‘De meerwaarde van de stad als leeromgeving volgens studenten’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Verschillende studentenorganisaties verspreid door heel Nederland zijn al jaren actief in de verbinding van het onderwijs met de praktijk. Waarom zoeken zij de verbinding met de praktijk buiten het onderwijs? Wat is voor hen belangrijk in deze verbinding? Op 24 mei nodigden wij een aantal van deze organisaties uit om kennis en ervaringen uit te wisselen over de waarde van de stad als rijke leeromgeving.

Uit de website van de organisaties wordt duidelijk dat veel van de aanwezige studenten maatschappelijk betrokken zijn. Een quote van de website van Enactus Utrecht: “Onze leden zien uitdagingen in maatschappelijke problemen en zetten ondernemerschap in om deze aan te pakken, zodat een betere en duurzame wereld mogelijk wordt gemaakt.” Enactus is een wereldwijde organisatie waar studenten zich bij kunnen aansluiten om een sociale onderneming op te richten in hun eigen stad. Ook bij SOLVE Consulting, een maatschappelijk adviesbureau gerund door studenten, en Stichting MOVE, een stichting waar studenten samenwerken met jongeren met een kleinere voorsprong, draait de organisatie om het maken of vergroten van sociale impact. Gijsbert van Elven, Stichting MOVE: “Samen met die kinderen iets moois neerzetten. Dat is waar het om draait.” Bij VoorUIT wonen studenten in de wijk waar ze werken. In ruil voor een gratis woning dragen studenten bij aan het vergroten van de sociale cohesie in de wijk.

Adviesorganisaties De Kleine Consultant, StudentWeetRaad, SAC Groningen, en SOLVE vinden het belangrijk dat studenten in aanraking komen met de praktijk. Vooral om te leren over het werk dat zij later wellicht gaan doen.

Samen met de studenten bespraken wij enerzijds wat voor hen waardevol is in de stad als leeromgeving, anderzijds hielpen de organisaties elkaar verder met uitdagingen waar de organisaties mee geconfronteerd worden. Ook vanuit de studenten kwam in de gesprekken een aantal punten naar voren over wat er nodig is voor de stad als leeromgeving.

1 Zoek de verbinding met de praktijk waar de intrinsieke motivatie van studenten ligt

Om studenten te motiveren voor een opdracht in de praktijk, is het belangrijk dat de opdracht aansluit bij de intrinsieke motivatie van de studenten. “Bij VoorUIT is het van belang dat studenten het werk dat ze doen écht leuk vinden. Anders houden ze het niet vol. Ze wonen immers als het ware in hun werk”, zegt Robert van de Broek van VoorUIT. De aanwezigen zijn het erover eens dat studenten energie en voldoening moeten halen uit de opdracht om deze ook tot een succes te laten zijn. Als adviesorganisatie probeert SAC dan ook regelmatig om de opdracht tussentijds aan te passen en ervoor te zorgen dat het blijft aansluiten bij waar de energie van studenten zit.

Dat dit helaas niet altijd mogelijk is, wordt erkend door Gijsbert van Elven, Stichting MOVE: “Wij deden een project met basisschoolkinderen, waar de kinderen ook echt aan het roer stonden van het project. De kinderen kwamen met het idee om zwerfafval in de wijk aan te pakken door middel van het plakken van stickers op prullenbakken. In eerste instantie was niet iedereen enthousiast over dit thema, maar het principe van MOVE is nu eenmaal dat de kinderen aan het roer staan. Uiteindelijk is het doel dat de kinderen tevreden zijn en dat gaf ook voldoening.”

2 Werk in interdisciplinaire teams

De interdisciplinariteit van het werk dat studenten bij de verschillende organisaties doen, vinden de studenten van grote waarde. Jasper Oudshoorn, SOLVE Consulting: “Adviesbureaus zoeken vaak een mix van achtergronden voor een opdracht. Bovendien leren studenten ook weer van elkaar in een interdisciplinaire setting.” Een uitdaging zit nog in het betrekken van hbo- en mbo-studenten in bijvoorbeeld advieswerk. Adviesbureaus staan vaak open voor universiteitsstudenten, maar niet voor hbo- en mbo-studenten. Terwijl juist het samenwerken met verschillende onderwijsniveaus van waarde is.

3 Besef dat het verbinden van onderwijs en de praktijk een win-win situatie is voor iedereen

Studentenorganisaties hebben weinig moeite met het vinden van partners. Sander Kooistra, Enactus Utrecht: “Onze partners vinden het heel interessant om met een groep studenten te werken. Zij zien dat toch een beetje als een pool waar zij toekomstige medewerkers uit kunnen halen.” Marije Kootstra, SAC Groningen: “Klanten zijn bij ons ook vaak tevreden. We krijgen te horen dat het werk wat wij doen niet onderdoet voor de ‘echte’ adviesbureaus. Alleen zijn wij studenten, dus zijn we goedkoper.”

4 Betrek professionals bij het leerproces

Dat de organisaties bestaan uit studenten en dat deze studenten zich nog in een leerproces bevinden, begrijpen veel partners en opdrachtgevers van de studentenorganisaties. Bij De Kleine Consultant kijken partners daarom mee met het werk dat de studenten leveren aan hun opdrachtgevers, zodat de kwaliteit wordt gewaarborgd. Enactus vertelt dat hun partners vaak workshops verzorgen om bepaalde vaardigheden te ontwikkelen. Op deze manier leren studenten niet alleen van het werk wat zij doen voor een opdrachtgever, maar leren zij ook van de vaardigheden die een opdrachtgever hen kan bieden.

5 Behoud de identiteit van de universiteit als instituut dat kennis genereert

Er worden vraagtekens door de studenten gezet bij de mate waarin een universiteit verbinding moet zoeken met de praktijk. Jasper Oudshoorn, SOLVE Consulting: “Soms is het juist fijn om op de universiteit de theorieën te leren en de kennis op te doen. De universiteit hoeft geen opleiding tot consultant te worden. Bovendien zit je bij praktijkopdrachten soms in de knel met curricula en beoordelingskaders, die niet aansluiten bij de wensen van de organisatie voor wie je de opdracht doet.” Jet Bierman van StudentWeetRaad brengt hierin nuance aan: “Niet bij alle opleidingen wordt er al verbinding met de praktijk gezocht. Studenten hebben hier wel behoefte aan.”

Studentonderzoekers zetten belangrijkste inzichten kennisdelingsdag City Deal Kennis Maken op een rij

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op vrijdag 1 juni vond op de Hogeschool Leiden de eerste kennisdelingsdag van de City Deal Kennis Maken plaats. Met een bomvol programma van workshops, debatcafés en excursies was er voor bezoekers meer dan genoeg ruimte om informatie op te halen, en kennis te brengen en delen. Uiteraard ontbraken studenten niet op de kennisdelingsdag. Zij vervullen een onmisbare rol als het gaat om het versterken van de synergie tussen kennisinstellingen en de stad. Onder begeleiding van Kennisland – een denktank op het gebied van onder andere onderwijsvernieuwing en een van de partners van de City Deal – haalde een team van 24 studentonderzoekers de belangrijkste inzichten en lessen van de dag op. Zij kwamen naar Leiden vanuit heel het land: de Hogeschool Rotterdam, Avans Hogeschool, de HAN Hogeschool, de Universiteit Utrecht, de Hogeschool van Amsterdam, de Universiteit van Amsterdam, Hogeschool Saxion, de Vrije Universiteit en Universiteit Leiden. Hieronder zijn de inzichten van de studenten op een rij gezet.

1 Stedelijke uitdagingen vragen om interdisciplinaire aanpakken

Om de stedelijke opgaven van deze tijd aan te pakken moet er interdisciplinair samengewerkt worden. Bij het werken aan maatschappelijke vraagstukken in praktijkgericht onderwijs geldt daarom hoe eerder studenten in aanraking komen met studenten van andere opleidingen hoe beter. In het debatcafé van Ivo Hendriks, programmamanager van de Sparkcentres van de HAN Hogeschool, ging men in gesprek over de samenwerking die er plaatsvindt tussen studenten van verschillende opleidingen in de Sparkcentres van de hogeschool in tal van Nijmeegse wijken. In de Sparkcentres gaan studenten samen met professionals en bewoners in een wijk aan de slag met een vraagstuk. Binnen dit programma gaat er al veel goed op het gebied van samenwerking tussen studenten, maar er liggen ook nog uitdagingen. Bijvoorbeeld wat betreft het organiseren van het onderwijs op een manier dat interdisciplinaire projecten daarin een plek kunnen vinden. En docenten meekrijgen om praktijkgericht en interdisciplinair te werk te gaan. Die uitdagingen zijn uiteraard niet alleen aan de orde op de HAN Hogeschool. Ook bijvoorbeeld in de workshop van Thomas Lans, Professor Entrepreneurial Learning op de Wageningen Universiteit, Victor Scholten, Director Delft Centre of Entrepreneurship, en Robin van IJperen, programmamanager Talentontwikkeling bij StartupDelta, werd genoemd dat er vertrouwen geschept moet worden bij docenten om met praktijkgerichte vraagstukken van opdrachtgevers aan de slag te gaan.

2 Ook het mbo vervult een belangrijke rol in het versterken van de symbiose tussen stad en kennisinstelling

In de samenwerking tussen kennisinstellingen en de stad lijkt de nadruk tot nu toe vooral te liggen op universiteiten en hbo’s. Maar juist ook in de samenwerking met mbo’s liggen kansen. In de sessie van Lara Ummels, kennismakelaar van de gemeente Leiden, en Paul Dirkse, wethouder voor onderwijs, sport en duurzaamheid teven in Leiden, werd een idee geopperd om de verbinding met mbo’s meer op te zoeken: samenwerking tussen stad en kennisinstelling moet niet alleen gaan over kennis – voornamelijk het terrein van universiteiten en hbo’s – maar ook over ondernemerschap. Daarin blinkt het mbo uit. In de workshop van Marianne Toussaint en Josefien Terburg van de Herman Brood Academie ging het gesprek erover dat het wel zo moet zijn dat de samenwerking tussen bijvoorbeeld het mbo, hbo en mbo in dienst staat van een vraagstuk waarin de verschillende spelers elk een waardevolle bijdrage kunnen leveren. Er moet niet samengewerkt worden om het samenwerken.

3 Het inbedden van projecten waarin praktijk en onderwijs elkaar ontmoeten in curricula vormt grote uitdaging

Een veelgehoorde uitdaging gaat over het inpassen van praktijkonderwijs in curricula. Zo zijn praktijkopdrachten soms lastig te verenigen met lesroosters, bijvoorbeeld omdat ze niet gelijk lopen aan de andere vakken die studenten volgen. Of op onconventionele tijdstippen plaatsvinden. Vooral als er in interdisciplinaire teams van studenten aan een opdracht gewerkt moet worden is de uitdaging om een opdracht in een curriculum in te passen groot. Verder wil een partner of opdrachtgever soms een thema behandelen dat schuurt met een curriculum, of komt er bij een opdracht een vaardigheid kijken die studenten al ruimschoots in de vingers hebben of juist nog niet genoeg. In de sessie met Leidse kennismakelaar Lara Ummels werd voorgesteld om dit vraagstuk eens andersom te bekijken: hoe zorg je ervoor dat het curriculum beter aansluit bij praktijkopdrachten? Een oplossing zou kunnen zijn om meer nadruk te leggen op leerdoelen en minder op de manier waarop die behaald worden. Zo ontstaat er ruimte in een curriculum. In het Stadslab van Saxion wordt deze manier van werken al min of meer toegepast. Actuele thema’s uit het werkveld worden via het Stadslab vertaald naar opdrachten waarmee de studenten direct aan de slag kunnen. De beroepspraktijk staat zodoende centraal.

4 Praktijkvraagstukken en het onderwijs vormen niet vanzelfsprekend een match – studenten kunnen rol spelen bij identificeren van vraagstukken

In de verbinding tussen het onderwijs en stedelijke vraagstukken is het van belang dat deze op elkaar afgestemd worden. In de sessie onder leiding van Ivo de Nooijer, directeur van Luris, en Aldert de Vries, coördinator van Utrecht Agenda on Healthy Urban Living, ontstond een discussie over wie er verantwoordelijkheid draagt voor het aandragen van een vraagstuk. Zijn gemeenten het meest op de hoogte van actuele, lokale vraagstukken en is daarom aan hen de taak om een vraagstuk te introduceren? Of is dat de taak van kennisinstellingen, omdat zij zich specialiseren op het gebied van het formuleren van onderzoeksvragen? Tijdens de workshop leek men het erover eens te zijn dat het antwoord ergens in het midden ligt. Het formuleren van vraagstukken moet gezamenlijk opgepakt worden. Studenten kunnen er ook een rol in hebben. In de workshop van Dennis van den Berg, adviseur onderwijsvernieuwing bij Kennisland, kwam naar voren dat studenten uitstekend in staat zijn om zelf een probleem in de praktijk te signaleren. Wanneer studenten ook daadwerkelijk de ruimte krijgen om met een ‘eigen’ vraag aan de slag te gaan, zijn zij vaak erg gemotiveerd. Dat levert veelal mooie resultaten op.

De komende tijd verzamelen we nog meer inzichten door interviews af te nemen met mensen die een brug slaan tussen het onderwijs en de stad. Houd daarom de website in de gaten en bekijk alvast de interviews die we eerder afnamen.

Eerste Kennisdelingsdag CD Kennis Maken enthousiasmeert en jaagt aan

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op vrijdag 1 juni verzamelden de leergierige leden uit het netwerk van de City Deal Kennis Maken zich bij de Hogeschool Leiden voor een inspirerende en drukbezochte eerste Kennisdelingsdag.

In het epicentrum van het Leiden Bio Science Park zetelt de Hogeschool Leiden, die voor deze eerste van twee Kennisdelingsdagen dit jaar haar faciliteiten ter beschikking stelde. Projectleider van de City Deal Rowinda Appelman heette de aanwezigen welkom en stond stil bij de toetreding van acht ‘HBO-knooppunten’ tot de City Deal. Daarmee bestaat de City Deal nu uit 11 universiteitssteden en 8 grotere HBO-steden, waarbij overigens ook steeds nadrukkelijker de ROC-instellingen uit die steden aanschuiven. Appelman nodigde de aanwezigen uit om op deze Kennisdelingsdag niet alleen veel informatie op te halen, maar vooral ook kennis te brengen.

Vervolgens gaf ze het woord aan directeur Beleid en Strategie van de Hogeschool Leiden, Charlotte van Hees. Van Hees schetst hoe de Hogeschool ooit begon met 3.000 studenten en nu plek biedt aan 10.000 studenten. Hier kan alleen plek voor geboden worden door uitbreidingen van het oorspronkelijke gebouw, met extra vleugels. Een mooie metafoor voor de ontwikkeling van de kennisstrategie in Leiden, waar de gemeente met de Hogeschool, de Universiteit en het LUMC samenwerkt. Van Hees schetst ook hoe de stad steeds meer een ‘lab’ wordt in Leiden – stad en kennisinstellingen versterken elkaar en integreren steeds meer. Als voorbeelden noemt Van Hees onder andere de studenten Sociaal Juridische Dienstverlening die mensen bijstaan bij hun Belastingaangifte en de ontwikkelde ‘Health Coins Go App’ die gezond bewegen stimuleert door middel van een spaarsysteem waar leuke beloningen mee ‘verdiend’ kunnen worden.

Samenwerking met universiteit in Leids DNA

Na Van Hees is het de beurt aan de burgemeester van Leiden, Henri Lenferink, die de rol van de kennisinstellingen in de stad, in historisch perspectief plaatst. “Samenwerking met de universiteit zit al 443 jaar in het weefsel van ons DNA. Maar tegelijkertijd was de universiteit altijd maar een klein deel van de industriestad Leiden. Pas toen de textielindustrie in de jaren zestig verdween en armoede en werkeloosheid snel toenamen, werd de rol van de universiteit steeds prominenter.” Lenferink schetst hoe de universiteit, maar ook de andere kennisinstellingen, Leiden er door de democratisering van het onderwijs bovenop hielpen: meer studenten betekenden meer docenten, meer middenstand met nog een extra accelaraties in de jaren ’80 met de creatie van Bio Science Park. De werkgelegenheid is nu volledig ‘kennisgeörienteerd’, met een beroepsbevolking die voor 55 procent hbo+-opgeleid is.

Burgemeester Lenferink. Foto: Florencia Jadia

Het Bio Science Park creëerde in de afgelopen 10 jaar maar liefst 6000 banen. En dus, concludeert de burgervader, is een goede relatie van de stad met kennisinstellingen van groot belang. Vanwege dit belang zou het volgens Lenferink ‘een schande’ zijn als we alle aanwezige kennis niet nóg meer bij elkaar zouden ophalen. Lenferink onderstreept ook het belang van een goede projectleider als hij met een knipoog opmerkt “wij hebben als enige City Deal een fulltime Rowinda en daarmee winnen wij de race.”

Voorafgaand aan de eerste van drie rondes deelsessies, wordt het publiek warm gemaakt met een panelgesprek waarin vertegenwoordigers uit Wageningen, Delft, Utrecht en Groningen vertellen hoe zij hun kennisagenda vormgeven en wat ze hopen te leren op deze kennisdelingsdag. Johan Kuipers van de Wageningen University vertelt over de thema’s Voedselverspilling en Klimaatneutrale Stad die leidend zijn in de kennisagenda en nauw verwant zijn aan de expertise van de universiteit. Iris Meerts van de Haagse Hogeschool vertelt over het stadslab in de Delftse wijk Tanthof en het belang om te leren hoe je als ‘overheid 3.0’ de samenwerking zoekt met de samenleving. Aldert de Vries van de gemeente Utrecht schetst hoe men daar eerst de kat uit de boom keek en nu de City Deal en de samenwerking omarmt heeft en ziet hoe de kennisinstellingen ‘vermaatschappelijken’. Suzanne Kuik van de Hanzehogeschool Groningen vertelt over WIJS, waar jongeren en studenten zich inzetten in de wijk. Daarmee beoogt men een ‘win-win’-situatie te bereiken: meerwaarde voor de stad én de student.

Rowinda Appelman in gesprek met vier vertegenwoordigers van kennissteden. Foto: Florencia Jadia

Hogeschool sluit de deuren

Na de aankondiging dat op 2 november de tweede Kennisdelingsdag zal plaatsvinden waar weer andere thema’s centraal staan, gaan de deelnemers uiteen voor de eerste ronde deelsessies met als titel ‘In gesprek met ‘. De deelsessies zijn ingericht volgens zes thema’s: Samenwerking tussen stadsbestuur en kennisinstelling, tussen universiteit en hogeschool, agendavorming, ‘co-creatie’ (met studenten en bewoners), opschaling van bestaande projecten tot slot ruimte voor de stad als leeromgeving. Een inspirerende en aanstekelijke presentatie is die van de Vlaamse PXL Hogeschool, waar directeur Ben Lambrechts en departementshoofd Francis Vos vertellen over hun bijzondere initiatief ‘PXL breekt uit’: de deuren van de hogeschool werden voor twee dagen gesloten om de studenten onderwijs te geven in de praktijk, bij lokale bedrijven en instellingen.

Na de initiële terughoudendheid bij veel van de docenten, bleek het in korte tijd georganiseerde initiatief een groot succes, dat inmiddels jaarlijks terugkeert. Daarbij is elk jaar een vernieuwend element, zoals een multidisciplinaire insteek in jaar 2 en een centraal, maatschappelijk thema in jaar 3, ‘het Grijze Goud, waarbij studenten en ouderen van elkaar leren. Het initiatief geeft studenten meer zicht op waar hun opleiding hun kan brengen en verstevigt de banden tussen hogeschool en lokaal bedrijfsleven. De belangrijkste les die de innemende Lambrechts (“De jongste en tevens langstzittende hogeschooldirecteur van Vlaanderen”) mee wil geven is: “Laat het gebeuren, probeer niet teveel regie te voeren”, waarna hij een mondharmonica tevoorschijn tovert en in een geïmproviseerde blues de aanwezigen oproept samen met hem ‘uit te breken’. Een oproep die tijdens het diner pensant van de City Deal op 2 juli al navolging zal krijgen, wanneer een Nederlandse variant van ‘PXL breekt uit’ wordt toegelicht.

Vervolgens was het tijd voor de lunchpauze, waarin misschien wel de belangrijkste kennisoverdracht plaatsvond: overal stonden ‘plukjes’ deelnemers elkaar enthousiast bij te praten over de eerste deelsessies en initiatieven in hun steden of instellingen. Daarnaast vonden er diverse ‘speeddates’ plaats met ambtenaren van OCW, over het beleid van het ministerie en van BZK, over het beleid van Agenda Stad, van waaruit de City Deals voortkomen.

Bijpraten tussen de sessies door. Foto: Florencia Jadia

Brainstormen over vitale regio’s

De middagsessie bestond vervolgens uit ‘debatcafé’s’ die langs dezelfde zes eerdergenoemde thema’s plaatsvonden. Eén van de sessies over ‘Samenwerking tussen stadsbestuur en kennisinstelling’ werd verzorgd door programmamanager Vital Regions Johan Thijssen van hogeschool NHL Stenden in Leeuwarden. Hoe zorgen kennisinstellingen en gemeente samen dat perifere regio’s vitaal blijven, was de vraag die centraal stond. Belangrijke aspecten in een strategische aanpak waren volgens Thijssen de fysieke inrichting, de marketing, de cultuur en verbinding. Is het belangrijk om prominent zichtbaar te zijn in de binnenstad als kennisinstelling? Wegen de meerkosten hiervan op tegen de voordelen t.o.v. een situering bijvoorbeeld aan de rand van de stad? En hoe zorg je dat de marketing in de regio niet langer hoofdzakelijk gericht is op toerisme, maar ook op de kenniseconomie, met – zo schetst Thijssen – bijvoorbeeld een pijler als het Innovatiecluster Drachten, met een grotere omzet dan het veel bekendere Brainport Eindhoven? In een compact gezelschap ontstaat een open en constructieve discussie waar collega’s uit onder andere Groningen en Leiden goede ideeën aandragen die dankbaar worden meegenomen.

Ook in de andere debatcafe’s werd bevlogen gereflecteerd op de opgaven van kennissteden en daarom was er voor wie daar behoefte aan had daarna voorzien in een frisse neus in de vorm van een excursie naar o.a. Naturalis, Corpus Leiden of het Stadhuis, waar voorbeelden van labs en samenwerking uit de Leidse praktijk werden toegelicht. Deelnemers wiens honger naar kennis nog niet was gestild, konden kiezen voor een verdiepingssessie naar keuze, met andere onder een workshop van Chief Science Officer Caroline Nevejan die het Amsterdamse Open Research Platform, een uitwisseling van stedelijke onderzoeken, toelichtte.

Deelnemers op excursie! Foto: Florencia Jadia

Tijdens de afsluitende borrel viel het aantal geanimeerde gesprekken op dat getuigde van een dag die tot veel inspiratie leidde bij deelnemers die zich zeer betrokken toonden bij het verbinden van kennisinstellingen met hun gemeenten en met elkaar. Een beeld dat bevestigd wordt door deelnemers, zoals Tamara Rosenbach die namens de gemeente Utrecht aanwezig was: “Ik vond een een prima georganiseerde dag met een goed programma. Ik herkende veel van de thema’s vanuit mijn werk. Helaas moet je op zo’n dag keuzes maken tussen de verschillende sessies. Ik heb zelf mede een sessie verzorgd over de co-challenge en heb daarna de bestuurlijke sessies gevolgd, zodat ik me vanuit meerdere perspectieven kon laten inspireren. Ik heb vooral geleerd dat er al een hoop gebeurt in het land, en dat er veel samenwerking is die tot mooie initiatieven leidt. Ik wil zelf nog graag benadrukkken dat we vanuit Utrecht ook heel nadrukkelijk het (V)MBO betrekken, omdat daar ook veel kennis en expertise zit waar we dankbaar gebruik van willen maken. Bij een volgende bijeenkomst zou ik het leuk vinden om wat meer stil te staan bij de producten van de samenwerking tussen kennisinstellingen en gemeenten.”

Ook deelnemer Marja van der Velden, senior beleidsadviseur bij het ROC West-Brabant, is enthousiast: “Ik vond het een goed georganiseerde dag die mij meer duidelijkheid heeft verschaft over de City Deal. Dat inspireert, omdat wij als ROC West-Brabant net zijn aangehaakt bij Kennis Maken. Ik heb daarom gekozen voor het thema Samenwerking stadsbestuur en kennisinstellingen. Ik wilde kennis en ervaringen ophalen van ervaringsdeskundigen en mensen die net als wij, nog zoekende zijn. Doordat dit thema van verschillende kanten en op verschillende manieren werd aangevlogen, heb ik meer overzicht, inzicht en duidelijkheid gekregen. En ik vond het top dat Rowinda de meeste deelnemers kende en de moeite nam om persoonlijk kennis te maken met de ‘nieuwelingen’! Ik heb de indruk dat we als ROC goed betrokken worden en de uitdaging is om dat breder in de organisatie voelbaar te maken. Misschien kunnen de ROC’s bij de volgende Kennisdelingsdag nog gerichter uitgenodigd worden.”

Organisator Rowinda Appelman is blij met de positieve reacties en vond de bijeenkomst ook een succes: “We mogen terugkijken op een zeer geslaagde dag. Met zo’n 300 enthousiaste professionals die niet alleen kwamen om te leren maar ook hun eigen lessen met anderen deelden, hebben we elkaar weer verder geholpen in onze ambitie om de synergie tussen steden en kennisinstellingen te vergroten. Daarbij waren ook vertegenwoordigers aanwezig van de acht HBO-knooppunten die onlangs zijn toegetreden tot de City Deal. De Hogeschool Leiden heeft met het ter beschikking stellen van hun prachtige locatie beslist bijgedragen aan het succes van de dag. Ik heb veel enthousiaste reacties gekregen op de deelsessies en mensen driftig contactgegevens zien uitwisselen. Ik kijk nu al uit naar de volgende Kennisdelingsdag op 2 november!”

Binnenkort vind je op Agendastad.nl inhoudelijke verslagen van verschillende deelsessies.

PXL Breekt Uit!

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op 26 april sloten de Hogeschool PXL in Hasselt en twintig middelbare scholen de deuren: studenten en leerlingen kregen onderwijs in de stad. In totaal spreidden vijftienduizend studenten en leerlingen zich uit over de stad Hasselt en haar omgeving. Een mooi voorbeeld van het inzetten van de stad als leeromgeving. Wij van de City  liepen deze dag mee met Wouter Hustinx, onderzoekshoofd van het PXL-expertisecentrum Onderwijsinnovatie, en brengen in deze nieuwsbrief verslag uit.

Het motto van Hogeschool PXL is ‘de hogeschool met het netwerk’. Gemotiveerd door het idee dat studenten onderwijs zouden krijgen in dit netwerk, zij het in het beroepsveld of onderwijs via het digitale netwerk, ontstond in 2015 het idee van PXL Breekt Uit. Vier weken voordat deze dag plaats zou moeten vinden, berichtte het hogeschoolbestuur de PXL-medewerkers en -studenten dat vier weken later de deuren van de hogeschool twee dagen lang dicht zouden zijn. Door deze korte termijn stuitte het idee wel op wat weerstand bij docenten, ook omdat deze datum erg dicht in de buurt van de toetsmomenten lag. Inmiddels is het 2018 en heeft PXL hiervan geleerd: het moment voor PXL Breekt Uit is een paar weken naar voren gehaald en PXL Breekt Uit is een terugkerend evenement dat in de academische kalender is opgenomen. Docenten weten dat deze dag gaat komen en hebben de tijd voor hun studenten iets moois te organiseren. Ieder jaar heeft PXL Breekt Uit een thema. Vorig jaar was het thema ‘het grijze goud’ waarbij alle studenten iets met ouderen gingen doen. Dit jaar is het thema ‘loopbaan’ en worden er ook voor het eerst leerlingen van de middelbare school betrokken bij PXL Breekt Uit.

Het idee van PXL Breekt Uit is dat alle gebouwen van de hogeschool hun deuren sluiten, zodat studenten onderwijs krijgen dichtbij de praktijk waar zij later zullen gaan werken. Dit sluit ook aan bij de onderwijsmissie van deze hogeschool. PXL richt zich op samenwerking, multidisciplinariteit, ondernemend en innovatief onderwijs en een combinatie van empathie en passie. Docenten bepalen zelf op welke manier zij hun ‘uitgebroken onderwijs’ vormgeven. De ene docent organiseert een bedrijfsbezoek, een andere opleiding laat studenten een opdracht uitvoeren voor de politie.

Het veldhospitaal

Onze dag begint bij het zogenoemde ‘veldhospitaal’, waar een rampoefening buiten een voormalig verzorgingstehuis was opgezet waar duizenden studenten ‘healthcare’ aan deelnamen. Meerdere tenten waren opgezet op het gras, waar studenten in aanraking kwamen met wondverzorging, verloskunde, reanimatie en opereren. Met schmink werden griezelig echt lijkende wonden gegrimeerd en mochten studenten deze vervolgens verzorgen. Ook aanwezig waren het Rode Kruis en de plaatselijke brandweer: zij evacueerden ‘slachtoffers’ van enkele verdiepingen hoog. Op mijn vraag of het niet ontzettend moeilijk was om dit te organiseren, antwoordde Wouter: “Het is misschien juist wel makkelijker om zoiets grootschaligs te organiseren, dan om voor iedere klas ‘healthcare’ iets anders te organiseren. Op deze manier zijn alle studenten ondergebracht op één plek en kan de organisatie verdeeld worden over meerdere docenten.”

Na het veldhospitaal begaven we ons naar de techcampus. In het gebouw van LIMTEC, een opleidingsverstrekker voor de metaal- en technologiesector, begeleidden docenten-in-opleiding leerlingen bij allerlei technische activiteiten, zoals een wetenschapsquiz, het bouwen van een muziekrobot en het bouwen van een chainreaction. Eén van de aanwezige docenten vertelde: “Dit is een uitdagende opdracht voor de studenten: zelf staan zij vaker voor onderbouwleerlingen, maar nu begeleiden zij bovenbouwleerlingen. Die zijn toch iets meer inhoudelijk geïnteresseerd. Wat ik wel jammer vind aan vandaag is dat we niet al mijn studenten mee konden laten doen, omdat er maar een paar plekken waren voor de begeleiders. Dat wil ik volgend jaar anders.” Een andere kant van dit verhaal is dat ook niet alle studenten in staat zijn om mee te doen, Wouter: “Veel studenten zijn in deze periode bezig met stages en kunnen niet zomaar een dag weg van stage. Een mogelijkheid is dan bijvoorbeeld om studenten een opdracht mee te geven die zij op hun stageplek uit kunnen voeren. Studenten die in opleiding zijn voor docent gaan vandaag hun begeleider interviewen over hun loopbaan. Deze filmpjes worden vervolgens gebundeld tot een mooi eindproduct waarin leraren vertellen over hun loopbaan.”

Onze reis vervolgde zich naar de Corda Campus, waar op een oud industrieterrein allerlei start-ups zijn gevestigd. In één van de vorige edities van PXL Breekt Uit hebben de IT-opleidingen een activiteit georganiseerd op deze campus, waarna deze opleidingen permanente vestigingsruimte kregen aangeboden in dit gebouw. Zo werken studenten dus in een omgeving waar zij in direct contact staan met de professionals. Een docent vertelt: “Laatst had een student van mij een vraag, waarvan ik wist dat een professional in het gebouw er ook mee bezig was. Toen hebben wij hem erbij gehaald en zo het vraagstuk opgelost! Het is zo’n voordeel om in dit gebouw te zitten.” PXL Breekt Uit leidt dus zeker ook tot duurzame opbrengsten.

Studenten aan de slag op de Corda Campus

Het laatste bezoek is aan de politie, waar eerstejaars studenten van de opleiding communicatie een opdracht hebben gekregen. Groepjes studenten gaan de strijd aan om de beste campagne te bedenken die autorijden onder invloed van drugs moet ontmoedigen. Aan het eind van de dag mag ieder groepje zijn idee pitchen voor een jury met daarin onder andere de burgemeester van Hasselt en een vertegenwoordiger van Pukkelpop. Op het spel staat een handdruk van de burgemeester, maar ook gratis kaartjes voor Pukkelpop! Wouter vertelt waarom dit juist voor eerstejaars studenten een mooie opdracht is: “Je zou denken dat deze opdracht meer geschikt is voor derdejaars: zij zullen waarschijnlijk een beter product opleveren, omdat zij meer ervaring en kennis hebben. Maar zo’n opdracht is juist voor eerstejaars ongelooflijk leerzaam! Met de feedback die zij nu krijgen, kunnen zij hun hele opleiding nog aan de slag.” Eén van de studenten vertelt: “Wij hebben een idee waarvan we denken dat het aanslaat bij de politie, maar de docenten vermoeden van niet. Nu zijn we in overleg of wij achter ons idee blijven staan, ervan uitgaande dat wij de doelgroep beter begrijpen, of dat wij ons idee gaan aanpassen aan de wensen van de docenten.”

Om het communitygevoel aan te wakkeren, kreeg iedere deelnemer een polsbandje van PXL Breekt Uit. Wie een selfie postte met #pxlbreektuit en er de meeste likes mee scoorde, won een uitstapje naar een pretpark. De social media van Hogeschool PXL ligt tijdens PXL Breekt Uit volledig in handen van Moonfish, een marketing- en communicatiebureau dat gerund wordt door PXL-studenten.

PXL Breekt Uit is een mooi voorbeeld van het motto dat wij al regelmatig horen in de interviews: “Gewoon doen!” Binnen vier weken werd de eerste editie op poten gezet en nu, vier jaar later, is PXL Breekt Uit een begrip.

De student aan zet in zeven lessen

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Kennisinstellingen worden zich steeds bewuster van de potentie van studenten. Deze professionals van morgen worden ingezet om te werken aan maatschappelijke en technologische vraagstukken. In buurten, bij bedrijven en maatschappelijke instellingen leveren ze hun bijdrage als onderzoeker, adviseur of medewerker. Dat is goed voor de stedelijke samenleving en goed voor het leerproces van de studenten. Toch roept deze vorm van leren ook verschillende vragen op. Want hoe kan dit onderwijs het beste vorm krijgen? Wat zijn succes- en faalfactoren? Welke rol moeten docenten hierin spelen? Wat kan van studenten verwacht worden en wat niet? En hoe manage je de verwachtingen bij de verschillende betrokken partijen?

Op donderdag 19 april, tijdens het jaarcongres van de Vereniging Hogescholen, vertelden Esther Makop, Sophie van Opstal en Tessa Houwing over hun ervaringen met onderwijs waarbij de stad als rijke leeromgeving wordt benut. De ruim vijftig aanwezigen luisterden aandachtig naar de zeven lessen die deze studenten met hen deelden.

Esther, Sophie en Tessa hebben elk op eigen wijze ervaring opgedaan met de stad als rijke leeromgeving. Esther volgt de lerarenopleiding Nederlands aan de Hogeschool van Rotterdam en volgde daar de minor Meedoen op Zuid. Tijdens deze minor werd er door studenten in samenwerking met een zelfgekozen stakeholder op Rotterdam-Zuid gezocht naar mogelijkheden om de leefbaarheid van de bewoners te verbeteren. Samen met stichting Seedz werd er een bijeenkomst georganiseerd om huwelijksdwang onder jongeren bespreekbaar te maken. Tessa studeert sociologie aan de Universiteit van Utrecht en is betrokken bij een project samen met de Ombudsman Metropool Amsterdam. In dit project wordt getracht door middel van onderzoek de match te verbeteren tussen beleid, schuldhulpverlening en de behoeften van mensen in schulden. Sophie studeert Algemene Sociale Wetenschappen in Amsterdam en is tevens studentcoördinator in de Springlevende wijk in Amsterdam-Noord. Met dit project worden studenten in ruil voor woonkorting ingezet in een wijk om de leefbaarheid te vergroten. Dit doen zij door projecten op te zetten in samenwerking met instanties en buurtbewoners.

Het is duidelijk dat er een diversiteit bestaat in het soort projecten waarbij studenten via het onderwijs verbonden worden aan de stad. Soms ligt de nadruk op het doen van onderzoek, soms op het opzetten van projecten en in andere gevallen gaat het vooral over het kennismaken met een bepaalde buurt en haar bewoners. Bij het ene project krijgen de studenten veel vrijheid om zelf vraagstukken te formuleren en bij andere projecten nemen docenten of opdrachtgevers (gewenst en ongewenst) het voortouw. Toch durven Esther, Sophie en Tessa op basis van hun ervaringen alvast zeven lessen te trekken waar iedereen die de stad als rijke leeromgeving wil benutten rekening mee zou moeten houden.

1. Neem studenten serieus en geef ze verantwoordelijkheid

De eerste les is misschien wel de belangrijkste: neem studenten serieus en geef ze verantwoordelijkheid. Studenten kunnen en willen vaak meer dan docenten denken. Belangrijk hierin is dat er in het onderwijs uit wordt gegaan van de eigen interesse en verwondering van studenten. Door deze intrinsieke motivatie willen studenten vaak juist verantwoordelijkheid nemen en zijn ze gemotiveerd om deze verantwoordelijkheid te dragen. Verantwoordelijkheid dragen leidt ook tot een gevoel van wederzijds vertrouwen tussen docent en student.

2. Ga uit van de expertise van de student

In het onderwijs krijgen studenten vaak een passieve rol toebedeeld. Bij veel vakken staat van het begin af aan al vast wat, hoe en wanneer er geleerd moet worden. Daardoor is er weinig aandacht voor de bagage die studenten meenemen op het moment dat ze aan een nieuw vak beginnen. Terwijl bij hen vaak al veel kennis en kunde aanwezig is. Onderwijs dat meer uitgaat van de expertise van de student, stelt studenten in staat om hun eigen talenten te ontplooien en ontdekken.

3. Zorg voor impactvolle projecten (maak de vertaalslag naar de samenleving)

Studenten willen van waarde zijn voor de samenleving. Voor studenten krijgt het leren meer waarde en meer betekenis op het moment dat aan echte vraagstukken kan worden gewerkt. Wanneer de ideeën die ze hebben en oplossingen die ze bedenken ten goede kunnen komen van echte mensen. Onderwijs kan voor de stad meerwaarde hebben als studenten zelf van waarde kunnen zijn.

4. Maak de student eigenaar van het project

Het is makkelijker gezegd dan gedaan. Er is een opdrachtgever gevonden met een interessante vraag. De docent heeft de vraag gekoppeld aan de leerdoelen en een mooi programma uitgestippeld. De studenten kunnen aan de slag met hun onderzoek en komen in contact met stedelingen. Met de resultaten wordt, zo benadrukt de opdrachtgever, echt wat gedaan. Toch wringt hier volgens Esther, Sophie en Tessa de schoen. Want waar was de stem van de studenten in het bedenken van de onderzoeksvraag, in het meedenken over de opzet van het programma en het formuleren van de ambities en leerdoelen? En welke ruimte is er voor de studenten als zij een andere visie hebben dan de docent of opdrachtgever? En wat als de resultaten tegenvallen, bijvoorbeeld doordat stadsbewoners niets van het onderzoek willen weten? De rijkste leeromgeving krijgen studenten pas als ze echt eigenaar zijn van hun eigen leerproces.

5. Zorg voor goede begeleiding en duidelijke kaders

Het is een ogenschijnlijke tegenstelling. Studenten willen veel vrijheid, eigenaarschap en verantwoordelijkheid, maar hebben tegelijkertijd behoefte aan duidelijke kaders en goede begeleiding. De crux is dat opleidingen studenten niet moeten onderschatten – zoals in het reguliere onderwijs te vaak gebeurt – maar ook niet moeten overschatten. De rol van de docent is daarbij essentieel. Die moet in de begeleiding de student coachen en helpen bij het vormgeven van het project. Belangrijk daarbij is het stellen van vragen. Wat weet de student al? Welke hulpbronnen kan deze inschakelen? Wat wil de student leren? Wat moet de student nog weten? Met wie zou de student nog moeten praten? Welke keuzes moeten er gemaakt worden in de planning? Docenten moeten daarbij het project overzien, de context begrijpen en inhoudelijk voldoende kennis hebben om studenten te helpen bij het maken van de juiste keuzes.

6. Zorg voor voldoende tijd

In opdrachten waarin studenten samenwerken met de praktijk komen meerdere organisaties met elkaar in aanraking en daarmee ook meerdere agenda’s, planningen en visies. Er kan niet van een opdrachtgever verwacht worden dat deze zich volledig aanpast aan de academische kalender en planning, anderzijds kunnen studenten zich niet volledig aanpassen aan de agenda van de opdrachtgever. Bij dit soort projecten is een goede gezamenlijke afstemming en planning van cruciaal belang. Voorkomen moet worden dat studenten opgezadeld worden met onmogelijke opdrachten en onhaalbare ambities. Docenten en opdrachtgevers mogen niet van studenten verwachten dat ze in een paar maanden tijd gedegen onderzoek kunnen doen naar de belevingswereld van criminele schoolverlaters of een geheel functionerend klimaatneutraal vliegtuig ontwerpen. Maar ook studenten moeten realistische verwachtingen hebben: de wereld veranderen gaat simpelweg niet in drie maanden. Help studenten bij het maken van realistische keuzes: kleinschalige impact is ook impact!

7. Laat de student fouten maken

Fouten maken mag, het moet zelfs. Het is een essentieel onderdeel van het leerproces van studenten. Een onderzoek moet mogen mislukken, een presentatie mag finaal de mist ingaan, een advies zou ongepast mogen zijn. Als een project of opdracht niet mag mislukken, is het niet geschikt als leeromgeving voor studenten. De grote uitdaging van studentgedreven onderwijs is dan ook het formuleren van opdrachten en uitdagingen waar studenten veel verantwoordelijkheid hebben en impact kunnen realiseren, maar waarin falen geoorloofd is. Slim verwachtingsmanagement tussen student, docent, opdrachtgever en andere stakeholders is dus noodzakelijk.

Samenwerking en Design Thinking de kracht van het Enschede Lab

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Ruim vijftig leden uit het City Deal-netwerk Kennis Maken en andere geïnteresseerden, werden donderdag welkom geheten in het Design Lab van de Universiteit Twente, voor een kennismaking met het Enschede Lab en een workshop Design Thinking.

Rowinda Appelman, kwartiermaker van de City Deal Kennis Maken, opende de bijeenkomst: “Van de 12 steden met een universiteit en hogeschool, zijn er 11 aan de slag met de City Deal Kennismaken. Daar is Enschede er één van en we zijn blij dat Enschede ons vandaag heeft uitgenodigd om te laten zien hoe zij invulling geven aan de City Deal. In alle deelnemende steden zie je initiatieven opkomen. In elke stad staan andere vraagstukken centraal en elke stad zoekt op een eigen manier naar oplossingen. Maar hoe zorgen we nu dat we dat aan elkaar verbinden en van elkaar leren, zodat we niet allemaal opnieuw het wiel hoeven uit te vinden? Daarom is kennisdeling een belangrijk uitgangspunt van de City Deal en daar gaan we hier vandaag direct mee aan de slag.”

Vervolgens was het woord aan Gerdien Looman, programmanager Smart City-aanpak van de gemeente Enschede. Zij gaf aan hoe zij zich, samen met ontwikkelmanager Strategische Samenwerking Kennisinstellingen Christel Koman, namens Enschede op drie thema’s richt:

  • Talent halen en houden
  • Vestigingsklimaat
  • Smart Society / Smart City: hoe maken we een slimme stad?

Kristallisatiemoment

Looman: “We werken natuurlijk in Enschede als gemeente en kennisinstellingen al lang samen en kwamen elkaar tegen, maar vooral op de werkvloer, via stagiaires bijvoorbeeld. Maar op strategisch middenniveau was er nog geen structurele band en toen de City Deal Kennis Maken langskwam, hebben we dat als ‘kristallisatiemoment’ aangegrepen en vanuit onze strategische agenda waarmee we Enschede economisch weerbaarder maken, een samenwerkingsverband gesloten. Niet alleen met de hogeschool en Universiteit, maar ook met kunstacademie AKI / Artez en het ROC, want we delen allemaal dezelfde belangen en zo versterken we juist de multidisciplinaire kracht in de samenwerking.”

“Aan de ene kant gaat het nu goed met Enschede, maar in tegenstelling tot veel andere steden zijn we niet echt gegroeid. Er zijn op dit moment zo’n 86.000 banen in Enschede, maar er zijn wel zorgen of we op termijn voldoende arbeidsbevolking hebben. Daarom moeten we talent echt voor deze regio behouden.

En het is belangrijk dat veel aantrekkelijke werkgevers in onze regio, bekender worden onder studenten. We hebben veel technisch talent en ook een aantal uitstekende kleinere en middelgrote ICT-bedrijven. Door daar stageplekken aan te bieden, raken studenten al vertrouwd met die bedrijven.

Samenwerking is belangrijk in deze regio. Dat wisten we al in de jaren zestig, toen de toenmalige technische hogeschool ontstond uit de roep om hoger onderwijs. Daaruit kwam onze ondernemende Universiteit Twente voort. Een universiteit die past in een ondernemende stad, omdat we weten dat je hier niets vanzelf krijgt. En daarom weten we elkaar hier goed te vinden.”

Maatschappelijke impact

Roelyn van der Hoek van de Universiteit Twente schetst vervolgens het perspectief van de kennisinstellingen op de samenwerking. “De universiteit is hier ontstaan om de regio een impuls te geven na de teloorgang van de textielindustrie. Dat hebben we ook altijd zo gevoeld, daarom is ‘maatschappelijke impact’ ook één van onze belangrijkste bestaansredenen.

Van der Hoek vertelt dat de universiteit niet alleen werkt aan het behouden van talent, maar zelfs een stapje verder gaat: het terughalen van alumni. “We hebben een alumni office manager aangesteld die kijkt of we afgestudeerden terug kunnen halen. Onze regio heeft veel te bieden. Met name de ruimte en de relatief lage huizenprijzen maken Enschede aantrekkelijk voor alumni die een gezin stichten.”

Ook van der Hoek benadrukt de samenwerking: ”Er zijn allerlei gezamenlijke services, waarbij we van elkaars voorzieningen gebruik make: windtunnel, fab lab, nano lab. Je kunt hier van alles gebruikmaken, ook als individu of bedrijf. Daarmee proberen we de regio sterker te maken.”

“Waar we naartoe gaan is de zogenaamde ‘quadruple helix’: nu kennen we de ‘triple helix’, die staat voor de samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en onderwijs, maar je ziet, ook bijvoorbeeld in de kaders voor subsidies, dat het nadrukkelijk betrekken van de samenleving, inwoners, patiënten, steeds belangrijker wordt”, schetst Van der Hoek.

Op de vraag of er niet een grote kloof gedicht moest worden tussen ROC en Universiteit Twente om in het Enschede Lab tot samenwerking te komen, zegt Van der Hoek dat dat redelijk makkelijk ging omdat de instellingen in Enschede al behoorlijk ‘vernetwerkt’ zijn: “Wij werkten al veel samen met Saxion en Saxion weer veel met het ROC, rondom doorstroming et cetera. En we vinden elkaar in onze missies.”

Maya van den Berg vertelt over het Enschede Lab

Multidisciplinair

Maya van den Berg, projectleider van het Enschede Lab, lichtte vervolgens dit initiatief nader toe. “Innovatieve en duurzame oplossingen voor een zelfredzamer Enschede. Dat is het idee achter het Enschede Lab. Het bijzondere is het gemengde en multidisciplinaire karakter, waarbij studenten van verschillende opleidingen en opleidingsniveaus in één team samenwerken. Dat zorgt voor een interessant avontuur voor studenten, die zo ook beter voorbereid worden op de arbeidspraktijk, waarbij je ook moet schakelen met mensen die op verschillende niveaus opereren. Een universitair student denkt vaak veel conceptueler, waar een ROC-student praktischer en uitvoerender is ingesteld. Als gemengd team leer je inclusief te werken en elkaars kracht te benutten. We zijn er dan ook van overtuigd dat we tot betere oplossingen komen door deze mengvorm.

In een cyclus van een half jaar gaat nu de eerste lichting aan de slag. Studenten hebben wel een begeleider vanuit hun opleiding en een coach vanuit één van de andere instellingen, maar werken in zelfsturende teams die volgens de principes van Design Thinking hun eigen opdracht formuleren.”

Punt van aandacht is dat opleidingen ontzettend verschillend georganiseerd zijn, zelfs binnen instellingen, waardoor het moeilijk is om alle studenten in de gelegenheid te stellen deel te namen aan het Enschede lab. En wat gebeurt er met de resultaten die een lichting in het Enschede Lab na een half jaar oplevert? “In juni worden de resultaten door de regiegroep gejureerd. Kansrijke ideeën kunnen door de regiegroep worden opgepakt. Daarnaast willen we ook continuïteit creëren met een soort ‘dakpanconstructie’ waarbij studenten van deze lichting ook een rol spelen in de volgende ronde.”

Omdenken

Over studenten gesproken, wat vinden die er eigenlijk zelf van? Studente Jessie Wijnberg van de AKI. “Op een kunstacademie studeren natuurlijk andere mensen, die met een andere blik naar dingen kijken dan veel studenten bij andere opleidingen. Je merkt ook wel eens dat dat lastig in de samenwerking: studenten aan de kunstacademie zijn niet zo gewend aan lijstjes en vaste formats en die komen we nu in het Enschede Lab wel tegen. Ik denk dat we juist door die andere achtergrond een meerwaarde hebben, bijvoorbeeld in het stimuleren van ‘omdenken’. Dat omdenken spreekt mij ook aan en als we in ons groepje van het Enschede Lab in een later stadium toe zijn aan het ‘sociaal design’, hoop ik een goede bijdrage te kunnen leveren.”

De Engelstalige student Florian Kleinhoven vertegenwoordigt naar eigen zeggen ‘an international community who travelled a lot to make a local impact’. Hij geeft aan dat zijn deelname aan het Enschede Lab hem helpt om zich meer verbonden te voelen met de lokale gemeenschap. Door de taalbarrière wordt hij vaak als buitenstaander behandeld en hij hoopt dat dat nu zal veranderen. David Schuler van Saxion vertelt iets over zijn onderzoek voor de City Deal. “Ik onderzoek hoe je er voor kunt zorgen dat de aandacht binnen onderwijsinstellingen niet binnen een half jaar verzwakt. Hoe je kunt zorgen dat thema’s langer impact hebben en voortbestaan.” Ook hij signaleert de meerwaarde van deelname van de verschillende instellingen aan de City Deal. “Studenten van het ROC gaven een keer aan ‘waarom betrek je de mensen wiens probleem je probeert op te lossen er niet bij?’ Daar had nog niemand aan gedacht.”

Hoogleraar Peter-Paul Verbeek vertelt over de relatie tussen mens en techniek

Mens-techniek relaties

Voorafgaand aan de pauze hield tot slot hoogleraar Peter-Paul Verbeek van de Universiteit Twente een bevlogen en inspirerende lezing over de invloed van technologische ontwikkeling op de samenleving. Verbeek: “Er ontstaan nieuwe relaties tussen mens en techniek. Je moet mens en techniek niet tegenover elkaar plaatsen: wij zijn deels wie we zijn door de techniek en in de techniek zit steeds meer menselijks. Techniek geeft vorm aan wat mensen doen en hoe ze de wereld waarnemen.” Verbeek illustreerde hoe in de jaren zestig bruggen werden gebouwd die ‘discrimineerden’, omdat ze te laag waren om bussen door te laten – in een tijd waarin de meeste donkere mensen op de bus waren aangewezen voor vervoer, omdat ze zich geen eigen auto konden veroorloven.

Als technologie nu voor een kloof of tweedeling zorgt, dan is dat dus niets nieuws, betoogt de hoogleraar. Een hedendaags voorbeeld is ‘gezichtsherkenningssoftware’ die bij mensen met een donkere huidskleur vaker tot ‘valse positieven’ leidt omdat het technologie minder detailverschil waarneemt door een lagere contrastwaarde in de gelaatskleur. Er zit dus ‘politiek in technologie’, zegt Verbeek en hier zitten vaak meerdere kanten aan. ‘Smart cities’, waarin gebruikgemaakt wordt van slimme meetapparatuur, dragen bij aan het in kaart brengen én oplossen van stedelijke problemen, maar zorgen ook voor een ‘big brother’-gevoel van ‘gevolgd worden’ bij burgers. Technologie zelf is niet ‘de vijand’ maar de toenemende verweving van technologie in ons leven zorgt voor nieuwe en complexe vraagstukken, ook rond democratie en burgerschap.

Design Thinking

Nadat de aanwezigen tijdens de lunch konden bijkomen van de opgedane inzichten, werd in het middagprogramma een workshop Design Thinking verzorgd door managing director Frank Kresin van het Design Lab en Maya van den Berg. Zo konden de aanwezigen spelender- en lerenderwijs kennismaken met de aanpak die in Enschede is gevolgd om tot de Smart City-agenda te komen. Daarvoor werden eerst praktijkvraagstukken geïnventariseerd, die in vijf thema’s geclusterd werden, waar deelnemers in groepjes enthousiast mee aan de slag gingen. Thema’s waren onder andere het stimuleren van burgerinitiatieven, de werkwijze rond data en de transparantie daarvan en valkuilen bij samenwerking in de slimme stad. Creatieve werkvormen stimuleerden de groepen zowel tot samenwerking als tot ‘out-of-the-box’-denken. Tot slot van de workshop werden de uitkomsten door een panel van deelnemers verrijkt met tips, waarna de definitieve ‘oplossingen’ geformuleerd werden.

Creatieve samenwerking in de workshop Design Thinking

Tijdens de afsluiting van de bijeenkomst werd teruggeblikt op de workshop en gaven deelnemers aan wat ze nu meenemen na de workshop en de dag. Antwoorden varieerden van ‘studenten de stad in sturen’ tot ‘gewoon aan de slag gaan’ en ‘design thinking kan werken in de samenwerking met externe partijen’. Zowel Van den Berg als Kresin kijken terug op een geslaagde dag. Van den Berg: “De feedback uit de workshop is waardevol voor het doorontwikkelen van de projecten in Enschede en de uitkomsten worden verder meegenomen in het netwerk van de City Deal. We kijken terug op een succesvolle eerste landelijke workshop op locatie binnen het City Deal-netwerk en er zullen dit jaar nog meer gaan volgen.”

 

 

 

 

‘Versnelling’ en ‘Samenwerking’ sleutelwoorden op drukbezocht eerste jaarcongres Stedelijke Transformatie

Jaancongres Stedelijke Transformatie (foto Platform31)

Op donderdag 22 februari waren zowel de ambitie als de bereidheid tot samenwerken voelbaar in de Rijtuigenloods in Amersfoort, waar het eerste jaarcongres ‘Samen aan de slag met Stedelijke Transformatie’ plaatsvond.

Vertegenwoordigers van Rijk, gemeenten, provincie, marktpartijen en andere betrokken kwamen samen om een versnelling te bewerkstelligen in binnenstedelijke woningbouw. Een versnelling waarvan de noodzaak door de aanwezigen sterk gevoeld wordt. Peter van Gugten, directeur Heijmans Vastgoed, schetste in zijn keynote speech dat de doorlooptijd van binnenstedelijke gebiedsontwikkeling doorgaans zo’n 10-15 jaar is. De volgende spreker, wethouder Jop Fackeldey van Lelystad, voorzitter van de fysieke pijler van de G40, gaf aan dit nog optimistisch te vinden en zei dat het soms wel 30 jaar kan duren voordat een gebied herontwikkeld is. En, zo realiseren de aanwezigen zich, de opgave ligt er nú.

Peter van Gugten (foto Platform31)

Peter van Gugten (foto Platform31)

En dus is ‘versnelling’ een sleutelwoord. Maar hoe realiseer je dat, bijvoorbeeld bij de herontwikkeling van een bedrijventerrein, waar onder andere gemeenten, aannemers, eigenaars van bedrijvenpanden en (potentiële) bewoners stakeholder zijn? En, zo schetst Van Gugten, ook nog in het licht van wereldwijde tendensen en uitdagingen als mobiliteit, duurzaamheid, circulariteit, deeleconomie en stedelijke drukte? Een betere samenwerking is onontbeerlijk, luidt het antwoord dat makkelijker gezegd is dan gedaan. Van Gugten: “En geef daarbij iedere partij de ruimte om z’n rol te kunnen spelen”. En Fackeldey later: “wethouders denken wel eens ‘die ontwikkelaar wil over mijn rug geld verdienen en ontwikkelaars worden op hun beurt weer beperkt door politieke ambities van lokale bestuurders. Wees open en transparant in je belangen en spreek die in de samenwerking ook gewoon naar elkaar uit.

City Deal Binnenstedelijk Bouwen en Transformatie

Fackeldey noemt in zijn presentatie de steun van Minister Ollongren van BZK ook onontbeerlijk voor de ontwikkeling van het programma Stedelijke Transformatie, dat voortkwam uit de City Deal Binnenstedelijk Bouwen en Transformatie en het Manifest Binnenstedelijke Gebiedstransformaties. Deze City Deal is met het bestendigen van het belang van binnenstedelijke bouwen in een landelijk programma, dan ook succesvol afgerond. “En nu moeten we het programma zo snel mogelijk zo praktisch mogelijk maken”, aldus Fackeldey die vervolgens het intensiveringsprogramma schetst, waarbij concrete projecten versneld worden uitgevoerd, gemeenschappelijke problemen doorgrond en en opgelost moeten worden en de opgedane kennis verankerd wordt in onderwijs en opleidingen.

Jop Fackeldey (Foto Platform31)

Jop Fackeldey (foto Platform31)

En, in een bruggetje naar de themasessies, het hart van het jaarcongres waar de versnelling met inhoudelijke presentaties en best practices handen en voeten krijgt, roept Fackeldey gemeenten en marktpartijen op met meer voorstellen te komen voor gebiedstransformatieprojecten: “We gaan vandaag echt van start met het programma en verdiepen ons in de vraag ‘hoe kunnen we de gezamenlijk gedefinieeerde opgave sámen oplossen. We hebben inmiddels 25 gebiedstransformatieprojecten en daar kan nog meer bij. Meld je aan op de website Stedelijketransformatie.nl!”

Handreiking

Een bijzonder deelsessie werd verzorgd door het ministerie van BZK, Damo Holt van Rebel en Sander van Schijndel van de Ontwikkelingsmaatschappij Utrecht (OMU). De OMU is een zelfstandige uitvoeringsorganisatie met de provincie Utrecht als enige aandeelhouder en heeft zich ten doel gesteld om de herstructurering van private bedrijfsterreinen te versnellen door, ten tijde van de economische crisis, krediet te verstrekken aan kansrijke herbestemming die de financiering moeilijk op een andere manier rondkregen omdat banken steeds voorzichtiger werden. De OMU is een revolverend fonds dat zichzelf al een aantal jaar succesvol in stand houdt.

Damo Holt presenteert het onderzoek van Rebel, waarbij een aantal stedelijke gebiedstransformaties ‘tot op het bot’ geanalyseerd zijn, waarna er oplossingsrichtingen gedestilleerd zijn voor veel voorkomende (financiële) obstakels bij gebiedstransformaties. In het model van Rebel worden transformatieprojecten gechaald op enerzijds ‘urgentie en potentie’ en anderzijds op ‘maatschappelijk rendement en de business case’. In samenwerking met het ministerie van BZK heeft Rebel een ‘Handreiking Financieel-economische samenwerking bij gebiedtransformaties’, opgesteld die gemeenten en andere partijen helpt bij het wegnemen van drempels in de samenwerking bij transformaties. De handreiking vond gretig aftrek na afloop van de deelsessie en is binnenkort ook digitaal te vinden op de City Deal-pagina Binnenstedelijk Bouwen en Transformatie op Agendastad.nl.

Damo Holt (Foto Platform31)

Damo Holt (foto Platform31)

Na twee rondes themasessies werd een productieve en coöperatieve dag afgesloten door dagvoorzitter Martijn de Greve, die optimistisch is over het vervolg: “U gaat iets heel bijzonders doen samen. Vandaag heb ik echt een open mind gezien, u denkt in oplossingen. En nu ik deze mensen zie, heb ik er alle vertrouwen in dat Nederland er een stukje mooier uit gaat zien.”

Meer informatie over de bijeenkomst lees je in het korte verslag op  de website van Platform31, de organisator van het jaarcongres. Binnenkort is daar ook meer te lezen over de andere themasessies van het jaarcongres.

Raspe: Succesvol groeibeleid steden vraagt om ’totaalsysteem’ van beleid

Van Poeljelezing: Otto Raspe tijdens de presentatie van het PBL-rapport in de Grote Kerk in Zwolle

Op 29 januari 2018 vond in Zwolle de eerste Van Poelje-lezing plaats. Decaan Theo Toonen van de faculteit Behavioural, Management and Social Sciences (BMS) van de Universiteit Twente, opent de lezing met een welkomstwoord en een toelichting op de naamgever van de lezing. Gerrit van Poelje (1884-1976) was de eerste hoogleraar Bestuurswetenschap en introduceerde de term ‘Bestuurskunde’. In zijn boek ‘Osmose’ sprak hij over netwerken en de doorwerking van de effecten van de tweede industriële revolutie in het openbaar bestuur. Daarbij schetste hij de processen van centralisatie en regionalisering. En dat, zo schetste Toonen, is eigenlijk de omgekeerde beweging van waar we vandaag in zitten; de decentralisatie. En dat vraagt ook om modernisering van het vakgebied Bestuurskunde.

Loco-CdK van Oveijssel Eddy van Hijum verwelkomde vervolgens de circa 100 aanwezigen in ‘zijn’ provincie en uitte zijn zorgen over de plek van de regio in het huidige regeringsbeleid; het komt volgens hem summier aan bod in het regeerakkoord, maar toch vindt hij het belangrijk dat het samenspel in de regio goed georganiseerd wordt.

Triomf van de stad

Vervolgens is het woord aan de keynote speaker van de middag, onderzoeker Otto Raspe van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), die stilstaat bij het recente PBL-rapport ‘Stedelijke regio’s als motoren van economische groei – wat kan beleid doen?’ Raspe refereerde aan de ‘triomf van de stad’, onder andere verwijzend naar de sterke banengroei die zich voornamelijk in steden concentreert. In het PBL-rapport onderzochten Raspe en zijn collega’s drie vragen:

-Waarom groeien steden?
-Welke factoren zijn robuust verbonden aan groei?
-Wat zijn de mechanismen achter groei en wat kan beleid doen?

De waarom-vraag werd beantwoord met 8 factoren die als tandwielen het onderdeel van een motor vormen. Van cruciaal belang hierbij zijn bovendien de agglomeratievoordelen; bedrijven en mensen zijn productiever in steden door sharing (bedrijven delen elkaars input), matching (afstemming vraag/aanbod van arbeid) en learning (persoonsgebonden kennis). En steden zijn ‘broedplaatsen van innovatie’. Tot slot zijn er onderlinge verbanden tussen de acht raderen in de motor, die de ‘aandrijving’ versterken.

De vier factoren die volgens het rapport robuust zijn verbonden aan groei (op basis van een regressieanalyse van data uit 800 Europese regio’s), zijn:

– dichtheid (levert agglomeratievoordelen op);
– human capital (opleiding en gezondheid zijn beide belangrijk);
– leefomgeving (cultuur en restaurants, kwaliteit van het onderwijs);
– bereikbaarheid (nationaal, internationaal en via het internet).

Om antwoord te vinden op de derde vraag, wat het beleid heeft bijgedragen in de groeiregio’s, zijn case-studies verricht in zes regio’s. Raspe bespreekt drie ervan:

-In München heeft een sterke ontwikkeling plaatsgevonden doordat een bedrijf als Siemens in de jaren vijftig wegtrok uit Berlijn en in München met BMW en Allianz een cluster vormde. Bovendien droeg de overheid bij aan de ontwikkeling door de keuze voor München als kennisplatform voor de defensieindustrie en door de betrokkenheid bij de luchthaven, die in middels de één na grootste is van Duitsland.

-Er zijn veel overeenkomsten met Eindhoven Brainport, waar bedrijven als Philips en DAG een grote rol speelden in de ontwikkeling en de TU Eindhoven een belangrijke rol speelde in de overgang van ‘CompanyTown’ naar Brainport. De samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen, de zogenaamde ‘triple helix’ bleek ook in Eindhoven cruciaal en leidde onder meer tot de High Tech Campus, een open innovatie-systeem.

Het Britse Milton Keynes ten slotte blijkt ook een uitzonderlijk goed scorende stedelijke regio, hoewel het geen ‘high tech’-regio is. Het is een gunstig gelegen, in 1967 nieuw gecreëerde stad tussen Londen, Oxford en Cambridge, met een nadruk op de kwaliteit van de leefomgeving, waardoor er ‘human capital’ wordt aangetrokken. Daarnaast is er een goede samenwerking tussen publieke en private partijen.

Samenvattend zegt Raspe dat voor een succesvolle groei een beleid gericht op een totaalsysteem, bestaande uit een mix van ondernemerschaps-, cluster-, en kennis- en innovatiebeleid nodig is en het beleid moet niet gericht zijn op ‘picking winners’ maar op ‘backing challengers’. Duidelijke keuzes in het beleid en sterke, meebewegende instituties zijn ook randvoorwaarden.

Opgavegericht Rijk

In zijn coreferaat stond burgemeester Meijer van Zwolle vervolgens stil bij de specifieke opgaven voor Zwolle en bij het rapport ‘Maak verschil’, van de Studiegroep Openbaar Bestuur, waarin het belang van het aanbrengen van differentiatie tussen uiteenlopende regio’s, zoals Zeeland, Amsterdam en Zwolle, benadrukt wordt. Belangrijk in de regio Zwolle, die vier provincies bestrijkt en met 20 gemeenten een kleine 700.000 inwoners telt, zijn de infrastructuur voor groei en een goede bereikbaarheid per spoor. Het Rijk is hard nodig bij het oplossen van opgaven zoals baanpolarisatie op de arbeidsmarkt, maar het moet daarvoor wel eerst ‘ontschotten’ en minder departementaal en meer opgavegericht gaan werken.

Wethouder Werk, Economie en Beroepsonderwijs van Eindhoven, Stef Depla, borduurt vervolgens in zijn coreferaat verder op de keynote van Raspe, door dieper in te gaan op de geschiedenis en geleerde lessen van de samenwerkingen in Zuid-Oost Brabant. Depla schetste hoe banenverlies en het vertrek van Philips naar Amsterdam uiteindelijk de motor vormden van de High Tech Campus, door Depla fijntjes omschreven als ‘een Zuid-As die wél geld oplevert’. Volgens Depla is van belang dat de Brainport Eindhoven uit 21 omringende gemeenten bestaat en dat die een gedeeld beeld moeten hebben en samen de economische strategie bepalen. “De toekomst die je overkomst en de toekomst die je wilt zijn, maakt het verschil.”

Horizontale samenwerking

Vervolgens sprak Bert van Delden van het ministerie van BZK als vervanger van minister Ollongren. Van Delden schetste dat het ministerie van BZK staat voor rijksbeleid dat gericht is op de weerbare democratie, op goed openbaar bestuur en op de inhoud, waarbij wonen en bouwen in de plaats zijn gekomen voor veiligheid, met nu sinds dit kabinet bovendien ook ruimte erbij. Het ministerie ontwikkelt op dezer thema’s een visie, zoals het eerder genoemde SOB-rapport ‘Maak verschil’ en de Nationale omgevingsvisie (NOVI), en zorgt voor wetgeving en financiering, bijvoorbeeld via het gemeentefonds en de huurtoeslag. In relatie tot de regio, realiseert BZK zich dat generiek beleid niet volstaat, omdat regio’s sterk verschillen. In bepaalde regio’s moet geïnvesteerd worden, bijvoorbeeld als er een cumulatie van problemen optreedt (bijv Rotterdam-Zuid of Groningen), als het ‘economische glimregio’s’ zijn (zoals Amsterdam of Eindhoven) of als het regio’s zijn die grote demografische of energietransities meemaken. Maar, ondersteuning voor die regio’s moet wel op basis van ‘partnerschap’ gebeuren in horizontale samenwerking. Hieruit kunnen concrete multi-level en publieke-private afspraken voortkomen, zoals al succesvol gebleken is uit de Agenda Stad, de grensoverschrijdende samenwerking en de proeftuinen openbaar bestuur.

Tot slot stond Van Delden stil bij de vraag hoe dit alles zicht verhoudt tot het thema van de lezing. Van Delden constateert een goede aansluiting op het gebied van multi-level goverance en partnership, en bepleit dat het belangrijk is om dit te koppelen aan de inhoud en aan regionale verschillen. Daarnaast moeten niet alleen glimregio’s, maar ook transitieregio’s en de regio’s met cumulatieve problemen voldoende aandacht krijgen. Tot slot vragen sociale en fysieke leefbaarheid – denk bijvoorbeeld aan de tweedeling in de stad – aandacht. Daarbij zijn concrete uitgangspunten belangrijk. Tot slot, benadrukt Van Delden: het ministerie doet graag mee aan experimenten.

Na een korte discussie met onder andere hoogleraar Bestuurskunde Bas Denters ronde professor Marcel Boogers, hoogleraar Innovatie en Regionaal Bestuur, de bijeenkomst af met een wetenschappelijke reflectie, waarin hij schetste dat de regio door de toename van verantwoordelijkheden en bevoegdheden ‘topzwaar’ wordt, wat onvermijdelijk zal leiden tot discussies over de autonomie va de gemeenten en de democratische kwaliteit van de regio. Boogers bepleit om bij deze discussie te leren van de tien Design Principles van het design denken.

Lees meer

Een uitgebreid verslag van de Van Poelje-lezing, de presentaties van de sprekers én het PBL-onderzoek ‘Stedelijke regio’s als motoren voor economische groei’,  zijn terug te vinden op de website van de Universiteit Twente.