Deelname gemotiveerde bedrijven kan City Deals versterken, verslag 12 maart 2021
In de laatste ronde van de deelsessies gaat Jan-Willem Wesselink in op de vraag hoe je bedrijven bij City Deals betrekt. Dat doet hij samen met ondernemer Edgar van Eekelen van ELBA REC, Media- en communicatiebureau, uitgever van o.a. Stadszaken.nl en ROM en mede-oprichter van de Future City Foundation waar Wesselink werkzaam is.
De sessie begint met een korte presentatie. Kort, omdat Jan-Willem aangeeft dat hij het gesprek met de deelnemers aan de sessie belangrijker vindt dan het ‘zenden’.
Jan-Willem stelt zichzelf voor. Hij is trekker van de City Deal Een Slimme Stad, vanuit de Future City Foundation. Die stichting maakt onderdeel uit van de Europese beweging Fiware en wil graag de brug slaan tussen technologie en de stad. “We brengen mensen samen die nadenken over de toekomst.” Op verzoek van het ministerie van BZK en de G40 heeft de Future City Foundation de City Deal Een Slimme Stad opgezet om de komende twee jaar te werken aan procesvragen over techniek in het ruimtelijk domein. Jan-Willem toont een slide met een indrukwekkende hoeveelheid logo’s. Dit zijn de partners in de City Deal, waaronder ook een aantal bedrijven. “We werken met kleine en met grote bedrijven, met techbedrijven en vastgoedbedrijven en partners die iets anders doen.” Met het overzicht wil Jan-Willem benadrukken dat ‘hét bedrijfsleven’ niet bestaat. Het is een mix van belangen, maar het zijn ook allemaal ménsen. “Het is meer een ‘movement of people’ dan een ‘’movement of business’.”
Dansvloer
Iedereen heeft zijn eigen redenen om mee te doen. Daarbij zijn er korte-, middellange- en langetermijndoelen te onderscheiden. “Het kortetermijnbelang is vaak gekoppeld aan de vraag ‘waarover gaat mijn volgende functioneringsgesprek’. Het middellangetermijnbelang raakt aan de vraag ‘waar wil ik of mijn organisatie heen?’ En het langetermijnbelang is wat iedereen bindt: hoe draag ik bij aan een betere wereld?” Voor de City Deal is hier vooral SDG11 van belang, het duurzame ontwikkelingsdoel van de Verenigde Naties dat streeft naar duurzame steden en gemeenschappen. Jan-Willem omschrijft de rol van de City Deal als ‘de dansvloer waarop iedereen elkaar kan vinden.”
Een belangrijke taak van de City Deal is om mensen en partijen aan elkaar te koppelen. “Daarvoor moeten we wel zorgen dat we weten wat de ander wil en we moeten zorgen dat alles werkt, geldtechnisch maar ook in het groepsproces.” Om dit te realiseren vinden wekelijks gesprekken plaats over groepen binnen de City Deal waar dingen niet goed gaan en wordt dit gespiegeld aan de groepen waar het wel goed gaat. Belangrijk is volgens Jan-Willem vooral ook dat het leuk is, omdat het werken in de City Deal voor geen van de partijen ‘core business’ is. “Dus houd het leuk en houd een beetje van elkaar. Of durf te dromen zoals Elon Musk, denk vanuit de Golden Circle maar maak het ook concreet!”
Het creëren van een ‘communitygevoel’ is erg belangrijk. Daar werkt de City Deal aan door vragen te delen op social media en door maandelijkse bijeenkomsten te organiseren waar vaak wel 200 mensen aan deelnemen. Je zou kunnen denken ‘waarom wil je die bedrijven erbij, want het is ook fijn om die zeurkousen die alleen maar over geld praten er niet bij te hebben?’, prikkelt Jan-Willem. Maar hoe meer inzichten hoe beter en de betrokkenheid van bedrijven leidt ook tot meer netwerken, wat voor gemeenten met concrete opgaven ook handig kan zijn. De samenwerking leidt tot meer kracht en verschillende perspectieven waarin iedereen zijn eigen ding doet.
Gelijke monniken, gelijke kappen
Na dit overtuigende pleidooi is de hamvraag hóe je dan die bedrijven betrekt. Jan-Willem geeft aan dat het zaak is de bedrijven aan te spreken op hun eigen belang, maar wel vanuit het centrale idee van de City Deal. Als partijen afhaken omdat ze de ambities van de deal niet delen, is dat ‘jammer, maar helaas’. Essentieel is ook dat alle partners meebetalen, want dit zorgt voor meer commitment. En: dat iedereen evenveel betaalt, want: ‘gelijke monniken, gelijke kappen’.
Uiteraard zijn er verschillen tussen bedrijven en overheden in een City Deal. Een bedrijf moet vooral geld verdienen. Overheden denken meer in termen van budget. Overheden hebben de luxe dat dingen soms niet door kunnen gaan, dat is voor bedrijven een stuk lastiger. En bedrijven denken vaak in een kortere tijdsspanne. Edgar, van ELBA REC, kan dat beamen: een scope van drie jaar is erg lang. Voor ons is één jaar het uitgangspunt. Maar als je écht ergens achter staat dan kan één tot drie jaar wel.” Edgar geeft aan dat ze graag een bijdrage leveren, maar dat er inderdaad ook geld verdiend moet worden. ELBAREC heeft in de deal geïnvesteerd, omdat ze er in geloven. En omdat ze een netwerk kunnen opbouwen waardoor er geld verdiend kan worden dat ze anders niet gekregen hadden.
Jan-Willem geeft aan dat het belangrijk is om hier eerlijk en transparant over te zijn, van beide kanten. “Wij kunnen de dansvloer leveren, maar we kunnen niet garanderen dat iemand verliefd op je wordt.” Edgar geeft aan dat er altijd ‘gelukzoekers’ zijn die meer komen halen dan brengen. Hij vindt dat je als overheid best kritisch mag zijn en dat het goed is om aan de voorkant duidelijk uit te spreken wat elke partij komt brengen en halen. En als bedrijf moet je dan ook eerlijk kunnen aangeven ‘ja, wij willen geld verdienen en dat moet ergens vandaan komen’.
Exclusief
Wat lastig kan zijn, aldus Jan-Willem, is dat bedrijven vaak exclusiviteit willen bedingen. In de City Deal is een bepaling dat de partners andere partijen kunnen weigeren. Tegen extra gemeentes die deelnemen zijn meestal geen bezwaren, bij nieuwe bedrijven kan dat anders liggen. “Je deelt toch vertrouwelijke kennis als bedrijf en je stelt je minder open op als er een concurrent bij zit.” Volgens Edgar is 100 procent exclusiviteit niet nodig, als je maar niet volledig overlapt in wat je kunt bijdragen en ophalen.
Jan-Willem schetst nog dat bedrijven kansen en risico’s anders beleven dan gemeenten. De risico’s worden zwaarder ervaren, maar bedrijven zijn tegelijkertijd ook opportunistischer. Er zijn ook bedrijven die je liever niet als partner uitnodigt. Dat zijn bedrijven die op korte termijn geld willen verdienen aan de deal. Die voegen volgens Jan-Willem vaak niet veel toe.
Na de presentatie is er ruimte voor vragen. Edgar bijt het spits af door aan de deelnemers te vragen of het überhaupt een issue is voor andere deals, het betrekken van bedrijven?
Nienke Fabries van de Fontys Hogeschool Eindhoven geeft aan dat zij in de Brainport Regio al lang samenwerkt met zowel gemeenten als bedrijven. Dat gaat eigenlijk best goed. Er worden wel verschillende samenwerkvormen gebruikt: de ‘partners in education’ voorzien in opdrachten voor het onderwijs. De ‘partners in innovation’ betalen een lidmaatschap en dragen mensen en innovatie bij. Dit laatste wordt o.a. toegepast bij de ICT-opleiding omdat de kennis daar zo snel ontwikkelt dat je een lerende community nodig hebt.
Studenten zijn het meest verschrikkelijke publiek
Jan-Willem vindt het interessant om te kijken naar een koppeling van de City Deal Een Slimme Stad met het onderwijs. “Wij ontwikkelen nieuwe tools in onze City Deal en die kun je goed toetsen door ze te onderwijzen.” Studenten zijn volgens Jan-Willem, in positieve zin, sowieso ‘het meest verschrikkelijke publiek’, want: ze zijn heel kritisch. Daniël van Vliet van de Erasmus Universiteit Rotterdam benadrukt dat er wel een goede interne structuur moet zijn, anders heb je niks aan het betrekken van bedrijven. Hij constateert dat de samenwerking met stakeholders en bedrijven om impact te realiseren voor de EUR, nogal gefragmenteerd is: “Mensen zijn netwerken aan het bouwen, maar weten nog niet goed hoe ze het intern kwijt kunnen.” Daarom worden nu rondetafelgesprekken gevoerd om te kijken waar de stakeholders echt behoefte aan hebben. En het maken van een ‘menukaart’ kan daarbij ook helpen.
Jan-Willem geeft aan dat hij het ook lastig vindt om aan universiteiten te laten zien waar je dan echt op samenwerkt in een deal. Daniël geeft aan dat dat het belang van die interne structuur onderstreept: werk je samen op onderzoek of onderwijs? Verwachtingenmanagement is ook belangrijk: soms is een universiteit zo kritisch dat ze misschien het aangeleverde vraagstuk in twijfel trekken. “Een netwerk bouwen aan de buitenkant is een ander spoor dan aan de binnenkant.”
Jan-Willem benadrukt dat je met meer dan 50 partners en vaak meer dan 150 deelnemers aan sessies, ook moet blijven uitleggen waar je mee bezig bent. En er begrip voor moet hebben dat niet iedereen dezelfde motivatie heeft. Daniël is benieuwd hoe er gereageerd wordt als een challenge voor studenten niet oplevert wat je er als City Deal van verwacht. “Mijn vader zegt altijd ‘koe, vergeet niet dat je een ooit een kalf was!’”, zegt Jan-Willem, die vindt dat er soms teveel focus is op het eindresultaat terwijl er vooral veel winst zit in gesprekken. “Studenten stellen vaak goede, belangeloze vragen. Misschien moet je dat als universiteit ook beter verkopen?”
Mismatch van belangen?
Johan vraagt zich af hoe je omgaat met een eventuele mismatch van korte- en langetermijnbelangen. Jan-Willem geeft aan dat de langetermijn niet zo’n probleem is, want iedereen wil een betere wereld. Wat de korte termijn betreft: de City Deal voert veel gesprekken met partners over de voortgang. Voor bedrijven is op de langere termijn vaak belangrijk dat je in het project gelooft. Volgens Edgar is het goede van de City Deal dat je als bedrijf ‘een concreet aanbod’ krijgt van wat het je kan opleveren, zoals contacten met netwerken.
Jan-Willem schetst dat nieuwe ideeën vaak geboren worden in het bedrijfsleven, maar dat die vaak moeilijk landen bij de overheid, terwijl die er vaak over gaat. “Daar loopt het bedrijfsleven vaak op vast: we hebben pratende vuilnisbakken, maar hoe verkopen we die?”, vult Edgar aan. Tegelijkertijd vindt Jan-Willem dat je als bedrijf ook moet zorgen dat je de overheid goed kent, als dat je klant is.
Norbert Ruepert is van de City Deal Kennis Maken in Utrecht, waar ze de Utrecht Challenge Alliantie hebben. Hij worstelt met het feit dat ze aan de ene kant de maatschappeljke opdracht hebben om studenten challenges te bieden in het maarschappelijk domein. Maar aan de andere kant willen ze ook het bedrijfsleven betrekken. Hij ziet een contradictie tussen die maatschappelijke vraagstukken en de mogelijkheden voor bedrijven om daar een verdienmodel aan te koppelen. “Dan loop je het risico dat je heel erg de boer op gaat, terwijl bedrijven denken ‘ja, fijn, maar ik zié het niet!’”
Jan-Willem denkt dat het kan helpen om in gesprek te gaan over waar het ‘misverstand’ zit. Overheden doen vaker mee dan bedrijfsleven omdat ze meer focussen op de lange termijn. Toch zit er ook winst in voor bedrijven, bijvoorbeeld omdat ze op zoek zijn naar goed personeel. Dan is het kansrijk om bedrijven in contact te brengen met talentvolle jonge mensen. Daarnaast is er volgens Jan-Willem de maatschappelijke verantwoordelijkheid: de Future City Foundation vraagt geen vergoeding voor lezingen omdat ze het belangrijk vinden om bij te dragen aan goed onderwijs. “Daar zou je bedrijven wellicht ook op aan kunnen spreken.”
Tot slot benadrukt Jan-Willem dat het ook al heel waardevol kan zijn dat je stakeholders met elkaar in gesprek brengt die elkaar eigenlijk nog niet zo goed persoonlijk kennen. Dat informele contact met potentiële klanten is voor bedrijven vaak heel waardevol. En het is altijd goed om met studenten te werken. Dan biedt je mensen aan die leuk zijn en dingen ontregelen, dat is een mooi aanbod!
Laat een reactie achter