Limburg Univers©ity: City Deal Maastricht breidt uit

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Nurhan Abujidi en Herwin Sap op de landelijke kennisdelingsdag van de City Deal, november 2021. Foto: Kirsten van Santen.
Nurhan Abujidi en Herwin Sap op de landelijke kennisdelingsdag van de City Deal, november 2021. Foto: Kirsten van Santen.

Al drie jaar werkt Zuyd Hogeschool werkt met de partners van de City Deal Kennis Maken Maastricht (CDKM>M) aan versterking van de vitaliteit en toekomstbestendigheid van Maastrichtse wijken. Met de nieuwste call onderzoekt Zuyd hoe dit kan worden opgeschaald naar heel Limburg.

De regio is namelijk een belangrijke leeromgeving voor studenten, stelt lector Smart Urban Redesign (SURD) Nurhan Abujidi, en trekker van de City Deal in Maastricht. “Zuyd wil met studenten, docenten en onderzoekers betekenisvol zijn voor de regio. Ons doel is om innovatie te brengen en om onze studenten te verbinden aan meer steden in Zuid-Limburg.”

Wat er gebeurt er allemaal in het zuiden? Wat speelt er in andere steden? Wat zijn de meest uitdagende vraagstukken de komende vijf jaar? “Dat willen we inventariseren”, legt Abujidi uit. “Van daaruit willen we ons werk structureren als Zuyd. Van vitaliteit, circulariteit tot  duurzame renovatie van woningen, hoe kunnen we deze vragen clusteren om de vragen te kanaliseren tot de relevante disciplines? Ons startpunt is om de steden te bedienen, waar onze Zuyd-campussen zijn: Heerlen, Maastricht en Geleen. Daar willen we de verbinding versterken tussen studenten en stad, en tegelijkertijd we iets teruggeven aan die steden.”

Veel interesse onder studenten bij de aftrap van de City Deal Kennis Maken op de Zuyd Hogeschool.

Elke context heeft eigen uitdagingen

In Maastricht werkte de City Deal Kennis Maken aan vier thema’s: bewegen en gezondheid, schoon en veilig, meedoen en ontmoeten, klimaatbestendigheid en duurzaamheid. In de andere steden kijkt de City Deal juist ook naar andere thema’s. Abujidi: “Elke context heeft eigen uitdagingen, ook al kennen ze veel parallellen. In Heerlen-noord is bijvoorbeeld een probleemwijk, waar we kijken wat we kunnen leren uit Rotterdam-zuid. Hier spelen thema’s als werkloosheid, criminaliteit en extreme armoede. Ook hebben we het hier over vitaliteit en sociale cohesie, klimaatadaptatie en kwaliteit van de leefomgeving. Hoe kun je de imago van een buurt verbeteren om het meer exposure te geven en meer mogelijkheden te creëren? Hoe kun je public space gebruiken om mensen bij elkaar te brengen?”

In Geleen-zuid werkt Zuyd samen met een woningcorporatie aan een herstructureringsprogramma voor de komende tien jaar. Sap: “Het gaat niet alleen om woningen herstructureren, maar hoe je het als kans kan gebruiken om de lokale gemeenschap meer te betrekken bij besluitvorming en actiever te worden.”

Multidisciplinaire samenwerking

Met de nieuwe subsidie heeft Abujidi een project opgezet om die stap naar opschaling te maken, samen met Herwin Sap, onderzoeker en coördinator van de minor Duurzame Gebiedstransformatie. Abujidi: “De eerste stap is om de multidisciplinaire samenwerking bij onderwijs en onderzoek met betrekking tot maatschappelijke opgaven in onze drie steden te versterken. Daarom wordt dit onderwijs en onderzoek in alle drie de steden gebundeld in de bestaande Urban Living Labs, met elk een eigen maatschappelijke context.”

Na Maastricht, heeft Zuyd anderhalf jaar geleden er ook in Geleen geopend en recent zijn de deuren in Heerlen van een urban living lab geopend.

Herwin Sap. Foto: Smart Urban ReDesign (SURD)/City Deal Kennis Maken Maastricht.

Herwin Sap. Foto: Smart Urban ReDesign (SURD)/City Deal Kennis Maken Maastricht.

Sap gaat verder: “De volgende stap in de opschaling is van stad naar de regio, zodat we meer van dienst kunnen zijn voor de steden die ons nu al vraagstukken sturen, zoals bijvoorbeeld Roermond en Landgraaf.”
Abujidi: “Hoe we op dit moment zijn georganiseerd binnen Zuyd kunnen we daar nog niet op ingaan. We zien de City Deal als een tool, of mogelijkheid om onszelf dan ook intern te reorganiseren als Zuyd. We willen een organisatiemodel creëren dat ons helpt om studenten, onderzoek te verbinden aan vraagstukken van steden in urban living labs. Deze verbinding willen we het komende jaar gaan maken.”

Sap voegt toe: “Het gaat er hierbij vooral om de mogelijkheden binnen Zuyd goed te benutten om multidisciplinair met studenten aan maatschappelijke opgaven van deze steden/gemeenten te kunnen werken.”

Limburg Univers©ity

Van CDKM>M gaat de naam dan ook veranderen in CDKM>Limburg Univers©ity. De urban living labs gaan daarbij een centrale rol spelen. “Werken in deze labs geeft ons de mogelijkheid om de quadrupel helix te bereiken”, stelt Abujidi. “We gaan samenwerken met kennisinstellingen, mkb en lokale gemeenschappen. We zijn in beweging. Hoe kunnen we hiervan leren en het weer kunnen verbinden in een goede infrastructuur?”

Want de urban living labs gaan het organisatiemodel en de (kennis)infrastructuur vormen voor duurzame en grootschalige verbinding van onderwijs en onderzoek van Zuyd met de maatschappelijke opgaven in de drie living labs, en meerdere steden in de regio. Het implementatieplan voor CDKM>Limburg richt zich op het ontwikkelen en implementeren van dit organisatiemodel en deze (kennis)infrastructuur.

Nurhan Abujidi.

Nurhan Abujidi.

In deze infrastructuur wordt multidisciplinaire en grootschalige inzet van studenten gegarandeerd door de samenwerking tussen verschillende onderwijsprogramma’s van de vijf Zuyd faculteiten. De positieve ervaringen hiermee vanuit de CDKM>Maastricht vormen een basis om mee verder te gaan, legt Abujidi uit. “CDKM>Limburg bouwt hier verder op en richt zich met name op het verbinden van bestaand onderwijs en onderzoek van de academies met de drie urban living labs. Vanuit die samenwerking  zullen ook nieuwe initiatieven worden ontwikkeld, zoals instellingsbrede Challenges rondom specifieke maatschappelijke opgaven en een multidisciplinair afstudeeratelier.”

Experimenteren

Nu het project net is gestart organiseren Abujidi en Sap concreet workshops en discussiebijeenkomsten, zowel intern als extern. “Door te experimenteren met het opzetten van nieuwe urban living labs in nieuwe steden willen we kijken hoe het partnerschap potentie heeft om de komende jaren verder te groeien. Een belangrijk onderdeel van ons implementatieplan is dat we verwachtingen gaan beheren. Daarom zullen we ook onderhandelen met onze partners wat we willen bereiken. Wat zijn je maatschappelijke vragen? Welke positie en welke rol wil je spelen? Wat kan je financieel en inhoudelijk bijdragen? Dit verheldert de structuur en de set-up van het living lab, die we nu aan het ontwikkelen zijn. Intern willen we op diverse niveaus discussies hebben van het Cvb, de directeur, teamleaders tot de minorcoördinatoren en lectoren. Hoe zien jullie je positie? Hoe willen jullie bijdragen? Wat voor commitment? Alleen de eerste drie jaar en ook daarna?”

Goede organisatiestructuur

Waar het dus vooral om draait bij dit projectvoorstel is dat de organisatiestructuur goed wordt neergezet, vult Sap aan.  “Bij CDKM Maastricht was de samenwerking vooral tussen Zuyd, de Universiteit Maastricht (UM) en de gemeente. Nu wordt dat breder met meer partners en gemeenten. Binnen Zuyd ligt intern ook nog een belangrijke taak. Binnen de CDKM Maastricht lagen veel van de CDKM-activiteiten bij het lectoraat van Nurhan. We merkten dat het soms wat vrijblijvend was voor opleidingen om mee te doen. Wat we eigenlijk willen doen is een bestendigere structuur maken vanuit elk domein binnen Zuyd. Dan is er overal een duidelijke vertegenwoordiger, en wordt elk domein mede-eigenaar van de CDKM. Het moet echt een gezamenlijke effort worden.”

Is dat allemaal te organiseren in dat ene jaar van het project? Sap: “We denken van wel. We hebben al bijna met elk domein samengewerkt binnen de CDKM. De contacten zijn er. Nu is het dus vooral bestendigen.”

“Het moment van de waarheid is hier”, beaamt Abujidi. “Het netwerk hebben we al, nu is het kijken wat voor commitment er komt. Tot nu toe was het vaak gebaseerd op die ene enthousiaste docent waarmee we werkten, maar nu komt de City Deal op het niveau van de afdelingsmanager, directieniveau en CvB. Dit is geen vrijwillige taak meer, er is tijd en geld mee gemoeid. We moeten een weg vinden naar goede afspraken en commitment en samen een plan ontwikkelen hoe we dit samen doen. Dat de Univers©ity deel wordt van Zuyd, en niet alleen een organisatiemodel, gaat veel dieper. Het is een filosofie, een werkcultuur. Het is een nieuwe beweging richting toekomstige steden.”

 

Opschaling: TU Delft wil nog meer uit de bubbel komen

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Uit de bubbel: TU studenten werken aan lokale vraagstukken
Uit de bubbel: TU studenten werken aan lokale vraagstukken

Dankzij een samenwerkingsconvenant tussen de universiteit en de gemeente Delft en dankzij de City Deal Kennis Maken werken er ieder jaar al studenten van de TU Delft aan maatschappelijke vraagstukken uit de stad.  Nu wil de universiteit de volgende stap zetten met de inbedding hiervan in het onderwijs. Met de nieuwe call van de City Deal kijkt de universiteit dit jaar hoe dat het beste kan.

De TU Delft neemt sinds 2017 deel aan de City Deal Kennis Maken, wat leidde tot meer inzet van studenten, docenten en onderzoekers in en voor de stad Delft. Dit sloot perfect aan op het nieuwe strategisch framework van de universiteit, waarin de ambitie werd geïntroduceerd om echt een civic university te worden.

Betrokken ingenieurs

“Er gebeurt al veel in de stad”, vertelt Pieke Hoekstra, trekker van het onderzoeksproject naar opschaling. “We willen namelijk ingenieurs opleiden die echt betrokken zijn bij de maatschappij, naast technisch en theoretisch supergoed onderlegd te zijn.”  Zelf heeft ze als programmaleider drie jaar geleden het programma WIJStad opgezet, dat studenten, bewoners en onderzoekers met elkaar verbindt, en vraagstukken uit de stad koppelt aan vakken. Ook organiseert WIJStad pop-up colleges in Delft en het jaarlijkse evenement Meet the Professor Delft, waarbij hoogleraren een gastles geven op een basisschool in Delft. Ook op die manier leren wetenschappers en bewoners elkaar kennen.

Programmamanager TU Delft Pieke Hoekstra.

Programmamanager TU Delft Pieke Hoekstra.

“In de afgelopen twee jaar tijdens de pandemie zijn veel studenten vrijwilligerswerk gaan doen in de stad”, vertelt Hoekstra. “Dat heeft echt een vlucht genomen en daar zijn we ontzettend blij mee. Veel studenten willen echt iets doen voor hun stad. Maar als civic university moeten we naast de vrijwillige inzet door studenten ook ons primaire proces van onderzoek en onderwijs aan de stad verbinden.”

Hoekstra trok de universiteit in om te kijken hoe een aantal docenten al vraagstukken uit de stad in hun vak helpen oplossen. “Dat is heel erg in lijn met hoe we ook als de City Deal Kennis Maken samenwerken met de twee hogescholen in Delft. Om studenten straks betrokken ingenieurs te laten zijn, moeten ze tijdens hun studietijd idealiter allemaal dit soort ervaringen opdoen. In het kader van de City Deal hebben we bijvoorbeeld samengewerkt met de hogescholen in de twee wijken Kuyperwijk en Tanthof. Het is waardevol om de vraagstukken gezamenlijk te belichten, en om de geschikte manieren te vinden om dit terug te koppelen aan de stad zodat bewoners er ook wat aan hebben.”

De actieve docenten op dit gebied vinden elkaar in een community of practice op het gebied van community engagement.  “De community of practice is een geweldig uitgangspunt voor opschaling. De betrokken docenten zijn een klankbord, maar ook een springplank naar de overige docenten bij de TU die we ook graag willen enthousiasmeren”.

Momentum

Toen de call kwam vanuit de City Deal voor financiering om opschaling te onderzoeken, zag Hoekstra haar kans schoon om de urgentie van het werken met stedelijke vraagstukken nog eens intern te benadrukken bij het College van Bestuur. “Dit was hét moment om te laten zien dat hier ook van buiten de universiteit vele ogen op zijn gericht, en hoe het onderwerp leeft bij universiteiten en de gemeenten om ons heen. Ook al gebeurt er veel in Delft, het is nog lang niet zo dat elke student hier in aanraking kan komen met een project in Delft of met Delftenaren, of dat elke docent weet dat de City Deal Kennis Maken bestaat. Ik heb de aanvraag dan ook aangegrepen als een soort breekijzer, een momentum, om hier intern aan te kaarten hoe groot we dit willen maken.”

Het komende jaar wil Hoekstra onderzoeken hoe de opschaling vorm kan krijgen. Daarvoor is ze nu op zoek naar een projectleider. Het onderzoek van Nina Bohm, dat eerder vanuit de City Deal Kennis Maken werd gehonoreerd met een onderzoeksbudget, leverde scenario’s op die kansrijk lijken voor opschaling. “Binnen vier kwadranten uit haar onderzoek willen we experimenteren met het onderwijs om te zien wat het meest kansrijk is om te slagen. Ook willen we een loketfunctie onderzoeken komend jaar. Hoe vinden vraagstukken vanuit gemeente en maatschappelijke organisaties hun weg naar het onderwijs? Vraagstukken vanuit de stad komen nu kriskras door de hele universiteit binnen. Dit proces hopen we wel wat meer te kunnen stroomlijnen.”

De inspanningen dit jaar moeten leiden tot een implementatieplan, dat natuurlijk wordt voorgelegd aan het College van Bestuur. “We hadden toch al de expliciete wens om een civic university te worden. De tijd is er nu wel echt rijp voor. Je ziet bijvoorbeeld onder studenten meer en meer de neiging om impact te willen hebben. Dat is een trend. Tien jaar geleden zagen we bij de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen nog de traditie van studenten die als afgestudeerd ingenieur rechtstreeks naar de Shells van deze wereld gingen. Nu zie je meer en meer dat studenten mogelijkheden iets zoeken om verschil te maken voor de wereld. Ze zijn denk ik wat idealistischer geworden. Relevant zijn voor je directe omgeving en uit je bubbel met heel andere mensen aan echt bestaande opdrachten werken past daar heel goed bij.”

Intrinsieke motivatie

Ter inspiratie bezocht Hoekstra de afgelopen jaren civic universities in Finland, Ierland en Engeland. “Daar is dit al veel langer realiteit. Wat ik daar heb geleerd: begin gewoon, en begin bij de enthousiastelingen. En dat zijn we gaan doen. Wij hadden natuurlijk wel het geluk dat we meteen veel support hadden van de burgemeester van Delft en van onze rector. Nu is het moment om te kijken hoe we zoveel mogelijk studenten in aanraking kunnen laten komen met stedelijke vraagstukken. We hebben heel veel vakken waar je niet logischerwijs direct een haakje is met een maatschappelijke opdracht of een project in een buurt. Erg leuk juist om te kijken hoe dat dan toch kan werken en welke niches je kunt vinden om studenten uit hun bubbel te halen.”

Er is in ieder geval intrinsieke motivatie genoeg onder de wetenschappers, stelt Hoekstra. “De neiging om kennis te delen met de stad en open te staan voor onverwachte connecties is groot, ook al leent niet ieders vak zich ervoor om met buurtbewoners aan de slag te gaan.  Het inzetten van de opgebouwde expertise van de enthousiaste first mover docenten in de Community of Practice gaat wel vitaal worden hierbij. En de onderwijsexperimenten zelf in de verschillende dimensies uit het onderzoek van Nina Bohm natuurlijk, om te kijken wat werkt. Tenslotte zoeken we straks duurzame relaties met partners rond die maatschappelijke vraagstukken, hopelijk volgt dat vanzelf als we die loketfunctie gaan onderzoeken. De ultieme droom is dat we straks naast de gemeente Delft een aantal maatschappelijke organisaties als vaste partners hebben met wie we doorlopend vraagstukken definiëren, zodat steeds nieuwe lichtingen studenten hierop kunnen voortborduren. Je moet elkaar leren kennen, want in alles wat we tot nu toe hebben gedaan werken korte lijnen het allerbeste.”

Bewoners, professionals en kennisinstellingen in gesprek tijdens de kennismarkt van het Stadslab Vergrijzing in de wijk Tanthof.

Bewoners, professionals en kennisinstellingen in gesprek tijdens de kennismarkt van het Stadslab Vergrijzing in de wijk Tanthof.

Leermiddagen bieden netwerk een gezamenlijke reis

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Om het netwerk zo goed mogelijk te ondersteunen in de huidige stap van ‘opschalen’, biedt de City Deal Kennis Maken het komende jaar vier leermiddagen aan. Afgelopen week was de aftrap. Onderzoeker Joshua Cohen van de UvA en strategisch adviseur Suzanne Potjer leiden de bijeenkomsten.We willen een reis met elkaar maken.’

Naast vier openbare leermiddagen zijn er ook vier intervisiemomenten met de veertien aanvragers van de City Deal subsidie om opschaling uit te ontwikkelen.

Hoe was de aftrap op 17 februari?

Cohen: “Ik zag een groep hele enthousiaste en inhoudelijk betrokken mensen, die volgens mij wel geïnspireerd zijn geworden door het verhaal van Suzanne. De introductie in opschalen gaf de nodige taal en perspectieven om met opschalen aan de slag te gaan in de praktijk. We willen nu de komende openbare leermiddagen verder met het aanrijken van kennis en voorbeelden, en natuurlijk het bevorderen van wederzijds leren.

Waarom organiseren jullie deze leermiddagen eigenlijk?

Potjer: De City Deal Kennis Maken loopt sinds 2017 en heeft enorm veel losgemaakt in heel veel steden. Er zijn nieuwe samenwerkingen opgestart, en talloze pilots en experimenten uitgevoerd. De tactiek daarbij was een beetje van laat duizend bloemen bloeien en dan ontstaat er iets moois. Laat mensen zelf aan de slag gaan in de context van de eigen stad. Nu vijf jaar verder dient zich een spannend moment aan. Nu gaat de City Deal een stap verder richting opschaling, en dat is een uitdagende stap. In die experimentele fase kwam er heel veel energie vrij. Nu is het de vraag hoe we ervoor zorgen dat een project niet tijdelijk, klein of ad hoc blijft, maar dat het bijvoorbeeld kan doordringen in de instituties, in de cultuur. Omdat we zien dat dit veel vraagt, zijn we deze leermiddagen gestart. We willen de mensen die met opschalen bezig zijn iets extra’s aanreiken daarbij, zoals goede voorbeelden, of nuttige concepten die handelingsperspectief kunnen bieden in de warrige werkelijkheid.

Suzanne Potjer laat het systeem zien via een schilderij van Pieter Breugel.

Suzanne Potjer laat het systeem zien via een schilderij van Pieter Breugel.

Waarom is opschaling dan zo complex?

Potjer: “Juist datgene wat in de experimentele fase voor heel goede ideeën en energie kan zorgen, kan omkeren in iets wat moeilijk is als je wilt opschalen. In de experimenteerfase heb je misschien even tijdelijk wat extra ruimte gekregen, of je hebt iets bijzonders gecreëerd met een groepje mensen. Als je dat dan een vast onderdeel wilt maken van een onderwijsmethodiek, gaan mensen vanuit de reguliere instituties kijken of er wel budget voor is, of het wel past bij het curriculum. In een experiment ben je vaak tijdelijk buiten de reguliere organisatie geplaatst en nu moet je dus een plek daarin krijgen. Extra complex bij deze City Deal is dat het ook nog eens gaat om samenwerking. Het is geen vraag binnen één organisatie, maar juist tussen verschillende organisaties en partijen. Het opschalen moeten ze samen doen.

Jullie hebben met de aanvragers van de opschalingssubsidie vinger aan de pols gesprekken gevoerd? Wat kwamen jullie tegen?

Joshua Cohen

Joshua Cohen.

Cohen: “Wat mij opviel bij de gesprekken waar ik bij was, dat er een grote verscheidenheid is in de initiatieven die er lopen. Sommige zijn bezig met het opschalen van een initiatief op een fysieke plek, zoals een lab of een impactruimte. Anderen zijn juist bezig met het stroomlijnen en verspreiden van bepaalde methodiek. Je ziet dat mensen worstelen met intern op orde te krijgen, en tegelijk de samenwerking met buiten te zoeken.”

Potjer: “Ja, in al die verscheidenheid kwamen dezelfde uitdagingen terug. Bijvoorbeeld dat je voor het opschalen verschillende lagen binnen je instelling moet aanspreken. Niet alleen de uitvoerende docenten en het CvB maar juist ook de middenlaag van opleidingsdirecteuren. Zij zijn verantwoordelijk voor een opleiding en moeten ervoor zorgen dat die stabiel blijft draaien. Ze krijgen heel veel initiatieven binnen, niet alleen die van de City Deal. Hoe ga je op een goede manier de samenwerking aan met de middenlaag, die nu ineens heel duidelijk in het vizier komt? Een andere uitdaging is de samenwerking met externen. Met wie wil je, of moet je samenwerken om op te schalen en hoe? Als je bijvoorbeeld studentenaantallen wil vergroten moet je bijvoorbeeld wel ook voldoende vragen hebben vanuit de stad. Hoe zorg je dat je de juiste spelers erbij kan betrekken zodat iedereen aan zijn eigen stukje werkt om die opschaling te bereiken. Je kan bijvoorbeeld vanuit je eigen instelling alle seinen op groen hebben, maar als bij de gemeente andere vraagstukken spelen met meer prioriteit, heb je dus een mismatch.”

De aftrap was een soort introductie in wat opschaling is. Wat gaan jullie doen in de andere leermiddagen?

Cohen: “We zitten midden in de ontwikkeling van de rest van de bijeenkomsten, maar kunnen wel alvast een tipje van de sluier geven. Voor de volgende sessie willen we het hebben over grenswerken, het werken in die tussenruimte tussen organisaties. Opschalen vraagt zowel dat er zaken veranderen binnen in je eigen organisatie, als ook buiten in de samenwerking. Hoe kan je dat beide doen, en vooral ook in samenhang met elkaar?

We hebben daar al één spreker voor bevestigd die daar meer over kan vertellen. Martine de Jong werkt bij organisatieadviesbureau TwynstraGudde op de afdeling Samenwerken en is promovenda aan de Erasmus Universiteit, waar ze het thema grenswerken, ook wel bekend als boundary work, verder uitwerkt. Een ander thema, dat we zijn tegengekomen in het netwerk, is institutionalisering en financieringsstromen. Niet alleen gaat het bij opschaling om hoe je de samenwerking tussen mensen verbetert, maar ook hoe het verankerd wordt, waarbij normen en waarden worden verlegd. Het gaat om sociaal-politieke processen. Daar zitten ook veel vraagstukken en dilemma’s op, waarbij wij willen ondersteunen.”

Suzanne Potjer.

Suzanne Potjer.

Potjer: “We hebben meer ideeën, maar we willen ook ruimte houden in de leermiddagen voor wat er opkomt vanuit het netwerk. We willen een reis met elkaar maken. Eigenlijk maakt iedereen zijn eigen reis, maar op vier momenten komen we samen. Dan nemen we de stand op. Hoe gaat het, waar kunnen we elkaar helpen? Het is een proces dat we met elkaar doorlopen. Dit is echt een leernetwerk. Precies wat past bij het karakter van de City Deal. Dat gaat vanaf het begin al om gezamenlijk experimenteren en leren.”

‘Over drie jaar moet elke student in Den Bosch werken aan maatschappelijke vraagstukken’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Jacomine Ravensbergen.
Jacomine Ravensbergen.

De City Deal Kennis Maken is goed bezig in Breda en Den Bosch, concludeert Jacomine Ravensbergen, vicevoorzitter van de Avans Hogeschool. De ene stad maakte de stap al van projectmatig naar programmatisch werken, terwijl de ander nu de ambitie heeft uitgesproken om in 2024 elke student minimaal een half jaar te laten werken aan maatschappelijke vraagstukken.

Het duurde even voordat Jacomine Ravensbergen in het onderwijs terechtkwam. Na een studie geneeskunde in Leiden, promoveerde ze in Utrecht, waar ze ook als docent functionele anatomie werkte. Daarnaast bouwde ze een carrière op in de internationale roeisport, waarin ze nog steeds als bestuurder betrokken is. Ze werkte in verschillende functies bij financier van gezondheidsonderzoek ZonMw en bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Daarna maakte ze de overstap naar het hoger onderwijs. Ze gaf leiding aan de faculteit Bewegen, Sport en Voeding, het Amsterdam Institute of Sport Science, de Topsport Academie Amsterdam en het HvA brede Urban Vitality programma. In haar portefeuille als vicevoorzitter bij Avans houdt ze de voortgang van de City Deal Kennis Maken nauwlettend in de gaten in de drie Brabantse steden waar de hogeschool is gevestigd, Den Bosch, Breda en Tilburg.

Wat valt je op als je kijkt naar de verbinding stad en hoger onderwijs?

“Als ik vooral kijk naar Breda kunnen de partners in de CDKM het heel goed samen bestuurlijk vinden in een aantal maatschappelijke opgaven, zoals de inclusieve en vitale samenleving, energietransitie, duurzaamheid en smart technology. Het zijn vragen die zowel belangrijk zijn voor het opleiden van onze toekomstige professionals, als voor de stad. Onze studenten kunnen er een hele goede inbreng in hebben. Met de City Deal werken we samen met de andere scholen voor het hoger en middelbaar beroepsonderwijs. We hebben meteen vanaf het begin mbo en in Breda ook de NLDA meegenomen, zodat we daadwerkelijk multilevel en -disciplinair met elkaar de opgaven kunnen oppakken. Dat ging projectmatig al heel succesvol, maar dankzij de City Deal blijkt het nu ook heel goed programmatisch te kunnen. Daar worden wij bestuurders heel blij van.  Als je met een programma werkt, creëer je ook door de tijd heen lerend vermogen. Dat is waar de City Deal ons echt bij helpt.”

Zijn er verschillen te zien tussen Breda en Den Bosch?

“Ja, In Breda zou je kunnen zeggen dat we een vliegende start hadden dankzij het Bestuurlijk Overleg Hoger Onderwijs Breda (BOHOB) wat al bestond. Daarin was de wens voor programmatisch samenwerken al aanwezig. Toen de City Deal kwam konden wij zo instappen, ook met het idee van projectmatig naar programmatisch werken. In Den Bosch was er nog niet zo’n lange bestuurlijke traditie van overleg tussen de kennisinstellingen en de stad. Daar heeft de City Deal weer een andere werking gehad: de dialoog tussen gemeente en kennisinstellingen tot stand brengen. In Den Bosch gingen we dan ook met een iets leger blaadje van start, waardoor je gemakkelijker met elkaar de stap kan nemen. We hebben nu een gezamenlijk concept, in 2024 moet elke student in Den Bosch minimaal een half jaar lang werken aan maatschappelijke opgaven van de stad.”

“In Breda hebben we al een wat verder uitgewerkte agenda. We hebben vlak voor kerst een uitgangspuntenconvenant vastgesteld waarin we de keuzes hebben vastgelegd die we eerder in de City Deal hebben gemaakt. Die zitten op vitaliteit en innovatie, in de stad, bij bedrijven en bij de Bredanaars. Vanuit de Breda University of Applied Sciences (BuAs) en Avans was er al een soort strategische agenda met de stad. We hebben alles bij elkaar gevoegd en één strategische agenda afgesproken met elkaar rond deze vier grote vraagstukken die eerder ook de gemeenteraad zijn gepasseerd. Op dit moment wordt er in de gemeenteraad ook echt besluitvorming voorbereid om vanuit de gemeente middelen en mensen aan toe te voegen. Dus niet per project, maar structureel voor de invulling van de duurzame samenwerking tussen het hoger en middelbaar onderwijs en de gemeente voor de komende jaren. Ook willen we er een eigen onderzoeksagenda aan koppelen.”

Wat houdt een eigen onderzoeksagenda in?

“Onze grote wens is dat we niet alleen zelf ons onderzoek vanuit de lectoraten en practoraten erbij stoppen, maar dat we ook een duurzame langdurige onderzoeksagenda opzetten, samen met de stad. Wij willen allemaal dwars door de sectoren heen samenwerken maar het is niet dat dit bij elke gemeente aan de orde is. Er zijn nog behoorlijk wat te onderscheiden kolommen. Er zit vaak nog de reflex om een onderzoeksbureau in te huren wanneer onderzoek nodig is. Terwijl er juist hartstikke veel kennis aanwezig is op de hogescholen en hun onderzoekafdelingen. Een onderzoeksagenda opzetten zorgt ervoor dat dat je elkaar bij bepaalde onderwerpen beter weet te vinden. Natuurlijk weten wij niet alles, maar we hebben onze zwaartepunten. Het is voor ons interessant om onze onderzoekscapaciteiten in te zetten voor de stad, en voor de stad interessant om dat in de samenwerking, die er al is op het gebied van innovatie en onderwijs, ook mee te nemen.”

Hoe belangrijk is de regio?

“Historisch gezien was Breda altijd meer gericht op West-Brabant, en had de stad misschien zelfs de rug gekeerd richting Tilburg. Dat is sinds een aantal jaren echt veranderd. De colleges B&W hebben elkaar nu echt gevonden en zijn al bezig met het opzetten van een Urban Innovation regio. Beide steden willen echt een European testbed gaan vormgeven hier in de regio. Als Avans spelen wij er ook een belangrijke rol in, met name via ons Urban Living Lab dat we, naast Breda en Den Bosch, ook in Tilburg hebben gestart. Daarin werken we bijvoorbeeld al samen met Tilburg University. Het Urban Living Lab in Breda werkt regionaal al samen met gemeenten als Oosterhout en Gilze-Rijen. Op het gebied van energietransitie vindt daar al veel programmatische samenwerking plaats. Je ziet sowieso dat de City Deals elkaar meer opzoeken. We hebben nu ook contact met Eindhoven. Die kwam met de vraag of we in de provincie niet meer met elkaar kunnen doen.”

Hoofdingang van Avans Hogeschool. Foto: Flickr Creative Commons/Agora Leercentrum.

Hoe geef het programmatisch werken vorm in je onderwijs en je curriculum? Hoe hebben jullie dat gedaan in Breda?

“In het Urban Living Lab kenden we al een groot multidisciplinair programma. Daar werken zo’n zes academies van Avans samen met Buas en mbo’s. Als het gaat om multidisciplinaire multilevel samenwerking hebben we daarnaast nog een paar goede voorbeelden. We organiseren bijvoorbeeld AMX weken, waarin we met elkaar in een soort pressure cooker multidisciplinair aan bepaalde maatschappelijke thema’s werken. Daar komt vaak wat uit, wat weer wordt overgedragen in een volgend multidisciplinair project, zoals de Avans Innovative Studio’s, aparte broedplaatsen waar studententeams in korte projecten samenwerken. Daartussendoor organiseren we Challenges, en op breder niveau deel is het onderdeel van minoren, van het keuzeonderwijs. Aan het eind van de lijn, zie je de onderzoeks- en afstudeerprojecten onder leiding van onderzoekers en docenten. Hierin kun je echt de verdieping laten plaatsvinden. Zo hebben we een hele lijn waarin we het werken aan maatschappelijke vraagstukken kwijt kunnen, en de afspraken in de City Deal laten terugkomen.”

Jacomine Ravensbergen.

Jacomine Ravensbergen.

Hoe kan de City Deal Kennis Maken zich het beste volgens jou doorontwikkelen?

“De volgende stap in het opschalen is volgens mij dat je van de City Deals ook een netwerk maakt in de regio. De landelijke bijeenkomsten waar kennis wordt gedeeld zijn superbelangrijk, maar op een gegeven moment moet je ook regionaal gaan samen werken. Dan is die regio juist weer heel belangrijk. Hoe ga je het dan borgen, zowel in je primaire processen als in volgende subsidievormen. Nogmaals ik vind het belangrijk dat er een meerjarige onderzoeksagenda bij moet komen. Dat is veel duurzamer dan losse en tijdelijke initiatieven. Onderzoeksoplossingen leiden ook weer tot onderzoeksvragen waardoor je een logische lijn krijgt, onderzoek moet echt een marktonderdeel worden.”

Waar ben je het meest trots op?

“Ik ben trots dat het ons gelukt is, dat het nog steeds groeit en we elkaar blijven vasthouden. We werken met actieve partners. Een hele bijzondere waar ik bijvoorbeeld trots op is het partnerschap met de Defensie Academie in Breda. Vooral trots ben ik toch dat we een gezamenlijke werkplek hebben gevonden in die Urban Living Labs. Ik denk dat als je het allemaal blijft doen vanuit je veilige hoekje in je school, of eigen gemeentebureau, dat het moeilijk blijft om elkaar te ontmoeten. De Urban Living Labs zijn een fysieke ontmoetingsplek voor de triple of quadrupel helix: onderzoek, onderwijs, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, overheid, de burger, de student. Dan gaat het leven en blijft het ook leven. Het zijn de broedplaatsen van de City Deal.”

City Deal Nijmegen is toe aan structurele inbedding in het onderwijs

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Studenten en bewoners aan het werk op de Plukroute in Meijhorst.
Studenten en bewoners aan het werk op de Plukroute in Meijhorst.

Hoe geef je het werken aan maatschappelijke vraagstukken een structurele plek in je onderwijs? Het komende jaar gaan de onderwijspartners van de City Deal Kennis Maken in Nijmegen dat onderzoeken, met hulp van de subsidie uit de laatste call. Kwartiermaker Maartje Cobussen van de Radboud Universiteit vertelt meer over het traject.

In Nijmegen is rond de City Deal sinds 2017 een consortium ontstaan, waarin de gemeente, de Radboud Universiteit, de Hogeschool Arnhem-Nijmegen (HAN) en het ROC Nijmegen samenwerken. Sinds kort doet ook Yuverta op informele manier mee. “Vanaf het begin waren we echt gericht op deze samenwerking, op het gezamenlijke proces”, vertelt Cobussen. “Daarom hebben we ook dit traject als samenwerkingspartners aangevraagd.”

Wat houdt het traject precies in? Wat gaan jullie doen?

“We hebben als consortium ons altijd gericht op duurzame inbedding in onze organisaties en in de stad van de City Deal-activiteiten. We willen het komend jaar tot vier afzonderlijke implementatieplannen komen. Dat doen we per organisatie, omdat het een complex proces is, en elke organisatie zijn eigen uitdagingen en knelpunten heeft, die het tot nu toe lastig hebben gemaakt om te komen tot structurele inbedding van die onderwijsinnovatie in onze organisaties. Overkoepelend gaan we alles bij elkaar brengen en dan samen kijken waar we naartoe willen en welke knelpunten er zijn. Hoe gaan we die overbruggen? Uiteindelijk moet het leiden tot een concreet implementatieplan met tijdspad en concrete doelstellingen per organisatie én een overkoepelend plan. Ook een financieringsplan is daar een belangrijk onderdeel van.”

Maartje Cobussen.

Maartje Cobussen.

Structurele inbedding klinkt mooi. Wat zou dat inhouden? Hoe zou dat eruit zien?

“Hoe het werken met maatschappelijke vraagstukken concreet zou worden ingebed is nog niet helemaal duidelijk. We hebben de afgelopen jaren geëxperimenteerd en verschillende vormen gezien waarin City Deal-activiteiten plaatsvinden. Op de Radboud Universiteit gaat het deels via de Honours-programma’s, waarin we gezamenlijke onderzoeksprojecten met de partners hebben opgezet. Studenten werken samen aan de hand van één vraagstuk.

Een voorbeeld is in de wijk Dukenburg waar studenten aan de slag zijn gegaan met de vraag hoe kunnen we die wijk aantrekkelijker maken voor studenten? Aan de hand van design thinking methoden zijn studenten hier samen vanuit de verschillende disciplines aan de slag gegaan. De HAN werkt sinds een aantal jaren in diverse wijken vanuit zogenoemde Lab en Werkplaatsen, waar studenten uit het Gezondheid en Welzijn-domein leren in de context. Op een aantal plekken zijn hier ook studenten van de RU en ROC aangesloten.”

“Ook zijn er andere vormen, waarbij studenten op elkaars werk aanvullen. Zo hebben we een project in de wijk Meijhorst rondom een plukroute met fruitbomen, -struiken en eetbare bloemen. Die is afgelopen najaar aangelegd. Het is een wandelroute waar buurtbewoners vrijelijk kunnen snoepen van wat er bloeit en groeit. Het draagt bij aan een positieve leefomgeving, aan biodiversiteit en zorgt ook voor meer sociale samenhang in de wijk. Studenten van alle kennisinstellingen zijn hierbij betrokken geweest en hebben allemaal een eigen aspect onderzocht. Radboud-studenten keken naar bodembiodiversiteit, HAN-studenten meer naar betrokkenheid van buurtbewoners en studenten van Yuverta richtten zich vooral op hoe de plukroute kan leiden tot beter samenleven in de wijk. Er bestaan dus verschillende vormen van werken aan maatschappelijke vraagstukken. Ons doel is om nu te kijken hoe we vanuit die ervaringen naar structurele inbedding in het reguliere programma kunnen komen. Denk bijvoorbeeld in de vorm van een keuzevak, of dat onderdelen in een bepaald vak worden ingevuld door een maatschappelijk project. Dat doen we nu al op veel plekken.”

Dit traject is dus een logische vervolgstap voor alle betrokken partijen?

“Jazeker. We hebben gezien dat het draagvlak er zeker is, ook bestuurlijk. Tegelijk hebben we gemerkt in de experimenten dat het vaak lastig is voor elkaar te krijgen, omdat er bureaucratische barrières zijn. Denk aan roosters die niet op elkaar aansluiten. Ook matchen maatschappelijke vraagstukken soms niet goed met de eisen van een opleiding, wat het lastig maakt om goed in die opleiding in te passen. Dat soort knelpunten zien we wel, waardoor het lastig is echt goed te implementeren. We hopen wel dat dit traject gaat helpen om dat soort knelpunten op te lossen.”

En daar hebben jullie dus met deze financiering een jaar de tijd voor?

“Ja. Maar het is een ambitieus project. We zullen er over een jaar nog niet mee klaar zijn. Dit is echt een proces van de lange adem.”

Hoe gaan jullie van start?

“We zijn 1 november begonnen. De afgelopen twee maanden hebben we de belangrijkste thema’s geïdentificeerd, waar we aan gaan werken. Dat heeft elke organisatie voor zich gedaan en daarnaast hebben we gezamenlijke thema’s vastgesteld. Die gaan we aan de hand van focusgroepen uitdiepen, ook weer per organisatie én daarnaast in gezamenlijkheid. Daar gaan we vanaf volgende maand mee starten. Daarnaast doen we ook een literatuuronderzoek. We hebben vier centrale gezamenlijke thema’s om mee aan de slag te gaan. De eerste is de strategische agenda en vraagarticulatie. We willen daarbij onze ambitie verder uitwerken en concretiseren.”

“Wat is nu die stip op de horizon waar we naartoe werken? Hoe komen de vragen uit wijk en stad, waar komen die vandaan? Hoe bepalen we wat wordt opgepakt? Het tweede thema is multi-level onderwijs. Wat willen we daarmee bereiken? Hoe vullen we dat in? Is dat via een vast format, of zijn er meerdere vormen mogelijk? Zijn de leerdoelen universeel of persoonlijk, of juist opleidingsgericht? De netwerk governance is het derde thema. Hoe werken we precies samen? Hoe kunnen we dat versterken en minder kwetsbaar maken? Het is nu best wel afhankelijk van betrokkenen per organisatie. We hebben in Nijmegen meerdere netwerken die vergelijkbare doelen nastreven. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat die ook elkaar goed aanvullen en versterken. Het vierde en belangrijke thema is de financiering. Als we alles inhoudelijk op een rijtje hebben, hoe gaan we het betalen?”

Waarom past jullie project zo goed bij de City Deal Kennis Maken?

“Het past heel goed omdat alle kennisinstellingen in Nijmegen vanuit hun rol het heel erg belangrijk vinden om met ons onderwijs en onderzoek een maatschappelijke bijdrage te leveren. Die maatschappelijke impact vinden wij ontzettend belangrijk. De City Deal Kennis Maken helpt ons om die bijdrage nog beter in te vullen. In Nijmegen wisten we elkaar al heel goed te vinden, maar het netwerk van de City Deal heeft ons de afgelopen jaren geholpen om die verbinding te versterken. Ook om dat meer programmatisch te gaan insteken en inbedden.”

Wat zouden anderen van jullie in Nijmegen kunnen leren?

“Wat ik vaak hoor van anderen is dat er veel interesse is in de samenwerking die wij hebben met het mbo sinds 2019. Die samenwerking is er nog niet in alle steden. Ook denk ik dat het die verbinding die wij met zijn allen hebben in het consortium interessant kan zijn. We proberen om elkaar daar goed te vinden, goed af te stemmen en gezamenlijk op te trekken. Dat is wel iets waar we hard aan werken en veel mee bezig zijn.”

Studenten en bewoners aan het werk op de Plukroute in Meijhorst.

Studenten en bewoners aan het werk op de Plukroute in Meijhorst.

Den Bosch werkt aan de volgende stap in de City Deal

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In Den Bosch willen de partners van de City Deal Kennis Maken een volgende stap maken. Van projectmatig werken willen ze naar programmatisch werken. Onderzoeker en relatiemanager van het ondernemerscentrum van Avans Leon Kuijpers gaat het komend jaar de logistiek in kaart brengen, die hiervoor nodig. Met subsidie uit de nieuwe call van de City Deal.

Hoe gaat het met de samenwerking in Den Bosch tussen de stad, onderwijsinstellingen en andere partners?

Kuijpers: “In Den Bosch werken we al sinds 2019 samen in het kader van de City Deal Kennis Maken. Hier smaakt dat dat naar meer, zowel vanuit de gemeente als de onderwijsinstellingen. We zijn naar elkaar toegegroeid in het kader van de maatschappelijke opgaven van de stad. . Samen met gemeente, lokale organisaties/initiatieven en beroepsonderwijsinstellingen in de stad werken we vanaf het begin aan onderwijsprojecten rondom positieve gezondheid. Als je dit allemaal zo uitlegt aan anderen, klinkt het allemaal heel logisch en makkelijk. Maar organiseer het maar eens. Zeker als je in 2019 bent begonnen en nu in het kader van het implementatieplan een volgende stap wil maken. En dat is dat we het niet alleen projectmatig willen doen, maar ook programmatisch.”

Wat houdt die stap naar programmatisch werken in?

“Met betrekking tot de projecten gaan we meer lijn en structuur in brengen en nog geïntegreerder werken. We hebben daarbij met diverse onderwijsinstellingen te maken: Avans, Fontys, HAS, Koning Willem I College, Yuverta, Koningstheateracademie en JADS. Deze instellingen zijn zelf ook allemaal bezig met allerlei onderwijs en organisatorische innovaties. Van hen ga je ook nog eens vragen of ze de maatschappelijke vraagstukken uit de stad structureel gaan plaatsen in hun onderwijs. Kijk alleen al naar Avans. Die heeft 30.000 studenten en 3000 docenten en een aantal academies, waarin je dat moet laten gaan landen. Nu doen we vooral nog een beroep op academies en opleidingen, die heel veel energie hebben, en de mogelijkheden om binnen hun curriculum eraan deel te nemen. We willen straks toe naar een situatie waarin de City Deal en maatschappelijke opgaven onderdeel zijn van alle opleidingen in Den Bosch. In Den Bosch zal elke student in 2025 deel kunnen nemen aan een onderwijsactiviteit in het kader van maatschappelijke opgaven in de stad mbt positieve gezondheid, duurzaamheid en datastad. Dat is het perspectief dat we met elkaar willen creëren.”

Leon Kuijpers, Avans.

Leon Kuijpers, Avans.

Dat betekent nog wel wat. Wat moet er allemaal gebeuren?

“Je moet de bekendheid vergroten en samen met opleidingen kijken naar de mogelijkheden die er zijn. Wanneer ze kunnen instappen? In welk jaar, welke onderwijsmodule? Hoe kunnen ze dat multidisciplinair doen? Dat is een uitdaging. Vervolgens wil je dat ook multilevel doen. Stel je werkt aan de vergroening van de Bossche binnenstad. Dan wil je daar bijvoorbeeld opleidingen als social work en bedrijfskunde aan laten bijdragen. Vervolgens wil je ook het mbo laten kijken hoe hun studenten kunnen aansluiten. Daar zit een hele grote organisatorische uitdaging achter. Dat proberen we dit jaar inzichtelijk te maken. Hoe groot is die voor Avans en hoe we daarmee om kunnen gaan, en vervolgens ook nog eens onderzoek bij kunnen betrekken. Met onze lectoraten en de thema’s die aansluiten bij hun expertisegebieden willen we richtinggevend zijn.”

“Lectoren geven kaders als het gaat om bijvoorbeeld positieve gezondheid. Hoe kunnen we onderwijsprojecten op basis van die kaders en richtingen van de lectoren laten uitvoeren zodat ze impact hebben, en echt een bijdrage leveren aan de maatschappelijke opgaven. Op termijn wil je dit niet alleen als gemeente en onderwijsinstelling gaan doen, maar ook inwoners erbij betrekken en organisaties die daar een belang bij hebben. Zo wordt die casus voor studenten levensecht en kunnen we ook dadelijk iets realiseren waarbij inwoners en partijen uit de stad ook meewerken aan de transitie. Kijk naar de vergroening van de binnenstad. Een onderdeel daarvan kunnen faunatorens zijn. Die kunnen onderhouden worden door mensen uit de buurt.”

Waar kijk je naar precies in jullie project om de organisatie inzichtelijk te maken?

“Kortweg gaat het om drie dingen. Het gaat om coördinatie van opleiden, en onderzoek. Het gaat om impact. Welke impact en welke uitkomst wil je bereiken met je projecten? Welke maatschappelijke partners ga je erbij betrekken? Als derde gaan we dit project als Avans doen. We proberen hiermee een soort voorbeeld te creëren voor andere onderwijsinstellingen. Een good practice die hopelijk principes aanreikt voor andere onderwijsinstellingen die er vanaf 2023 mee aan de slag kunnen. We zijn nu net van start gegaan. we gaan hierbij ook kijken hoe we studenten hierbij kunnen betrekken. Inhoudelijk, binnen onze opleiding AAFM zijn studenten al bezig met maatschappelijke impactmeting. Ook zijn we in overleg met de medezeggenschapsraad voor studenten om met hen te klankborden op wat er uitkomt.

Waarom past dit project zo goed bij de City Deal Kennis Maken?

“Het gaat hier in principe om de beoogde bedoeling van de City Deal: rondom maatschappelijke vraagstukken in de stad kijken kennisinstellingen met elkaar hoe kunnen we tot oplossing komen en transitie kunnen realiseren. Het gaat daarbij niet alleen om de oplossingen, maar om het creëren van een beweging. Studenten, gemeente, inwoners, bedrijven slaan daarbij de handen ineen. Bij studenten kun je als stad laagdrempelig opdrachten wegzetten, waar ze aan kunnen werken.  Als onderwijsinstelling organiseren wij dan dat ze dit multidisciplinair en multilevel gaan doen, met medewerking van de lectoraten. Het is een uitgelezen kans om met die vraagstukken bezig te zijn vanuit een heel breed perspectief.”

Wat kunnen andere steden van jullie leren?

“Ik vind het niet nu al gepast om te zeggen wat anderen van ons kunnen leren. Dat moet nog maar blijken dadelijk. In deze fase kunnen we vooral veel leren van anderen. We hebben al met WIJS in Groningen om tafel gezeten, binnenkort gaan we naar Amsterdam om ons te oriënteren en bij de CDKM projecten in Breda zijn we op zoek naar good practices. Het is dus een wisselwerking. In ieder geval hebben we er enorm veel energie op zitten, en dat is voorwaardelijk. Die energie is bij alle partijen in Den Bosch te vinden. Daar ben ik trots op. Dat maakt het makkelijker om te werken aan die wicked problems.”

“Ik denk dat ook vooral hiermee de generatie die de arbeidsmarkt moet betreden, -de startbekwame professionals die wij afleveren-, helpen. Zodat zij ons uiteindelijk weer kunnen helpen. Door er samen met studenten en onderzoekers aan te werken, ben je niet alleen bezig met de oplossingen, maar ook de professional van de toekomst aan het voorbereiden op een duurzamere toekomst. Als je kennis overdraagt dan zit een heel klein deel in het horen en lezen, maar het grootste deel zit in het ervaren, het zelf doen of meemaken. Door hun betrokkenheid in maatschappelijke projecten gaan onderwerpen als vergroening van de binnenstad, de toepassing van data, energietransitie of de circulaire economie juist leven. Ze gaan het dus straks zelf ervaren, waardoor het beter gaat landen, en ze een beter aanknopingspunt hebben voor de toekomst.”

 

‘Docenten moeten zichzelf opnieuw uitvinden in stadslabs’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Wâtte Zijlstra.
Wâtte Zijlstra.

In de vele projecten van de City Deal Kennis Maken, zoals de stadslabs, lopen docenten aan tegen hele nieuwe manieren van lesgeven, studenten begeleiden en onderzoek doen. Trainer Senior Docent Bekwaamheid Wâtte Zijlstra van de Haagse Hogeschool gaf op de landelijke City Deal Kennis Maken Dag in november al een lezing over docentprofessionalisering binnen de context van stadslabs. Wat is dat precies? En waar moeten docenten aan voldoen om goed hun vak uit te oefenen in samenwerking met studenten en de samenleving?

Wat is dat precies, docentprofessionalisering?

Zijlstra: “Je kunt de stadslabs, waar we binnen de City Deal in werken, ook beschouwen als leeromgeving, net als iedere opleiding op de hogeschool zijn eigen leeromgeving heeft. Die klassieke leeromgeving daar is meestal in een klas of lab, of tegenwoordig ook online. In de leeromgeving van het stadslab ga je met bewoners, ambtenaren, onderzoekers en specialisten aan de slag. Dat is dus een hele andere soort leeromgeving. Dat vraagt veel meer begeleiding, je moet studenten helpen onderzoekenderwijs dingen uit te zoeken, zonder dat ze helder afgebakend zijn. Het vraagt anders nadenken over leerdoelen en hoe je dat monitort. Eigenlijk praten we dus over een hele nieuwe leersituatie. Daarom is docentprofessionalisering belangrijk als je gaat werken in stadslabs. Je gaat opnieuw kijken naar je manier van lesgeven, naar je didactiek en pedagogiek, naar de leeromgeving. Je gaat jezelf eigenlijk weer opnieuw uitvinden als docent. Dat noem ik docentprofessionalisering.”

Vanuit de verschillende kennisinstellingen die meedoen aan de City Deal komt steeds vaker de vraag hoe ze hun docenten beter professionaliseren richting stadslabs. De behoefte is dus groot?

“Ja. Toen ik er vanuit de Haagse Hogeschool zelf intensief betrokken was bij de City Deal en stadslab, was ik altijd bezig met de vraag: wat is nu de impact van dat lab? Hoe richt je het in zodat er een lerende cultuur ontstaat? Dan zit je al dicht tegen docentprofessionalisering aan. Een docent heeft namelijk de verantwoordelijkheid om zo’n cultuur te creëren en faciliteren.”

Wat zijn de belangrijkste skills die een docent nodig heeft om zo’n goede lerende cultuur te creëren binnen een stadslab?

“Daarvoor zijn vier dingen belangrijk. Ten eerste is het belangrijk dat je inzicht krijgt in wie je zelf bent. Wat zijn je opvattingen over onderwijs en leren? Wat is je persoonlijkheid? Ben je introvert of juist heel extravert? Wat is je docentprofiel? Waar ligt mijn kracht? Ben je meer een vakdocent, die op de inhoud is gericht of een docent die heel graag begeleidt of netwerkt? Of een docent die heel erg met vernieuwing bezig is? Het is goed als je bewust bent van je eigen profiel. Niet iedere docent is namelijk geschikt om te werken in een stadslab. Als je een docent bent die vooral graag kennis wil overdragen, dan is dat lastig in een stadslab. Ten tweede is het belangrijk dat je verbindingen kan maken en kan netwerken. Dat is heel belangrijk in een stadslab, omdat je met allerlei verschillende stakeholders samenwerkt, zoals met burgers, ambtenaren, bedrijven, sociale medewerkers, wijkmanagers en andere docenten en onderzoekers.”

“Als je wilt dat je studenten zich goed gaan mengen in die groep, moet je dat als docent het goede voorbeeld geven. Je moet goed zijn in het analyseren van stakeholders en posities en machtsverhoudingen. En je moet netwerken leuk vinden. Als derde moet je inzicht hebben in veranderingsprocessen. Die stadslabs zijn allemaal gericht om iets te veranderen. Ze willen inzicht krijgen in bepaalde problematiek, en vervolgens kijken hoe het anders kan worden ingericht. Of het nu gaat om energie, woningtoewijzing of IT in de publieke ruimte. Die vragen gaan allemaal om veranderingen van verschillende stakeholders. Je bent het ook allemaal samen aan het creëren.”

Praatplaat van Wâtte Zijlstra.

Praatplaat van Wâtte Zijlstra.

Je moet dus een lerende cultuur neerzetten waarin mensen samen experimenteren en nadenken zonder meteen vaststaat wat het moet worden?

“Ja. Dat moet je goed kunnen begeleiden. Je moet ook inzicht hebben in veranderingstrajecten. In weerstanden, in het creëren van draagvlak, en het omgaan met onzekerheid. Die laatste is een hele belangrijke. Veel docenten zijn juist vaak gericht op het creëren van zekerheden, duidelijke structuren, waarin allerlei dingen duidelijk zijn. Dat is in een stadslab dus helemaal niet het geval. Daar is veel onzekerheid en onduidelijkheid. Ook moet je oog krijgen voor de minderheid in de groep waarin je samenwerkt. Vaak bepaalt de meerderheid in zo’n groep hoe het gaat, maar vind je juist bij de minderheid soms hele mooie wijsheden, die niet worden gebruikt. Als vierde en laatste vaardigheid is change agency belangrijk voor je als docent. En dan bedoel ik vooral veranderingen in het curriculum, de leeromgeving. Want hoe past zo’n stadslab in het geheel van de opleiding? Wat is de ruimte om te veranderen? Wat is mijn rol daarin? Welke verantwoordelijkheid neem ik daarin? En een stukje change management. Hoe regisseer je veranderingen?”

Tijdens de gesprekken op de landelijke City Deal dag bleek dat vaak junior docenten werken in de projecten als de stadslabs. Zij vinden het leuk en spannend In hoeverre is de leergang Senior Docent Bekwaamheid die je geeft ook te vertalen naar deze jongere doelgroep?

“Er bestaat soms een beeld van jonge docenten dat zij het allemaal nog maar moeten leren, dat zij de didactiek en pedagogiek nog eigen moeten maken. En dat senior docenten zich vervolgens meer kunnen richten op onderwijsinnovatie. Dat is misschien wel een hele verkeerde gedachtegang, die we moeten omdraaien. Natuurlijk zijn er eisen en leerdoelen en -lijnen waarin we binnen de stadslabs aan moeten voldoen. Ik heb het idee dat dit nog niet zo goed vertaald is naar labsituaties. Dat is ook een uitdaging. Met Rowinda Appelman, programmamanager van City Deal, heb ik afgesproken om het komend jaar eens goed te kijken hoe we een mooi programma kunnen maken voor docenten die in stadslabs werken, los van de focus op junior- of seniordocenten.”

Zou docentprofessionalisering niet meer moeten worden ingebed, als vast onderdeel? Innovatie komt immers steeds vaker in het onderwijs, met continu nieuwe vormen die opkomen?

“Ja. Het zou zeker een prominentere plek moeten krijgen. Onderwijs verandert continu en als docent moet je daarin flexibel kunnen zijn. Dat hoort bij innoveren. Veel docenten zijn, door al die roosters waarin ze werken, heel goed in het ontwikkelen van hun vak of module. Dat is heel iets anders dan bezig zijn met innovatie. Daar moet je veel breder kijken, meer in samenhang, met andere vakken en hoe je leeromgevingen inricht. Het is veel breder en vraagt veel draagvlak. Daar ben je de helft van je tijd mee bezig. Veel docenten zijn niet gewend om op zo’n manier te werken, het gaat om cultuurverandering. Het is een andere manier van werken.”

Wâtte Zijlstra.

Wâtte Zijlstra.

Als je kijkt naar docentprofessionalisering over 4 jaar? Wat zou dan je droom zijn?

“Ik vind het interessant dat Rowinda mij heeft uitgenodigd om te gaan nadenken over het opzetten van een leergang of traject voor docenten die in stadslabs werken. Een bijdrage leveren aan zo’n programma en die dan gezamenlijk ook echt over hogescholen en universiteiten heen organiseren, doe ik heel graag. Het zou echt een programma moeten worden, waarin je op gezette tijden samen stilstaat waar je mee bezig bent en kijkt hoe we samen kunnen co-creëren en een lerende cultuur maken in de stadslabs. Als we over 4 jaar zo’n programma hebben draaien met elk jaar een mooie instroom aan nieuwe docenten, zou dat mooi zijn.”

Wil je verder nog iets meegeven aan het City Deal netwerk?

“Heel veel stadslabs zijn gefocust op de vraag of thema van het lab. Van energie tot woningtoewijzing. Ik zou willen adviseren om meer na te denken over hoe je zo’n lab beter inricht als leeromgeving, waarin voor alle stakeholders ruimte is om te leren en te ontwikkelen. Daar moeten we bewuster bij stilstaan. Als je dat niet doet kun je ook weer in een soort koker terechtkomen op die ene vraag waar je mee bezig houdt. Je moet ook afstand kunnen houden. Alleen dan kun je de vraag stellen of zo’n lab nu ook oplevert wat je voor ogen had.”

Groningen wil nog meer studenten inzetten voor maatschappelijke vraagstukken

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Met de succesvolle methode Wijk Inzet door Jongeren en Studenten (WIJS) werken nu al per jaar zo’n duizend studenten van de verschillende kennisinstellingen in Groningen aan maatschappelijke vraagstukken. Met de subsidie uit de call City Deal Kennis Maken van dit najaar willen de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en de Hanzehogeschool Groningen dit nog grootschaliger maken. Projectmanager van de RUG, Denise Leidelmeijer, licht de ambities toe.

Dit najaar zijn veertien projecten gehonoreerd binnen de call City Deal Kennis Maken. In totaal is 1.125.000 euro beschikbaar gesteld voor het ontwikkelen van implementatieplannen die de verbinding versterken tussen onderwijs, onderzoek en maatschappelijke opgaven van steden.

Met haar deel, 75.000 euro, wil de RUG met het project “WIJS de toekomst in” het komend jaar samen met de Hanzehogeschool Groningen nog meer studenten, docenten en onderzoekers van zoveel mogelijk faculteiten en interdisciplinaire onderwijs- en onderzoeksprogramma’s (RUG) en vakgroepen en lectoraten (Hanze) betrekken bij het oplossen van maatschappelijke opgaven in Groningen. Ook willen ze, samen met de andere samenwerkingspartners in WIJS, inzetten op meer locaties in de stad én in de provincie om de WIJS processen te kunnen borgen.

Naast de twee hogeronderwijsinstellingen zijn de gemeente Groningen, welzijnsorganisatie WIJ Groningen en de mbo-instellingen Alfa-college en Noorderpoort vaste partners van WIJS.

Grootschaliger en duurzamere inbedding

Denise Leidelmeijer op de Landelijke CDKM-Kennisdelingsdag 2019.

Denise Leidelmeijer op de Landelijke CDKM-Kennisdelingsdag 2019.

Leidelmeijer legt uit waarom WIJS nog een stap groter wil. “Het doel van deze call van de City Deal is dat er grootschaliger en duurzamere inbedding plaatsvindt van maatschappelijke opgaven in het onderwijs en onderzoek. Hogescholen en universiteiten mochten daarop inschrijven. Dat is precies de fase waarin wij als WIJS nu zitten. Vanuit dat perspectief hebben wij deze call geschreven. Binnen de processen van WIJS zijn we al iets langer bezig met verduurzamen en borgen wat we hebben, omdat we zien dat het concept werkt.”

Binnen WIJS werken studenten aan echte vraagstukken, waaronder soms ook wicked problems, die moeilijk op te lossen zijn, zoals eenzaamheid en armoede. Daar leren ze veel van, doen relevante praktijkervaring op, worden meer betrokken burgers en krijgen er studiepunten voor.”

Ook de samenleving wordt er beter van, legt Leidelmeijer uit. “Alle inwoners van de stad kunnen bij ons terecht, met alle vragen die ze hebben. Als we het antwoord niet weten, zoeken we het op en doen we het samen. Het bevordert de zelfredzaamheid van de wijkbewoners door het niet voor ze te doen, maar samen met ze.”

Uitbreiden

WIJS heeft voor al deze vragen een aantal steunpunten in het leven geroepen, die heel goed worden bezocht. Zo’n 150 bewoners per maand kloppen aan bij de verschillende steunpunten, zoals het maatschappelijk steunpunt, het juridische steunpunt of ondernemersteunpunt. Per jaar werken duizend studenten van de vier kennisinstellingen aan de verschillende vragen. Van helpen tot het activeren van de CoronaCheck-app of DigiD tot het helpen met invullen van belastingformulieren of het opstellen van een ondernemingsplan.

“Het kost de wijkbewoners niks”, verduidelijkt Leidelmeijer. We hebben geen ander belang dan hen te ondersteunen, dat voelen de bewoners ook.”

Een volgend steunpunt dat de samenwerkingspartners weer nieuw leven willen inblazen het Steunpunt Gezonde Leefstijl. Daar zullen ze onder meer ook samenwerken met FC Groningen. “Die heeft een totaal andere ingang en band met inwoners van de stad”, legt Leidelmeijer uit.

Een RUG student doet nu een verkennend onderzoek naar hoe we een gezonde leefstijl onder jongeren in de gemeente Groningen kunnen bevorderen, waaronder: Hoe is het gesteld met de gezondheid van jongeren in de gemeente Groningen en hoe kunnen jongeren op een positieve manier beïnvloed worden? Welke interventies werken wel in de praktijk en welke niet? “Dat moet de basis zijn voor verdere en duurzame uitrol.”

Studenten aan het werk in SamenWijs, juni 2021. Foto: Guillaume Maat.

Denise en een van de studenten aan het werk in SamenWijs, juni 2021. Foto: Guillaume Maat.

SamenWIJS

Naast uitbreiding van de steunpunten, wil WIJS het komend jaar ook het multilevel, multidisciplinair en wederkerig leren uitbreiden als vervolg op het CDKM-project in Groningen, SamenWIJS. Dat is een multilevel en multidisciplinaire onderwijsprogramma, ontwikkeld om wijkgericht werken en burgerschap te bevorderen. Studenten werken samen in gemengde teams aan complexe vraagstukken in diverse wijken van Groningen. Ook wil WIJS uitbreiden in thema’s.

Leidelmeijer: “Op dit moment richten wij ons vooral op het sociaal domein. Dat willen we uitbreiden naar het publieke en economische domein. Er liggen veel vraagstukken op andere gebieden. Denk bijvoorbeeld aan van het gas af. Daar kunnen weer hele andere type studenten mee aan de slag. Een van de ambities van WIJS is ook om de provincie in te gaan, ook dan kom je weer andere vraagstukken tegen, zoals krimp, intergenerationele armoede. We willen wat teruggeven aan de samenleving, maar ook kennis behouden in de regio.”

Werken aan implementatieplan

In het nieuwe project, dat begin december door et kernteam werd afgetrapt, werken zowel de RUG als de Hanzehogeschool het komend jaar aan een eigen implementatieplan en een financieringsmodel voor deze stap naar opschaling. De focus daarbij ligt op de structurele inbedding en financiële borging van WIJS in verschillende curricula. Omdat de Hanze al langer samenwerkt in WIJS, krijgen de studenten die hierin werken, studiepunten. Dat is bij de RUG nog niet altijd zo. Sommige krijgen wel voor stages of andere opdrachten studiepunten, maar een groot deel doet het extra curriculair, in hun vrije tijd.

“We hebben gemerkt dat de huidige studenten het best wel drukhebben”, vertelt Leidelmeijer. “Om die samenwerking van studenten en de inzet duurzaam te borgen moet je het ergens in bestaande onderwijsprogramma’s inweven, zodat de studenten beloond worden met studiepunten. Dat is toch een van de motivatoren die bijdragen om mee te doen, los van de motivatie dat ze willen samenwerken met studenten van andere opleidingen of willen bijdragen aan een betere samenleving.”

Bovendien, stelt Leidelmeijer, als je het beter borgt in het onderwijs zal WIJS op langere termijn meer een vaste opdrachtgever worden, waar studenten makkelijker een stageplek kunnen vinden. “Omdat we nu nog niet hebben ingebed zijn we nu steeds een op een bezig met het matchen van studenten aan vraagstukken. We zetten een vraagstuk uit vanuit de wijk naar een of meerdere opleidingen. Daar zit een partij tussen, studenten reageren wel of niet of pas veel later. Soms wordt een vraagstuk niet of te laat opgepakt. Als we WIJS borgen in verschillende curricula leidt dat tot snellere en meer matches.”

Business Model Canvas

Om te komen tot twee implementatieplannen en financieringsmodellen werken beide instellingen met het Business Model Canvas, een model voor strategisch management om een nieuwe bedrijfsmodel op te zetten, of een bestaand model in kaart te brengen. Daarbij vullen ze stap voor stap met behulp van focusgroepen de canvassen in. De projectleiders zullen gesprekken voeren met potentiële samenwerkingspartners, zowel intern als extern. De betrokkenheid van de consortiumpartners, zowel in mensen als in middelen, is heel belangrijk om WIJS grootschaliger te maken.

“WIJS werkt eigenlijk nog steeds op projectbasis”, legt Leidelmeijer. “We hebben nog geen rechtsvorm. Nu is het een samenwerkingsverband van zes vaste partners, maar er is nog te weinig capaciteit voor de huidige en toekomstige ambities. Wel ligt er inmiddels een concept meerjarenplan, waarin is uitgewerkt wat WIJS nodig heeft om de huidige processen te borgen en toekomstige ambities te kunnen realiseren. Bijvoorbeeld om de gewenste groei te kunnen maken, zowel met locaties als aantal studenten. Er liggen in ieder geval genoeg uitdagende vraagstukken in de stad en provincie. Van armoede, krimp tot aardbevingen. Er is heel wat winst te behalen.”

De afsluitende bijeenkomst van SamenWijs groep 3, juni 2021. Foto: Guillaume Maat.

De afsluitende bijeenkomst van SamenWijs groep 3, juni 2021. Foto: Guillaume Maat.

Meer publiek impact met wetenschap in Utrecht

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

De Universiteit Utrecht zit in de haarvaten van de stad. Van het erfgoed tot de wijken waar studenten wonen. Voorzitter van het College van Bestuur Anton Pijpers voelt zichzelf dan ook enorm verbonden aan de stad en is onder de indruk van hoeveel studenten zich inzetten voor hun woonomgeving.

Pijpers studeerde zelf diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht, promoveerde en werd in 1993 benoemd tot hoogleraar. Hij verliet de universiteit om onder meer als dierenarts te werken, en als algemeen directeur van de Gezondheidsdienst voor Dieren. Heel lang bleef hij echter niet weg. In 2009 keerde hij weer terug als decaan van de faculteit Diergeneeskunde, en werd vijf jaar later vicevoorzitter van het College van Bestuur. In 2017 werd hij voorzitter.

In zijn werk is Pijpers altijd een bruggenbouwer geweest. Hij werkt graag samen met decanen, studenten en medewerkers aan zowel een sterk regionaal netwerk als de internationale uitstraling van de universiteit. Hij speelde een belangrijke rol bij de totstandkoming van het Netherlands Centre for One Health. Verder is hij onder meer betrokken bij de Economic Board Utrecht en de regiegroep Topsector Life Sciences & Health.

Hoe ben je betrokken bij de City Deal Kennis Maken?
Pijpers: “Ik heb de City Deal in mijn portefeuille, en vanuit verschillende functies zit ik natuurlijk heel erg in de regio, bijvoorbeeld als het gaat om mobiliteitsproblematiek van en naar het Utrecht Science Park.”

Hoe staat het met de verbinding tussen universiteit en stad in Utrecht?
“De universiteit kent al eeuwenlang een intieme en intense relatie met de stad Utrecht, en natuurlijk ook met de regio eromheen. Onze medewerkers en studenten wonen er. Én doen er allerlei onderzoek, variërend van onderzoek naar de gezondheid van kinderen tot de beste manieren om zonne-energie op te wekken. We zitten ook in de haarvaten van het erfgoed van de stad. Kijk maar naar het universiteitskwartier, het Janskerkhof en het Academiegebouw. Wij hebben de stad nodig, en omgekeerd zorgen we voor sfeer, en voor heel veel banen. Als voorzitter van het College van Bestuur werk ik samen met vier of vijf wethouders, zoals de wethouder voor mobiliteit, de wethouder economische zaken voor de ontwikkeling van het Science Park, en als het gaat om studentenwoningen heb ik te maken met Kees Diepeveen. Met de burgemeester heb ik nauwe contacten over de Regionale ontwikkelingsmaatschappij. Laatst waren we met UMC Utrecht als partner bij het Stadsdiner, bij het Leger des Heils in de wijk Kanaleneiland. Het is ontzettend mooi om als universiteit daar aan bij te mogen dragen en een enorme verscheidenheid aan Utrechters te ontmoeten.”

Academiegebouw Universiteit Utrecht. Foto: Richard Mortel/Flickr CC.

Academiegebouw Universiteit Utrecht. Foto: Richard Mortel/Flickr CC.

Is Utrecht een rijke leeromgeving?
“Zeker. We zijn ook met de thema’s onderwijs, onderzoek, studenten en public engagement, -wat steeds bekender wordt-, enorm verbonden met Utrecht. Het is ondenkbaar dat de stad en de universiteit in Utrecht niet verbonden zouden zijn. We vieren dit jaar ons 385-jarige lustrum, samen met het UMC Utrecht. Welk bedrijf kan dat zeggen? Dat je al 385 jaar in een regio geworteld bent, samen groot geworden! Ons lustrum heeft als thema ‘Morgen maken we samen.’ We werken daarbij samen ook met de stad, omdat die volgend jaar haar 900-jarig bestaan viert.  Er wordt onder meer gewerkt aan de Utrechtse Wetenschapsagenda. Het afgelopen jaar zijn we de stad ingegaan om op allerlei plekken met Utrechters van alle leeftijden en achtergronden in gesprek te gaan. Wat houdt hen bezig en waarom? Wat verwondert hen en waarnaar zijn ze nieuwsgierig? Met hulp van de bibliotheken in de stad hebben we die input opgehaald. Onze wetenschappers gaan nu op zoek naar de antwoorden, naar vragen die kunnen leiden tot nieuw onderzoek of een verrassende wending in bestaand onderzoek.”

Wat vind je opvallend in het kader van de City Deal?
“Dan hebben we het natuurlijk over de Utrechtse Challenge Alliantie. Daarin gaan studenten van de universiteit, samen met studenten van de hogeschool en het ROC, aan de slag met allerlei thema’s die belangrijk zijn voor Utrecht. In multidisciplinaire groepen werken ze aan oplossingen. Ik heb zelf bijvoorbeeld bij een presentatie gezeten van studenten die kijken hoe Lage Weide dichter bij de stad gebracht kan worden. Als je op de fiets naar dit industrieterrein zou willen, is dat een heel gedoe. Met elkaar hebben ze er onderzoek naar gedaan met allerlei stakeholders en gekeken hoe we dat kunnen doen. Er kwamen ontzettend leuke dingen uit, zoals fietsbruggen. Vooral de verbinding die ontstond vond ik erg leuk om te zien, er waren ook mensen van de gemeente bij toen het werd gepresenteerd.”

Gaan hoogleraren ook de stad in?
“Jazeker. Voor allerlei onderzoek. Maar ze houden ook lezingen, doen mee aan debatten, noem maar op. Een keer per jaar, rond de verjaardag van de universiteit, de Dies Natalis op 26 maart, gaan we met z’n allen op de fiets op bezoek bij basisscholen. Ik ben zelf ook nog hoogleraar, dus ik ga dan ook mee. Het heet ‘ ‘Meet the professor’. Dan vertellen we over ons vakgebied. Dat is ontzettend leuk om te doen voor de jonge kinderen. We willen ook kinderen van ouders die zelf niet egstudeerd hebben laten kennismaken met wetenschap en de boodschap meegeven dat ze later ook eventueel naar de universiteit kunnen. Daarnaast werken we als universiteit ook zakelijk samen met de stad. We hebben bijvoorbeeld de afdeling USBO (Bestuurs- en Organisatiewetenschap), die grote evaluaties doet over hoe de stad functioneert. Hoe doen we het met vreemdelingenbeleid bijvoorbeeld.”

Studenten werken samen aan de Sustainable Campus Challenge.

Studenten werken samen aan de Sustainable Campus Challenge.

Hoe zou je trends nog willen door ontwikkelen de komende tijd?
“We hebben net de uitvraag gedaan voor de Utrechtse Wetenschapsagenda. Dat gaat dus nog allemaal lopen straks richting de 900-jarige viering van Utrecht. Wat ook loopt is het programma Exposome. Hoe kun je met allerlei sensoren de luchtkwaliteit meten voor de gezondheid van mensen? Dat ontwikkelen we verder samen met de stad. Kan je er ook echt beleid op maken? Er zitten hoogleraren in het project, maar ook het RIVM is aangesloten. Kun je straks realtime zien waar de luchtkwaliteit wel of niet goed is. Als thema is gezond stedelijk leven is, wil je kijken hoe je kan bijdragen als universiteit. Een andere trend die ik zie is dat het Utrecht Science Park een steeds meer levendige wijk wordt. Hoe kunnen we er meer studenten laten wonen? Studentenhuisvesting SSH gaat daar nu weer een complex van 900 studentenwoningen bouwen. Daar maken we een convenant op, hoe kunnen we daar als universiteit bij helpen?”

Hoe wordt de manier van werken van de City Deal meer onderdeel van het DNA van de universiteit?
“We zijn voorloper met Open Science, de beweging die meer impact wil krijgen met wetenschap, met public engagement. Wat gemaakt is met publiek geld, moet je ook publiek teruggeven. Denk bijvoorbeeld aan onderzoek toegankelijk publiceren, zodat het voor iedereen te lezen is. Hoe waarderen we mensen die dit doen? Wat is nu de impact van wanneer je niet alleen onderwijs voor jezelf doet, maar ook voor de regio? We willen een beloning geven aan iedereen die inspanning levert om met de burgers van Utrecht dingen te doen. Hoe maak je die verbinding? We hopen op termijn dat alle studenten tijdens hun studie op enige wijze in een project hebben deelgenomen met de stad of regio. Ik merk dat studenten dat zelf ook steeds meer willen. Studentenverenigingen organiseren bijvoorbeeld activiteiten voor de wijk waar ze zitten, zoals een diner voor eenzame ouderen. In Overvecht zijn nu ook studenten bezig om te kijken hoe ze dingen kunnen veranderen. Ik moet zeggen dat ik onder de indruk ben hoe ze dingen oppakken in hun woonomgeving. Op termijn willen we die public engagement van studenten en docenten belonen.”

Wat zou je aanbevelen voor de City Deal Kennis Maken om zelf door te ontwikkelen?
“Ik vind de netwerkfunctie van de City Deal heel belangrijk, het delen van kennis met elkaar. Ik hoor graag wat anderen doen. De partners willen van elkaar horen hoe andere steden het doen als het gaat om studentenhuisvesting, of om samenwerking met burgers. Daar hebben we allemaal belang bij.”

Anton Pijpers.

Anton Pijpers.

Opschaling van community service learning in Amsterdam

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

De afgelopen jaren heeft de Vrije Universiteit in haar pilots in de stad laten zien dat studenten en onderzoekers van verschillende kennisinstellingen en opleidingen goed kunnen samenwerken aan complexe maatschappelijke vraagstukken. Met subsidie uit de nieuwe call van de City Deal Kennis Maken verkent de VU nu de volgende stap: opschaling van dit community service learning (CSL) in Amsterdam.

Dit najaar zijn veertien projecten gehonoreerd binnen de call City Deal Kennis Maken. In totaal is 1.125.000 euro beschikbaar gesteld voor het ontwikkelen van implementatieplannen die de verbinding versterken tussen onderwijs, onderzoek en maatschappelijke opgaven van steden. Met haar deel, 75.000 euro, werkt de VU het komend jaar aan een voorstel voor opschaling van dat waar ze al een paar jaar mee bezig is in de stad: community service learning. Welke route is er nodig om te komen tot een implementatieplan voor ‘de stad als rijke leeromgeving’ in Amsterdam?

Marjolein Zweekhorst.

Marjolein Zweekhorst.

“Iedereen vindt het een prachtig concept”, licht Marjolein Zweekhorst, professor en teamleider van het Community Service Learning project aan VU, toe. “De gemeente is enthousiast, de partners waarmee we samenwerken ook, en ook de andere hogeronderwijsinstellingen. Alleen het realiseren ervan is echt nog wel een puzzel. Het voorstel waar we nu aan werken gaat laten zien hoe de puzzel kan worden gelegd.”

Elkaar beter leren kennen

Om met zijn allen community service learning  in de stad op te schalen is best een uitdaging stelt ze, want elke organisatie is weer totaal anders. Daarom is het op dit moment heel erg belangrijk om elkaar als partners beter te leren kennen, legt Zweekhorst uit. “We hebben natuurlijk met elkaar een paar mooie pilots gedraaid in de City Deal en daarvan veel geleerd. Daarmee kunnen we ook beter zien waar we tegenaanlopen als we het nog groter willen gaan doen. We zijn sinds 1 november we gestart in focusgroepen met gesprekken met alle partners, extern, zoals de Openbare Bibliotheken Amsterdam (OBA) en Universiteit van Amsterdam (UvA). We willen elkaar beter verstaan. Wat zijn nu precies de verschillen in culturen? Welke normen en waarden spelen bij elkaar.”

Naast de externe partners vinden er ook intern gesprekken plaats in de betrokken kennisinstellingen. Wat betekent opschaling voor docenten? Voor studenten? Zweekhorst: “De VU heeft gelukkig hierover al de missie A broader mind, die al een tijdje loopt. Het is dus niet zo dat we aan het startwiel staan, maar ook hier zijn we nog klein. Als we grootschaliger willen worden, zal het in veel meer cursussen moeten terugkomen, veel meer body moeten krijgen. Wat is daarvoor nodig? Waarschijnlijk moeten er wel een paar knoppen om, om dat te realiseren. Alle neuzen moeten dezelfde kant op.”

Met de input en kennisdeling uit de focusgroepen moet de komende maanden een interne structuur voor grootschalige opschaling vorm krijgen. In mei gaan dan medewerkers van alle consortiumpartners in gemengde groepen om tafel in creatieve ontwerpsessies om te komen tot een concept implementatieplan voor de opschaling van community service learning in Amsterdam. “Straks weten we al veel meer van elkaar en hebben we een beetje een beeld van welke kant we samen kunnen opgaan.” Dat is iets wat andere steden ook van dit project kunnen leren, stelt Zweekhorst. “Zoek elkaar op, dat is voor ieders belang.”

Kijken in andere wijken

Maar wat houdt de opschaling precies in? “We hebben tot nu toe alleen in Nieuw-West gewerkt”, vertelt Zweekhorst. “Opschaling zou betekenen dat we ook in andere wijken van Amsterdam gaan werken, of uiteindelijk in alle wijken. Amsterdam is een hele grote stad, met heel veel verschillen tussen de wijken. We willen in de diepte gaan kijken wat de gevolgen zijn als we opschalen. Het is niet realistisch om de hele stad in één keer uit te pluizen. Daarom beginnen we met Nieuw-West, omdat we daar al zijn gestart, en pakken dan nog drie wijken erbij. We gaan daar kijken hoe het werkt, wat de gemene delers zijn en wat nieuw is. Dan kunnen we daarna meer zeggen over de hele stad. Wat we geleerd hebben in Nieuw-West willen we gebruiken om inzicht te krijgen in andere wijken. Het zou mooi zijn als het geheel van studenten een meerwaarde heeft voor iedereen. Dat het voor iedereen interessant genoeg is om het wiel te laten draaien..”

Volgend jaar oktober moet het voorstel voor de opschaling er liggen. “Door elkaar beter te begrijpen moet die meerwaarde voor iedereen duidelijk worden. What’s in it for whom? Hoe daar te komen en vormgeven, dat is de uitdaging. Daarom zijn wij zo blij met deze call, die ons in staat stelt om veel dieper te kijken en in gesprek gaan met deze mensen hoe het mogelijk zou kunnen worden gemaakt.”

Studenten bezig in het City Deal project Kennisalliantie Eenzaamheid.

Dromen

Zweekhorst legt de deelnemers aan het implementatieplan voor de opschaling de vraag voor wat ze dromen. Haar eigen droom is in ieder geval dat dit project er een flinke push kan geven aan de maatschappelijke betrokkenheid van de studenten in de hoofdstad. “Alleen de VU heeft hier in de stad al 32.000 studenten rondlopen. Tel daarbij de studenten van al die andere kennisinstellingen op. Als slechts een fractie van al die studenten iets nuttigs doet voor de stad, heb je al een enorme impact. Echt niet alle studenten hoeven iets te doen voor de stad. Maar het is zonde als je niks doet met al die projecten en werkstukken die de studenten maken in hun studietijd. We hebben enorm veel vraagstukken in de stad. Daar zouden we toch een behoorlijke bijdrage aan kunnen leveren. Ik hoop dat we met dit project daar weer een stuk verder komen.”

Volgens Zweekhorst biedt community service learning uitdagingen voor het onderwijs, maar is het uiteindelijk een verrijking. “Fictieve opdrachten geven als docent is natuurlijk veel makkelijker. Dan weet je precies waar je de haken en ogen inbouwt, wat de uitkomsten zijn. Met vraagstukken uit de praktijk kan er onderweg van alles misgaan. Dat maakt het een stukje spannender en meer tijdsintensief. Toch denk ik dat onderwijs er leuker van wordt. Geen student is gebouwd om alleen maar in de collegebanken of zoom-sessies te blijven met fictieve opdrachten. Het wordt voor jezelf ook veel levendiger als je werkt met onderwerpen in de stad. Je leert daardoor meer vaardigheden voor de rest van je leven, want later ga je ook niet alleen om met dezelfde mensen. Het zou zoveel rijkdom geven als je onderweg in je studie meer van dat soort vaardigheden onder de knie krijgt. Mijn droom is dan ook dat we over twee jaar nog meer studenten hebben werken aan uitdagingen in de stad.”