‘Sociaal ondernemen in Overvecht: een samenwerking tussen studenten en wijkpartners’
Steeds vaker zoeken onderwijsinstellingen manieren om hun studenten te laten leren door in de samenleving, met bewoners en andere partijen, aan maatschappelijke vraagstukken te werken. Zo ook universitair docent Peter Linde, die sinds drieënhalf jaar met zijn studenten werkt aan sociaal ondernemerschap in de Utrechtse wijk Overvecht. In dit interview vertelt Peter over zijn visie op leren in de stad.
Kun je iets meer vertellen over het vak ‘Sociaal Ondernemerschap’, dat je geeft aan de Universiteit Utrecht?
“Jazeker. Met ‘Sociaal Ondernemerschap’ werken studenten met wijkpartners samen aan het opzetten van een value case voor een sociale onderneming. Zo’n value case beschrijft, in tegenstelling tot een business case, de waardecreatie voor alle betrokken partijen van een project. Studenten hebben bijvoorbeeld geholpen met het opzetten van sportlessen voor vrouwen in de wijk, maar ook met het tegengaan van voedselverspilling. De essentie van ‘Sociaal Ondernemerschap’ is het maken van impact in de wijk. Ik ben van mening dat daarin twee zaken van belang zijn: a) een open curriculum en b) de wijk als leeromgeving. Overvecht is voor ons geen decor, we willen in samenwerking met wijkpartners Overvecht veranderen (Overvecht werd in 2007 door toenmalig minister Vogelaar als ‘krachtwijk’ bestempeld. Nu, elf jaar later, bestaan er allerlei lokale initiatieven om de wijk leefbaarder te maken. Een voorbeeld hiervan zijn een aantal sociaal ondernemers die participeren in het vak van Peter).”
Wat bedoel je met een open curriculum?
“Ik vind het belangrijk dat studenten in het onderwijs geprikkeld worden om na te denken over hun bijdrage aan de wereld. Er is in mijn ervaring een grote groep studenten die daar ontzettend naar hunkert. Om studenten te laten ervaren wat het is om impact te maken, vind ik het belangrijk dat het onderwijs open wordt gehouden. Voor mij betekent een open curriculum dat studenten ervaren hoe het is om hun eigen keuzes te maken. Ik heb geen vooraf bepaalde leerdoelen of een vast programma. Studenten worden wel gestuurd door een aantal vragen die het proces gaandeweg structureren, bijvoorbeeld door aan het begin te vragen wie de stakeholders zijn. Zo weten studenten met wie zij moeten gaan praten gedurende het vak. Dat biedt enige sturing en houvast. Daarnaast stellen ze hun eigen beoordelingscriteria op en geven ze zichzelf een cijfer.”
Hoe is het voor studenten om te werken in zo’n open omgeving?
“De eerste twee dagen zijn studenten eigenlijk altijd volledig de kluts kwijt. Ik confronteer ze dan met de vraag: wat wil jij door middel van ondernemerschap verbeteren in de wereld? Die vraag wordt studenten nooit gesteld. Studenten studeren, halen cijfers en beginnen weer aan een nieuw vak. Dit vak draait om hun bijdrage, om wat voor mens zij zijn en wat zij willen bereiken.
Vervolgens merk ik dat ze in de eerste vijf weken op zoek gaan naar een vorm van houvast. Ze zoeken mij als docent op en vragen om goedkeuring voor de dingen die zij doen, maar in dit vak neem ik niet de rol van docent aan. Ik zou het ook geen coach noemen, eerder iemand die langs de lijnen meekijkt. Het belangrijkst vind ik dat studenten bij zichzelf te rade gaan: wat kun jij bijdragen en wat kun je leren van de bijdrage van een ander?
Door een dergelijke setting te creëren worden studenten geconfronteerd met hun eigen niet-weten, angsten en onzekerheden, maar ook hun behoefte aan structuur en houvast. Ze worden tot in hun haarvaten uitgedaagd om uit te zoeken wie ze zelf eigenlijk zijn en wat ze belangrijk vinden.
Na een paar weken valt vaak het kwartje, dan beginnen studenten zich als sociaal ondernemer te presenteren. Dat is het moment waarvan ik het meest geniet! De omslag laat zich zien in het eindresultaat: in plaats van vijftien saaie papers krijg ik vijftien reflectieverslagen vol intrinsieke motivatie, passie en persoonlijke ontwikkeling te lezen.”
Ik kan me voorstellen dat het je wat overtuigingskracht heeft gekost om een vak te kunnen geven met zo weinig structuur?
“Om eerlijk te zijn lijkt het niemand te interesseren. Ik geef het onderwijs vorm op mijn manier en het is niet mijn intentie mijn vak in het geheim te geven. Zo lang studenten niet klagen of aangeven dat ze zich onveilig voelen, kan ik doorgaan. Sterker nog, negentig procent van de studenten vindt het leuk om mee te doen aan dit vak. Uiteraard leg ik wel verantwoording af aan de toetscommissie, dat vind ik ook belangrijk; het is goed om uitgedaagd te worden vanuit de bestaande kaders.
Bovendien denk ik heel goed na over wat ik aan het doen ben, en heb ik tekst en literatuur bij wat ik doe. Een auteur als Tim Ingold (Tim Ingold is schrijver van het boek ‘Anthropology and/as Education’) inspireert mij bijvoorbeeld door de antropologische visie op leren. Hij gaat uit van knowing as you go. Dat betekent dat je kennis over de wereld niet kunt overdragen, maar dat je moet leren over de wereld door jezelf erin onder te dompelen. Dat spreekt mij heel erg aan.”
Hoe probeer je knowing as you go terug te laten komen in het vak?
“Ten eerste door ervoor te kiezen in Overvecht te zijn. Het is een wezenlijk verschil om de wereld te leren kennen vanuit het bestuderen van artikelen over problematiek in je eigen academische bubbel, of om de problemen in deze samenleving van dichtbij mee te maken. Natuurlijk zijn academische onderzoeken over die problematiek zinvol, maar ik draai het in dit vak liever om: ga met mensen praten, fiets naar plekken toe waar de problematiek speelt. Dan krijgen studenten door dat de zaken waar zij over lezen in de wijk naast hen plaatsvinden. Als je vervolgens vertrekkend vanuit de realiteit de literatuur gaat lezen, ga je de literatuur anders begrijpen. Voor mij is literatuur niet een doel op zich, maar een middel om de juiste keuzes te maken als sociaal ondernemer.
Ten tweede neem ik, zoals gezegd, als docent niet altijd de rol van docent aan. Ikzelf ben ook lerend, maar dan rond het proces dat de studenten doormaken. Ik leer ontzettend veel over wat ik aan het doen ben en ik leer ook weer van studenten.”
Wat zie je gebeuren als studenten zich begeven in Overvecht en met bewoners en wijkpartners gaan praten?
“Ik heb studenten op de fiets gehad die echt angstig waren, die zoiets hadden van: “Oeh, nu ben ik in Overvecht!” Ze zijn vaak onbekend met de problematiek zoals die in Overvecht bestaat. De meeste studenten kennen geen armoede, maar zijn ook nauwelijks met het bestaan van armoede in Nederland.
Een leuk voorbeeld van hoe bewoners en studenten vervolgens met elkaar in gesprek gaan, was laatst bij een presentatie van studenten. Ze hadden een onderneming bedacht voor in Overvecht, waarin bewoners een abonnement op een fiets konden nemen. Mensen uit Overvecht die ervaringsdeskundigen zijn op het gebied van armoede reageerden daarop: “Dit kan niet. Wij kennen de situatie van armoede en wat je het eerst wordt aangeraden, is dat alle abonnementen de deur uit moeten! Kom de volgende keer naar ons toe, dan kunnen wij jullie idee aanscherpen met onze ervaringen en kennis.” Zo komen studenten in aanraking met realiteiten buiten hun eigen bubbel.”
Je zei eerder dat Overvecht voor jullie geen decor is, maar uiteindelijk zijn studenten verbonden aan een vak van slechts tien weken. Hoe zie jij de combinatie van de universiteitsstructuren en de het samenwerken met bewoners in een wijk?
“Persoonlijk vind ik het vrij onzinnig om de structuren van een vak aan te moeten houden. In Overvecht doen de problemen zich ook niet voor langs disciplinaire lijntjes in een blok van tien weken. Eén van mijn wijkpartners geeft dat ook aan: “Ja Peter, jij hebt het iedere keer over vakken op woensdagmiddag en vrijdagochtend, maar de problemen hier spelen iedere dag.” Ik doe echt mijn best om het vak zo vrij mogelijk te organiseren, maar ondanks alles merk ik toch dat ik de ballast van het systeem van de universiteit meeneem. Dat is best onthutsend om in te zien.
Ik probeer wel een aantal aspecten bewust anders te organiseren. Naast wat ik al verteld heb, hebben de studenten en docenten/coaches onszelf als gelijkwaardige partner opgesteld in het vak. Zowel studenten als sociaal ondernemers worden bijvoorbeeld aangesproken met de titel ‘sociaal ondernemer’. Dat betekent dat de wijkpartners en de universiteit gelijkwaardig participeren, maar ook dat er geen dominante logica van één van de partners heerst. Zowel wijkpartners als studenten worden aangesproken als sociaal ondernemer.
Daarnaast ga ik dit jaar voor de tweede keer een combinatie van twee vakken aanbieden, waardoor studenten twintig weken in Overvecht zijn. Eerst doen studenten dan een actieonderzoek in de wijk. Daarna zij aan de slag gaan met de sociale ondernemingen. Op die manier verbinden studenten zich langer met de wijk.”
Laat een reactie achter