantwoordelijkheid van overheid en markt met zich mee om het tempo te verhogen van het creëren van woonruimte. Anders kunnen de steden de druk niet aan. We denken niet dat er alleen binnen de stedelijke grenzen moet worden gebouwd, maar er ligt wel een duidelijke opgave. Als je te weinig doet om mensen aan de stad te binden gaat dat ten koste van grote en krachtige steden.”

Want die steden kunnen dus samen een krachtig netwerk vormen?
“Je ziet dat stedelijke regio’s veel belangrijker aan het worden zijn dan steden of zelfs landen. Als ze goed samenwerken zijn ze complementair aan elkaar. In Nederland hebben we bijvoorbeeld Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht. Het zijn steden met allemaal een eigen economie en cultuur. Als deze steden meer uitwisselen en samenwerken kunnen ze hun netwerken versterken. De Holland Metropool kan een gezonde internationale concurrentie aan, maar is daarnaast een geweldig gebied om te wonen en te werken. De steden doen er goed aan de kwaliteit van deze netwerkstad en de prachtige groenstructuren in het hart en aan de randen verder te versterken. De bereidheid is er misschien wel maar de gezamenlijke strategische agenda ontbreekt nog.”

Kan Agenda Stad een rol spelen bij de verdere herontwikkeling van steden?
“Ik vind het heel goed dat de Agenda Stad het belang van de steden zowel op nationaal als Europees vlak op de kaart zet. Er wordt in de Agenda Stad gewerkt aan het wegnemen van belemmeringen, dat is een goede zaak. Het kan de aanpak van de woningopgave in steden versnellen. De City Deals kunnen daar zeker aan bijdragen aan de huidige opgave. Neprom is in gesprek met de steden over hoe we de herontwikkeling kunnen opschalen. Vaak hebben we het als we het over herontwikkeling hebben vaak nog op het niveau van een individueel gebouw. Als je het breder bekijkt naar grotere binnenstedelijke gebieden kan het efficiënter.”

Hoe bedoel je?
“Ik denk dat vanuit de samenwerking tussen steden, marktpartijen en Rijk, zoals in de City Deals, er betere oplossingen kunnen ontstaan. Een goed voorbeeld vind ik de City Deal Binnenstedelijk Bouwen en Transformatie. Die biedt praktische manieren om belemmeringen onderling weg te nemen. Op het moment dat je gaat kijken naar grotere stedelijke gebieden ga je gezamenlijk kijken naar vragen als hoe krijg je het gefinancierd, hoe pakken we de sanering grootschalig aan? Als de markt, steden en Rijk samen naar zo’n vraagstuk kijken, ontstaat een mooie systematiek voor een oplossing.”

Staat jullie visie nu haaks op ‘Geef wonen de ruimte’ van de TU Delft en G32, waarbij de focus juist meer ligt op het verder bouwen in het buitengebied?
“Nee, we zitten niet in de tegengestelde richting van dat rapport. We hebben alleen een ander vertrekpunt. Die van ons is het stedelijk gebied. We geloven ook dat een deel van de woningopgave moet worden opgelost met nieuwe buitenwijken. Dat hebben we gemeen met de G32. Met onze visie wilden we een bijdrage leveren om de discussie te voeden. We wilden zelf neerzetten wat wij verstandig vinden, in plaats van alleen maar te reageren op anderen. Wij zetten in onze visie het belang van de stad wat sterker aan. Maar één ding is duidelijk, we moeten wat doen. Er is onvoldoende antwoord op de woningvraag. Schaarste dreigt.”

Verbouwing van het Stationsgebied Utrecht. Foto: Flickr Creative Commons/Franklin Heijnen.

Verbouwing van het Stationsgebied Utrecht. Foto: Flickr Creative Commons/Franklin Heijnen.

‘Stedelijk voedselbeleid moet mee in energie van het Milaan Pact’

De uitdaging van de City Deal Voedselbeleid is om de energie te pakken van het Milan Urban Food Policy Pact en zoeken wat het eigene is van Nederland. Dat stelt Henk Renting, onderzoeker duurzaam stedelijk voedselbeleid bij de stichting RUAF en één van de vormgevers  van het internationale voedselpact. Als expert was hij onlangs aanwezig op de heisessie van de City Deal Voedsel op de stedelijke agenda in Utrecht.

Wat bedoel je precies met het eigene van Nederland?
“We zijn natuurlijk een heel belangrijk ‘voedselland’ van landbouwkennis tot bedrijfsleven. Tegelijk kennen we ook specifieke problemen. Onze voedselproductie is bijvoorbeeld heel grootschalig, en onze landbouw is ontkoppeld van de stad. De uitdaging is om hier iets aan te veranderen.

Hoe koppel je die uitdaging aan steden die in deze City Deal het voortouw nemen?
“Ons huidige grootschalige voedselsysteem past bijvoorbeeld niet goed bij het lokaal afzetten van voedsel, wat de City Deal voor ogen heeft. Hoe raak je als steden daar meer op georiënteerd? Hoe krijg je als producent je klant weer meer dichtbij? Op de een of andere manier mist er logistiek naar de stad toe. Kijk bijvoorbeeld eens naar de tuinders die aan de rand van steden hun groenten en fruit verbouwen en dit niet lokaal verkopen in de stad maar alleen maar exporteren naar het buitenland. Er komen recent wel steeds meer lokale korte keten initiatieven, maar hoe kun je die uitbouwen en de juist balans vinden met grootschaliger afzetketens? Dit is echt een hiaat in de verbinding tussen stad en platteland. Het is een interessante uitdaging om die verbinding terug te vinden.”

4468359820_9dd63e636c_bMaar hoe?
“We moeten misschien meer gaan denken vanuit de consument. Hoe kunnen we die beïnvloeden en helpen om zijn ecologische footprint te verkleinen? Er is in ieder geval genoeg aandacht voor in Nederland. Thema’s als voedsel en gezondheid zijn erg actueel. Het consumentenbewustzijn is groot. Daar past het gedrag bij. Daarnaast kan ook de overheid met onder andere publieke inkoop bijdragen aan het versterken van markten voor duurzame producten in en rond de stad.”

Maar hoe kunnen we die verbinding met internationale pact zoeken?
“In de City Deal ‘Voedsel op de stedelijke agenda’ wordt gekeken naar samenwerking tussen overheden en met maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen. Omdat we in een team werken zijn er veel mogelijkheden om te verbinden in het netwerk aan steden. Daarbij moet ook de link naar het Milaan Urban Food Policy Pact worden gemaakt. De volgende stap van het Pact is het uitwisselen van best practices. Het zou heel interessant zijn om de Nederlandse City Deal te matchen met deze internationale netwerken, zodat je nieuwe ontwikkelingen en trends kunt uitwisselen en sneller kunt leren van ervaringen elders. Daarnaast kunnen we Milaan Pact-steden leren over Nederland en punten waar onze steden voorop lopen. Stichting RUAF speelt daar graag een rol in.”

Voedsel als vast thema op de stedelijke agenda. Is dat de nieuwe trend?
“Ja. Kijk maar internationaal hoeveel steden het Milaan Pact hebben opgepikt, nu meer dan 120 wereldwijd. Kijk ook naar alle huidige lobby om dit thema op de ‘Nieuwe Stedelijke Agenda’ te krijgen die in Oktober in Quito tijdens de Habitat III VN-conferentie zal worden gepresenteerd. Er ontstaat dus nu een punt dat we een bundeling gaan maken, dat de steden hun rol erkend willen zien en hun plaats aan de tafel claimen. Ook in Nederland.

Henk Renting van de stichting RUAF. Foto: Pieter Verbeek.

Henk Renting van de stichting RUAF. Foto: Pieter Verbeek.

Hoe belangrijk is deze City Deal volgens jou?
“We moeten echt in actie komen als je ziet hoe moeilijk het nu al is om de thema’s die we in de City Deal willen agenderen om te zetten in concrete uitvoeringsprogramma’s. We moeten nu inzetten op de bestuurlijke agenda’s vanuit de omslag van landbouw naar voedselbeleid. Het biedt perspectief dat Rijk en Provincie zich verbinden aan gemeenten. Wat zijn de ervaringen? Hoe kunnen we opschalen? Zijn er bepaalde lacunes, als het bijvoorbeeld gaat om kennis, innovatie. Is regelgeving een sta-in-de-weg? Kunnen we iets met regelgeving in het kader van de Europese Agenda Stad? Het helder krijgen van concrete afspraken is de inzet van deze City Deal. En daaruit kunnen we veel halen. Ik vond de heisessie die we recent hielden over de City Deal dan ook heel erg zinvol. We hebben vijf concrete thema’s geïdentificeerd waarmee we aan de slag willen na ondertekening.”

Een van de thema’s die heel actueel is, maar niet in de City Deal staan is voedselverspilling. Moet dat niet mee?
“Voedsel kun je heel breed aanvliegen, tegelijk moet je ook focussen. Je moet daarin zoeken naar goede balans. De ervaring leert dat je dit soort beleid van allerlei verschillende kanten kan aanvliegen. Je begint met bepaalde thema’s en verbreedt naar andere beleidsvelden. Je komt uit op een integrale manier van werken. Als je de thema’s aanpakt ontstaat er vanzelf energie om ook weer andere thema’s aan te pakken. En zo zal voedselverspilling ongetwijfeld ook worden meegenomen.”

Voedsel op de stedelijke agenda. ‘Dit thema doet er toe’

Froukje Idema van de gemeente Ede. Foto: Pieter Verbeek
Froukje Idema van de gemeente Ede. Foto: Pieter Verbeek

Voedsel staat in Ede al langer hoog op de gemeentelijke agenda. Met thema’s als voedseleducatie, korte ketens en foodnetwerk voor bedrijven is de Gelderse gemeente een van de voorlopers in Nederland. Kennis op het gebied van voedsel wordt ingezet om Ede economisch en sociaal-maatschappelijk te versterken. In Ede draagt voedsel bij aan ontmoeting en verbinding. Niet geheel onlogisch dus dat Froukje Idema, programmamanager Food bij de gemeente Ede, een van de trekkers is van de City Deal Voedsel op de stedelijke agenda, die nu in de maak is. We spraken haar kort na een heisessie vorige maand in Utrecht.

Hoe is deze City Deal precies ontstaan?
Het idee voor de City Deal Voedselbeleid werd voor het eerst gepitcht door de gemeente ’s Hertogenbosch op de werkconferentie van Agenda Stad vorig jaar. Het was toen al overduidelijk dat meerdere gemeenten bezig zijn met dit onderwerp. Om een succesvolle City Deal te kunnen sluiten, hebben daarom meerdere gemeenten in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse – en Economische zaken de handen ineen geslagen.”

Wat is de rol van Ede precies hierin?
“In Ede zijn we bezig onze integrale visie op voedsel in de praktijk te brengen. Het thema Food is al behoorlijk geïntegreerd in het gemeentelijk beleid. Daarom hebben wij de hand opgestoken voor een stukje van de organisatie rond de City Deal. Vanaf het begin zijn ’s Hertogenbosch, Utrecht, Groningen, Leeuwarden, Venlo, Oss en Helmond betrokken. Later zijn ook Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Almere aangesloten. Met ons allen vormen we een geweldige kopgroep.”

Waarom voedselbeleid?
“Eigenlijk was het bij de pitch meteen een herkenning voor alle partijen. Bij voedselbeleid is ook een duidelijke rol weggelegd voor de stad dan wel de stedelijke regio. Dit thema doet er toe en leeft bij een groot deel van de bevolking. Dat zie je bij alle partners. We hebben allemaal onze eigen invalshoeken vanuit de stedelijke praktijk. In Ede hebben we een duidelijke voedselvisie en werken we hard aan de lokale en regionale uitrol. Eigenlijk een City Deal in het klein, waarbij we samenwerken met verschillende gemeentelijke partners, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen. Bij de City Deal Voedselbeleid willen we de nationale voedselagenda van Economische Zaken voeden vanuit onze realiteit. We kunnen door kennisdeling en samenwerking nog veel meer bereiken. Niet alleen als gemeenten onderling maar ook met verschillende marktpartijen zoals een UMC en Wageningen UR en niet te vergeten de departementen. We merken dat er vanuit het Rijk een grote betrokkenheid is bij wat er allemaal in de stedelijke regio’s en steden op het gebied van voedsel gebeurt. En dat is ook nodig om helder te krijgen hoe de BV Nederland er op dit punt voor staat en waar nog winst valt te behalen!

Koeien buiten de stadsrand. Foto: Rob Poelenjee

Hoe is de samenwerking?
“Iedereen brengt nuttige kennis en expertise in. We hebben een verdeling gemaakt in de taken: een schrijfgroep, organisatiegroep, procesgroep; commitment in korte klappen. In vrij korte tijd hebben we met elkaar een opzet gemaakt vanuit ieders praktijkervaring. Behalve de gemeenschappelijke visie op voedselbeleid op de stedelijke agenda kijkt iedere gemeente uiteraard ook hoe de eigen stad kan profiteren. maar uiteindelijk doen we het met ons allen voor de BV Nederland. Dat besef hebben we. Net zoals de wetenschap dat we ten behoeve van een toekomstbestendig voedselbeleid zeker moeten aanhaken op Europees niveau.”

Het klinkt logisch dat Ede al verder is gevorderd met voedselkennis. Jullie gemeente ligt toch midden in FoodValley?
“Ja, wat deze regio uniek maakt is de directe aanwezigheid van de Wageningen UR en andere landelijk opererende kennisinstellingen. Er is van oudsher veel agrofoodbedrijvigheid in onze regio. Als regiostad dragen we bij aan de clustervorming op het gebied van gezond en duurzaam voedsel, door in te zetten op kennis en innovatie. Eén van de iconische dragers daarvan wordt het World Food Center. Dit kenniscentrum in ontwikkeling zorgt straks voor meer foodtoerisme en economische bedrijvigheid en daarmee de versterking van onze regio. Ook dit raakt de voedselagenda, in dit geval die van Ede.

Froukje Idema van de gemeente Ede. Foto: Pieter VerbeekBen je tevreden hoe het nu gaat met deze City Deal?
“We zijn een groep die gecommitteerd te werk gaat en daarbij goed samenwerkt. Er is focus op wat kan passen binnen de City Deal. De speerpunten hebben we onlangs op de heisessie geïnventariseerd. Behalve de gemeenten en rijksoverheid zijn daar ook andere marktpartijen bij aangesloten. Bijvoorbeeld de stichting RUAF die ook nauw betrokken is bij totstandkoming van de Milan Urban Food Pact. Het is het begin van het vervolg. We zijn een club die enthousiast is en gewoon samen aan de slag is gegaan. Met plezier en lef! Ik vind echt dat we goud in handen hebben.”

‘Focus steden moet meer op mensen komen te liggen’

De economische groei is grotendeels geconcentreerd in steden. Het beleid van Agenda Stad sluit hier mooi op aan. Maar, zo benadrukt het PBL in haar Balans voor de Leefomgeving, die groei gaat gepaard met een toename van verschillen. Stedenbeleid moet daarom niet te veel uitgaan van een trickle-down effect alleen, stelt Niels Sorel een van de onderzoekers.

In welke thema’s van de Balans van de Leefomgeving is die toename van verschillen te zien?
Sorel: “De toenemende ruimtelijk-economische verschillen zie je onder meer goed op de woningmarkt. In Amsterdam zijn de woningprijzen bijvoorbeeld al weer hoger dan voor de crisis, terwijl in andere steden deze nog steeds niet zijn opgekrabbeld. De verschillen vind je ook op andere thema’s zoals gezondheid. Sommige wijken zijn ongezonder dan anderen. Dat ligt vooral aan de clustering van de bevolking in die wijken. Je ziet bijvoorbeeld dat wijkbewoners in de laagste sociaaleconomische klasse zo’n 15 jaar eerder te maken krijgen met beperkingen door chronische ziekten dan bewoners in de hoogste klasse en gemiddeld 6 jaar korter leven. Tegelijkertijd kennen we nu een zorgstelsel dat bezig is met een transitie naar zelfredzaamheid en meer participatie van de burger. Je kunt je afvragen of dat nog wel past? Deze wijken kennen vaak veel werkloosheid, veel allochtonen en een lage sociale status. Kunnen we stappen nemen in de ruimtelijke inrichting om gezondheid te bevorderen? Goed ingerichte, prettig leefbare wijken kunnen helpen gezondheid en welzijn te bevorderen”

Jullie plaatsen ook kanttekeningen bij het huidige ruimtelijk-economische beleid?
“Het beleid is momenteel vooral gericht op sterker maken wat al sterk is. Waar in het verleden het beleid gericht was op spreiding om heel Nederland mee te laten profiteren, zijn we ons de laatste tien jaar gaan richten op de sterke regio’s en steden. Met de vooronderstelling dat er een uitstralingseffect op de rest van het land zou hebben. Agenda Stad had dat volgens mij in het begin ook. Steden zijn de motor van onze economie. Door in te zetten op versterking daarvan zullen ze de rest meenemen. De vraag is of deze aanpak werkt. Zijn er daadwerkelijk zulke trickle-down effecten? Uit het eerdere PBL onderzoek De Verdeelde Triomf bleek dat effect niet overal en niet voor iedereen op te gaan. Om mee te profiteren van het tij dat omhoog gaat, is alleen in de stad wonen niet voldoende. Er zijn meer factoren. Bovendien wat gebeurt er met de rest als je inzet op het sterker maken van wat al sterk is? Je ziet nu duidelijk dat sommige regio’s in ons land harder groeien dan andere op het gebied van werkgelegenheid en woningmarkt. Het tempo waarin die verschillen zich voordoen neemt toe.”

Hoe groot is het probleem?
“Of deze toename van verschillen erg is, is een politieke kwestie. Is het goed voor Nederland als de sterkste steden sterker worden, en het verschil met de zwakkere (stedelijke) regio’s daarmee groter wordt en de ongelijkheid ertussen toeneemt? Of is er een probleem wanneer er naast groeiregio’s bepaalde regio’s zijn die economisch gezien krimpen? Of gaat het niet om de vergelijking tussen regio’s, maar is het de vraag of zwakke regio’s onder een bepaalde ondergrens komen? En waar ligt die dan? Ondertussen is de Agenda Stad ook verder gegaan. Een City Deal als Inclusieve Stad gaat bijvoorbeeld helemaal niet over de economische insteek, maar gaat veel meer om het sociale aspect.”

Geven jullie aanbevelingen in de Balans voor de Leefomgeving om de verschillen tegen te gaan?
“De Balans geeft geen aanbevelingen maar brengt ontwikkelingen in beeld en de mogelijke gevolgen hiervan. Let allereerst op de effecten van het huidige ruimtelijk-economisch beleid, ook al is dit beleid goed te verantwoorden. Hou goed in de gaten via monitoring of het werkt en wat er met de rest, de minder sterke regio’s en steden, gebeurt. Denk er verder over na wat het betekent als de verschillen toenemen en hoe je er tegenover staat. Dat is dus de vraag aan de politiek. In Amsterdam zijn er bijvoorbeeld wijken die niet meer meedoen en waar talenten niet worden ontdekt en ontwikkeld volgens Jos Gadet, hoofdplanoloog bij de gemeente. Dit terwijl de bewoners juist meer moeten functioneren in een participatiesamenleving. Dat is een beleidsvraagstuk om aan te pakken. Deze ongelijkheid komt terug in het komende werkprogramma van het PBL. We gaan daar meer empirisch onderzoek naar doen.

Wat kunnen de steden nog meer doen?
“Vanuit ruimtelijk perspectief kunnen we bijvoorbeeld veel doen met fysieke ingrepen, zoals door meer te bouwen. Op wijkniveau kun je bijvoorbeeld denken aan meer duurdere woningen in wijken, zodat er meer een mix ontstaat van sociale huur en koopwoningen. Als stad kun je werken aan je bereikbaarheid, je groenvoorzieningen en je aantrekkelijkheid, maar je moet je altijd afvragen wat je mensen eraan hebben. Je kunt je stad bijvoorbeeld aantrekkelijker maken voor bedrijven, maar als de inwoners niet over de juiste vaardigheden beschikken om daar te kunnen werken, verandert er nog weinig.”

We moeten dus meer richten op mensen?
“Ja. Bij het ontwerp van nieuwbouwwoningen en voorzieningen moet niet alleen de Dienst Ruimtelijke Ordening meedenken, maar ook Sociale Zaken. De nadruk ligt nu vaak vooral bij hoogopgeleide mensen en bedrijven die daarbij passen. We gaan te veel uit van het trickle-down effect. Het kan ook anders, zoals we zien bij de Economic Board in Twente die bewust ook kijkt naar banen voor lager opgeleiden. Of Brainport Eindhoven, naast de kenniswerkers en de high tech innovaties is hier de maakindustrie cruciaal. Die vraagt om bepaalde vaardigheden en vakmanschap en juist niet alleen om hoogopgeleiden. Het kijken naar de hele keten in de industrie is een deel van het succesverhaal van Eindhoven.”niels-sorel-3

De ondertitel van de Balans is ‘Richting geven – ruimte maken. Waar staat dat voor?
“Met elkaar moeten we dingen voor elkaar zien te krijgen. Het Rijk kan dit namelijk niet alleen. Wat we zien in de leefomgeving in de breedte, -van natuur tot economie-, is dat er in de samenleving veel energie zit om met verduurzaming aan de slag te gaan, van klimaatverandering tot circulaire economie. Het ontbreekt echter soms aan duidelijkheid en voldoende richting vanuit de overheid. Dat weerhoudt partijen in de samenleving bij het doen van investeringen of het opstarten initiatieven. Door meer richting te geven schept de overheid meer duidelijkheid, en daarmee meer ruimte voor partijen om initiatieven te ontplooien. Op het thema circulaire economie heeft het Rijk recent een heel ambitieuze richting aangegeven: Nederland circulair in 2050. Het is mooi dat zo’n nationaal doel uitwerking krijgt in een City Deal op dit gebied. Daarmee krijgt dit thema richting en invulling. Nu is het kijken hoe. En wat het oplevert.”

Dat samen kijken naar hoe je een vraagstuk aanpakt is natuurlijk helemaal de aanpak bij de City Deals.
“Agenda Stad en de City Deals passen dan ook heel goed bij de tijdsgeest, waarbij het Rijk samen met medeoverheden en private partijen werkt aan de invulling van projecten. Ook gemeenten kijken verder. Je ziet steeds meer dat ze niet meer standaard met één partij praten bij projectontwikkeling om dan vervolgens zoveel woningen neer te zetten. Nee, nu gaan gemeenten zelf op pad om moeilijke gebieden te bezoeken en te praten met meerdere partijen. En zo werkt het bij City Deals ook. Je gaat samen kijken wat kan op een bepaald thema in plaats van tevoren bepalen wat er moet gebeuren. Belangrijk is wel dat je als overheid weet wat je in je achterzak hebt als je aan tafel gaat met de partijen. Vanuit het Rijk moet er toch een hogere betekenis komen. Het moet ergens aan bijdragen: een transitie, het oplossen van maatschappelijke vraagstukken.”

Nieuwsgierig naar de Balans voor de Leefomgeving? Download het rapport via de website van het PBL.

‘Sterke steden hebben aanvoerders en inspirators nodig’

Sinds twee weken zijn we gestart op deze site met een nieuwe serie interviews. Daarin vertellen zes ‘stadmakers’ waar ze zich hard voor maken en wie hen inspireert. Vandaag als laatste aan het woord Guus Sluijter, strategisch adviseur gemeenten Eindhoven. Hij is betrokken aan de Living Lab Stratumseind, waarmee Eindhoven de veiligheid in dit uitgaansgebied wil vergroten.

“Als je in Barcelona bent geweest zul je je wel de smalle, donkere steegjes in de binnenstad herinneren”, vertelt Sluijter. “Ze zijn prachtig maar er worden daar ook veel mensen van hun portemonnee beroofd; een probleem waar veel toeristische steden mee kampen. Onderzoekers en politiemensen ontdekten in die diefstallen een opmerkelijk patroon. Want als mensen aan het einde van die steeg een met licht overgoten plein oplopen, zijn ze vaak even gedesoriënteerd. Dat moment van knipperen met je ogen en om je heen kijken, bleek het punt waarop dieven toesloegen. De beste aanpak hiervan bleken niet camera’s te zijn, waaraan vaak in eerste instantie wordt gedacht, maar het plaatsen van goed gemarkeerde route aanwijzingen net voor die jatplek. Zo worden veel nieuwe diefstallen voorkómen, waarmee jij en ik natuurlijk het meest geholpen zijn.””

Dat zijn de soort van innovatieve oplossingen die we binnen de City Deal Stedelijke Veiligheid samen met andere Nederlandse steden doorontwikkelen, vertelt Sluijter. “Zo wordt het Stratumseind in Eindhoven gekoppeld aan een ‘Living Lab’, een uniek onderzoek en meetinstrument om het uitgaansgebied in onze stad veiliger, levendiger en aantrekkelijker te maken. Naast deze vormen van analyseren en veranderen, hebben sterke steden ook aanvoerders en inspirators nodig. Een van die ‘stadmakers’ is wat mij betreft Rob van Gijzel. Hij verbindt zijn gedegen kennis en betrokkenheid bij de inhoud met lef om innovatieve plannen een podium te geven. Hij hamerde, als burgemeester, in elk beleidsoverleg op het belang om telkens weer in contact te gaan met diverse bedrijven en bewoners, wiens ideeën en signalen het werken aan die veilige stad zoveel waardevoller maken.”

Lees ook het verhaal over de ontwikkeling van de City Deal, verteld door Guus’s collega Robert Elbrink in Blik op BZK. De zes interviews verschenen eerder in het e-zine ‘Blik op BZK’ naar aanleiding van de Werkconferentie Agenda Stad 2016.

 

Goed voorbeeld van ‘Inclusie van Vluchtelingen en Migranten’

Sinds vorige week zijn we gestart op deze site met een nieuwe serie interviews. Daarin vertellen zes ‘stadmakers’ waar ze zich hard voor maken en wie hen inspireert. Vandaag Fiona Wieland, DG Regio van de Europese Commissie. Ze is vooral geïnspireerd door de huidige burgemeester van Barcelona. ‘Globale en lokale oplossingen gaan hand in hand daar.’

“Ada Colau is een vrouw van mijn leeftijd die sinds de zomer van 2015 burgemeester is van Barcelona”, vertelt Wieland. “Het is een dwarse dame die zich in haar carrière geregeld sterk heeft afgezet tegen de gevestigde orde waartoe zij nu zelf behoort. ‘If you can’t beat them, join them’ , heeft ze wellicht gedacht. En dat doet ze met verve. Ze verzet zich fel tegen bijvoorbeeld Airbnb die naar haar mening van de stad één groot hotel dreigen te maken waardoor het voor de Catalanen bijna niet mogelijk is er nog betaalbaar en fijn te kunnen wonen. Ze slaat de brug tussen de bewoners en de politiek en zet met haar aanpak een beweging op touw waarbij de burgers aan het woord komen. Colau reist het liefst met het openbaar vervoer en stort het overgrote deel van haar salaris terug in de gemeentekas.”

Die opstelling zie je ook terug in haar optredens in Europees verband benadrukt de DG Regio van de Europese Commissie.”Zo stelde ze zich als een van de eersten solidair met de vluchtelingenproblematiek waarmee haar collega-stad, Athene, te maken kreeg. Haar vuistslag op de onderhandelingstafel, nadat de Spaanse regering weigerde mee te werken aan een voorstel van 23 Europese steden om vluchtelingen van Athene over te nemen, zal ik niet vergeten. Deze steden lieten zich er niet door uit het veld slaan en kwamen met een innovatief alternatief. Als de vluchtelingen dan niet naar hen konden komen, dan stuurt dit solidair stedennetwerk hun docenten, verplegers en andere experts die nodig zijn gewoon naar Athene toe. Het is slechts een van de voorbeelden waar globale en lokale oplossingen hand in hand gaan en waarvan we er binnen het Europese Partnerschap ‘Inclusie van Vluchtelingen en Migranten’ graag nog veel meer realiseren. ”

Meer informatie over het Partnerschap ‘Inclusie van Vluchtelingen en Migranten’.

Roadmap Next Economy kijkt ook naar de menselijke kant

Een jaar geleden sloten de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH), de provincie Zuid-Holland, de Economische Programmaraad Zuidvleugel en de ministeries van EZ en BZK de eerste City Deal met elkaar af. Doel was om de acties en investeringen te beschrijven die nodig zijn voor een toekomstbestendige economie van de Metropoolregio.

Vorige week is dat traject succesvol afgerond met de presentatie van de Roadmap Next Economy en de overhandiging ervan aan minister Kamp (EZ). Projectdirecteur Hans Beekman licht toe wat deze nu inhoudt.

Mondiale trends

De Roadmap is het economische antwoord van de regio op de uitdagingen van deze tijd. “Vanuit de wetenschap dat er een aantal mondiale economische trends zijn die ook van invloed zijn op deze regio hebben we de Roadmap Next Economy opgesteld”, licht Beekman toe. “Die trends wilden we vertalen en kijken wat voor betekenis ze hebben voor de economie van de Metropoolregio. De opdracht kwam dan ook vanuit de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.” Twee ontwikkelingen torenen boven alles uit: de snelle ontwikkeling van internettechnologie en de overgang naar schone energie. De Roadmap bevat een strategie en een actieprogramma die ervoor moeten zorgen dat de economie van de Metropoolregio klaar is voor de toekomst.

De menselijke kant

Maar de Roadmap gaat niet alleen over economie, benadrukt Beekman. “Naast de economie kijken we ook naar de menselijke kant. Wat voor verdienmodellen zijn er voor ondernemers? Welke trends zijn er op het gebied van arbeidsmarkt, werkgelegenheid. Wat voor beroepsonderwijs is er nodig, vanuit de gedachte dat goede startkwalificaties hard nodig zijn voor het bedrijfsleven dat zich hier vestigt? De stap van de oude naar de nieuwe economie, wat betekent dat bijvoorbeeld voor het aanbod van ROC’s en HBO’s? Maar we kijken ook naar de inclusie, en daar komt BZK bij kijken. Wat betekent dit voor de inwoners van de Schilderswijk, Zuid en andere wijken? Hoe betrekken we de inwoners daar bij de trends? Betekent dat bijvoorbeeld dat er meer onderwijs nodig is?”

mrdh-rne-beeldmerk-losGeen blauwdruk voor de toekomst

De Roadmap is nadrukkelijk geen blauwdruk voor de toekomst, stelt Beekman. “We weten immers niet hoe de wereld er over 20 jaar uitziet. We hadden 20 jaar geleden ook nooit kunnen bedenken dat we nu met zijn allen werken op tablets en smartphones. “Wel zijn er vijf transitiepaden uitgezet in de Roadmap, lijnen hoe we tot 2030 de problemen willen aanpakken. Dat zijn de paden: digitalisering, energiedelta, circulair, entrepreneurschap en next society. Het is geen voorspelling maar we kijken vooral hoe het zou kunnen gaan. We kijken hoe onze regio het best kan profiteren van de mondiale trends. Hoe kunnen we op deze gebieden het best acteren? Het worden geen afrekenbare doelstellingen.”

Naast de transitiepaden is er ook een handelingsperspectief opgesteld. Beekman: “Wat zijn concreet de projecten die de regio kan oppakken en welke stappen moeten er worden gemaakt om van A naar B te komen. Wie zijn de trekkers die de projecten moeten operationaliseren? Die zijn met name te vinden in het bedrijfsleven en bij kennisinstellingen en niet bij het Rijk en de overheden. Het is een werkvoorraad experimenten voor 2017 waarbij de overheid vooral een faciliterende rol speelt. We werken namelijk vooral veel met bedrijven en kennisinstellingen. Van multinationals tot jonge honden, startups die juist met innovatieve ideeën komen.”

City Deal

De City Deal heeft een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van de Roadmap Next Economy (RNE). Dankzij de samenwerking van de verschillende overheden met bedrijfsleven kon het projectteam RNE goed bepalen welke belemmeringen er zijn rond de economie van de toekomst en hoe die kunnen worden weggenomen. “We hadden een goed team samen met Rijk, provincie, EPZ en MRDH om te kijken naar die belemmeringen.”, vertelt Beekman. “Soms zijn die belemmeringen regels. Zoals bijvoorbeeld de afvalstoffenwet die de circulaire economie tegenhoudt met regels over het hergebruik van afval. Soms komt het neer op het synchroniseren van bouwbesluiten en procedures. Als gemeenten die gelijktrekken scheelt dat veel werk voor ondernemers die een business case willen maken.”

Brussel kijkt mee

De Roadmap is met veel enthousiasme ontvangen door de minister EZ en ook vanuit Brussel is interesse getoond. “Op 3 februari komt de vice-voorzitter van de EU Šefčovič een dag naar de regio komt om te kijken hoe de Roadmap vanuit Brussel het beste gefaciliteerd kan worden. De EU wil het ook ondersteunen”, aldus de trotse projectdirecteur. “We hebben ook al de vraag gehad om het in het eerste kwartaal van 2017 als best practice te presenteren op een EU-bijeenkomst in Lille.”

Volgende fase

En nu? De City Deal is afgerond met een mooi resultaat: binnen een jaar de geplande Roadmap op tafel. “Dit is weliswaar het einde van de City Deal, maar we gaan natuurlijk door”, vertelt Beekman. “Als team gaan we nu resetten en ons op 3 februari richten en het proces dat daarna volgt. De volgende fase is nu immers de uitvoering. Dat doen we samen met de strategy group die rond de City Deal is opgezet. We moeten nu wat gaan schuiven met de competenties. Lag het accent eerst op nadenken en opstellen van de Roadmap, nu moeten we gaan focussen op het ontwikkelen en operationeel maken van de projecten. Minister Kamp zegt bereid te zijn om mee te participeren vanuit het Rijk in het geheel. Hij pleit ervoor te willen uitwerken hoe Rijkscollega’s hier het beste aan kunnen bijdragen.”

Die Rijksbijdrage is onmisbaar, stelt Beekman. Ook de andere metropoolregio’s Amsterdam en Eindhoven moeten namelijk volgens de projectdirecteur aan de bak om mee te gaan met de mondiale trends die de Roadmap Next Economy beschrijft. “De ervaringen die we hier hebben opgedaan deel ik graag, en maak ik graag inzichtelijk voor deze regio’s, zodat ze er ook van profiteren. Daar sta ik heel open in. Het is tenslotte van nationaal belang.”

Lees de Roadmap Next Economy

mrdh_ez_roadmap_6

‘Circulaire economie kun je niet in een stukje doen, je moet er voor gaan’

De transitie naar een circulaire economie in ons land kan niet zonder steden. Want waar anders komen vraag en aanbod van grondstoffen zo samen? Vorige maand sloten acht steden met Rijk en bedrijfsleven de City Deal Circulaire Stad af om samen die transitie te versnellen. Eveline Jonkhoff, strategisch adviseur duurzaamheid en circulaire economie van de gemeente Amsterdam is een van de trekkers van de deal en legt uit waarom deze City Deal zo belangrijk is. ‘Het is evident dat het anders moet.

Het is de ambitie van het Rijk om van Nederland een duurzame en energieneutrale samenleving te maken, onder meer via het Rijksbrede programma Circulaire Economie. Een circulaire economie helpt in het zorgvuldig omgaan met schaarse grondstoffen en beperkt de uitstoot van broeikasgassen. Zo worden producten en materialen hergebruikt en behouden grondstoffen hun waarde. Dit gaat niet ten koste van economische groei. De energie die voor productie en logistiek gebruikt wordt is duurzaam opgewekt, denk aan zonne- en windenergie

In de City Deal Circulaire Stad hebben steden elkaar gevonden om samen met het Rijk en het bedrijfsleven stappen te zetten om de transitie naar deze circulaire economie te versnellen. Elke deelnemende stad geeft deze transitie op haar eigen wijze vorm, maar leert en deelt daarbij ervaringen van de andere steden.

Waarom deze City Deal?
Jonkhoff: “Algemeen kun je stellen dat het huidige lineaire systeem onhoudbaar is. Het is evident dat het anders moet. Veel van de vraagstukken rond circulair zijn te vinden in steden. Dat zijn de plekken waar we het gaan doen. In combinatie met een landelijke aanpak is het regionale niveau een essentieel onderdeel voor het bereiken van de nationale transitie naar een circulaire economie.”

Er wordt toch al gewerkt aan de circulaire economie. Wat is nu precies de meerwaarde van een City Deal hierbij?
“De City Deal helpt om alle partijen die hieraan werken om tafel te krijgen. Van steden tot kennisinstellingen. Samen kunnen we met deze City Deal sneller de stap te maken richting een circulaire economie. Dat doen we onder meer  door de zaken expliciet te bespreken. We hebben de komende twee jaar vijf doelen en een overall ambitie met elkaar afgesproken: om uiterlijk in 2050 tot volledig circulaire steden te komen, analoog aan de ambitie zoals verwoord in het Rijksbrede programma Circulaire Economie. Belangrijk is dat alle partijen met hun eigen aanpak hierbij aansluiting vinden.”

Wat gaat er nu concreet gebeuren met deze City Deal?
“Een van de dingen die we gaan afstemmen is de meetbaarheid. Wat zijn de indicatoren waarmee zichtbaar kunnen meten hoe ver we zijn? Wat zijn de tussendoelen? En halen we die? Verder hebben we als doel gesteld dat de City Deal-gemeenten de komende twee jaar minstens twee circulaire projecten binnen hun gemeente uitvoeren, waarbij de aan deze City Deal deelnemende gemeenten, organisaties en ministeries openheid geven en van elkaars ervaringen leren in living labs. Goede voorbeelden willen we toegankelijk maken via gezamenlijke (digitale) platforms. Met die praktijk willen we laten zien dat het kan. Verder willen we huidige belemmeringen die een succesvolle uitvoering van circulaire gebiedsontwikkeling in de weg staan expliciet maken. Daarvoor zoeken we gezamenlijk  vanuit stedelijk perspectief naar oplossingen. Daar hebben we het Rijk voor nodig. Ook willen we stimuleren dat iedere vrager en aanbieder toegang heeft tot de nieuwe markt voor circulaire economie en willen we Nederlandse steden internationaal op de kaart zetten. Door het uitventen van onze successen, zoals de circulaire hotspots, helpen we ons bedrijfsleven verkopen in andere landen. Nederland is namelijk echt een voorloper op het gebied van circulaire economie. De ambitie om te komen tot een circulaire economie is rijksbreed, maar het kent een grote complexiteit. Je kunt het niet maar in één stukje doen, je moet er voor gaan. En ervoor zorgen dat we met zijn allen op andere manieren geld verdienen dan de huidige lineaire manier.”

Wat is dat precies die lineaire manier?
“Nu produceren we, gebruiken we en gooien we ongelofelijk veel weg. We moeten er naartoe om na de productie een oneindige kringloop creëren. Zodat we niet meer hoeven weg te gooien. En dat betekent echt anders ontwerpen, verschuiving van bezit naar gebruik en ontwikkelen van nieuwe verdienmodellen”

Wat zijn de concrete stappen die jullie nu gaan maken nu de City Deal ondertekend is?
“We gaan per doel met een werkgroepje bestaand uit drie typen partners aan de slag om een routekaart te maken. In de tweede helft van februari zullen we die routekaarten presenteren. Ze zullen een stand van zaken bevatten, een ontwikkelpad voor de komende twee jaar, wat we dan willen hebben bereikt en welke tussendoelen daarbij horen. Dat moet leiden tot een compact uitvoeringsprogramma waarmee we dan aan de slag gaan om ervoor te zorgen dat we onze overall ambitie en de bijbehorende doelen ook echt realiseren.”

De gemeente Amsterdam is een voorloper op het gebied van circulaire economie. Het college van B&W heeft ruim 20 projecten vastgesteld die circulariteit als uitgangspunt hebben. Met deze projecten zal Amsterdam als eerste stad ter wereld aantonen dat circulaire economie mogelijk en rendabel is. Lees meer op www.amsterdam.nl/circulair.