Verslag sessie over Kennisplatforms, 12 maart 2021
Tijdens de deelsessie over Kennisplatforms onder leiding van Marieke van Haaren krijgen we een kijkje in de keuken van een drietal bestaande platforms. Marieke geeft aan dat ze namens Rowinda op zoek is naar een geschikt digtaal platform om resultaten te delen en benieuwd is naar de ervaringen van de sprekers met hun tools.
Open Research Platform
Socioloog en eindredacteur Thijs van Schijndel bij het spits af met een toelichting op het Open Research Platform Amsterdam. We zien een introductiefimpje waarin geschetst wordt dat het belangrijk is dat in Amsterdam niet in elk stadsdeel het wiel opnieuw hoeft te worden uitgevonden. Daarom is het goed één centrale plek te hebben voor alle onderzoeken over de Metropoolregio Amsterdam. Onderzoeken zijn goed te ontsluiten door relevante keywords en in online werkruimtes kan kennis gedeeld worden. De lijfspreuk van het ORP luidt ‘Onderzoek maak het verschil in de stad. Durf te delen’.
Vervolgens neemt Thijs ons mee door het Online Research Platform door zijn scherm te delen. Hij schetst dat er sinds 2017 gewerkt wordt aan duurzaam digitaal kennisplatform voor onderzoek. Veel tijd is gaan zitten in de juridische dimensie en de structuur van het platform. En in het vinden van de juiste software en het inspireren van ambtenaren tot samenwerking.
Op 1 juli 2020 is het platform live gegaan, met 150 redacteuren. Die zijn essentieel, zegt Thijs. Met zijn collega’s beheert hij centraal de dossiers en vervult hij een helpdeskfunctie ter ondersteuning van de decentrale redacteuren, die allemaal na een korte training aan de slag gegaan zijn en de dossiers van hun directie of faculteit beheren. De redacteuren beschrijven onderzoeken en koppelen de keywords eraan. “Deze redactionele structuur is door decentraal eigenaarschap en persoonlijk contact succesvol”, benadrukt Thijs. Er worden veel bijeenkomsten georganiseerd waar de redacteuren van elkaar kunnen leren.
Thijs geeft aan dat het platform meer is dan een kwantitatieve database. “We beheren een klein netwerk met grote impact.” Het platform is ook belangrijk omdat de Wet Open Overheid er aankomt, wat betekent dat we in de toekomst proactief onderzoeken moeten delen. “Je kunt zeggen dat we de WOO met ons Open Research Platform een stapje voor zijn”.
Marieke ziet dat er in de chat gevraagd wordt over de kennis nu of later ook benaderbaar is voor studenten. Thijs legt uit dat het platform uit drie lagen bestaat: een interne laag, een rode, semi-openbare laag voor onderzoekers en een open laag die ook toegankelijk is voor studenten. Thijs en zijn collega’s zijn ook in gesprek met o.a. een aantal studentenbladen om bijvoorbeeld door het instellen van een scriptieprijs studenten meer actief bij het programma te betrekken.
Thijs geeft aan dat deelnemers zelf bepalen in welke laag hun informatie beschikbaar komt. Maar alleen de redacteuren hebben het mandaar om informatie op de openbare laag te plaatsen. Standaard verschijnt informatie op de ‘middelste’ semi-openbare laag.
Er zijn veel onderzoekers die informatie standaard op niet-openbaar zetten. Vaak komt dat doordat onderzoekers gehouden zijn aan peer-review betaalmuren. “Een deel van onze missie is om kennisdeling meer te integreren in onderzoeken”, aldus Thijs.
Thijs legt uit dat de focus eerst op ambtenaren lag omdat daar het meest te winnen valt qua kennisdeling. Een aantal kennisinstellingen neemt al actief deel. Vanwege de focus op de Metropoolregio is onder andere het Center for Urban Studies al snel aangehaakt.
Op de chatvraag of de informatie ook relevant is voor Amsterdamse burgers antwoordt Thijs dat ze een collectie gemaakt hebben van onderzoek dat echt in het beleidsproces gebruikt is, om de impact en interactie echt zichtbaar te maken.
Onderwijskennis.nl
Vervolgens is het de beurt aan Celine Gladpootjes die ons als projectleider meer vertelt over het Kennisknooppunt. Celine is van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) dat zich richt op vier doelgroepen die op onderwijskennis.nl thematisch geordende kennis kunnen vinden uit onderzoek. Het is praktisch bruikbaar en ‘research informed’. Er is niet alleen informatie uit het hoger onderwijs te vinden, maar ook uit het lager-, middelbaar- en beroepsonderwijs. Doel is, zo vertelt Celine, om onderwijsinnovatie te stimuleren.
Op 15 januari is een pilotversie gelanceerd met vier themapagina’s. Ambitie voor het komende jaar is om stakeholders meer te betrekken bij de themapagina’s. “We willen ook van gebruikers horen hoe ze de site beleven, zodat er een en ander kunnen finetunen’. Er zijn bovendien twee nieuwe themapagina’s in ontwikkeling, waarvan een zich richt op maatschappelijke vraagstukken en de ander op de veranderende arbeidsomgeving. Ook willen ze graag uitbreiden door kennisdelingsevenementen te organiseren.
Projectmedewerker Roos van Lin laat ons de website zien. Belangrijk is dat de site een knooppunt is VOOR, maar ook VAN het onderwijs. De sector wordt dan ook actief betrokken in de doorontwikkeling. Bronnen worden thematisch gebundeld op de site en relevante bijeenkomsten, zoals deze City Deal-bijeenkomst, worden prominent uitgelicht. We zoomen in op een themapagina. Die zijn allen op dezelfde wijze opgebouwd, voor uniformiteit en herkenbaarheid. Het type bronnen dat je aantreft staat aan de rechterkant van de pagina vermeld. Samen met studenten is de basisinformatie over een onderzoek toegankelijk gemaakt. Daarnaast zijn er praktische handvatten zoals ‘tips en tool’ en vind je verwijzingen naar de bronwebsites zelf en ‘good practices’ van onderwijsinnovatie. In deze pilotfase zijn dat veelal Comeniusprojecten die door NRO gefinancierd worden. Tot slot worden op elke themapagina individuele onderzoekartikelen uitgelicht, inclusief samenvatting.
Uit de chat komt de vraag hoe bepaald wordt wat wel en niet op de site komt. Celine geeft aan dat er een set kwaliteitscriteria is en dat er voor plaatsing een grondige check plaatsvindt. Docenten hebben wel invloed op de content als ze samenwerken met groepen die die content ontwikkelen. En Celine vindt het belangrijk dat ze goed gevoed worden door stakeholders.
Roos vertelt dat er nu interviews plaatsvinden met gebruikers over hun ervaringen. Daarnaast zijn er de komende tijd nog technische doorontwikkelingen. Vervolgens zal de tool via o.a. social media breder verpsreid worden.
Op de vraag van Rowinda hoe de doorontwikkeling tot stand komt en met wie het platform daarover praat, geeft Celine aan dat ze gevoed worden door het veld en door de onderzoekslijn die ze uitzetten. Ze werken onder andere samen met de programmacommissie voor Hoger Onderwijs – die keuren alles goed voordat het gelanceerd wordt. Daarin praten o.a. onderwijsprofessionals en onderzoekers mee.
Eddie
Tot slot is het de beurt aan Aletta Baartmans van Stichting Education Warehouse, een onafhankelijke AMBI-stichting. Ze vertelt over ‘Platform delen met Eddie’. Doelstelling was om praktijkervaringen uit het onderwijs te verzamelen en delen. De diversiteit in het onderwijs is heel groot: er zijn gezamenlijke einddoelen maar er wordt op verschillende manieren onderwijzen. Er was al 15 jaar behoefte aan meer uitwisseling en kennis van ‘wat doet de ander?’
Dit blijkt ook wel uit de Faceboek-groepen over onderwijsvormen, die vaak tot de grootste Facebook-groepen behoren. “Wij streven ernaar dat onderwijsprofessionals bij de juiste informatie, inspiratie en collega’s kunnen komen”, vertelt Alette. De reden dat de voorziening er nog niet was, is dat het enorm veel werk is om relevante informatie te vinden, verzamelen, vast te leggen en verspreiden. “Wij zijn erg bezig met ‘hoe verzamel je de informatie en hoe zorg je dat die gevonden wordt, niet eenmalig maar keer op keer?”, zegt Alette. “En hoe verspreid je het en ververs je het? We willen dat informatie over 10 jaar nog relevant is.”
Tijdens het verzamelen merkte Alette en haar collega’s dat er veel voorbeelden van onderwijs online staan, maar nergens overzichtelijk bij elkaar gebracht worden. Vaak worden praktijkervaringen online gewisseld op projectpagina’s, maar verdwijnen die als het project is afgerond. Dus is er ook veel input voor het platform verzameld via het Lerarenontwikkelfonds voor het MBO en via het NRO. Voor Alette zijn de juiste kruisverbanden cruciaal: de statistieken van het platform tonen aan welke informatie gezocht wordt en dat kan weer aan het veld teruggekoppeld worden – aan dít onderzoek is blijkbaar behoefte. Het verzamelen is vormgegeven in leerwerkbedrijf, waar mbo/hbo/wo-studenten vanuit o.a. communicatie-, IT- en onderwijs-opleidingen samenwerken.
Daarop aanhakend wordt vanuit de chat gevraagd hoe de continuïteit geborgd wordt. Allette geeft aan dat studenten deelnemen vanuit een vak of een langer lopende stages. Talenten met een proactieve houding worden via een nuluren-contract langer aan het programma verbonden. Zo wordt er continu aan de groep redacteuren gebouwd. De rol van de studenten is volgens Arlette heel belangrijk. “Zo kunnen we alles goed en met frisse energie up-to-date houden.”
Op technisch gebied legt Arlette uit dat er een rijkgevulde ‘backend’ is waardoor verschillende typen applicaties gebouwd kunnen worden en aan bestaande platformen gekoppeld kunnen worden. Zo kan de informatie uit het platform breder verspreid worden. Een voorbeeld hiervan is de site Lesopafstand.nl, waar voorbeelden worden gedeeld. Daarnaast worden ook andere netwerken ondersteund, zoals Slimfit in het primair onderwijs.
In de chat wordt gevraagd of er op Eddie bestaande content geplaatst wordt of dat er ook redactie wordt gevoerd. Arlette geeft aan dat er meestal een redactieslag plaatsvindt op content van anderen. Zo wordt er een update en een samenvatting toegevoegd, ook voor de zoekmachine-optimalisatie.
In de chat wordt opgemerkt dat er wel heel veel platforms zijn en je dus ook op veel plekken moet zoeken. Is daar een oplossing voor? Arlette geeft aan dat het de vraag is of je ooit op één plek alles zult kunnen vinden. Maar daarom is het belangrijk om het als een gezamenlijk eco-systeem te zien, waarbij platforms van elkaar zouden moeten willen dat ze gevonden worden. “We moeten waken voor ‘featuritis’, waarbij we alleen kijken wat nog meer kán, maar juist ook kijken: wat is er allemaal elders al?”, aldus Arlette. Daarbij is het belangrijk om de kennisdeling als collectieve opdracht met open mind op te pakken en naar elkaar door te verwijzen.
Marieke vraagt zich na alle inspirerende bijdragen af of de sprekers nog adviezen hebben voor de anderen die nadenken over een platform Roos van Lin geeft aan dat het belangrijk is om goed na te denken over het doel van je platform: wat wil je dat de gebruikers er mee gaat doen en wat moet het dan bevatten? Marieke is nog op zoek naar ene manier om een platform voor verschillende doelgroepen, van bewoner tot student tot onderzeker, toegankelijk te maken. Thijs adviseert dat je het niet per sé altijd groter moet willen maken en alle groepen moet willen betrekken. “Door de scope klein te houden, zoals wij doen door ons op Amsterdam te richten en op ambtenaren, onderzoekers en ontwerpers, hebben we meer focus.
Ook Alette benadrukt dat er nog geen platforms zijn die alle informatie bieden voor alle doelgroepen, maar dat dat juist het belang van een ‘ecosysteem van platforms’ benadrukt. “Het is ook veel duurzamer om bij bestaande structuren aan te sluiten. Dan kun je het makkelijker morgen.”
Met dit inzicht sluit Marieke de inhoudelijke en inspirerende eerste deelsessie af.
Laat een reactie achter