Een klimaatbestendige stad is leefbaar en groen
Door klimaatverandering krijgen steden vaker te maken met extreem hoge temperaturen, die tot extra hittestress en zelfs tot sterfgevallen kunnen leiden. Na een aantal hittegolven vroeg de gemeente Arnhem zich af hoe de stad ook op gebied van hitte klimaatbestendiger kon worden en wat dat voor de ruimtelijke strategie van de stad betekende.
Binnen het internationale Interreg IVB project Future Cities ging de gemeente daarmee aan de slag en probeerde diverse partijen in de stad te betrekken. Het idee van een klimaatbestendige stad bleek echter al snel niet genoeg om mensen mee te krijgen.
Ruimte scheppen met concepten
In ruimtelijke planvorming wordt veel gebruik gemaakt van concepten, maar van de werking daarvan zijn we ons niet altijd bewust. Toch kan het bewust inzetten van concepten op de juiste momenten in planvormingsprocessen effect hebben. Deze blog gaat over het soort concepten dat bijdraagt aan onderhandeling, samenwerking en gezamenlijke kennisontwikkeling in planprocessen met diverse partijen. Het is immers niet eenvoudig om elkaar te begrijpen, laat staan om samen te werken als er sprake is van uiteenlopende belangen en inhoudelijke achtergronden.
In zo’n situatie kan volgens Paul Opdam en anderen een ‘boundary concept’ ruimte scheppen voor gesprek. Een ‘boundary concept’ heeft betekenis in meerdere denkwerelden en ondersteunt daardoor samenwerking zonder dat consensus is vereist. Het concept verandert mee met de gesprekken in het samenwerkingsverband. Opdam schreef daarover een wetenschappelijk artikel en gebruikte het Future Cities project in Arnhem als voorbeeld. Het Arnhemse voorbeeld illustreert dat meerdere ‘boundary concepts’ nodig zijn die gedurende het proces een samenhangend verhaal vertellen.
Van klimaatbestendige stad via kwaliteit van leven…
De ‘klimaatbestendige stad’ had in Arnhem een functie in de agendering van het probleem. Het bracht een kleine groep ambtenaren en wetenschappers bij elkaar en mondde uit in een vierjarig Europees project. Er werden ervaringen uitgewisseld, data verzameld en een hitte-attentiekaart ontwikkeld, maar het betrekken van extra lokale partijen wilde aanvankelijk niet zo vlotten. Voor deze partijen had de klimaatbestendige stad een negatieve lading, dan wel een hoog ver-van-mijn-bed gehalte.
Pas nadat klimaatbestendige stad werd gekoppeld aan het boundary concept ‘kwaliteit van leven’, groeide de groep lokaal betrokkenen. Woningcorporaties en GGD’s sloten aan. ‘Kwaliteit van leven’ sloot meer aan bij hun dagelijkse praktijk en manier van kijken naar de stad. Met ‘kwaliteit van leven’ konden ze zich een voorstelling maken van oplossingsrichtingen voor hittestress in aanpassing van de omgeving. ‘Kwaliteit van Leven’ veranderde het milieuprobleem in een kans om de eigen leefomgeving te verbeteren.
…naar groenstructuur
Het derde boundary concept ontstond toen met behulp van de hitte-attentiekaart waarin ideeën werden vertaald naar een aanpassing van de inrichting van de stad. Het bleek dat de structuur van de stad, met parken, rivieren en hoogteverschillen kansen bood voor verkoeling. Door groenstructuren strategisch in te zetten kunnen verkoelende luchtstromen worden gestuurd, en kunnen bepaalde plekken in de stad worden gekoeld. De stad kan hiermee meer klimaatbestendig worden gemaakt.
‘Groenstructuur’ werd zo het derde boundary concept. Het gaf de gemeente handvaten om een ruimtelijke strategie op te stellen, en andere betrokkenen om concreet actie te ondernemen. Burgers dachten mee over het vergroenen van hun wijken om zo bij te dragen aan verkoeling van de stad en tegelijkertijd hun directe leefomgeving te verfraaien . Door de aanleg van groene gevels, groene daken en het planten van zogenaamde ‘klimaatbomen’ werd het voorheen abstracte onderwerp van klimaatverandering vertaald naar kwaliteit van leven met een handelingsperspectief voor elke burger.
Een samenhangend verhaal gericht op gezamenlijke actie
In Arnhem werd niet halsstarrig vastgehouden aan één concept. De drie boundary concepts vertelden één samenhangend verhaal dat de betrokkenen in staat stelden samen te werken, kennis te ontwikkelen en actie te ondernemen. Aan het begin van het proces was ‘klimaatbestendige stad’ belangrijk in de probleemstelling en het bij elkaar brengen van de eerste belanghebbenden. De groep betrokkenen en het onderwerp werden verbreed met behulp van ‘kwaliteit van leven’. Met ‘groenstructuur’ kon naar actie worden toegewerkt op concrete plekken. Alle drie de concepten zijn open genoeg om mensen met verschillende achtergronden aan te spreken, maar concreet genoeg voor gezamenlijke actie.
Opdam geeft nog meer voorbeelden van de rol van ‘boundary concepts’ in planprocessen: hoe in de Hoekse Waard een project over ‘natuurlijke plaagbestrijding’ leidde tot uitbreiding van ‘landschapsdiensten’ met behulp van ‘groenblauwe dooradering’ van het akkerlandschap. En hoe in de polder van Biesland ‘de kringloop’ leidde tot een meer biodivers landschap. Planologen, procesbegeleiders en onderzoekers kunnen bewust op zoek gaan naar ‘boundary concepts’ die passen bij hun planproces en groep betrokkenen. Daar kunnen ze veel voordeel van hebben!
Meer lezen?
Paul Opdam, Judith Westerink, Claire Vos and Barry de Vries, 2015: ‘The role and evolution of boundary concepts in transdisciplinary landscape planning‘.
Laat een reactie achter