Mark Frequin over Agenda Stad

Het bruist in steden, getuige de vele stadslabs, burgertoppen en (inter)nationale publicaties over de stad. De stad als concentratie van productiviteit en (sociale) innovatie biedt grote kansen. Tegelijkertijd blijft de stad een plek waar zich grote uitdagingen manifesteren op bijvoorbeeld het gebied van armoede en leefbaarheid. Dat beseft ook Mark Frequin, directeur-generaal Wonen en Bouwen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij is één van de initiatiefnemers achter de Agenda Stad en de Europese Urban Agenda.

Waarom wordt er gewerkt aan Agenda Stad?

Wereldwijd trekken steeds mensen naar de stad, op zoek naar nieuwe kansen. Die nieuwe kansen zijn er: banen en opleidingen concentreren zich in de stad en de stad fungeert als centrum van innovatie. Tegelijkertijd blijft de stad een plek waar zich grote maatschappelijke problemen manifesteren, neem bijvoorbeeld Rotterdam-Zuid. Problemen en oplossingen op verschillende terreinen komen samen in de stad.

Onlangs nog benadrukte de OESO dat de bevolkingsgroei in Nederlandse steden meer ruimte biedt voor economische groei. Dat potentieel wordt nog onvoldoende benut; daar ligt een duidelijke kans. Het vraagt om een andere aanpak, waarin vele partijen met verschillende rollen betrokken zijn. Een integraal en gezamenlijk perspectief op de stad in Nederland. Daarom werken we aan de Agenda Stad. Ook op Europees niveau wordt die urgentie gedeeld. Op initiatief van Nederland wordt, samen met de andere lidstaten en de Europese Commissie, gewerkt aan een Europese Urban Agenda.

Van en voor wie is Agenda Stad?

Agenda Stad maken we samen: de steden, betrokken burgers, wetenschappers, ondernemers, maatschappelijke organisaties en het Rijk. Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft samen met de ministeries van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken het initiatief genomen tot de agenda.

Wij geven niet direct hét antwoord op de uitdagingen in de stad, maar stellen nu vooral vragen: wat beweegt er in de stad? Wie investeert er in de stad? Hoe kunnen partijen in en om de stad samenwerken? Wat betekent dat voor de rollen van verschillende partijen? Maar vooral: waar zitten de grote kansen en problemen in de stad? En hoe kunnen we samen de potentie van onze steden veel beter gaan benutten?

Wat is Agenda Stad?

De stad is een complex organisme. Dat maakt Agenda Stad tot een complex en zeer boeiend proces. Een proces waarin partijen samen op zoek gaan naar een perspectief op de stad. We hebben het dan over de stad in de brede zin van de betekenis: over grote en kleine steden; over de betekenis die de stad heeft voor het ommeland, en het ommeland voor de stad; over vraagstukken van concurrentie én complementariteit tussen stedelijke regio’s; over nieuwe verbindingen tussen stedelijke ambities en nationale opgaven; over het bij elkaar brengen van beleidsterreinen in de stad. De inhoud van de agenda bepalen we niet aan de voorkant, maar krijgt vorm in het samenspel van betrokken partijen.

Hoe doet Agenda Stad dat?

Agenda Stad brengt kennis over de stad en uit de stad bij elkaar, benoemt opgaven en problemen die zich concentreren in de stad en zoekt naar oplossingsrichtingen. De agenda komt ook tot actie. We organiseren samenwerking tussen partijen die samen een antwoord kunnen bieden op de complexe vraagstukken waar de stad voor staat. Dat kan bijvoorbeeld gaan om het vraagstuk rondom betaalbaarheid op de stedelijke woningmarkt, om opgaven als de concentratie van armoede en een dreigende tweedeling van de stad, om de vraag hoe het verdienvermogen van de stad vergroot kan worden of om de vraag hoe steden zich kunnen ontwikkelen tot smart cities.

We willen de energie aanboren die er bij zoveel partijen in en om de stad is, op deze en tal van andere vraagstukken. Die energie willen we omzetten in concrete acties. We willen agenderen, innoveren en samenwerken. Bondgenootschappen sluiten die het verschil maken en Nederlandse steden in de wereldtop zetten. De kracht van Agenda Stad zit ‘m in het leggen van nieuwe verbindingen en het vormen van nieuwe coalities op de uitdagingen waar de stad voor staat.

Wanneer verbindt Agenda Stad?

Agenda Stad moet groeien. Ondertussen gebeurt er van alles: we brengen onderzoek en praktijk op het gebied van de stad met elkaar in verbinding, we schrijven een uitnodigend essay over Agenda Stad en we voeren gesprekken over de stad met een breed scala aan partijen.

In juni 2014 brengen we een eerste netwerk van 100 stadmakers bij elkaar. Samen brengen zij kansen en bedreigingen voor de stad in beeld, om die vervolgens te kunnen koppelen aan stedelijke en nationale ambities en publieke en private initiatieven. Uit die verbindingen willen we bondgenootschappen laten ontstaan: sommigen direct, anderen hebben meer tijd nodig. We richten ons nu op 2016. In de eerste helft van dat jaar is Nederland voorzitter van de Europese Unie.

Het voorzitterschap plaatsen we in het teken van de stad. We bieden een podium voor nieuwe verbindingen en coalities van  Agenda Stad. We willen ons netwerk laten groeien van 100 naar 1000 stadmakers uit heel Europa. We zetten nieuwe stippen op de horizon. En we vieren de stad als plek vol energie, inspiratie, potentie en uitdaging.

Dit interview verscheen eerder in het ROM-magazine, hieronder te downloaden

“Stedelijke mobiliteit: grens leefbaarheid is bereikt”

“Steden worden steeds belangrijker en in de stedelijke regio’s zit de grootste dynamiek.” Dit zegt Hans Jeekel, hoogleraar Smart Mobility aan de Technische Universiteit Eindhoven. “Het is belangrijk om naar een ander stedelijk mobiliteitssysteem te groeien want het huidige, sterk op de auto gebaseerde systeem, loopt tegen de grenzen aan van de stedelijke leefbaarheid. Het is niet voor niets dat gezonde verstedelijking nu zo’n thema is.”

“Mijn beeld is dat we naar een stedelijk mobiliteitssysteem moeten groeien waarbij allerhande verschillende transportmiddelen eenvoudig op elkaar aansluiten. Elke inwoner moet gemakkelijk kunnen wisselen van transportmiddel om de gewenste reis te maken, in de stad en in de stedelijke regio.

Om iets dergelijks te bereiken is het nodig dat de middelen op elkaar aansluiten. En bij dat aansluiten gaat het zowel om technisch aansluiten, als om financieel aansluiten; we moeten toe naar één prijs voor een reis. En we moeten diverse betaalsystemen met telkens weer eigen regels, arrangementen en pasjes gaan vermijden.”

Hoe ziet zo’n mobiliteitssysteem er uit?

“Er zullen apps en sites komen waarop per plekke de mobiliteitssituatie te lezen is”, zegt Jeekel. “Zodat er een vraag- en aanbodsysteem kan ontstaan waarbij je kan zien waar welk vervoersaanbod is, en waar welke vervoervraag. Liefst zonder dat daar nou direct aan verdiend wordt. In verdienmodellen lukt het tot nu toe niemand om een systeem te bouwen dat een samenhangend mobiliteitssysteem creëert. Iedereen maakt een verdienmodel voor een klein onderdeel. We moeten meer vanuit de breedte gaan kijken, vanuit het stedelijk weefsel, zodat het transport een seamless journey kan worden, waarbij je vervoermiddelen kunt oppikken en achterlaten op elke gewenste plek.

BestCarParkingWe zijn zeker nog niet zover. De grote waarde die vooral de wat oudere generaties hechten aan autobezit maakt het groeien naar een dergelijk systeem ook niet erg eenvoudig. Door autobezit, met de daaraan verbonden reeds gemaakte vaste kosten, plus variabele kosten aan de pomp, is er sprake van een ander systeem voor het bepalen van de prijs van de reis, dan bij de andere transportmiddelen. Door de hoge vaste kosten van de auto is er zeker een grote stimulans om de eigen auto telkens te gebruiken, vaker dan vanuit stedelijk ruimtegebruik en leefbaarheid in steden wenselijk is.

Het autogebruik is overigens niet direct het probleem; zo lang het gaat om huren, meerijden, het delen of het op afroep via een flexibel arrangement een auto bestellen is dit uitstekend inpasbaar in een toekomstig geïntegreerd mobiliteitssysteem.”

Hoe regelen we de betaling?

“Je gebruikt een voertuig en betaalt voor je mobiliteit voor dat voertuig een integrale prijs die je betaalt aan de provider van dat voertuig. Het zou mooi zijn als er providers komen die een scala van transportmiddelen aanbieden in de vorm van abonnementen. Het is verder handig om er voor te zorgen dat de prijzen per kilometer van de verschillende gemotoriseerde voertuigen bij elkaar in de buurt liggen. Essentieel daarbij zijn het pakken en het achterlaten van een transportmiddel: dit moet overal kunnen. Je weet via je smartphone waar die transportmiddelen zich precies bevinden op het moment dat je er gebruik van wilt maken. Dit moet gelden voor auto’s, fietsen en scooters.

Vanzelfsprekend is dat als mensen met hun eigen auto binnen de stedelijke regio willen rijden, dat mogelijk blijft. Maar als er gaandeweg veel meer andere transportmiddelen gebruikt gaan worden, er kleinere stadsauto’s tijdelijk gehuurd kunnen worden, en meerijden met anderen beter mogelijk wordt, dan kan de parkeercapaciteit fors naar beneden en kan de leefbaarheid en het creatief ruimtegebruik in de stad groeien.”

Wie gaat dat systeem bouwen?

“Ik gaf al wat aan over het moeizame in de huidige verdienmodellen. Ik vermoed dat de echte verandering in stedelijke mobiliteitssystemen eerder zal komen vanuit de megasteden,de rijkere steden in wat we vroeger ontwikkelingslanden noemden. Daar is de urgentie enorm. Zoals China. Of Zuid-Amerika, daar is in een aantal steden het busvervoer vernieuwend en innovatief, en zie je een trend naar meer geïntegreerde stedelijke mobiliteitssystemen. Hier in Nederland hebben zoveel mensen een auto, waarmee ze graag tot hun eindbestemming willen doorrijden (en dan maar hopen op een goedkope parkeerplaats), dat het behoorlijk wat moeilijker lijkt om hier snel grotere vernieuwing te realiseren.”

“Gebruik de kracht van stedelijke netwerken”

“Mijn pleidooi voor Agenda Stad is om minder op het niveau van steden te gaan zitten maar te concentreren op stedelijke netwerken”, zegt Carly Jansen, directeur Ruimte van de provincie Noord-Brabant en lid van de regiegroep van Agenda Stad. “Door op netwerkschaal goed samen te werken, kun je de agglomeratiebeperking die alle steden in Nederland hebben, zelfs Amsterdam, overbruggen.”

“Dat is volgens mij de kracht van Nederland en het Nederlandse poldermodel. Door goed samen te werken kun je innovatieve projecten op veel grotere schaal uitrollen dan op de grootte van de individuele stad. Brabant heeft hier al enkele jaren ervaring positieve ervaring mee. BrabantStad is het samenwerkingsverband tussen de vijf grote steden in Brabant (Breda, Den Bosch, Eindhoven, Helmond en Tilburg) en de provincie, en hiermee kunnen we schaalvoordeel halen en ruimte bieden aan innovatieve ideeën waarvoor elke stad afzonderlijk te klein is.”

Waarom in de regiegroep van Agenda Stad?

“Ik werk al lang bij de provincie Brabant, in het ruimtelijke domein, en ben voor Agenda Stad mogelijk gevraagd om een ‘geluid uit de regio’ te laten horen. Maar ik ben ook bij twee andere landelijke vernieuwingstrajecten aangehaakt die in dit kader belangrijk zijn. Zo ben ik voor Zuid-Nederland betrokken bij de ontwikkeling van de nationale Ruimtelijk-Economische Ontwikkelstrategie (REOS), en zit ik in het programma Vernieuwing MIRT, dat inzet op een hernieuwde samenwerking tussen Rijk, regio en andere partijen om de fysieke leefomgeving te verbeteren.”

In Brabant is de intensieve samenwerking tussen provincie en steden al een kleine 15 jaar geleden begonnen. Vanuit het besef samen sterker te zijn hebben de vijf steden en de provincie hun krachten gebundeld in het netwerk BrabantStad. Het netwerk is vervolgens doorgegroeid naar samen lobbyen en samen investeren. Ook hebben de steden en de provincie samen gewerkt aan de kandidatuur van Eindhoven als culturele hoofdstad van Europa in 2018. Carly Jansen: “Uiteindelijk is het Leeuwarden geworden, maar het heeft wel bewezen hoe krachtig het samenwerkingsverband kan zijn. Eindhoven werd hierin naar voren geschoven maar de andere steden (Den Bosch, Tilburg, Breda en Helmond) zouden er net zoveel geld in hebben gestoken als Eindhoven als we het wél waren geworden.”

Wat is BrabantStad nu?

brabantmozaiek“We hebben nagedacht hoe we Brabant samen verder willen vormgeven. We zoeken creatieve, vernieuwende manieren om samen te werken. Vorig jaar hebben we in het kader van de Internationale Architectuur Biënnale in Rotterdam (IABR) samen met drie architectenbureaus ontwerpend onderzoek gedaan naar de ruimtelijke opgaven van onze regio. Dit heeft geresulteerd in een prachtig tapijt van 12 bij 3 meter waarin de verwevenheid van stad en platteland letterlijk is vormgegeven. Vorig jaar zomer hing het tapijt op de IABR. Na de expositie heeft het een rondreis gemaakt door de Brabantse steden. Het hangt nu sinds een paar weken in het provinciehuis.

Het gaat niet alleen om het tapijt dat symbool staat voor Brabant, maar het was mooi om het gezamenlijke enthousiasme hiervoor te krijgen en om collectief geld en commitment te verzamelen. Er werden ook debatten rond het tapijt door de stad zelf georganiseerd. Op elke plek waar het tapijt hing, konden inwoners een oproep doen aan het bestuur.

Het heeft mensen bewust gemaakt van de kracht en de kwetsbaarheid van het Brabantse mozaiekpatroon. Het feit dat wij veel groen hebben, is positief voor de kwaliteit van leven. Alles verstedelijken is geen optie. We kunnen wel de fijnmazigheid benutten en gebruiken als kracht.”

Wat staat er op de agenda?

“Met onze agenda zetten we in op het versterken van de agglomeratiekracht door de relaties tussen de steden in Brabant te versterken. Er staan twaalf projecten op de agenda. Daarin kan onderscheid gemaakt worden tussen concrete City Deals gericht op actie en ‘City Dialogues’ waarin stedelijke vraagstukken op de (middel)lange termijn verkend worden. De belangrijkste onderwerpen zijn:

  • Spoorzones
    De vijf Brabantse spoorzones hebben elk hun eigen focus, tempo en invulling. Wel is er overal dezelfde opgave: hergebruik, nieuwe modellen van stadsontwikkeling en revitalisering van de steden.
  • SmartCity met WoonConnect
    WoonConnect is een ICT-infrastructuur met bijbehorend platform dat overheid, bedrijfsleven, wetenschap en burger in staat stelt om gezamenlijk vorm te geven aan een intelligente, zorgzame, veilige, comfortabele en duurzame leefomgeving.
  • Versnelling van de transitie naar elektrisch- en waterstofbusvervoer
    BrabantStad wil het elektrisch openbaar vervoer stimuleren en zo Brabant verduurzamen en daarmee de concurrentiekracht van de regio versterken. Stapsgewijs wordt toegewerkt naar zero emissie-busvervoer.
  • Slimme mobiliteit
    De ambitie is om niet alleen als proeftuin voor smart mobility te fungeren, maar ook als launching customer voor slimme mobiliteitsinitiatieven. Dit vraagt onder meer om opschaling van slimme mobiliteitsinitiatieven en beproefde innovaties.
  • Campussen verbinden en koppelen aan maatschappelijke opgaven
    De relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt versterken door de aanwezige kennis en kennisclusters in Brabant nauwer te verbinden met elkaar en met het (regionale) bedrijfsleven.”

Wat verwacht je van de City Deals?

“We hebben veel doe-projecten op de werkagenda staan die te maken hebben met het versterken van de agglomeratiekracht. Ook enkele verkenningen die gericht zijn op het opschalen van innovaties en het versterken van de connectiviteit en complementariteit in het netwerk met overloop-effecten naar de rest van de regio.

De projecten beginnen relatief klein, maar kunnen hoge impact hebben. Ze beginnen in BrabantStad, maar kunnen in potentie opgeschaald worden naar andere partners en steden. In die zin hopen we dat we bij een aantal van onze ‘doe-projecten’ ook het Rijk als partner kunnen verwelkomen.”

“Duurzaamheid, onderwijs en kansen voor iedereen”

Fien van Aken

“In de stad van de toekomst moeten alle gebouwen duurzaam zijn gebouwd, zodat het niet belastend is voor het milieu”, zegt Fien van Aken, burgemeester van Madurodam. “Verder moet er voor iedereen goed onderwijs beschikbaar zijn en moet er hulp zijn voor kansarme mensen zodat ze een baan kunnen krijgen en gemotiveerd raken om iets goeds te doen voor de maatschappij.”

In Madurodam vindt ze het altijd gezellig: “Het is leuk dat er elke dag zoveel kinderen en buitenlandse mensen langskomen. Zo kunnen ze op een speelse manier kennismaken met Nederland.”

De vijftienjarige Fien van Aken is sinds november 2014 burgemeester van Madurodam. Ze had een oproep gelezen op de website van haar school (christelijk gymnasium Sorghvliet in Den Haag) en hierop gereageerd. “We moesten een column schrijven over ‘goed voor kinderen’ en dit sprak me aan. Ik heb in mijn brief ook gezegd dat ik heel goed kon begrijpen wat kinderen nodig hebben omdat ik zelf eigenlijk nog een kind ben.”

Wat doe je als burgemeester?
“De opbrengst van Madurodam gaat naar goede doelen voor kinderen in Nederland. Veel mensen in Nederland kennen grote goede doelen als Unicef, die vooral kinderen steunen in ontwikkelingslanden, maar er wordt vaak vergeten dat kinderen in Nederland ook steun nodig hebben, en Madurodam geeft aandacht aan kinderen die een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Er zijn veel verschillende projecten die we kunnen steunen: bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding of een buurtfeest.

Als burgemeester ben ik voor een schooljaar aangesteld. Met de wethouders bespreken we vijf goede doelen per vergadering, waarvan we er dit jaar vijf hebben. We bezoeken die projecten ook. Daarbij hebben we de volgende regels die belangrijk zijn voor alle kinderen in Nederland: beter buitenspelen, leuk leren en feest voor iedereen. Als iets aan deze criteria voldoet, dan is het interessant voor Madurodam.”

Wie inspireert je?
“Ik word geïnspireerd door alle mensen die de wereld een beetje beter proberen te maken en die iets voor anderen willen doen, van Nelson Mandela tot de medewerkers van Madurodam.”

Fien praat gemakkelijk over het park en haar doelstellingen. “Het is een voorrecht om als burgemeester Madurodam te vertegenwoordigen bij verschillende gelegenheden, en ik wil Madurodam naar voren laten komen als een vrolijk park dat goed is voor kinderen. Ik doe ook aan toneelspelen, en daardoor ben ik gewend om een podium te hebben.”

Maar ze wil zich ook graag inzetten voor kinderen die het minder goed hebben dan zijzelf: “Ieder kind moet de kans krijgen om te leren, te spelen en om vrolijk te zijn.”

Wat zie jij in steden in het buitenland?
“Ik houd heel erg van reizen en vind het mooi om te zien hoeveel overeenkomsten en verschillen er zijn. Zo was ik in de stad Galle in Sri Lanka, een oude Nederlandse handelsstad. Ik vond het bijzonder om te zien dat er zoveel Nederlandse dingen waren, zoals een kerk en waterwerken. En als je deze hele herkenbare dingen dan gemengd ziet met mensen uit een hele andere cultuur, dan is dat heel erg leuk.”

Fien had ook het geluk om recent in New York te zijn geweest. “Alle drukte die daar is, zo levendig, dat is mooi om te zien, maar ook de hoeveelheid verschillende mensen. En je ziet ook dat sommigen echt hard moeten werken om rond te komen.”

Wil je in de toekomst echt burgemeester worden?
Ik heb nu een natuur- en techniekprofiel maar de politiek heeft me wel altijd erg interessant geleken. Ik ben er nog niet over uit wat ik wil. Burgemeester zijn is nu een hele leuke ervaring waar ik veel van kan leren maar of ik dat later ook wil worden, weet ik nog niet.”

 

“Potentieel van Europese steden beter benutten”

Ferdi Licher, directeur Kennis en Verkenningen bij BZK, is als programmadirecteur verantwoordelijk voor de Europese Urban Agenda. “Steden zijn motoren van economische groei, broedplaatsen voor innovatie en belangrijk bij het behalen van de EU 2020doelstellingen. Dit economisch en maatschappelijk potentieel van Europese steden moeten we beter benutten, als we niet achterop willen raken.

Met de Urban Agenda willen we daarnaast ook het belang van een goede leefkwaliteit in steden op de agenda zetten. Het overgrote deel van de Europeanen leeft immers in een stad. Traditioneel geeft Europa veel aandacht aan nieuwe lidstaten en regio’s met achterstanden. De Urban Agenda richt zich op de kansen die steden bieden voor de economie en de leefomgeving van mensen in Europa en Nederland.”

“De Urban Agenda sluit aan bij de ambities van Juncker en Timmermans: meer economische groei en werk, en betere regelgeving. Uitgangspunten voor de agenda zijn subsidiariteit en proportionaliteit. Het vraagt dus niet om nieuw beleid van Europa, maar kijkt naar de effectiviteit van het beleid voor steden. We streven naar betere regels en minder rompslomp in de financiering. Een van de prioriteiten van het Nederlands voorzitterschap is innovatie. Steden spelen daarin een cruciale rol. Daarom is het belangrijk dat we kennisuitwisseling en samenwerking tussen steden bevorderen.”

Partnerschappen binnen Europa

“De agenda is breed: het gaat over social, sustainable en smart. Deze stedelijke agenda is de afgelopen jaren door onze DG Mark Frequin prominent onder de aandacht gebracht in Europa. We vullen de stedelijke agenda nu met prioriteiten die steden zelf benoemen.

Er komt een top-5 van zaken waar ze tegenaan lopen. Genoemd worden dossiers als luchtkwaliteit, geluidoverlast en natuurbescherming, en de  aanbesteding- en staatssteunregels. De tijd is rijp om de stedelijke dimensie te verankeren in het sectorale Europees beleid. Daarbij zoeken we partnerschappen. Zo kan Nederland samenwerken met Duitse en Deense steden op het gebied van verduurzaming, en bijvoorbeeld met Engelse en Franse steden in sociale cohesie. Dat gebeurt nu al, maar de instrumenten en resultaten kunnen beter en hebben nog niet het nodige gewicht en urgentie.

Ik vind het interessant om te merken dat nu we als Nederland in Europa het voortouw nemen, we echt als grote speler worden gezien. Alle ogen zijn op ons gericht, de verwachtingen zijn hoog.”

“Ik leid de internationale werkgroep die de Urban Agenda opstelt, die naast Nederland bestaat uit Frankrijk, Duitsland, Eurocities, het Comité van de Regio’s, de Europese Commissie en de huidige en toekomstige voorzitters van de EU: Letland, Luxemburg en Malta. Zo willen we de continuïteit van de agenda waarborgen voor de periode na het Nederlandse voorzitterschap.

We werken uiteraard ook nauw samen met de ministeries van EZ, IenM, BZ en AZ, zowel als het gaat om positionering van de agenda als de inhoudelijke aanpak. Die samenwerking – tussen landen, maar ook met collega’s van andere departementen – kan alleen tot stand komen als je de perspectieven van de ander goed begrijpt. Dat gaat niet altijd direct goed. Dan is het mijn taak om de ruis van de lijn te halen, zodat we samen verder kunnen: op naar de Verklaring van Amsterdam over de Urban Agenda in 2016.”

Dit interview is eerder gepubliceerd in het ABD Blad, hieronder te downloaden

Marco Florijn: “Geen subsidie maar grote klantenkring”

Marco Florijn

“De tijd dat de overheid bepaalt wat er in de stad gebeurt is echt passé”, zegt Marco Florijn, directeur Seastarters en lid van zowel de denktank als de regiegroep van Agenda Stad. “Het kan vaak veel slimmer. Wanneer de overheid zorgt dat er ontmoetingen komen tussen inwoners en ondernemers, dan kunnen die samen de belangrijkste thema’s vaststellen, en innovatieve manieren bedenken om de problemen in de stad op te lossen.”

Waarom in de denktank van Agenda Stad?

“Met Agenda Stad hebben we goud in handen, daar geloof ik heel erg in. Ik vind het leuk om dit met een mkb-bril te doen, zodat ook bedrijven die een tiental medewerkers hebben, kunnen meeprofiteren, en omdat die ook veel van de innovatie in steden op zich nemen.”

Elke stad moet zijn eigen DNA ontdekken, zegt Florijn: “Doordat je vanuit steden zelf gaat kijken naar wat de specifieke kenmerken zijn, merk je welke thema’s in een stad spelen. Bijvoorbeeld techniek, watertechnologie of duurzaamheid. Wanneer een stad wat aan energiebesparing wil doen en er komt een besluit om huizen te isoleren, dan kan dit bijvoorbeeld in samenwerking met het mkb en een energiegigant. Voor de mkb’er zijn vooral de nieuwe klantcontacten interessant. Die leveren uiteindelijk ook op de langere termijn omzet.

Ondernemers hoeven niet allerlei subsidieregelingen maar ze willen vooral meer klanten. Daarin meedenken is de grootste kans voor Agenda Stad: zorgen dat er koppelingen met de markt komen. Via Agenda Stad-coördinatoren, ondernemersloketten en werkpleinen. Vaak zijn er ook economische hubs, bijvoorbeeld de industriële kring in Twente. Binnen de stad moet het thema benoemd worden dat daar belangrijk is en vervolgens kunnen grote bedrijven samen met de kleine organisaties samenwerken aan die thema’s.

Ik zie hoe belangrijk het is om een netwerk te hebben om aan klanten te komen. Tegelijkertijd zijn er genoeg ondernemers die internationaal kunnen werken, maar het moeilijk vinden om dat podium te krijgen. Een deel van mijn netwerk komt uit mijn tijd als wethouder van Rotterdam. Toen merkte ik dat er ineens allerlei deuren voor me open gingen. Ik kon naar vele bijeenkomsten en ik had ineens overal toegang. Zo zou Agenda Stad dit kunnen bieden op Europese schaal.”

Wat motiveert je?

“Voor mij is Agenda Stad interessant omdat ik op de hoogte wil zijn, het relevant vind en ik er door geïnspireerd raak. Om zo met nieuwe oplossingen voor problemen te komen.

Zo hadden we het in onze eerste denktanksessie over de logistiek in de stad en er zat een IT-man van Amsterdam bij, iemand van de Rabobank, iemand van Schiphol en een hoogleraar. Een heel divers clubje. De hoogleraar gaf mooie wetenschappelijke analyses op de infrastructuur en de IT-er kon dit aanvullen met een hele andere bril. Zo krijg je op één thema verschillende invalshoeken en daar worden de inzichten rijker van. We kwamen er op uit dat netwerkdichtheid in de stad belangrijk is. Dit krijg je doordat er veel mensen zijn, maar ook doordat ze zich goed kunnen verplaatsen met bijvoorbeeld de metro, tram of fiets. Zo ontstaan er plekken waar mensen elkaar gemakkelijk fysiek ontmoeten, en ontmoetingen zorgen voor meer groei, meer innovatie en ondernemerschap.

Het leuke is dat we straks met het Europese voorzitterschap van Nederland een internationaal podium hebben. Straks hebben we meer overzicht op de DNA-structuur van de verschillende steden in Europa en dan kunnen we de verschillende eigenheden aan elkaar koppelen, zodat ze beter kunnen groeien.”

‘De rol van de overheid in innovatie is onmisbaar’

Het beeld dat we hebben over de overheid klopt niet als het gaat om innovatie. Zonder de investeringen en risico’s die de overheid neemt zou die innovatie stukken minder zijn. “Een investerende en innoverende overheid is onontbeerlijk voor slimme en duurzame groei.”

Dat stelde vooraanstaande econoom Mariana Mazzucato, verbonden aan de universiteit van Sussex als professor in the Economics of Innovation en auteur van ‘The Entrepreneurial State’ onlangs bij RTL Nieuws. Ze ging daarbij verder op een eerder betoog dat ze deed op een lezing van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) vorig jaar.

De overheid als risico nemende investeerder

”Als we elkaar het verhaal blijven vertellen dat de overheid saai en dom is, dan beperken we onze toekomstig potentieel aan innovatie”, vertelde Mazzucato. ”De traditionele visie op de overheid is dat we denken dat haar belang beperkt is. Idealiter zijn ze er om weeffouten in de markt te herstellen. Ze moeten een omgeving creëren waarin bedrijven geweldige dingen kunnen doen. Ik zie de rol van de overheid als een ondernemende, risico nemende partij die investeert in technologieën en bedrijven, zelfs nog voordat het bedrijfsleven daarin gaat participeren.”

Geduldige langetermijninvesteerders

Kijk bijvoorbeeld naar Apple. Van GPS- tot touch screen-technologie. Ze hebben allemaal hun oorsprong in overheidsprojecten. Ook schaliegas is geen revolutie die snel is opgekomen. Daar zijn 40 jaar overheidsinvesteringen aan vooraf gegaan. ”Innovatie heeft geduldige langetermijninvesteerders (lees: de overheid) nodig, die bereidt zijn risico’s te nemen.”

Ze raadt dan ook Nederland aan om nog eens goed te kijken naar overheidsinvestering in innovatie. ”In Nederland, maar ook in andere landen, wordt door de overheid geïnvesteerd in innovatie in een beperkt aantal sectoren, de ’topsectoren’. Maar de echte innovatie is altijd ontstaan in ‘mission oriented’ projecten.” Het kabinet heeft de ambitie om de concurrentiekracht van het Nederlandse stedennetwerk te versterken en Nederland in de wereldtop te houden. Hiervoor is Agenda Stad in het leven geroepen, zoals aangekondigd in de Miljoenennota 2015.

Lees ook meer over de PBL-lezing die Mazzacuto vorig jaar gaf over dit onderwerp: http://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/pbl-2015-academie-lezing-mariana-mazzucato-the-green-entrepreneurial-state.pdf.

‘Steden sterker maken, daar kan heel Europa van profiteren’

Susanne Caarls is coördinerend beleidsmedewerker voor de Europese Agenda Stad, de prioriteit van BZK tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap. Waarom is dat thema zo belangrijk? En wat gaat het concreet opleveren? Interview in het e-zine Blik op BZK.

Wat is voor jou de kern van het concept ‘Europese Agenda Stad’?
“Zeventig procent van de wet- en regelgeving uit Brussel wordt door steden geïmplementeerd. Maar die steden zitten niet aan tafel bij het opstellen van die regels. De Europese Agenda Stad wil dus urban proof beleid opleveren. Bijvoorbeeld via partnerships tussen lidstaten, steden en de Europese Commissie. Die overheden praten dan voor het eerst rechtstreeks met elkaar. Samen gaan zij na waar het fout gaat met beleid. Dit noemen we een ‘multi level samenwerking’. Ze richten zich op regelgeving, maar ook op financiering en kennis rond de belangrijkste thema’s voor steden, zoals economie, huisvesting en luchtkwaliteit.”

Waarom zo veel nadruk op die stedelijke regio’s?
“Steden zijn de toekomst. Daar komt alles bij elkaar. Positieve zaken als economische ontwikkeling en innovatie, maar ook armoede, integratiekwesties en criminaliteit. Door problemen en oplossingen binnen de stad gelijktijdig aandacht te geven, kunnen we  stappen vooruit zetten.”

De Europese Agenda Stad moet ‘belemmeringen’ wegnemen. Welke belemmeringen bijvoorbeeld?
“De gemeente Utrecht doet mee aan de pilot van het partnership rond het thema ‘luchtkwaliteit’. Iemand van de gemeente gaf aan dat het gaat om de lucht in zíjn stad. Maar de gemeente bepaalt maar 20 procent van de regelgeving. Nog eens 20 procent bepalen we nationaal, en de overige 60 procent is Europees of internationaal. Effectieve oplossingen vragen dus om samenwerking met de EU.”

20160310-jr801Het gaat ook om toegang tot Europese fondsen. Moet de EU meer in steden investeren?
“Nee. Het gaat niet om extra geld, we willen alleen beter gebruik maken van de bestaande fondsen. En daarbij willen we bureaucratisch gedoe voorkomen. Als een stad onderzoek wil doen naar een bepaald onderwerp en vervolgens een pilot in gang wil zetten, moeten ze twee keer een tijdrovende, ingewikkelde subsidieaanvraag doen. Als we die aanvragen stroomlijnen en bundelen, is dat winst voor iedereen.”

Is er veel belangstelling voor dit concept in Europa?
“Absoluut. Alle lidstaten, de Europese Commissie en het Europees Parlement steunen dit initiatief. We werken nu aan het Pact van Amsterdam, een verklaring die naar verwachting op 30 mei onderschreven wordt door de Europese ministers voor stedelijke ontwikkeling. In dit pact, dan nog informeel, leggen we de spelregels vast. We streven ernaar om het in juni te laten formaliseren door middel van raadsconclusies in de Raad van Algemene Zaken. Op dit moment onderhandelen we over de tekst van het pact. Die onderhandelingen gaan goed, we ervaren brede steun.”

Komt er met zo’n partnership geen bestuurslaag bij, levert dat geen ‘bestuurlijke drukte’ op?
“Nee, er komt geen extra laag. We willen juist problemen oplossen. De partnerships  worden voor twee tot drie jaar opgericht. Het worden nadrukkelijk geen praatclubs die zichzelf in stand houden. In de eerste zes tot negen maanden gaan ze inventariseren. Welke kansen liggen er op een bepaald gebied, welke bottlenecks? Vervolgens gaan we de actiefase in, ervaring opdoen met het beleid, bijvoorbeeld met een pilot. Na die twee tot drie jaar moet er dan een advies liggen dat in de praktijk is getest. Dit brengen we dan onder meer in bij het REFIT-programma, de herziening van bestaande EU-regelgeving onder leiding van Eurocommissaris Frans Timmermans.”

Lees het volledige interview in het e-zine Blik op BZK.

Steden groeien, maar ongelijkheid neemt toe

Onderzoeker Otto Raspe van het Planbureau voor de Leefomgeving. Foto: Pieter Verbeek.

De steden zijn de motor van onze economie. Dat blijkt maar weer uit het onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving dat gisteren werd gepresenteerd. De economie doet het er goed, de productiviteit is hoog, bedrijven concurreren om goede arbeidskrachten en de lonen liggen er hoger dan buiten de stad. Met Amsterdam en Utrecht als koplopers. Maar ook de ongelijkheid neemt toe. Zowel binnen de steden als tussen steden onderling. Onderzoeker Otto Raspe licht toe.

Samen met Edwin Buitelaar en Anet Weterings presenteerde hij gisteren het onderzoek ‘De Verdeelde Triomf’. Voor het eerst is onderzoek gedaan naar hoe de groei van steden zich vertaalt in werkgelegenheid en lonen.

Ongelijkheid

Er lijkt een schaduwkant te kleven aan het succes. Met de groei van de steden neemt de ongelijkheid toe tussen mensen met een hoog en een laag loon. Niet omdat de laatste groep minder is gaan verdienen, maar juist omdat de lonen van de best betaalden sterker stijgen.Ook de segregatie neemt toe: armere inwoners van de stad komen bij elkaar in wijken te wonen. Overigens is dit allemaal nog relatief laag vergeleken bij andere landen. Ook tussen de steden in Nederland is er verschil. Niet alle steden zijn winnaars.

Waarom hebben jullie dit onderzoek gedaan?
“Het debat over de stad kent vaak weinig empirische onderbouwing, begrippen die door elkaar worden gebruikt én een alarmistische toon: de kloof tussen verschillende groepen groeit, polarisatie neemt toe. We willen met deze studie het alarmisme nuanceren, laten zien hoe het zit in Nederlandse steden. Er zijn meerdere perspectieven op ongelijkheid. Bovendien plaatsen we het debat in de literatuur. We hebben een paar belangrijke studies bij elkaar gelegd. Het boek van Ed Glaeser ‘The Triumph of the City” geeft het beeld van een scherp contrast tussen stad en niet-stad. We keken ook op sociaaleconomisch vlak naar studies over ongelijkheid, zoals Piketty. Volgens Enrico Moretti komt dit samen: de verschillen tussen steden groeien. Bovendien groeit de segregatie in steden. Zie je dit nu ook allemaal in Nederland, vroegen wij ons af. Wij wilden de literatuur verbinden aan empirisch onderzoek.”

En daaruit blijkt hoe belangrijk steden zijn voor onze economie, maar dat de ongelijkheid ook groeit. Wat zijn voor jou de belangrijkste conclusies?
“Belangrijk is dat dit onderzoek duidelijk laat zien dat de groeipaden van de steden enorm onderling verschillen. Amsterdam en Utrecht groeien bijvoorbeeld veel harder. Rotterdam. Den Haag en Haarlem weer minder. Maar vergeleken met andere landen doen we het heel goed. We hebben hier geen Detroit, de Amerikaanse situatie waarbij de uitersten uit elkaar groeien. Je ziet wel in de steden veel dezelfde principes. Hoogopgeleide banen clusteren zich in de stad, wat impact heeft op de lage inkomens. Kijk bijvoorbeeld naar Amsterdam. Hoogopgeleide mensen verdienen hier 10 procent meer dan mensen met dezelfde banen buiten die stad. Voor laagopgeleide mensen is dat verschil 4,5 procent. Helaas heeft dit trickle-down effect geen invloed op de mensen die buiten de arbeidsmarkt vallen, zeker als ze langer afstand hebben tot die markt. We spreken dan ook van de Verdeelde Triomf.”

Moeten we ons geen zorgen gaan maken over het toenemende verschil tussen arm en rijk?
“We zien dezelfde trend wereldwijd dat ongelijkheid groter wordt. In Nederland is die ongelijkheid, net als de segregatie, relatief laag. Toch zien we overal dezelfde trend dat er een onderkant bestaat die niet meekomt. Dat is dan ook een belangrijke boodschap die wij willen meegeven. Overweeg als beleidsmaker om je meer te richten op die groep.”

Hoe dan?
“Vaak heeft beleid als doel om te egaliseren, de verschillen kleiner te maken. Je ziet dat de bovenlaag daarbij wordt platgeslagen, terwijl het niet de problemen oplost van de onderlaag. Is het niet interessant om juist te kijken naar de groep die onder de armoedegrens leeft? Dat is een groot dilemma. Wil je egaliseren of zet je in op de positie van die onderkant en zorg je voor betere ontwikkelingsmogelijkheden voor deze mensen? Daarbij is de bestuurlijke neiging vaak voor fysieke oplossingen te kiezen. De vraag blijft altijd of je daarmee wel de juiste mensen bereikt. Rotterdam kwam laatst in het nieuws met plannen voor nieuwe bruggen over de Maas om bepaalde wijken beter toegankelijk te maken en daarmee de sociaaleconomische verschillen in de stad te verminderen. Wij denken dat je je beter kunt richten op de mensen in die wijk, op hun vaardigheden en hun positie op de arbeidsmarkt om die wijk te verbeteren.”

DSC_0527

Hoe belangrijk is de stedelijke structuur van Nederland nu op de groei van banen?
“Nederland kent een krachtig netwerk aan kleinere steden die onderling goed met elkaar zijn verbonden. Een zogenoemde polycentrische structuur. In plaats van een grote metropool waar alles plaatsvindt. Vaak richt het debat zich op de vraag welke van de twee stedelijke structuren beter is. Daarbij wordt echter uit het oog verloren wat maakt dat steden groeien. Belangrijker is te kijken naar hoe de groeimotor functioneert. Over het algemeen is dit de sectorstructuur van de stad, de kwaliteit van de beroepsbevolking en , de ruimtelijke condities die groei faciliteren. Amsterdam en Utrecht kennen een structuur die attractief is voor hoogopgeleide, creatieve banen die zich er clusteren. Dat versnelt het hele proces van banengroei. Inzetten op gunstige productie- en innovatiemilieus in de stad is in dat opzicht belangrijker dan de nationale stedelijke structuur. Die we bovendien niet op korte termijn kunnen veranderen. Goed functionerende steden wel. Die trekken een deel van de stad omhoog. Waarbij geldt dat omdat niet iedereen van de triomf profiteert het te overwegen is om extra aandacht te hebben voor de mensen die langdurig afstand hebben tot de arbeidsmarkt.”

Een belangrijke aanbeveling in jullie onderzoek is dat beleidsmakers goed de drie termen ongelijkheid, segregatie en polarisatie moeten onderscheiden. Ze worden vaak door elkaar gebruikt.
“Ja, ongelijkheid kan bijvoorbeeld toenemen, terwijl segregatie in een stad gelijk blijft of zelfs afneemt. Vaak zie je dat de twee als synoniemen worden gebruikt. Maar soms is er helemaal geen verband. Kijk bijvoorbeeld naar hippe steden waar hoogopgeleide mensen kiezen voor andere wijken, waar ze voorheen echt niet wilden wonen. Zo krijg je gentrificatie. Dat levert overigens wel weer de vraag op of je niet alleen een stad krijgt met hoger opgeleiden. Polarisatie is de derde term. Dat is wanneer de bovenkant groeit en ook de onderkant groeit, waarbij de middengroep wegzakt. Waarbij als geheel de ongelijkheid toeneemt. Echter niet doordat de onderkant wegzakt, de onderkant groeit gewoon iets minder hard. Dat is een nuance en eigenlijk meer een ander type ongelijkheid.”

Hoe zit het met kleinere steden, zoals bijvoorbeeld Assen en Emmen. Moeten die zich ontwikkelen net als Amsterdam en Utrecht?
“Nee er is geen succesmodel dat je als stad klakkeloos over kunt nemen. Kijk vooral naar de DNA van je stad zelf en je ommeland. Niet elke stad moet meedingen naar de internationale lijstjes op het gebied van talent of export. Soms moet je gewoon als stad je inzetten om je inwoners prettig te laten wonen en te zorgen voor alle goede voorzieningen. Een stad zijn, waar ook plek is voor rust, ruimte en leisure. Al die steden bij elkaar in het netwerk vormen eigenlijk één groot geheel – een polycentrische metropool – in plaats van een dichtbevolkte, monocentrische metropool zonder rust en ruimte. Want ook die rust en ruimte is heel belangrijk.”

Het onderzoeksrapport ‘De Verdeelde Triomf’ is te vinden op de site van het PBL

Utrecht gaat gezond groeien

Rond het station in Utrecht zijn allerlei veranderingen gaande. “Nu we in de tweede fase zitten, willen we optimaal bijdragen aan de leefbaarheid en gezondheid van de mensen die hier komen. We geven de stad een ‘Healthy Urban Boost’ bij de verdere ontwikkeling van het stationsgebied”, zegt Martin Mulder, programmadirecteur stationsgebied. Edwin Koster, bestuurlijke zaken van de gemeente Utrecht, vult aan: “Omdat we dingen op een nieuwe manier doen, brengt dat ook grotere risico’s met zich mee. Een City Deal kan die risico’s beperken.”

Utrecht-toekomstvisie“Gezonde verstedelijking is een hele opgave in dit gebied maar er zijn ook goede kansen”, zegt Martin Mulder. “Een deel van Jaarbeurs schuift naar achteren waardoor er mogelijkheden komen om aan nieuwe verstedelijking te doen. De extra opgave daarbij is om het oude centrum écht te verbinden met het nieuwe. Dat is niet gemakkelijk want er zit een enorm groot vervoersknooppunt tussen, maar we willen toch de verbinding tussen de stedelijke functies verbeteren.

Het is goed om de discussie daarover aan te gaan met verschillende partijen. Zo hebben we recent overleg gehad met vertegenwoordigers van departementen tijdens een diner pensant. Dat was goed maar we hebben ook aangegeven dat we alleen een City Deal kunnen sluiten als daarin de verschillende belangenpartijen zijn betrokken zoals bewoners, de Jaarbeurs, de NS, ProRail, de Rabobank en het Rijksvastgoedbedrijf. We willen optimale betrokkenheid van alle partijen.”

Is een City Deal wel nodig?

“Wij hebben hele belangrijke projecten voor Nederland en we zoeken aansluiting door het rijk”, legt Martin Mulder uit. “Zo komt er op de A27 een ‘bak’, die de verbinding tussen de wijken binnen en buiten de ring legt -tussen Rijnsweerd en de Uithof. Een ander voorbeeld is de Leidsche Rijntunnel die over de A2 ligt. Dit betekent onvoorstelbaar veel voor het leefklimaat van de mensen in de aangrenzende wijk Oog en Al. Er is minder lawaai en betere luchtkwaliteit.

Vroeger had je het Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing (ISV), waardoor er vele honderden miljoenen naar de grote steden zijn gegaan. Dat investeringsfonds was voor ons een logische relatie maar nu zoeken we naar andere manieren om aan te haken. Het is belangrijk dat ministeries participeren en meedenken want we kunnen niet geïsoleerd naar het stationsgebied kijken. De provincie en het rijk moeten ook meewerken. Ook wat betreft de snelwegen rondom Utrecht bijvoorbeeld. Want wij kunnen in de binnenstad een milieuzone aanleggen, maar het effect daarvan wordt snel teniet gedaan als je op de snelweg rond Utrecht ineens 130 kilometer per uur mag rijden.”

Waarom gezonde verstedelijking?

Edwin Koster licht dit toe: “We hebben ongeveer anderhalf miljoen mensen in de regio en we zijn de snelst groeiende regio van het land. Er gaat miljarden geïnvesteerd worden in Utrecht de komende tijd. De gemeente heeft daarbij gekozen voor gezonde verstedelijking, en vele partijen zijn daarop aangehaakt: private partijen en kennisinstituten denken allemaal mee over hoe we dat zo gezond mogelijk kunnen doen. We hebben een track-record in dit gebied op onorthodoxe oplossingen, dat willen we doorzetten.

De Utrechtse bevolking is van de 5 grootste steden de meest gezonde, volgens de GGD. Als we naar economie kijken verdient Utrecht ook meer dan andere regio’s zijn geld met gezondheid en gezond stedelijk leven. Bijna 25% van de economie bestaat uit ziekenhuizen, het UMC , de Live Sciences, dienstverleners en ingenieursbureaus. Het een mix die heel specifiek op de gezondheid is gericht, en het zou gek zijn als je daar geen gebruik van zou maken.”

Hoe kunnen dingen gezonder?

westpleinMartin Mulder: “Vlak achter het station is een nieuwbouwproject dichtbij de moskee. Er komen een tiental woningen maar we kregen ongeveer 5000 inschrijvers. Het is een populaire plek om te wonen, zowel om te huren als te kopen. Veel mensen zeiden meteen dat ze er geen parkeerplaats à 100 euro per maand bij wilden afnemen. Tot voor kort was een woningbouwcorporatie verplicht om een parkeerplaats bij een woning aan te bieden. Maar hier is minder behoefte aan. We willen toekomstbestendig zijn en minder parkeerplaatsen aanbieden, en als we het al doen, dan vooral voor elektrische deelauto’s.

Zo hebben we bij Johanna, een groot studentencomplex op de Uithof, voor de 550 studenten slechts 4 parkeerplaatsen beschikbaar voor deelauto’s. De ouders die op bezoek willen komen, kunnen hun auto verderop in de parkeergarage zetten. Ik denk dat dit de toekomst kan worden voor een groot deel van het centrum.”

Heeft Utrecht goede voorbeelden voor andere steden?

Edwin Koster geeft als antwoord hierop: “We hebben een systeem bedacht waarbij we vervuilde grond kunnen schoonmaken en tegelijk gebruiken voor warmte/koude opslag. Dit is een duurzame manier om energie op te wekken maar normaal gesproken kan dat niet in vervuilde grond. Het opzetten van zo’n systeem had niet gekund zonder dat het rijk daar aan deelneemt omdat we de bestaande regels overtraden. Maar nu het gerealiseerd is, en een erkend project, bekend als de biowasmachine, kan het uiteraard ook op andere plaatsen gebruikt worden.

We zien ook dat de leefbare stad een goed exportproduct is. Zo heeft koning Willem Alexander bij een staatsbezoek aan China ook Utrecht genoemd als voorbeeld van gezonde verstedelijking. Want in China zijn veel steden waar men wel kan wonen maar niet leven. De welgestelde mensen trekken naar plekken buiten de stad. Wij weten dat Beijing voor 7 miljard investeert in schone lucht de komende jaren. Daar kunnen we goede zaken doen!”

Martin Mulder vult dit aan: “Ik ben ooit naar China geweest, naar Shanghai en Beiing en ik was onder de indruk van het feit dat zij 300 kilometer metro aanlegden in 4 jaar. Maar dat gaat ten koste van veel. Bovendien heeft China weinig gedaan om vervuiling te voorkomen. In die zin hebben wij wel wat te exporteren over hoe je een stad maakt. Wij hebben een veel trager systeem maar wel successen zoals de vinexlocaties: dus tegen de stad aanbouwen. En samen met de spelers in de stad dingen doen. Dat is misschien trager maar ook een heel stuk gezonder.”

martinmulder-videoBekijk  het video-interview met Martin Mulder

 

 

 

 

duurzaamutrechtOf bekijk de video over de duurzaamheidsambities van Utrecht (Engels)