‘De Europese Agenda Stad biedt een gouden kans om te experimenteren’
Nooit eerder werkten steden, lidstaten, Europese instituties op gelijke voet samen aan stedelijk beleid. De Europese Agenda Stad biedt een enorme kans om de rol van steden in Europa te vergroten. Als de Agenda zich expliciet richt op de experimentele kracht van steden, dan wordt die kans ook gepakt, stelt Suzanne Potjer die namens de Urban Futures Studio onderzoek doet naar de Europese Agenda Stad.
De Urban Futures Studio, verbonden aan de Universiteit Utrecht doet onderzoek naar hoe steden met elkaar samenwerken in horizontale netwerken, zoals de C40, ICLEI en Eurocities. Steden worden immers steeds belangrijker, stelt Potjer. Waar deze netwerken wel tegenaanlopen is het feit dat steden in veel gevallen afhankelijk zijn van hogere overheidslagen. “In de Europese Agenda Stad werkt dat dus anders. De Europese Agenda Stad werkt zowel aan oplossingen op lokaal niveau, als op landelijk en EU-niveau. Dat maakt het een enorme interessante ontwikkeling. Het geeft steden de kans een grotere rol te pakken. Hoe wordt een en ander onderling afgesteld? Dat is de kern van ons onderzoek.”
Hoe kunnen steden een grotere rol pakken?
“Steden spelen een steeds belangrijkere rol in het aanpakken van wereldwijde problemen, zoals Benjamin Barber stelde. Dit doen zij onder meer door actief te werken in allerlei netwerken. Via deze netwerken maken steden elkaar sterker. Tegelijkertijd hebben stedelijke netwerken weinig interactie met andere lagen van overheid, waardoor ze vaak slagkracht missen. Omdat de Europese Agenda Stad expliciet onderdeel is van de Europese multi-governance context heeft het de potentie om niet alleen stedelijke praktijken te versterken maar ook de rol van steden zelf ten opzichte van andere bestuurslagen in Europa.”
Hoe onderscheidt de Europese Agenda Stad zich van de andere samenwerkingsvormen die jullie onderzoeken?
“Ik denk dat vooral uniek is dat hier verschillende bestuursniveaus met elkaar op gelijke voet aan tafel zitten om te kijken wat voor impact de EU heeft op de steden en hoe dat verbeterd kan worden. Dat is uniek, maar zorgt ook voor veel voorzichtigheid. De kracht van de Europese Agenda Stad is dan ook dat op een hele informele manier dingen kunnen worden uitgeprobeerd om te kijken of ze werken of niet. Maar het is wel essentieel dat de Europese Agenda Stad daarbij de unieke kracht van steden benut: in de stad is er bij uitstek ruimte om te experimenteren. Juist hier kun je zowel problemen als kansen lokaal direct aanpakken en benutten. Het aantal experimenten in steden waarbij verschillende partijen op deze manier samenwerken aan oplossingen binnen een afgebakende setting stijgt op dit moment hard.”
Welke systeem is er nodig om deze experimenten beter te benutten?
“Daar gaat het essay over dat Maarten Hajer en ik hebben geschreven over de Europese Agenda Stad. Steden hebben immers beperkte middelen om te kunnen experimenteren, hebben te maken met regulering van bovenaf, en zijn zodoende heel afhankelijk van andere niveaus. Communicatie heen en weer is daarom essentieel.
Waarvoor precies?
“De kern van de Europese Agenda Stad is dat steden en andere overheden leren van elkaar. Dat is natuurlijk heel complex, want wanneer leer je precies van elkaar? Wat zijn daarvoor de goede omstandigheden? We kunnen een vergelijking maken met de meubelindustrie. De Europese en nationale overheden zijn te vergelijken met de designers, die de meubels ontwerpen. De steden zijn dan meer de klussers die ze in elkaar zetten en ervoor zorgen dat ze goed staan. Een goede klusser zorgt ervoor dat ze op maat worden gemaakt en bedenkt in de praktijk of het design slimmer kan. Designers en klussers hebben dus veel aan elkaar: samen zorgen ze voor mooie meubels die goed passen en, als ze interacteren, kunnen ze zorgen dat het design steeds slimmer wordt. Hoe zorg je ervoor dat zulke interactie ook goed is tussen EU, Rijk en de steden? Dit maakt de Europese Agenda Stad zo bijzonder. Maar het moet allemaal nog worden gedaan. De eerste resultaten worden deze zomer opgeleverd maar we zijn pas een jaar bezig. Een ding is belangrijk: het moet groter worden dan een wensenlijstje van steden. Wij denken dat het nodig is om meer overstijgend te zijn, dat het moet gaan over de ruimte en steun die Europese steden gezamenlijk nodig hebben.
Wat onderzoeken jullie precies?
“De Europese Agenda Stad kent zowel een horizontale dynamiek waarbij steden met elkaar samenwerken, als een verticale dynamiek waarbij steden samenwerken met partners op nationaal en Europees niveau. Hoe interacteren deze twee dynamieken met elkaar? Hoe ver gaat het in de breedte en hoe werkt het omhoog en omlaag richting andere overheidsniveaus? Hoe kunnen de oplossingen ‘reizen’ in het systeem van de EU? Van de Partnerschappen naar de steden in Europa, maar ook naar de lidstaten en de EU zelf. Er is natuurlijk al veel praktisch beleidsonderzoek op dit terrein. Wat wij doen is proberen verschillende onderzoeksgebieden met elkaar te verbinden. Veel onderzoek naar multi-governance gaat over nationale overheden en Europese instituties, maar steden maken daar geen deel van uit. Tegelijk zijn er veel onderzoeken naar hoe steden meer netwerken met elkaar en opkomen als plekken om te experimenteren, denk aan de Proeftuinen en de Living Labs. We willen die twee dingen aan elkaar verbinden. Wat er gebeurt in de steden is heel belangrijk. Wij willen daar de context bij halen van Rijk en Europa. Denk aan vieze luchtdeeltjes die Utrecht binnenwaaien. Om dat tegen te gaan zal je afspraken moeten maken op Europees niveau. Kortom, Europa en de steden kunnen niet zonder elkaar.”
Het boek Haagse Oersoep van Wim Derksen over inhoudelijke en politieke realiteit, over hiërarchische vs netwerk structuur, over systeem wereld en leefwereld, gaf mij een verhelderend beeld van de problemen bij het vorm en inhoud geven van (groot) stedelijk beleid. Hartstikke spannend het onderzoek waarmee jullie bezig zijn.