‘Challenges dagen mbo-, hbo- en wo-studenten uit om ieders talent te benutten’
In het verbinden van het onderwijs met maatschappelijke vraagstukken is het van grote meerwaarde om studenten vanuit verschillende opleidingen en onderwijssystemen samen te laten werken. Daarover zijn veel mensen die in het onderwijs werken het eens. Maar hoe kun je mbo-, hbo- en wo-studenten samen aan een opdracht laten werken? En hoe organiseer je daarvoor ruimte in een curriculum? Wij spraken met Erik Mooij, programmamanager onderwijsinnovatie aan de Hogeschool Utrecht, en Michele Gerbrands, projectmanager bij Co-Challenge, een samenwerking van de Universiteit Utrecht, de gemeente Utrecht en het UMCU, over de challenges die zij organiseren met mbo-, hbo- en wo-studenten.
Hoe zijn jullie op het idee van het organiseren van challenges gekomen en hoe zien die eruit?
Michele: “Ik merkte dat we op het UMCU studenten niet betrokken bij de ontwikkeling van het onderwijs. Terwijl zij de eindgebruiker zijn. Vanuit die gedachte ben ik studenten gaan vragen wat zij missen in het onderwijs en waar zij behoefte aan hebben. Zo werd de eerste challenge geboren. Die bracht hbo- en wo-studenten samen om gedurende tweeënhalve dag na te denken over hoe het onderwijs verbeterd kan worden. Twee jaar later begon ik met het organiseren van een uitgebreidere challenge, de Co-Challenge. Daarin worden bachelor- en masterstudenten, net afgestudeerden en PhD’ers van de Universiteit Utrecht uitgedaagd om twee weken lang full-time aan een maatschappelijk vraagstuk te werken in opdracht van de gemeente Utrecht.
De laatste challenge die we hebben georganiseerd stond in het teken van eenzaamheid. De challenge begint altijd met een workshop over teamvorming, zodat de deelnemers erachter komen waar zij zelf in uitblinken en waar hun mededeelnemers goed in zijn. Vervolgens gaan de deelnemers in gesprek met de opdrachtgever om de vraag scherp te krijgen. Dan volgen er workshops over bijvoorbeeld design thinking en ontwerpen en pitchen de deelnemers een eerste concept tijdens een netwerkbijeenkomst met medewerkers van de gemeente en andere stakeholders. In de week daarop werken de deelnemers hun concepten verder uit. Daarbij kunnen ze een beroep doen op coaches en verschillende inspiratiesessies bijwonen. Aan het eind van de tweede week pitchen de deelnemers hun project voor een vakjury. Het winnende team van de challenge rondom eenzaamheid heeft een project ontworpen waarbij ouderen basisschoolleerlingen ondersteunen bij het voorbereiden van een spreekbeurt.”
Erik: “Michele en ik hebben elkaar gevonden op het gebied van challenges. In eerste instantie waren we onafhankelijk van elkaar bezig. Dat typeert vernieuwende vormen van onderwijs ook wel enigszins. Iedereen is apart van elkaar bezig. We richten ons daarom nu op samen innoveren en kijken hoe we elkaar kunnen versterken.”
Waarom is de samenwerking tussen mbo-, hbo- en wo-studenten zo belangrijk?
Erik: “De maatschappelijke vraagstukken die wij behandelen in onze challenges kennen geen duidelijke probleemeigenaar. Neem bijvoorbeeld maatschappelijke uitdagingen op het gebied van eenzaamheid. Eenzaamheid wordt door veel verschillende groepen ervaren. Zodoende bestaat er niet slechts één oplossing om eenzaamheid aan te pakken. En er is ook niet één partij aan te wijzen die de problemen rondom eenzaamheid veroorzaakt. Zulke complexe vraagstukken noemen we ook wel wicked problems. Door mbo-, hbo- en wo-studenten samen te brengen creëer je de vereiste brede kijk op een complex vraagstuk. De mbo-student bekijkt het probleem vanuit de dagelijkse praktijk en de werkervaring die deze student al heeft opgedaan. De hbo-student heeft minder werkervaring, maar een iets bredere onderzoekende blik op de praktijk. De wo-student verdiept vervolgens het vraagstuk door middel van achterliggende theorieën en concepten. Door deze drie blikken en de verschillende skills van de studenten te combineren, kun je veel sterkere oplossingen genereren dan wanneer je bijvoorbeeld alleen wo-studenten bij elkaar zet. Vanuit een meer praktisch oogpunt krijgen de studenten in hun professionele leven ook te maken met een multi- en interdisciplinaire setting. In een challenge kunnen ze daarmee oefenen.”
Michele: “Onze challenges zetten jonge mensen in hun kracht. Het maakt niet uit wat de onderwijsachtergrond van een student is. Iedereen neemt een unieke set aan skills en talenten mee. De verschillende soorten vaardigheden van studenten complementeren elkaar. En dat moeten studenten ervaren: in hun professionele carrière zullen ze hun eigen talenten tezamen met de talenten van collega’s moeten benutten.”
Om challenges te organiseren is er ruimte in curricula nodig. Hoe zien jullie dat?
Michele: “Het concept van een challenge is erg immersief: studenten worden compleet ondergedompeld in een probleem en moeten intensief samenwerken met elkaar en met een community of practice bestaande uit opdrachtgevers, workshopleiders, organisatoren en andere betrokken partijen. Het is nog lastig om onderwijsprogramma’s op elkaar af te stemmen, zodat iedere student de mogelijkheid heeft om twee weken full-time met een challenge aan de slag te gaan. Maar dat is wel mijn streven. Ik wil onderzoeken hoe we het programma zo kunnen ontwerpen dat een zo groot mogelijke groep studenten mee kan doen. Innoveren betekent voor mij bijvoorbeeld dat je door voortschrijdend inzicht nieuwe ontwerpkeuzes maakt.”
Erik: “Om ruimte in curricula te maken voor challenges moeten we ervoor zorgen dat opleidingen kunnen aantonen dat studenten tijdens challenges vaardigheden opdoen die men wil terugzien bij afgestudeerde studenten. Zo zijn innovatievaardigheden nog geen leerdoelen van mbo-studenten, maar al wel van hbo-studenten. Een voorbeeld van waar er al ruimte is voor aanvullende programma’s op het reguliere onderwijs, zoals challenges, is in honours-programma’s op het wo en hbo en excellentieprogramma’s op het mbo. Tegelijkertijd zien we dat challenges als een vorm van onderwijs in opkomst zijn. Dat is een zeer positieve ontwikkeling. Deze snel veranderende wereld vraagt om studenten die naast domeinspecifieke kennis ook zelf-lerend en reflecterend vermogen hebben om competenties te verwerven die passen bij de uitdagingen van vandaag en de toekomst.”
Hoe geven jullie vorm aan de samenwerking met jullie partners en andere onderwijsinstellingen?
Michele: “We willen niet alleen dat de studenten leren van de challenges en nieuwe vaardigheden opdoen, maar ook dat zij een concept dat zij tijdens een challenge ontwikkelen verder uit kunnen werken. Het moet hen de mogelijkheid geven om te gaan ondernemen. De samenwerking met onze partners willen we daarom zo verder ontwikkelen dat de studenten na afloop van een challenge samen met de partners hun concepten verder kunnen brengen.”
Erik: “Daarnaast zijn we op dit moment in gesprek met de Economic Board Utrecht. Hierin zijn zowel wo, hbo, als mbo-instellingen vertegenwoordigd. Vanuit de board ontstond het idee van de Utrecht Challenge Alliantie: een samenwerking tussen Hogeschool Utrecht, de Universiteit Utrecht, ROC Midden-Nederland, UMCU en Economic Board Utrecht, gericht op het organiseren van design challenges om aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken te werken. Op dit moment moeten we voor iedere challenge opnieuw bekijken hoe we die in kunnen passen in roosters en welke partijen er mee kunnen doen. Een onderwijsnetwerk op het gebied van challenges heeft de potentie om daar verandering in te brengen. Door samen op te trekken kunnen we ervoor zorgen dat het gemakkelijker wordt om challenges te organiseren.”
Kunnen jullie wat meer vertellen over jullie functie?
Erik: “Op veel hogescholen en universiteiten vind je functies die op de onze lijken, die niet aan een domein gebonden zijn. Echter, op mbo-instellingen is het ingewikkelder om te experimenteren met vernieuwende onderwijsinitiatieven, zoals een challenge. Voornamelijk vanwege de verplichte leerplichten van mbo-studenten en dichtgetimmerde leerdoelen.”
Michele: “In onze functie is het belangrijk om experimenteerruimte te hebben. Het moet mogelijk zijn om fouten te maken als je een concept wil verfijnen. Verder moet je niet alleen van onderop mensen mee kunnen krijgen, maar ook in de top heb je draagvlak nodig om vernieuwende onderwijsconcepten verder te brengen.”
Welke tip willen jullie meegeven als het gaat om het opzetten van samenwerkingen tussen mbo-, hbo-, en wo-studenten, zoals challenges?
Michele: “Begin klein en draai een pilot. Zorg daarnaast dat je gelijkgestemden vindt en denk alvast na over je marketing- en communicatiestrategie. Want als je iets ontwikkelt dat positief wordt ontvangen, dan moet je dat kunnen communiceren met je netwerk.”
Erik: “Ga verder op zoek naar een vraagstuk waar studenten warm voor lopen. En laat je inspireren door de mooie voorbeeldprojecten die er al zijn. Bondgenoten moet je daarnaast zowel binnen als buiten een onderwijsinstelling zoeken. Op de Hogeschool Utrecht zoeken we bijvoorbeeld de lectoren op, vanwege hun gedrevenheid voor vernieuwing. Maar ook private partijen. In onze ervaring willen zij graag meewerken aan challenges, omdat zij op die manier hun expertise kunnen inzetten ten behoeve van maatschappelijke betrokkenheid. Het gaat er niet altijd om of een partner inhoudelijk de juiste is, maar of zij op dezelfde manier als jij wil samenwerken.”
Michele: “Kortom, het gaat om win-win situaties creëren. Een win voor de gemeente kan zijn dat studenten een frisse blik bieden tegenover experts die al jaren met een onderwerp bezig zijn. Voor bedrijven is maatschappelijke betrokkenheid vaak een drijfveer. Door scherp te hebben wat je aan elkaar hebt, kun je veel voor elkaar krijgen met een gesloten portemonnee.”
Laat een reactie achter