“Europa moet ook bij bestuurders in het hoofd gaan zitten als een logische bestuurslaag”.

Aldus Karen van Dantzig, de Nederlandse speciale gezant voor stedelijke vraagstukken in Europa. In de periode van 2020 tot 2022 vormde zij het gezicht van de Europese Agenda Stad. Samen met Kenniscentrum Europa decentraal blikt ze terug op haar periode als Dutch Urban Envoy en vertelt ze hoe steden in de toekomst nog beter gebruik kunnen maken van de mogelijkheden die Europa biedt. Dit interview werd gepubliceerd in de nieuwsbrief ‘De Europese Ster’ en op de website van Kenniscentrum Europa decentraal

Kunt u kort iets over uw achtergrond vertellen? Welke weg heeft u bewandeld?

Ik ben opgegroeid als kind van een expatfamilie en kwam al van jongs af aan in aanraking met de wereld van internationale betrekkingen. Hierdoor heb ik veel tijd doorgebracht in andere landen met verschillende culturen. Dit maakt dat je constant bezig bent met jezelf verhouden tot andere mensen, culturen en verschillen. Dat vind ik ook leuk: vanuit een intrinsieke interesse je afvragen wat er bij die persoon speelt.

Ik denk dat dat deels maakt dat je later verschillende typen functies kunt uitoefenen en dat het je makkelijker afgaat. Het is misschien ook wel logisch dat ik Internationaal en Europees recht ging studeren. Mijn scriptie had een duidelijke link met buitenlandse economische betrekkingen. Mijn eerste werkplek bij het Rijk was dan ook bij buitenlandse economische betrekkingen. Naast het internationale, is het ‘financieel economische’ en het fysieke domein steeds de rode draad geweest. Die interesse is gebleven, intussen werk ik 23 jaar met veel plezier bij het Rijk, bij verschillende ministeries. Het internationale en Europese werk wissel ik af met nationale en meer gebiedsgerichte functies. Als het internationale eenmaal in je bloed zit gaat het er niet meer uit. Ik word er gewoonweg blij van. Het Europese en internationale geeft een extra dimensie, het is uitdagender omdat je ook met cultuur en hele andere gedrags- én besluitvormingspatronen te maken hebt. Je daartoe verhouden, verbinden én resultaten behalen geeft een extra kick, zeg maar. Ik houd van die complexiteit.

Heeft u de link Europese Unie – stedelijke en regionale vertaalslag –  altijd al interessant gevonden?

Ja, ik heb gemerkt dat ik zowel steden als gebieden buiten de Randstad goed kan vertegenwoordigen. Ik vind de verbinding binnen-buiten erg belangrijk. Je leert hoe het werkt, wat niet werkt, hoe alles samenkomt. Die vertaalslag vind ik erg interessant. Wat betreft steden, daar komen alle opgaven samen in de praktijk, dus al het beleid en (Europese) wet- en regelgeving. In de functie Dutch Urban Envoy valt dit allemaal mooi samen.

Ja, over die functie: tot 1 januari 2022 bent u speciale Nederlandse gezant stedelijke vraagstukken in Europa. Kunt u kort iets over de inhoud van deze functie vertellen? 

De opdracht en het mandaat van de Dutch Urban Envoy (DUE) is afkomstig van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Andere lidstaten hebben dit (nog) niet. Het is ontstaan vanuit de gedachte dat steden ontzettend belangrijk voor Europa zijn.

Er is in Europa veel aandacht voor de meer achtergebleven gebieden en inwoners; de ‘leave no one behind’-gedachte. Je ziet dat ook terug in de verdeling van territoriaal gebaseerde fondsen zoals de zogenaamde Cohesiefondsen. De focus op ‘voorlopers’ is er zeker wel bijvoorbeeld bij innovatie.

Maar terug naar de steden… we moeten niet vergeten dat hoewel slechts 20% van het EU- grondgebied stedelijk is, terwijl maar liefst 75%(en groeiend) van de bevolking daar woont én dat een groot gedeelte van de economische groei daar plaatsvindt. Ook staan steden, vanuit de EU bezien, het dichtst bij de inwoners. Daar komt nog bij dat veel EU wet- en regelgeving in steden moet worden geïmplementeerd en uitgevoerd, Het is dus belangrijk erbij stil te staan wat dit voor steden betekent. Het succes, de weerbaarheid en hoe de steden omgaan met uitdagingen als verduurzaming en energietransitie, klimaatadaptatie, de digitale transitie, de coronapandemie en sociaaleconomische vraagstukken heeft grote positieve impact op Nederland en Europa.

De Urban Envoy speelt daarop in, gaat over ‘het erkennen en versterken van de positie van (Europese en Nederlandse) steden en stedelijke gebieden in EU-beleid en regelgeving. De rol van de speciale stedelijke gezant werd in 2015 ingesteld, voorafgaand aan het Nederlandse voorzitterschap van de EU in de eerste helft van 2016. Ik ben de derde ‘DUE’.

Het belangrijkste dossier van de Dutch Urban Envoy is de Urban Agenda for the EU, een innovatief bestuurlijk instrument, dat tijdens het Pact van Amsterdam in 2016 is geïntroduceerd. Het stimuleert samenwerking tussen steden, lidstaten, de Europese Commissie en andere stakeholders. De Urban Agenda kent 14 thema’s en 3 pijlers: Betere regelgevingbetere financiering en betere kennisdeling. 14 thematische Partnerschappen hebben inmiddels 132 concrete instrumenten en aanbevelingen (Acties) gepubliceerd op het gebied van onder meer schone lucht, huisvesting, migratie, mobiliteit, digitale transitie, klimaatadaptatie, innovatie en innovatief aanbesteden.

In de praktijk betekent deze functie dat ik in overleggen soms namens Nederland optreedt. Ik vervang dan de directeur-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen en de minister. Soms zit ik er breder in, als ik namens de steden, de Partnerschappen van de Urban Agenda – de urban family –  het woord doe. In sommige overleggen treed ik ook mede namens andere lidstaten op. Dat lijkt op gegoochel met verschillende petten, maar als ik het expliciet aangeef lukt dit. Het is veel schakelen, maar zoals ik al zei: ik houd van die dynamiek en complexiteit.

Wat heeft de Urban Envoy Nederland, Europa en u gebracht? Heeft u ambities waar kunnen maken?

Aan de ene kant is het de versterking van de stedelijke stem in de EU, maar ik heb vanuit deze functie ook mede de verantwoordelijkheid voor de verankering en voorzetting voor 5 jaar van de Urban Agenda. Daar zijn al meer dan 300 partijen bij betrokken geweest en dat aantal groeit de komende jaren hopelijk nog. Ik ben trots op de resultaten en mijn rol daarbij. Met de voorzetting van de Urban Agenda is de rol van steden aan tafel in Brussel verzekerd. Ik vind het goed dat de Nederlandse stem nadrukkelijk aanwezig is. Ook de Nederlandse steden geven aan dat hun positie in Brussel versterkt is door het hebben van een eigen Urban Envoy. Het is verder leuk om te merken dat ons poldermodel blijvend omarmd wordt.

Hoe vertaalt dat zich in het Engels?

Dan spraken we van multilevel governance.

Dat klinkt een stuk minder catchy…

Lachend: Ja. Het poldermodel heeft ook zijn beperkingen, maar voor Europa was het relatief nieuw. Daar loopt besluitvorming langs de hiërarchische lijn en vooral via de lidstaten. De, ik noem het maar ‘Nederlandse’ manier van samenwerken sprak aan, dat bleek ook na een evaluatie van de Europese Commissie. Je ziet inmiddels in Europa meer samenwerking op gelijkwaardig niveau terug zoals in de Green Deal. Op nationaal niveau zie je dit ook terug bij verschillende lidstaten, bijvoorbeeld in een verbetering van stedelijk beleid in Spanje, Slowakije en Polen.

Door de Envoy is er echt een groep gelijkgestemde lidstaten ontstaan die zeggen: dit willen we voor onze steden en deze thema’s zijn voor ons belangrijk. Het is mooi om te zien dat de Europese Commissie dit heeft opgepakt en dat het wordt gewaardeerd. De versteviging van de positie van de stad in Europees beleid is onder andere terug te zien in de toename van de hoeveelheid financiële middelen voor duurzame stedelijke ontwikkeling; van 5% naar 8% van het EFRO (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling).

Na de introductie van de Dutch Urban Envoy werd er sterk naar Nederland gekeken voor leiderschap en ‘eigenaarschap’ van de Urban Agenda. Heeft Nederland die rol kunnen pakken?

Er werd inderdaad veel naar Nederland gekeken. Bijvoorbeeld door de Europese Voorzitterschappen maar ook in het kader van onze Beter Regulation Initiative. Breed eigenaarschap is belangrijk, de Urban Agenda als Europees project moet niet afhankelijk zijn van een Envoy en van Nederland. Het is voor alle lidstaten en hun steden van belang.

Verbinden, aanjagen en vertegenwoordigen, die rollen heb ik kunnen vervullen. Nederland is de afgelopen jaren ook aanwezig geweest bij overleggen waar dat voorheen niet het geval was. Formele en informele overleggen en daar ervoer ik veel steun. In het prille begin dachten we al mee over sleuteldocumenten als het New Leipzig Charter en Ljubljana Agreement. Of via soft diplomacy ideeën opperen (inhoudelijk dan wel in de aanpak) die je later uitgewerkt ziet. De functie Dutch Urban Envoy is op verschillende manieren in te vullen. Ik heb ervoor gekozen vooral tussen de partijen te gaan staan en partijen van daaruit in actie te brengen.

U noemt het Leipzig Charter voor duurzame stedelijke ontwikkeling. Die is een jaar geleden aangenomen. Wat merken de Nederlandse overheden hiervan?

Je moet het Charter zien als een politieke beginselverklaring waarin de uitgangspunten voor duurzame stedelijke ontwikkeling in de EU is vastgelegd. Daarbij gaat het om groene, inclusieve, economische en digitale ontwikkeling. Het Charter staat voor een geïntegreerde, participatieve (steden betrekken burgers), vaak gebiedsgerichte benadering, die het belang van multilevel samenwerking benadrukt waarin een ieder zijn verantwoordelijk neemt. Het oorspronkelijke Leipzig Charter uit 2007 speelde een belangrijke rol in het Pact van Amsterdam uit 2016, waarmee de Urban Agenda for the EU (en zijn Partnerschappen) werd gelanceerd. Het New Leipzig Charter (uit 2020) noemt de Urban Agenda als het belangrijkste Europese instrument om de beginselen van het Charter de komende jaren in de praktijk uit te voeren.

Je kunt je afvragen wat het effect is van een principedocument omdat het best ver van de praktijk staat. Het werkt alleen als je het in de praktijk toepast, als alle partijen actieve eigenaarschap pakken. De Urban Agenda gaat daar een grote rol bij spelen.

Het Leipzig Charter is nog niet heel bekend in Nederland, in tegenstelling tot andere landen. In Duitsland en Portugal is het al onderdeel van stedelijke beleidsontwikkeling. Zo ver zijn we in Nederland dus nog niet. Als Rijk kunnen we dat wel stimuleren, net als bijvoorbeeld G4, G40, VNG en medeoverheden zelf. Zo worden sessies georganiseerd, zoals het Duits-Nederlandse Policy Lab op 15 december, waarin we specifiek ingaan op de gevolgen en mogelijkheden van het Charter. Je kunt het zien als een kompas voor duurzame stedelijke ontwikkeling. De praktische vertaalslag is een uitdaging.

Ik vergelijk het wel eens met de Sustainable Development Goals van de VN waar de Urban Agenda ook aan bijdraagt: dat waren in het begin ook idealen. Pas toen ze concreet werden toegepast, met rapportages, structurele monitoring, sterke communicatie en politiek commitment, ging het leven, werd het een succes en is het als basis gebruikt om beleid te ontwikkelen in steden. Het zou mooi zijn als het Leipzig Charter ook dit pad zou volgen.

Op 26 november is het Ljubljana Agreement aangenomen tijdens de bijeenkomst van EU-ministers voor stedelijke ontwikkeling. De voortgang en ondersteuning van de Urban Agenda for the EU (UAEU) is daarmee voor tenminste 5 jaar verzekerd. Wat betekent dat precies?

Het wordt concreter. Het Ljubljana Agreement (LA) verzekert de voortgang van de Urban Agenda en zorgt ook voor ondersteuning en implementatie: dat er nieuwe thema’s komen en nieuwe Partnerschappen van de grond komen. Er zijn 4 nieuwe thema’s geïntroduceerd: vergroening van steden, duurzaam toerisme, gelijkheid in steden en voedsel. Op de eerste twee thema’s worden in 2022 Partnerschappen gestart, daarna volgen de andere. Uiteindelijk zal er een oproep (‘call’) komen aan steden en partijen om deel te nemen. Er is veel interesse vanuit Nederlandse steden.

Het Ljubljana Agreement is het resultaat van lange onderhandelingen. De goede Nederlandse interbestuurlijke samenwerking, met de VNG, het Interprovinciaal Overleg, G4, G40 en de Nederlandse deelnemers aan de Partnerschappen (vertegenwoordigd in de Taskforce Urban Agenda), de Permanente Vertegenwoordiging en alle partijen er omheen, heeft flink geholpen. We hebben een interbestuurlijk position paper waarin onze gezamenlijke prioriteiten staan. Een hele prettige samenwerking die ervoor zorgt dat ik mijn werk goed kan doen.

Hoe kunnen Nederlandse decentrale overheden kansen pakken in Europa? Op de zojuist genoemde duurzame stedelijke ontwikkeling, maar bijvoorbeeld ook op andere urgente beleidsterreinen zoals groen en digitalisering?

Dat begint met een besef van de Europese dimensie. Er liggen grote uitdagingen voor ons, zoals energie, klimaatadaptatie en de digitale transitie, die baat hebben bij een stevige positionering van Nederlandse steden in de EU, net als betaalbaar wonen dat in eerste instantie een binnenlandse aangelegenheid is.

Er komt de komende tijd veel beleid en regelgeving uit de EU onze kant op. Dat geldt zowel voor de sociale, digitale als de groene kant. Steden moeten steeds meer gaan kiezen waar ze hun capaciteit op inzetten. De EU stelt middelen beschikbaar, voor economisch herstel, maar er is ook veel geld beschikbaar via de reguliere programmering van de fondsen. Als je dat effectief wilt doen betekent dat voor de stad: inzet en capaciteit. Je kunt niet overal op inzetten, steden zullen moeten samenwerken. Dat kan in Nederlands verband maar ook Europees (Eurocities, CEMR, Comité van de Regio’s, URBACT enz). Volgens mij kan dat sterker. Er zullen ook gezamenlijke strategieën moeten komen: op welk thema trek je met een groep steden samen op en waar kun met je eigen specifieke profiel, zoals Den Haag met justitie en veiligheid, beter de aansluiting vinden? Je moet het allebei doen en inschatten wanneer welke strategie het meest succesvol is. Dat gebeurt nog te incidenteel.

Europa moet ook bij bestuurders in het hoofd gaan zitten als een logische bestuurslaag. Een wethouder moet denken: wacht even, Europa is voor mij ook belangrijk. Het zou een logisch onderdeel moeten zijn van zijn portefeuille, en niet alleen van de wethouder die Europa in zijn portefeuille heeft. Zo is er ook een covenant of mayors. Een sterke samenwerking die nog meer ingezet kan worden. Burgemeesters zijn boegbeelden, hebben aanzien en invloed ook Europees. Ze zijn eigenlijk een soort Nederlands exportproduct en sommigen erg succesvol! Burgemeester Aboutaleb springt als ‘beste burgemeester van de wereld’ natuurlijk in het oog, maar er zijn er meer die door hun inzet veel bereiken voor Nederland en hun stad. Hier liggen hoe dan ook kansen voor meer burgermeesters en wethouders als Urban Ambassadors.

Verder zou het mooi zijn als grotere steden de omliggende gebieden, die vaak over minder kennis, capaciteit en middelen beschikken meenemen in hun Europese denken en doen. Als laatste is er uiteraard de verder te ontwikkelen ondersteuning vanuit de VNG. En vanuit Europa decentraal is de EU-fondsenwijzer een goed voorbeeld, die het Europese subsidielandschap overzichtelijker maakt voor steden. Dat zijn goede ontwikkelingen.

Wat is uw nieuwjaarswens voor de steden in Europa?

Ik hoop op meer ‘steden-ambassadeurs’, vanuit andere Europese lidstaten. Het zou de samenwerking en impact ten goede komen. Verder wens ik alle stedelingen dat ze in een innovatieve en duurzame stad kunnen wonen, die fysiek, economische en demografisch voor iedereen toegankelijk is, inclusief en groen is en gelijke kansen biedt voor iedereen. Het klinkt misschien wat groots en meeslepend, maar dat het ook een fijne en gezellige plek is om te wonen. En uiteraard fijne feestdagen gewenst en een gezond 2022!

 

NB: Of en in welke vorm het mandaat van de DUE wordt voortgezet is op dit moment nog niet te beantwoorden. Daar besluit begin 2022 een nieuwe bewindspersoon over. Tot die tijd blijft de functie bestaan; de DUE stopt dus niet abrupt op 1 januari.

 

 

 

 

Met dank aan Barend Tensen en Brent Bos van Kenniscentrum Europa decentraal.