Houvast voor stedelijke vraagstukken in het onderwijs

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Onderzoek naar samenwerking door Nina Bohm. Foto: Delphine Chevalier.
Onderzoek naar samenwerking door Nina Bohm. Foto: Delphine Chevalier.

Steeds vaker weten hoger onderwijsinstellingen en steden elkaar te vinden rond stedelijke vraagstukken. Toch zijn deze vraagstukken niet per direct bruikbaar voor onderzoek of om mee te nemen in een vak. Nina Bohm wil daarom met haar onderzoek aan de TU Delft houvast bieden voor alle partijen die samen vraagstukken definiëren voor onderwijs in rijke leeromgevingen.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en  Cultuur & Communityvorming.

Nina Bohm.

Nina Bohm.

Maatschappelijke opgaven in de steden oplossen door onderzoekers, docenten en studenten er grootschalig bij te betrekken. Dat is het doel van de City Deal Kennis Maken. In die samenwerking tussen steden en hoger onderwijs is de afgelopen drie jaar echt een versnelling gekomen. Ze werken steeds meer samen aan rijke leeromgevingen voor studenten, docenten krijgen via de gemeente sneller toegang tot authentieke vraagstukken in het onderwijs en gemeenten hebben op hun beurt weer toegang tot het kennisnetwerk van de onderwijsinstellingen. En de studenten? Die werken aan reële en concrete vraagstukken, die hen intrinsiek motiveren.

Maatschappelijke uitdagingen

Het klinkt mooi, maar toch is het niet zo makkelijk en vanzelfsprekend om een vraagstuk uit de stad om te zetten in onderwijs of onderzoek. Maatschappelijke uitdagingen als duurzaamheid, inclusie of armoede zijn complex, vaak politiek gevoelig en vereisen een multidisciplinaire aanpak. Daarom is het niet makkelijk om er meteen concreet mee aan de slag te gaan voor studenten, vakcoördinatoren en gemeenten. Nina Bohm is aan de TU Delft gestart, met subsidie van de City Deal Kennis Maken onderzoekregeling, met het onderzoek ‘Routes naar Stedelijke Vraagstukken’ om de route van vraagstuk naar onderwijs beter inzichtelijk te maken.

Wie is Nina Bohm?
Bohm: “Ik werk nu anderhalf jaar als promovenda aan de TU Delft. Daarvoor werkte ik als onderwijscoördinator bij AMS Institute, het Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions, waarin de gemeente Amsterdam, de Wageningen Universiteit, TU Delft en het MIT (Massachusetts Institute of Technology) samenwerken. Toen ik daar begon, startte net het masterprogramma, dat gebaseerd is op de uitdagingen van de stad, zoals de energietransitie, ontwikkeling van slimme mobiliteit en moderne voedselsystemen. Samen met ingenieurs keken we naar de stedelijke ontwikkeling van de toekomst. We zijn nu op het punt gekomen dat het interessant is om dieper onderwijskundig onderzoek te doen naar hoe studenten precies door middel van die stedelijke vraagstukken leren.”

Daarom ben je dus gestart met dit onderzoek. Wat ga je precies onderzoeken?
“Een jaar geleden heb ik vanuit de TU Delft de aanvraag hiervoor gedaan. We kijken naar de samenwerking tussen de TU en de gemeente Delft en naar die tussen de gemeente Amsterdam en het AMS Institute. De twee samenwerkingen zijn beide hele andere ecosystemen, met eigen manieren van werken. We willen kijken naar hoe nieuwe manieren van onderwijs centraal staan in de samenwerking, naar hoe de opdrachten vanuit de gemeente tot stand komen, en dat vergelijken tussen de twee ecosystemen. Wat zijn de routes, wat leer je bij het ene ecosysteem niet, en bij het andere wel? Hoe zetten mensen het bij de ene gemeente een probleem uit in vergelijking tot de andere? In het onderzoek kijken we dus naar de verschillende routes die vraagstukken afleggen naar onderzoeksthema of onderwijsthema.”

Wat moet dat opleveren?
Een manier om houvast te bieden in dit proces vanuit drie perspectieven: dat van de student, de vakcoördinator en de gemeente. Routes zijn een proces van opdrachten formuleren, onderhandelen tussen universiteiten en gemeenten en maatschappelijke organisaties. We proberen dat vorm te geven door middel van journey mapping, het in kaart brengen hoe een opdracht de reis aflegt totdat de studenten echt aan de slag ermee gaan. We willen die reis in een workshop gaan nabootsen. Journey mapping wordt veel gebruikt door grote klantgerichte bedrijven zoals CoolBlue. Als onderzoeksmethode werkt dat hier ook goed, het heeft een ontwerpend karakter. Het doel is om aan de hand hiervan een routekaart op te bouwen die stakeholders inzicht en houvast geeft in het definiëren van vraagstukken.”

Wie heb je als doelgroep voor ogen met dit onderzoek?
“We gaan nu op zoek naar hoe gemeenteambtenaren, burgerorganisaties en -initiatieven en maatschappelijke organisaties willen samenwerken met universiteiten. Wij ontwerpen een routekaart dat hen inzicht geeft in wat ze kunnen verwachten, waar ze op moeten letten en wat voor vragen ze kunnen stellen. Belangrijk te beseffen is dat er veel verschillende verwachtingen zijn. Hoe zorg je ervoor dat je de opdracht zo formuleert dat er positieve energie ontstaat en ook blijft. Je werkt toch met jonge mensen. En hoe zorg je ervoor dat er een resultaat komt waar de betrokkenen mee verder kunnen. Het geheel moet een soepelere samenwerking stimuleren.”

Onderzoek naar samenwerking door Nina Bohm. Foto: Delphine Chevalier.

Onderzoek naar samenwerking door Nina Bohm. Foto: Delphine Chevalier.

Wat kunnen ze dan straks met zo’n routekaart?
“Onze routekaart geeft handvatten op welke momenten je vragen moet stellen, wanneer je samen moet beslissen, wat de leerdoelen zijn en hoe je de gemeente bij die leerdoelen betrekt, of juist niet. Hopelijk kunnen we deze de komende maanden uitwerken. De grootste uitdaging is dat er in het begin van een project heel veel positieve energie is. Studenten beginnen enthousiast met een herontwerp van een stuk stad bijvoorbeeld. Dat levert mooie posters en ideeën op. Vervolgens is het moeilijk om dit voor ambtenaren om te zetten in concrete acties. Het hangt heel erg af waar je als gemeente naar op zoek bent, ideeën of procesontwerpen? De afstemming van wat er wordt verwacht is nog niet altijd optimaal. En dat is best wel een belangrijk onderdeel bij de uitwisseling van de opdracht.”

Hebben studenten ook iets aan de routekaart?
“Ja. Studenten willen bij zo’n opdracht ook graag impact maken op de stad. Echt van betekenis zijn voor de opdrachtgever. Dat kan alleen als de verschillende belangen van vakcoördinator, gemeente en student bij elkaar komen in de opdracht. Met welke vraag je een vak begint, bepaalt mede welke oplossingen studenten kunnen komen. Nu hebben we nog geen zicht op hoe een probleem uit de stad zijn weg vindt naar de student in het onderwijs. We willen met dit onderzoek dus expliciet maken van wat er tot nu toe altijd impliciet gebeurt.  Van een maatschappelijk probleem een vak maken vergt veel afstemming. “

In hoeverre sluit je onderzoek aan bij de City Deal Kennis Maken?
“Het past helemaal bij het gedachtegoed waar de City Deal Kennis Maken voor staat, namelijk dat de samenwerking tussen stad en universiteit tot synergie leidt. Ik denk dat dit onderzoek leerzaam zal zijn voor het netwerk van de City Deal. Veel partijen weten nog niet hoe je tot een goede opdracht komt. En hoe het proces eruitziet. De vergelijking die wij maken tussen een kleine stad als Delft en een grote stad als Amsterdam zal daarom leerzaam zijn. Het is bij beide steden namelijk heel anders georganiseerd. Door de routes inzichtelijk te maken kunnen andere steden daar weer van leren en ervaringen uitwisselen. Bijvoorbeeld over hoe je omgaat met verwachtingsmanagement.”

Doe je het onderzoek helemaal alleen?
“Het is onderdeel van mijn promotieonderzoek maar ik werk met een heel team: met een aantal mensen van de TU en het AMS Institute, een student-assistent en een begeleider interdisciplinair onderwijs. Ik ben nu een kleine drie maanden bezig en heb explorerende interviews gedaan en theoretisch onderzoek. Het leuke gedeelte moet nog komen.”

Hoe lang loopt het onderzoek?
“Het onderzoek loopt officieel tot november, waarna we het verder gaan uitwerken. Voor de zomer wil ik een eerste versie van de routekaart presenteren, het liefst op de AMS Living Lab Summit. Dat is een leuk moment om die routekaart te valideren met deelnemers aan dat congres.”

Wetenschappelijke kennis delen met inwoners

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Studenten aan de slag met de Green Screen voor hun filmpjes over hun projecten tijdens de Corona Challenge.
Studenten aan de slag met de Green Screen voor hun filmpjes over hun projecten tijdens de Corona Challenge.

Hoe zou je op basis van bestaande initiatieven het voedselsysteem duurzamer en gezonder kunnen maken? In de Corona Challenge in Wageningen en Ede hebben studenten van de WUR onderzocht hoe ze lokale projecten die bijdragen aan het voedselsysteem verder kunnen ontwikkelen op basis van wetenschappelijke kennis. En hoe ze dit vervolgens het beste kunnen delen met lokale actoren.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

Hiervoor mochten ze hun onderzoeksprojecten over lokale en duurzame voedselsystemen omzetten in een filmpje en dat presenteren aan inwoners van beide steden, ambtenaren en andere studenten tijdens een Kenniscafé.

Op de twee Kenniscafés, afgelopen 27 november, en 7 december waren ruim tachtig studenten, docenten, ambtenaren, ondernemers, professionals en inwoners van Ede en Wageningen online aanwezig, om met elkaar kennis en ideeën uit te wisselen hoe beide steden kunnen komen tot een lokaal, gezond en duurzaam voedselsysteem.

Lokaal voedselsysteem

De Corona Challenge van de City Deal Kennis Maken maakte het mogelijk een eerste pilot ‘ kenniscafés te organiseren, en studenten de mogelijkheid te geven hun kennis  en onderzoeksresultaten te delen met een breder lokaal publiek. Vier projecten die los van elkaar bijdragen aan een lokaal gezond voedselsysteem stonden hierbij centraal, waar studententeams van de WUR in het najaar acht weken aan hebben gewerkt binnen de vakken Academic Consultancy Training en Foodscapes.

Ze onderzochten hoe voedseleducatie te verbinden aan gezonde lunches op de basisschool in opdracht van de gemeente Wageningen en hoe lupine als eiwitvervanger op ieders bord kan komen in opdracht van Lekker Lupine. In opdracht van de Living Lab Regio Foodvalley onderzochten ze hoe we het beste voedselverspilling kunnen tegengaan en voor Voedsel Anders namen ze onder de loep hoe korte ketens het best kunnen worden gestimuleerd. En voor de gemeente Ede hebben ze ontwerpschetsen gemaakt hoe wijken fysiek aan te passen, zodat het een gezonde leefstijl en duurzaam voedselsysteem bevordert.

Maar hoe deel je al die kennis uit die wetenschappelijke onderzoeken nu ook met de lokale actoren, die er mogelijk iets mee kunnen? De Corona Challenge daagde daarom de studententeams uit om hun project te vertellen in korte filmpjes. Waarna ze in kleine groepen hierover in gesprek zijn gegaan met lokale actoren in het Kenniscafé. Om samen na te denken hoe de projecten en het voedselsysteem verder vorm te geven, en na te denken welke concrete acties en ideeën hierbij horen.

Corona Challenge

“Met de Corona Challenge hebben wij de studenten echt de mogelijkheid gegeven om hun kennis en inzichten te delen met een breder publiek door hun verhaal te vertellen in een filmpje”, vertelt Joanne Bos van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) en samen met Saskia Leenders van de Wageningen Universiteit (WUR), aanjager en verbinder van de City Deal in beide steden. “We boden ze op 20 november op één dag in de Challenge eerst een workshop storytelling aan, waarna ze de filmpjes konden maken in een green room studio. De workshop storytelling werd gegeven door een docent van de CHE en de filmpjes zijn opgenomen en gemonteerd door stagiaires van de MediaHub, een samenwerking van het CHE en Aeres.”

De workshop Storytelling tijdens de Corona Workshop.

De workshop Storytelling tijdens de Corona Workshop.

Zo waren er dus toch meerdere onderwijsinstellingen betrokken bij dit project. Wat we van de studenten hebben teruggekregen is dat ze erg leuk hebben gevonden. Ze noemden het een mooie leerervaring, en ze vonden het bijzonder dat ze echt als expert werden gezien. Ook dat mbo- en universiteitsstudenten samenwerkten vonden ze heel bijzonder. Wanneer ontmoeten die elkaar nou normaal gesproken? Er waren daarnaast ook veel internationale studenten bij betrokken. Eentje stuurde zijn deel in vanuit Ierland.”

Het project dat Bos het meest aansprak is het project rond lupine als eiwitvervanger. “Lupine is een boontje dat in Nederland groeit en rijk is aan eiwitten en aminozuren. Ook is het een bodemverbeteraar en dus op meerdere vlakken een alternatief voor soja dat helemaal uit het buitenland komt en bossen verwoest.”

Leerervaring

Het kenniscafé van 27 november is  door de gemeente Wageningen en ‘Thuis Wageningen’ gezamenlijk georganiseerd.  Leenders: “Dat was heel mooi, omdat ieder zijn eigen netwerk meeneemt, en er daardoor veel diversiteit was. En ook konden daardoor verschillende behoeften geïntegreerd worden. Bos: “Voor ons was het ook een pilot voor een nieuwe manier van samenwerken. Ideaal zou het zijn om elk half jaar zo’n samenwerking te doen rond maatschappelijke thema’s en projecten en dan te eindigen met zo’n Kenniscafé, zodat bewoners en andere actoren ermee kunnen doorwerken, en weten wat er speelt.”

Maar dan moet het toch wat anders worden opgezet. De Corona Challenge bleek namelijk wel een ietwat stressvolle manier van werken te zijn, kijkt Leenders terug. “Het was top-down geregeld, met geld dat landelijk is bepaald. Daarmee moesten we op zoek naar een project om bij aan te haken, een heel nieuw project ermee opstarten lukte niet met dat geld. We zijn wel tien keer van plan gewijzigd. Zo wilden we aansluiten bij een andere Challenge waar de WUR al mee bezig was, gericht op internationale voedselsystemen duurzaam en gezond te maken. Het leek ons mooi om dit landelijke project lokaal in Ede en Wageningen te koppelen aan een lokaal voedselsysteem. Dat kon helaas niet.”

Het online Kenniscafé van de Corona Challenge.

Het online Kenniscafé van de Corona Challenge.

De Corona Challenge was dan ook echt een leerervaring, stelt Bos. “Wat kan de volgende keer anders? Als ik terugkijk zou ik liever niet die bepaalde druk erachter willen hebben, die we hebben ervaren bij deze editie. Het zou beter zijn geweest om het wat rustiger op te zetten, misschien met alleen een Kenniscafé die dan inhoudelijk wat interessanter zou kunnen zijn? Nu was het best wel kort en konden we niet helemaal de diepte in. Hoe dan ook, procesmatig hebben we er veel van geleerd.”

Ook waren alle zes de betrokken partijen enthousiast over de samenwerking. Leenders: “Het was supertof om elkaar te spreken. De samenwerking bijvoorbeeld met Thuis Wageningen, -de huiskamer voor de stad-, was heel goed en past ook helemaal bij de City Deal Kennis Maken. Zij hebben een eigen netwerk van bewoners en initiatiefnemers.  Dit zijn vruchtbare samenwerkingen die we graag vaker aangaan in de toekomst.”

Lessons learned

En dat is ook de belangrijkste les die Bos en Leenders willen meegeven aan andere steden. Bos: “Je hoeft niet alles zelf te doen, zoals het aanboren van een netwerk van inwoners, ondernemers, initiatiefnemers. Dat hebben we gedaan in samenwerking met Thuis Wageningen en de gemeente. Het is heel waardevol om vanuit verschillende perspectieven zoiets samen te organiseren, om zo de verschillende leefwerelden van de kennisinstellingen en de gemeenten en inwoners dichter bij elkaar te krijgen. Dan bereik je een veel breder publiek, en is de interactie die ontstaat waardevol.”

Leenders gaat verder: De ongeveer vijftien studenten hadden tijdens de Corona Challenge in ieder geval echt het gevoel dat er een dag voor hen was georganiseerd. Ook vonden ze het mooi dat er experts zich bogen over hun projecten in het Kenniscafé, en dat er echt iets gebeurt met het onderzoek, en het niet in de bureaulade belandt. Voor ons is het project daarom geslaagd. We zijn heel trots en blij dat we het hebben neergezet en dat het is gelukt.”

Nieuwe invulling Corona Challenge biedt eenzame student kerstdiner

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Kerst aan tafel. Foto: MEAX PROD/Unsplash.
Kerst aan tafel. Foto: MEAX PROD/Unsplash.

De Corona Challenge in Arnhem en Nijmegen over studentenwelzijn ging niet door vanwege…corona. Projectleider City Deal Kennis Maken Miriam Jager wilde toch iets doen voor de studenten. Toen kwam het idee langs om eenzame studenten uit te nodigen voor een kerstdiner. En zo schoven studenten aan thuis bij een wethouder, rector of bij een van de docenten.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

Aanvankelijk zou de Corona Challenge rond het thema studentenwelzijn gekoppeld zijn aan een event in Nijmegen dat eind november zou plaatsvinden. Het zou een Student City Challenge worden, een samenwerking van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) met Van Hall Larenstein, ROC Rijn-IJssel en ArteZ.

Door corona werd het event echter afgelast. Omdat de City Deal in Arnhem nog wel het geld beschikbaar had voor een Corona Challenge besloot Miriam Jager (HAN) verder te gaan kijken. “Ik wilde een Design Thinking Sprint gaan organiseren rond hetzelfde thema. Omdat dit wat moeizaam van de grond kwam besloot ik verder om mij heen te gaan kijken.”

Eenzame studenten

Tegelijkertijd liep Maaike van der Woude, student aan de HAN en stagiair bij welzijnsorganisatie Bindkracht 10, rond met een idee om iets te doen voor studenten die eenzaam zijn door de lockdown. Kerst stond immers voor de deur. “Ik hoorde waar Miriam mee bezig was, en heb de stoute schoenen aangetrokken en heb haar benaderd met mijn idee om studenten, coronaproof, aan te laten schuiven bij medewerkers en andere studenten van de Radboud Universiteit en de HAN. Ik was daarmee al op Instagram gestart.”

Jager was meteen verkocht en regelde een stagevergoeding voor Van der Woude om samen het project ‘Samen Aan Tafel met Kerst’ snel vorm te geven. Jager: “Ik heb een grote tafel thuis, waaraan ik zit met drie kinderen. Daar kan best iemand bij. Ik weet hoe het voelt om als 18-jarige in je uppie kerst te moeten vieren op je studentenkamer, om met je ziel onder je arm te zitten terwijl iedereen gezellig met elkaar kerst viert. Ik vond het echt een charmant idee. Hebben niet meer mensen dat, vroeg ik me af. Als je toch door corona niet met je hele familie bij elkaar kunt zijn met kerst, nodig dan een student uit.”

Maaike van der Woude en Miriam Jager aan tafel.

Arnhem en Nijmegen

Het initiatief kwam zowel in Arnhem als in Nijmegen van de grond. Jager: “De Radboud Universiteit wilde meedoen, en ook de SSH& (organisatie voor studentenhuisvesting) en de studentenpastoraten vonden het een leuk idee, net als beide gemeenten. Die zijn toch steeds meer gaan inzien dat studenten ook echt inwoners zijn van de stad en niet alleen maar passanten. Ook welzijnsorganisatie Bindkracht 10, de wijkmanagers in Spijkerkwartier, en, via een buurtgenoot van mij, PoH-GGZ liepen er warm voor. Ineens bleken allemaal partijen enthousiast zijn en in te zien hoe belangrijk studentenwelzijn in Covid-tijd is. Het is ook echt urgent. Door de lockdown is er veel meer stress onder studenten en een enorme toename van studenten met psychische problemen. Studenten hadden het zonder covid-19 al zwaar en zijn nu helemaal op zichzelf aangewezen.”

Halverwege november hebben ze samen het idee uitgewerkt voor het project en daarna zijn ze bekendheid gaan zoeken ervoor. Van der Woude: “Eerst gebeurde er niets, toen ineens hadden we 23 aanmeldingen.” En niet de minste. Zo meldde rector magnificus Han van Krieken van de Radboud Universiteit zich aan, net als CvB-voorzitter Rob Verhofstad van de HAN. Ook meerdere wethouders deden mee, naast onderzoekers en docenten.

“Er waren veel positieve reacties, ook van mensen die niet verbonden zijn aan een onderwijsinstelling”, vertelt Van der Woude, die zelf mocht aanschuiven bij Jager thuis. “We hebben echt inkijkjes gekregen in het leven van mensen door hoe mensen zichzelf introduceerden. Dat is echt prachtig. Sommige mensen vertelden hun levensverhaal of deelden foto’s. Ook onder de studenten die zich meldden.”

In totaal zijn er 35 matches geweest. Er kwamen nog wat aanmeldingen op kerstochtend maar die waren te laat. De eerste dertig studenten die zich aanmeldden mochten een cadeaubon meenemen voor hun gastgezin voor een verrassingspakket ter waarde van 50 euro om lokale horeca te steunen. “Zo kwamen ze niet met lege handen aan bij hun kerstdiner”, aldus Jager.

Netwerk blootgelegd

En nu? Krijgt dit succesvolle initiatief een vervolg? “We kunnen bijna niet anders”, stelt Jager. “Er zijn zoveel mensen enthousiast geraakt. Nu gaan we dit overdragen aan de beleidsvoorbereidende groep studentenwelzijn aan de HAN om dit verder op te pikken. Het is bijzonder hoe dit een heel netwerk heeft blootgelegd van partijen die naast de HAN die bezig zijn met studentenwelzijn, zoals de SSH&, de studentenpastoraten, Humanitas en de Radboud Universiteit.  Anders waren ze allemaal apart ermee bezig geweest. Door dit kerstverhaal zijn ze samengekomen. Hopelijk gaan ze nu meer samen aan de slag om studentenwelzijn te verbeteren.”

Eenzaamheid is echt nog een taboeonderwerp onder studenten, zegt Van der Woude. “We zagen ook veel internationale studenten, die praten er makkelijker over. We willen dan ook echt die groep bereiken.” Binnen de HAN gaat een werkgroep hier mee verder. Jager: “Er is nergens nog een portaal voor studenten, die vastzitten op hun studentenkamer in de lockdown en ook nog eens hun horecabaantje kwijt zijn door corona. ‘Samen Aan Tafel Met’ kan ook op maandagavond met boerenkool of op vrijdagavond met een spelletjesavond bijvoorbeeld. Laat een keer een student meedoen.”Van der Woude: “Ik hoop dat het wat meer bekendheid krijgt zodat de drempel om mee te doen minder hoog is. Mensen die echt eenzaam zijn, stappen moeilijk af op zo’n initiatief.”

Studentenwelzijn

Jager zelf gaat nu weer verder met de Corona Challenge en kijkt naar de mogelijkheden rond de Design Sprint. “In februari of maart kijken we wat we concreet voor concept kunnen neerzetten als Challenge. Het thema zal in ieder geval weer studentenwelzijn zijn, met nadruk op eenzaamheid. We hebben dankzij dit project veel beter zicht op het speelveld.”
Dat is ook de les die Jager wil meegeven aan het City Deal Kennis Maken netwerk. “Als je zaken rond studentenwelzijn, zoals wonen, zorg en welzijn, onder de loep neemt, zie je hoeveel partijen ermee bezig zijn. Als je die verbindt, heb je een mooi netwerk dat kan samenwerken aan dit thema.”

Per 1 maart gaat Jager naast de City Deal Kennis Maken ook aan de slag als Projectleider Arnhem Studiestad. “We werken aan de uitstraling van de studiestad. We willen een stad zijn waar we naar elkaar omkijken, een stad waar het fijn is om te zijn.”

“Het was een van mijn leukste avonden in Nederland”
De 35 studenten die mochten aanschuiven waren allemaal erg positief over hun ervaring. Lees het verhaal van de Keniaanse student Alphonce Abolem in SAM, het online journalistieke medium van de HAN: https://medium.com/sambyhan/deelnemers-bieden-studenten-met-kerst-plaats-aan-hun-eettafel-2a2339151970

‘Corona biedt City Deal kans om te herijken’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In steeds meer steden is het mbo aangehaakt bij City Deal Kennis Maken projecten. Zoals in Den Bosch. En dat is niet meer dan logisch, stelt Jos van Kessel, voorzitter College van Bestuur van het Koning Willem 1 College. Geen enkel ander onderwijs is immers zo praktijkgericht. Zijn studenten zijn betrokken bij tientallen projecten in de stad. Nu in de coronatijd is het wel goed om die eens te herijken, adviseert hij.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Organisatie & Sturing en Externe Verbinding.

In Den Bosch werken gemeente en onderwijsinstellingen samen aan het thema Positieve Gezondheid, waarbij gezondheidsproblemen zo vroeg mogelijk in beeld te brengen en te voorkomen. Het mbo is daarbij vanaf het begin aangehaakt. Betrokkenheid bij de stad hoort dan ook bij dit onderwijs, stelt Jos van Kessel. “We zijn al 30 jaar community college, wat betekent dat we heel nadrukkelijk de maatschappelijke koppeling willen maken, de omgeving erbij willen betrekken.”

Hoe gaat de samenwerking met gemeente en andere onderwijsinstellingen?
Van Kessel: “In de City Deal komt die samenwerking heel goed naar voren. Er lopen heel veel projecten bij onze sportacademie, bij onze middelbare horecaschool en de opleiding verzorging en verpleging. Momenteel zijn onze studenten bij 20 tot 30 projecten betrokken. Bij de een vinden we elkaar beter dan bij de ander. De samenwerking met Avans is goed, er gebeurt veel. We hebben een social degree opleiding met een doorlopende lijn, er zijn veel contacten.

Met Helicon werken we al langer samen via het Kennispact Brabant, en met het Koningstheateracademie werken we ook al jarenlang samen. We hebben historische lijnen met die scholen, daardoor vinden we elkaar op initiatieven. Den Bosch is maar klein dus je vindt elkaar snel.”

Hoe ben je persoonlijk betrokken bij de City Deal?
“Dat zit hem echt in die maatschappelijke betrokkenheid. Ik vind dat je als maatschappelijk beroepsonderwijs heel nadrukkelijk verbonden moet zijn met de omgeving. De studenten komen uit deze omgeving, en gaan er straks werken. De relatie van het beroepenveld met de omgeving is echt heel belangrijk. Met de City Deal breng je het heel dicht naar de studenten. Zo wordt het minder een feestje van docenten en onderzoekers en bestuurders.”

Den Bosch centrum.

Het centrum van Den Bosch.

Heeft corona veel impact op de projecten in Den Bosch?
“Ja er is wel vertraging opgetreden, wat jammer is. Tegelijk biedt corona ons mogelijkheden om te gaan herijken wat we doen. Er gebeurt nu zoveel, dat er sprake is van versnippering. De energie glipt daardoor weg. Misschien moeten we kijken naar meer bundeling van het aantal initiatieven, naar meer gerichtheid, zodat we die energie kunnen terugkrijgen. Het komend jaar 2021-2022 zal namelijk een enorme push vragen.

Positieve gezondheid raakt veel thema’s. Daar moet je iets mee. De City Deal kan aanhaken op bestaande andere initiatieven. Zo ben ik zelf een initiatief gestart met de gemeente om bovensectoraal met allerlei partijen, zoals de bouw, zorg, evenementen, te kijken hoe we de verschraling in de maatschappij kunnen aanpakken en het perspectief, dat minder is geworden door corona, terug te brengen.

Een van de projecten die daaruit is voortgekomen was de Bossche Zomer, waarbij de afgelopen zomer de op allerlei plekken dingen zijn georganiseerd om perspectief te bieden aan mensen, aan studenten. Dat is nu gevolgd door de Bossche Winter. Daar kan de City Deal mooi op aanhaken. We moeten niet te lang blijven hangen in dit soort gelegenheidspacts. De City Deal moet die ontwikkelingen oppakken en kijken wat ze daarin kan doen. Dat betekent dus misschien wel een stukje herijken van bestaande initiatieven.”

Wat houdt dat dan in?
“Je moet durven zeggen dat door corona dingen zijn gewijzigd. Het belang van de City Deal en het thema positieve gezondheid is alleen maar toegenomen. Uit het netwerk kun je ophalen wat kunnen we doen om de City Deal weer mee te nemen in de vervolgstappen na corona. We moeten dus niet iets anders doen, maar wel verdergaan met nieuwe inzichten. Je moet wel opnieuw aanhaken op de dingen die gebeurd zijn. Je kunt niet terugvallen, dat gaat niet werken. Aanhaken vergt wel energie. De trein gaat door. Er gebeuren allemaal mooie dingen nu in Den Bosch, maar ik denk toch dat het goed is om op een bepaald moment in het proces te kijken wat het allemaal betekent voor de lopende projecten? Moeten we doorgaan met de huidige projecten? Moeten we andere partijen erbij halen? Ik denk dat in deze coronatijd mensen zijn opgestaan die we daarvoor niet zagen. Mensen die, met name binnen de scholen, met initiatieven komen naar aanleiding van corona. Hoe mooi zou het zijn om ze in de bestaande structuur van de City Deal mee te nemen?”

In Den Bosch is het mbo helemaal onderdeel van de City Deal. Andere steden zijn daar nog mee bezig om dat vorm te geven. Wat zou je hen willen meegeven?
“Mbo is per definitie praktijkgericht. Ook al hebben we tegenwoordig practoren, toch zijn we niet de onderzoeker bij uitstek, dat is toch meer de rol voor het hbo en wo. Onze toegevoegde waarde is vooral dat we voor hen de grote dataleverancier kunnen zijn. We zien in de onderzoeken die we samen met hen doen dat we veel data kunnen aanleveren omdat we zo’n groot bereik hebben. We zitten in heel veel lagen van de maatschappij. We hebben vier niveaus en honderden studierichtingen en we zitten in alle vezels van de arbeidsmarktregio.

Per definitie hebben we altijd een relatie met het bedrijfsleven. Onze stages vormen een belangrijk onderdeel van de studie. Daaruit kunnen we veel data ophalen en zijn we een mooie partner om vanuit een stuk wetenschap en onderzoek ook de koppeling te maken met de praktijk. Als je bijvoorbeeld wedstrijden hebt over de toepassingen van techniek in de praktijk zijn mbo-studenten vaak prijswinnaars. Juist omdat ze het heel praktisch en toepasselijk maken. De symbiose tussen die inzichten en de verdieping en het onderzoek van het hbo en wo is een gouden combinatie. Maar dan moet je elkaar wel weten te vinden, zowel op bestuurlijk, als op docentenniveau.”

Jos van Kessel.

Jos van Kessel.

De verschillende onderwijsniveaus horen dus bij elkaar?
“Ja. Ik zou eigenlijk veel meer alleen willen spreken over het beroepsonderwijs, in plaats van over mbo en hbo. Dat is ook wat de MBO Raad ook richting politieke partijen uit in het kader van de verkiezingen. Mensen kiezen voor beroepsonderwijs, en dan kunnen ze inschieten op niveau 1 tot en met 5. In Nederland hebben we het opgesplitst in mbo en hbo dat maakt het stigmatiserend. Je ontneemt heel veel mensen de mogelijkheid om door te stromen. Je kiest voor beroepsonderwijs, omdat je iets hebt met een vak, een richting of een doel. Een fors percentage stroomt al door van mbo naar hbo. Dat zou nog zelfs groter kunnen worden als je eerder praat over het beroepsonderwijs. Door het te gesegmenteerd aan te vliegen, en mbo te zien als niet inclusief, dan denk ik echt dat je kansen mist. Ook voor de studenten die doorstromen naar hbo.”

Hoe zou de City Deal volgens jou het beste vorm kunnen krijgen in het onderwijs?
“We zouden interdisciplinaire projecten, waar je over je studie heen kijkt, het liefst zien als onderdeel van het curriculum. Ik denk dat als je iets wilt bereiken het ook echt onderdeel moet zijn van je aanpak. Waarbij ik ook vind dat studenten in toenemende mate hun eigen leerroute moeten gaan bepalen. Het is niet zo dat we zoals vroeger op kwalificatiedossiers heel vast een weg ingaan. Dat gaan we losser laten, -mede door corona-, met mbo-verklaringen en certificaten en diploma’s.

Je zult een meer flexibele, meer gepersonaliseerde leerroute moeten maken. Dan is het fantastisch als je kunt aanhaken op een omgeving waar je je interdisciplinaire invalshoek meteen kunt invullen. Het moet geen verplichting zijn maar het is wel mooi als het gefaciliteerd wordt met een paar goede partners, en dus wel onderdeel uitmaakt van het netwerk van onze school. Je moet durf tonen met flexibiliteit. Binnen die kaders kunnen we de City Deal opnemen als partner waarmee we een deel van de opleiding mee willen invullen. Dat is voor ons evident.”

In 2019 vond de Kennisdelingsdag van de City Deal Kennis Maken plaats op het Koning Willem 1 College in Den Bosch.

In 2019 vond de Kennisdelingsdag van de City Deal Kennis Maken plaats op het Koning Willem 1 College in Den Bosch.

Den Haag brengt maatschappelijke studentenprojecten in kaart

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Hoe krijg je inwoners van de wijken van Den Haag Zuidwest meer in beweging? Hoe maak je de Vinex-wijken Leidschenveen-Ypenburg levendiger? Vanaf januari zijn alle projecten waarin studenten van de verschillende instellingen samenwerken in Den Haag te vinden op één website: Kennismakendenhaag.nl. Opgezet met geld vanuit de City Deal Kennis Maken. Projectmanager Annet van Otterloo vertelt meer over het platform.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Externe Verbinding.

De City Deal in Den Haag krijgt dus een eigen website. Wat is Kennismakendenhaag.nl precies?

“Dit platform is een database van alle projecten waarin studenten, docenten en onderzoekers werken aan maatschappelijke vraagstukken in de stad. De voorwaarde is dat er altijd samenwerkingen inzitten met verschillende partners zoals de gemeente of bewonersverenigingen. Met dit platform willen we al deze projecten in kaart te brengen. En dan bedoel ik dat ook letterlijk. We hebben op het platform een digitale kaart van Den Haag waarop je projecten in één oogopslag in beeld hebt, maar ook kunt zoeken op stadsdeel of thema. Verder is er op de site ook een kennisbank met relevante onderzoeken uit de stad, de relatie tussen hoger onderwijs en stad en over community service learning.”

Waarom hebben jullie vanuit de City Deal in Den Haag deze website opgezet?

“Het idee is dat door de projecten in kaart te brengen er meer samenwerking zal ontstaan. Er vinden in Den Haag heel veel projecten en onderzoeken plaats, maar die zijn vaak slechts bekend bij een klein groepje mensen. Door ze zichtbaar te maken op deze site willen we verbindingen maken tussen de projecten en tussen de partners. Ook kunnen bijvoorbeeld ondernemers of de gemeente een oproep plaatsen op ons platform voor studenten. Of juist een onderwijsproject dat op zoek is naar een echte opdracht in de stad. We hopen dat zo de verbinding sterker wordt.”

Hoeveel projecten staan er nu op de website?

“Momenteel zijn er 35 projecten in kaart gebracht. Dat aantal groeit snel. Dit zijn overigens niet allemaal projecten geïnitieerd zijn door de City Deal Kennis Maken, maar ze hebben wel een relatie met de City Deal Kennis Maken Den Haag. Er zijn namelijk steeds minimaal twee partners betrokken van de City Deal.”

Annet van Otterloo.

Hoe heeft de City Deal hieraan bijgedragen?

“Dankzij de City Deal was het mogelijk om al deze waardevolle projecten inzichtelijk te maken. Het is een aanleiding om samenwerking tot stand te brengen, en de samenwerking van de grond te krijgen. Zo kunnen we echt laten zien wat de toegevoegde waarde is van de studenten en onderzoekers voor de stad. Wat het platform nu al echt laat zien is hoe breed en divers de projecten zijn en hoeveel er al gebeurt aan samenwerking in Den Haag. De behoefte aan dit overzicht was groot, de projecten waren erg moeilijk vindbaar. Wij hebben het nu inzichtelijk gemaakt en ze staan open voor interactie.”

Wat voor voordelen biedt dat?

“Een van de redenen om de kaart als navigatietool te gebruiken is dat niet iedere keer dezelfde wijk wordt gebruikt voor onderzoeksprojecten en bewoners weer studenten met dezelfde vragenlijsten aan de deur krijgen. Met de kaart kun je kijken welke thema’s en gebieden uitgelicht zijn. Als je wel dezelfde wijk weer ingaat moet je voortborduren op eerdere onderzoek, anders ontstaat er echt een soort moeheid in de wijk. Kijk bijvoorbeeld wat er al eerder in het Laakkwartier is gedaan en ga daarop verder. We willen ook afgeronde projecten op de kaart plaatsen, zodat je ook kan teruggrijpen wat al is gedaan in het verleden in een bepaalde wijk.”

Hoeveel projecten komen er uiteindelijk op de site?

“Mijn ambitie is dat we uiteindelijk zo’n 80 projecten op de kaart hebben staan in Den Haag en dat ook het mbo is aangehaakt. Dat is nu nog niet het geval, slechts nog maar bij één project. Dat willen we uitbreiden. Ook andere onderwijsinstellingen in de stad zijn welkom met hun projecten op onze kaart, zoals het Koninklijk Conservatorium, de Kunstacademie en ISS (International Institute of Social Studies). Zolang de projecten maar een samenwerking betreffen en echt gaan over Den Haag.”

Hoe gaat het verder met de City Deal in Den Haag?

“Het gaat steeds meer leven. Deze website helpt om ervoor te zorgen dat de City Deal ook echt een gezicht krijgt. We hopen dat partners het gevoel krijgen er echt bij te horen en dat meer partners willen meewerken. Je merkt nu al dat samenwerkingen in de stad dankzij de City Deal makkelijker gaan. Zoals nu in de Corona-Challenge. Het is echt mooi dat dit iets is dat de instellingen overstijgt. Dat maakt het makkelijker multidisciplinair te werken. Om ook het mbo aan te haken is dan ook echt de City Deal nodig.”

Hoe zie je de nabije toekomst?

“We zijn in Den Haag heel smal begonnen met de stadslabs. Nu hebben we 35 puntjes op de kaart en zijn we veel breder bezig. Wie weet dat we in de nabije toekomst juist weer smaller gaan werken en meer inzoomen op bepaalde gebieden in de stad, waar interessante ontwikkelingen plaatsvinden, en daar een boost geven op de projecten die er sluimeren. Denk aan Den Haag zuidwest, daar speelt veel, er is ook een Regiodeal gesloten, of het Central Innovation District (CID), tussen de drie stations in het centrum. Daar spelen ook veel interessante ontwikkelingen in breder perspectief. Beide stadsdelen kunnen weer een voorbeeld zijn voor andere steden. In Zuidwest liggen vraagstukken zoals sociale huurproblemen en energiebesparing. De lessen daar kunnen bijvoorbeeld ook interessant zijn voor de wijk Kanaleneiland in Utrecht, waar ook zulke vraagstukken spelen. In het CID gaat het vooral over binnenstedelijke ontwikkeling en vraagstukken als verdichting en hoogbouw. Daar gaat onze Corona-Challenge ook over. Inspiratie genoeg om ook te delen met andere steden.”

Den Haag. Foto: Pieter Verbeek.

Den Haag. Foto: Pieter Verbeek.

Nijmegen doet het echt samen in de City Deal

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Een verbinding met de stad is altijd belangrijk geweest voor de Radboud Universiteit, vertellen rector Han van Krieken en beleidsmedewerker onderwijs Sigrid Bleize. Met de City Deal Kennis Maken is de samenwerking met andere hoger onderwijsinstellingen ook versterkt. De volgende stap is het aanhaken van het mbo.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Externe Verbinding.

Wat ziet u gebeuren in Nijmegen en binnen uw universiteit?

Van Krieken: “In het verleden hebben we ons gericht op onze internationale positie in onderwijs en onderzoek, maar we hebben ook altijd gezegd dat we als universiteit ook juist die lokale omgeving belangrijk vinden, dus de stad Nijmegen en de regio. Daar nemen we onze verantwoordelijkheid. Ook de verbindingen tussen de verschillende onderwijsinstellingen in de stad vinden we heel erg belangrijk. Dat ze connecties hebben met mensen uit het hbo en mbo, het liefst in een lerende setting, is voor onze studenten heel erg goed voor hun opleiding, maar ook voor hun latere werkzaamheden. Dat zijn de dingen die ons aanspreken in de City Deal, en wat bij ons dan ook aan het groeien is, aan het ontstaan is.”

Waar hebben jullie de accenten op gelegd?

Van Krieken: “Een van de dingen die we vanaf het begin hebben geprobeerd te regelen is om de samenwerking met andere instellingen structureel te maken. Dan beklijft het. Dat hebben we nu gedaan met onze opleiding pedagogische wetenschappen, waar dit een onderdeel is geworden van het curriculum. Het gevolg is dat de studenten elk jaar een aantal studenten van andere opleidingen ontmoeten rondom een thema of opdracht, en daarmee aan slag gaan. Het is bijzonder te zien wanneer al die verschillende typen studenten samenwerken en elkaars krachten leren kennen. Wat een hbo-student kan, kan een universitair student niet en omgekeerd.”

Dus studenten gaan in die cursus de wijk in?

Sigrid Bleize

Sigrid Bleize.

Bleize: “Ja. Het is bij ons een vaste cursus in het curriculum, in het B1 en B2, en heet ‘Kennis in Praktijk’. Daarmee gaan de studenten pedagogische wetenschappen de praktijk in. Een van de keuzes die ze kunnen maken is het City Deal project in Nijmegen-Noord, waarin kind en jeugd centraal staan, thema’s die centraal staan in deze Vinex-wijk. Elk jaar staat er weer een groep studenten klaar om in die wijk aan de slag te gaan. Dat is mooi, het geeft een continu karakter. Zo kun je ook echt wat opbouwen in de wijk. De wijkprofessionals weten dat de studenten komen en kunnen daarop bouwen. We zorgen ook voor een goede overdracht van de verschillende studentengroepen. Omdat het continu is kun je ook echt impact creëren in de wijk.”

Waar houden de studenten zich mee bezig?

Bleize: “Omdat scholen en de wijkprofessionals zijn aangehaakt gaat het in de cursus echt om thema’s die uit de wijk komen. In dit geval dus over kind en jeugd. Omdat de overdracht goed is worden er geen thema’s dubbel gedaan. Zo bouw je voort op datgene wat eerdere studenten al hebben onderzocht of gedaan. Dat wordt weer opgepakt en een stukje verder gebracht. Elke keer doet er een werkgroep van ongeveer 15 studenten mee.”

Van Krieken: “Belangrijk element in de cursus is dat dit echt een belangrijke leeromgeving is. We zoeken echt omgevingen waar studenten leren in een context. Onze biologen doen dat bijvoorbeeld hier in de Ooijpolder, waar langdurige experimenten lopen over duurzame landbouw en waterbeheersing. De hogeschool heeft in verschillende wijken in een buurthuis of in een jongerencentrum ruimtes gecreëerd, van waaruit studenten activiteiten ondernemen, leerwerkplekken noemen ze dat. Daar zoeken we aansluiting bij met onze studenten. Zo komen ze in delen van de stad, waar ze anders niet zouden komen, en waar ze met bewoners aan de slag gaan. Juist zo’n plek, die er altijd is en waar een kop koffie kan worden gedronken, biedt een natuurlijke manier om elkaar te vinden.”

Hoe is de samenwerking met de partners?

Bleize: “Ik denk dat de kracht van de City Deal projecten juist ligt in die verbinding met de wijkprofessionals, die vanuit de gemeente en welzijn actief zijn. Daarmee voorkom je dat er een groep studenten wordt gedropt in de wijk, die nog niks weet over wat er speelt en weer hetzelfde gaat doen. We proberen ook de opbrengsten van de studenten te borgen bij de gemeente, zodat er ook echt op wordt voortgebouwd. Anders wordt zo’n wijk ook wel studentenmoe. Dat houden we in het overleg met de partners scherp in de gaten. We organiseren daarom vanuit de City Deal ontbijtsessies in de betreffende wijken, waar we echt bewust werken aan het netwerk. Daar bespreken we wat er leeft in die wijk en hoe de kennisinstellingen daar een bijdrage aan kunnen leveren. De ene keer is de gemeente daar heel sturend in, de andere kant zijn het de bewoners zelf.”

Hoe willen jullie de City Deal verder doorontwikkelen in Nijmegen?

Han van Krieken

Han van Krieken.

Van Krieken: “ Het aanhaken van het ROC is nog vrij recent, ik hoop dat dat echt nog verder een slag krijgt. Als je kijkt hoe professionals werken in de praktijk, -of dat nu in het ziekenhuis is of in de wijken-, zijn het altijd mbo’ers, hbo’ers en wo’ers die gezamenlijk problematiek aanpakken. Ze moeten elkaars taal ook leren spreken dus is heel goed zijn dat de ROC’s erbij komen. De eerste plannen zijn gemaakt. Ten tweede zijn er allerlei andere initiatieven in de stad, die parallel lopen en waar we bij kunnen aanhaken. Zo is er bijvoorbeeld het programma ‘Ieder Talent Telt’, een stichting waarin de kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs, maar ook mbo, hbo en wij in samenwerken en proberen projectmatig een aantal dingen aan te pakken. Dit soort verbindingen willen we wat steviger maken om niet dubbel werk te doen en om elkaar te versterken. Dat is een uitdaging voor het komend jaar.”

Bleize: “Voor de komende twee jaar stellen we ook op de Radboud Universiteit een kwartiermaker aan voor de City Deal. Die krijgt de taak voor drie dagen in de week om het echt dieper de organisatie in te krijgen, en dus bij nog meer opleidingen een plek te vinden, zodat meer studenten concreet aan de slag gaan met City Deal projecten. Het mooie in Nijmegen is dat we het als gezamenlijk team doen dus. Practice what you preach dus. Iedere partner heeft een eigen City Deal-persoon. Verder laten we dit jaar onderzoek doen, vanuit de CDKM onderzoeksregeling, door Judith Stoep naar het City Deal-project in Nijmegen-noord. Wat gebeurt er allemaal precies, en wat is het effect ervan? Halen studenten hun leerdoelen? Dat zal in mei volgend jaar klaar zijn.”

Wat willen jullie het City Deal Kennis Maken netwerk meegeven vanuit Nijmegen?

Van Krieken: “Ik denk echt dat het meerwaarde heeft door het onderdeel te maken van het curriculum. Als je een tijdelijke subsidie of programma een succes is, hoe ga je dan verder? Het is goed na te denken over structurele oplossingen. Belangrijk is het dat het zowel geen top-down, als ook geen bottom-up project is. Zowel de bestuurders, zoals de wethouders en onderwijsbestuurders, maar juist ook de mensen in het veld. moeten elkaar weten te vinden. Ook belangrijk is dat je kijkt wat leeft er op dit moment in de stad. Hoe sluit je daarbij aan? Nijmegen is een hele andere stad dan bijvoorbeeld Leiden, waar ik ook heb gewerkt en gewoond. Daarom is het zo mooi dat het programma gericht is op de eigen stad.”

Wat zien jullie graag nog verder ontwikkelen bij de landelijke City Deal?  

Van Krieken: “Het ideeën uitwisselen met andere steden tijdens de bijeenkomsten vind ik heel erg belangrijk. Wat lukt bij jullie wel en bij ons niet, en andersom. Maar wat eigenlijk nog beter is wanneer mensen ook mislukkingen delen. Daar leer je net even wat meer van. Dat vinden we niet altijd even makkelijk, maar ik denk dat wel een interessante toevoeging kan zijn voor de City Deal bijeenkomsten. Daar zou ik graag wat meer ruimte aan geven. Ik heb als medisch specialist ooit op een congres een sessie gedaan, die heette My Worst Mistakes and what I learned from them en dat was zwaar overtekend. Iedereen wilde er naartoe. Ik had gelukkig vier of vijf mensen gevonden die durfden te vertellen over fouten. In de medische wereld ligt dat nogal gevoelig, je mag toch geen fouten maken? De dilemma’s horen van anderen is minstens zo interessant als elkaars succesverhalen horen. Wij organiseren in 2021 de landelijke Kennisdelingsdag van de CDKM. Misschien moeten we maar een ronde hier aan wijden? Verder zijn we echt trots zijn dat we in Nijmegen het ROC hebben aangehaakt. Dat is echt een mooie samenwerking. Op de meeste plekken is dat nog niet zo. We zouden als voorwaarde bij City Deal projecten kunnen stellen dat het ROC aanhaakt. Er is nu nog een kloof tussen mbo en de andere hoger onderwijsinstellingen. Het zou goed zijn als die wordt geslecht.”

Onderzoeken naar maatschappelijk betrokken onderwijs in Amsterdam

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Onderzoekers Geertje Tijsma en Marijke Visser zijn net begonnen aan een onderzoek naar de verschillende strategieën en samenwerkingsvormen die kennisinstellingen op mbo, hbo en wo niveau inzetten voor het inbedden van maatschappelijk betrokken onderwijs. Dat doen ze vanuit de onderzoeksregeling van de City Deal Kennis Maken. Wat levert dat op?

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en Interne Verbinding.

Maatschappelijk betrokken onderwijs is niets nieuws voor Tijsma en Visser. Beiden zijn allebei sinds twee jaar onderdeel van het Community Service Learning (CSL) team binnen de VU. In die rol proberen ze binnen elke opleiding een mogelijkheid te creëren voor studenten om een CSL ervaring op te doen. Dat kan via een cursus, onderzoek of stageopdrachten rondom een maatschappelijk vraagstuk.

Community Service Learning

Marijke Visser. Foto: Laura Pachedag.

Marijke Visser. Foto: Laura Pachedag.

Visser: “We ondersteunen cursussen en ontwikkelen samen met docenten en community partners  CSL-activiteiten en daarnaast doen we er dus ook onderzoek naar. We zijn allebei bezig met een Ph.D traject. Mijn specifieke onderwerp gaat over community involvement, dus hoe betrek je de maatschappij of maatschappelijke organisaties bij het onderwijs. Hoe kun je samenwerken en hoe zorg je ervoor dat reciprociteit gewaarborgd wordt, dat iedereen er wat kan uithalen? En dat valt heel erg samen met het voorstel dat ik heb ingediend voor onderzoek voor de City Deal Kennis Maken.”

Dat geldt ook voor Tijsma. “Mijn specifieke focus van mijn phd ligt meer op hoe de kennisinstellingen ondersteuning kunnen bieden aan de werknemers die met maatschappelijk betrokken onderwijs bezig zijn. Dus wat is er nodig voor een instelling om de ruimte en mogelijkheden te creëren zodat de werknemers meer maatschappelijk betrokken onderwijs mogelijk maken. Dat past ook weer heel mooi bij mijn city deal project. Hopelijk draagt ons onderzoek bij aan het relevant maken van maatschappelijk onderwijs binnen de VU en daarbuiten.”

Jullie hebben dus allebei een aanvraag gedaan bij de onderzoeksregeling CDKM?

Visser: “Ja. We hebben allebei 20.000 euro voor onze aanvraag gekregen. Mijn aanvraag gaat over de samenwerking tussen verschillende kennisinstellingen en maatschappelijke partners. Hoe je daar een bepaalde vorm of structuur aan kunt geven. Hoe je dat proces kunt begeleiden. Mijn onderzoek gaat specifiek over één samenwerking: de Kennisalliantie Eenzaamheid. Dit is een netwerk van 7 partners waarin maatschappelijk partners en kennisinstellingen samenwerken aan vraagstukken over eenzaamheid in Nieuw-West. De partners bestaan uit de VU, HvA-BOOT, Combiwel, de Gemeente Amsterdam, Stichting Magneet, de Regenbooggroep en de Hippe Heks.  De Kennisalliantie is zo’n twee jaar geleden echt ontstaan vanuit een vraagstuk in de wijk Nieuw-West. Een op de vier bewoners kampt met eenzaamheid in de wijk. Het is een vrij groot probleem.”

Loopt het onderzoek al?

Visser: “Afgelopen oktober ben ik gestart. De Kennisalliantie gaat nu het derde jaar in, en men is nog wel zoekende hoe echt iedereen er wat uithaalt. Het is best complex. Er zitten vijf verschillende maatschappelijk partners in, waarmee we samen de vragen uit de wijk ophalen, en studenten mee aan de slag gaan. Hoe geef je daar dan invulling aan? Hoe zorg je dat die kennis en uitwisseling en de actie die er uit volgt, wordt gewaarborgd? Daar ga ik nu actieonderzoek naar doen. Met dit onderzoek willen we de samenwerking met alle partners beter gaan vormgeven en verder versterken. Door middel van focusgroepen en werksessies kijken we of we een duurzame structuur kunnen neerzetten. Het is echt een work in progress. We kijken niet alleen naar wat er gebeurt maar we gaan ook echt samen aan de slag.”

Waar gaat jouw onderzoek over, Geertje?

Geertje Tijsma. Foto: Laura Pachedag.

Geertje Tijsma. Foto: Laura Pachedag.

Tijsma: “Mijn onderzoek is echt een kwalitatief onderzoek, waarbij ik interviews doe met werknemers om te kijken op welke manier de kennisinstellingen, -hbo, wo en mbo-, ondersteuning bieden aan hun werknemers als het gaat om maatschappelijk betrokken onderwijs. Waar liggen nog kansen voor verbetering? Specifiek kijk ik naar de VU, de HvA en ROC Amsterdam . Binnen dit project werk ik samen met iemand van HvA-BOOT. We gaan binnen elk type instelling vier best practices van maatschappelijk betrokken onderwijs identificeren.”

 

Waarom is ondersteuning zo belangrijk?

Tijsma: “Vanuit de literatuur zie je dat inbedden van de rijke leeromgeving voor de medewerkers best wel een complex en tijdrovend proces is. Er is echt passende ondersteuning nodig vanuit de instelling om het goed te bewerkstelligen. Omdat het context afhankelijk is, blijft het soms onduidelijk hoe deze ondersteuning er uit moet zien. Waar hebben mensen behoefte aan? Dat kan verschillen tussen mbo, hbo en wo. Een van de vragen van de CDKM is wat de verschillende instellingen van elkaar kunnen leren. En hoe ze elkaar kunnen versterken. Ik denk dat met dit onderzoek daarin een hele mooie eerste stap kan worden genomen. Wat doet een ROC nu al, wat een universiteit niet doet? En andersom. Zodra dit soort dingen meer in kaart zijn gebracht kunnen we van elkaar leren en meer inzicht krijgen in hoe we beter kunnen samenwerken.”

Dus uiteindelijk kan ook de landelijke City Deal hieruit iets leren?

Tijsma: “Ja. Het structureel verbinden van rijke leeromgevingen staat bijvoorbeeld voorop. Dan moet je wel eerst goed begrijpen hoe de verschillende instituten in elkaar zitten en welke institutionele structuren er dan misschien wel veranderd of aangepast moeten worden om ruimte te geven voor maatschappelijk betrokken onderwijs. Het is gewoon tijdrovend, kost energie en ingewikkeld om het goed te doen. Er is ondersteuning maar ook incentive voor nodig. Hoe motiveer je medewerkers om dit te willen doen? Daar wil ik ook naar kijken. Dat wil ik wel echt doen vanuit het perspectief van de medewerkers, dus de mensen die met de voeten in de klei staan. Waar hebben die nou behoefte aan? Er is een hoop literatuur die van bovenaf vertelt wat er moet gebeuren maar de volgende stap is nu echt kijken naar wat de behoeftes zijn van de medewerkers. Waar zien zijn kansen en barrières?”

Visser: “De City Deal gaat natuurlijk heel erg over het verbinden van stad en kennisinstellingen. Ik denk dat de Kennisalliantie Eenzaamheid daarvan een heel mooi voorbeeld is. Wat uit mijn onderzoek gaat komen is zowel een soort werkvorm als ook de mechanismen die er onder liggen. Waardoor komt het nou dat het wel of niet werkt? Hoe zorg je ervoor dat organisaties elkaar verstaan en begrijpen? Daar liggen de meeste uitdagingen. Elke partner komt echt vanuit een andere organisatiecultuur. Praktijk vs. Wetenschap, dat zijn verschillende talen. Hoe breng je die samen? Door te kijken naar deze samenwerkingen en te kijken wat wel of niet werkt, kan de City Deal leren en het meenemen naar andere samenwerkingen.”

Studenten van de VU werken via CSL met het thema eenzaamheid in de stad.

Heeft corona nog impact gehad op de voortgang van jullie onderzoeken?

Visser: “Ook al ben ik net twee maanden bezig, toch heb ik gemerkt dat corona wel invloed heeft. Normaal vindt de samenwerking van de Kennisalliantie face to face plaats. Je komt bij elkaar. Die verbondenheid, die daarbij hoort, mis je nu wel nu we steeds over Zoom bellen. Dat merk ik wel in de samenwerking.
Tijsma: “Ik merk het ook. Docenten die maatschappelijk onderwijs doen hebben het nu extra moeilijk, omdat ze nu maatschappelijke initiatieven en samenwerking moeten omzetten naar online. Die kost hen extra tijd, moeite en energie. Het lukt wel, maar ik merk wel dat ze daarom nu ook even minder tijd hebben voor een interview.”

Visser: “Tegelijk denk ik ook dat de druk van de vraagstukken uit de maatschappij ook weer urgenter wordt. Het thema eenzaamheid is nu nog een groter vraagstuk dan het al was.”

Wat vinden jullie van het City Deal Kennis Maken netwerk?

Visser: “Wat ik leuk vind is dat je vanuit het hele land allerlei verschillende voorbeelden ziet. Er zijn allerlei vormen van maatschappelijk betrokken onderwijs waaruit we inspiratie kunnen halen en van kunnen leren. Het gaat echt om kennis delen dus. Je hoeft niet het wiel opnieuw uit te vinden. Er zijn zoveel anderen hiermee bezig.”

Tijsma: “Ja dat delen van voorbeelden is super waardevol. Daarnaast is ook het leggen van connecties heel erg belangrijk. Dankzij de City Deal kunnen we een structureler samenwerking met elkaar aangaan. Dat zien we nu al binnen Amsterdam gebeuren, met de HvA en de ROC’s. ik denk dat de band tussen VU en HvA alleen al sterker is geworden door onze projectenaanvragen, die we samen met hen hebben gedaan.”

Studenten werken via CSL aan het thema eenzaamheid.

Studenten werken via CSL aan het thema eenzaamheid.

Groningse Corona-Challenge kijkt naar beter onlineonderwijs

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Door de corona lockdown dreigen mbo-studenten af te haken bij het onlineonderwijs. In de Corona Challenge gaan nu studenten van verschillende onderwijsinstellingen kijken hoe dit kan worden tegengegaan. Via het samenwerkingsverband WIJS zijn ze aan de slag gegaan. Dat moet innovatieve ideeën opleveren, stellen medeoprichters Harald Hilbrants en Anne Kraanen.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

In november vond de kick-off plaats van de Corona Challenge in Groningen. De opdracht kwam vanuit het project School als Wijk, van welzijnsorganisatie WIJ Groningen, dat mbo-studenten begeleidt met niet-schoolse zaken.

Uit het vizier

Anne Kraanen

“Maatschappelijk werkers van mbo-opleidingen in Groningen bleken moeite te hebben om online de studenten betrokken te houden”, vertelt Kraanen. “In plaats van veertig studenten in een zaal vindt nu alles online plaats, en zie je niet alle gezichten erbij. Studenten loggen wel in maar op een gegeven moment komen ze niet meer. Het is moeilijk om deze groep erbij te houden.” Deze jongeren raken dus uit het vizier, en hun problemen worden alleen maar groter. Volgens een leerplichtambtenaar zien we echt in Groningen een explosieve groei zien van jongeren die uit zicht raken. Zeker na de herfstvakantie zijn de problemen zich gaan opstapelen. Een van de dingen die daarvan het gevolg is dat er meer eenzaamheid is ontstaan. Hopelijk komen de studenten met innovatieve ideeën om dit terug te dringen.”

Corona-Challenge

Het paste mooi binnen de Corona-Challenges van de City Deal Kennis Maken. En dus gingen studenten via WIJS aan de slag. Hoe kan je via deze onlinebijeenkomsten mensen vasthouden en betrokken houden? Wat heb je daarvoor nodig? Welke vaardigheden en tools of ICT zijn er om in te zetten? Vooralsnog gaan nu studenten van de Hanzehogeschool ermee aan de slag van opleidingen als HRM tot sociale studies. In de eerste ronde zijn nu zes studenten bezig met de Corona Challenge. “Ze zijn bezig met design thinking, en via een probleemboom het probleem goed in kaart te brengen”, vertelt Kraanen. “Momenteel is het onderzoek in de brainstormfase. Een coach van de Hanzehogeschool helpt met het multidisciplinair samenwerken. Later hopen we dat dit ook multilevel samenwerken wordt, als ook wo en mbo studenten aansluiten. We hopen namelijk dat het uiteindelijk als leercomponent een plek in de onderwijsstructuur krijgt van zowel de Hanzehogeschool de Rijksuniversiteit Groningen, het Alfa College en het Noorderpoort.”

Harald Hilbrants

Hilbrants gaat verder: “Vanaf januari gaan we de tweede ronde in en willen we het concept van de Corona Challenge door ontwikkelen. Het zou mooi zijn om vanuit verschillende onderwijstakken meerdere projecten op te zetten, als een soort buddyprojecten. Dat het in meerdere onderwijsvelden deel wordt van het curriculum. Deze Corona Challenge is een aanvliegwiel om een structureel programma te worden. Met WIJS werken we vaker aan dit soort principes, aan vragen uit de stad en waarbij we leergemeenschappen aan elkaar koppelen, verschillende leeftijden en niveaus.”

Het is nog te vroeg om te zeggen wat de Challenge oplevert, stelt Kraanen. “Het is een complex probleem. Online is zowel oorzaak als oplossing voor het probleem. Het doel van de Challenge is om uiteindelijk een prototype, een idee of methode of werkwijze te ontwikkelen die wel concreet en handbaar is. En uiteindelijk moet het van project naar programma groeien, dat het structureel onderwijsaanbod wordt.”

Project WIJS

WIJS is een succesvolle samenwerking tussen de gemeente Groningen, de Hanzehogeschool, WIJ Groningen, de Rijksuniversiteit Groningen, Noorderpoort en het Alfa College, waarbij studenten worden gekoppeld aan de samenleving. Jaarlijks zijn ongeveer duizend studenten bezig via WIJS met maatschappelijke projecten. Van groepjes van vijf tot groepen van driehonderd studenten. Ook kunnen ze stagelopen doen ze ervaring op in een van de steunpunten op het gebied van bijvoorbeeld juridische of financiële bijstand. Daar helpen ze op jaarbasis 1600 burgers met één-op-één contact in de steunpunten.

Studenten aan het werk in project WIJS.

Studenten aan het werk in project WIJS.

Hilbrants (33 jaar), vanuit de gemeente Groningen, en Kraanen (36 jaar), vanuit de welzijnsorganisatie WIJ Groningen, zijn medeoprichters. “We hadden bepaalde idealen om iets te doen met de grote hoeveelheden studenten in de Groningse samenleving, zowel van de universiteit, hogeschool als ROC’s”, licht Hilbrants toe. “Er liggen in de stad allerlei maatschappelijke vraagstukken die ze kunnen oppakken, Groningen is een van de armere steden van ons land. Daarom zijn we samen opgetrokken om WIJS op te richten. Nu zijn er inmiddels zes partijen verbonden en zijn er tientallen projecten per jaar waar studenten mee aan de slag gaan in de stad. Dat stuk verbinding waar de City Deal Kennis Maken aan werkt, doen wij al jaren.”

De studenten kunnen een goede bijdrage leveren om de samenleving te verbeteren, vult Kraanen aan. “Harald en Anne vertegenwoordigen van uit de gemeente en WIJ Groningen de ‘samenleving’ in WIJS en de andere vier netwerkpartners zijn afkomstig vanuit het onderwijs. We werken als sociale echt met een voorliefde voor de stad Groningen. Het is dan ook heel mooi dat we met WIJS echt impact maken, echt een verschil maken. Het leuke is dat we een relatief jong team zijn, we zien onszelf dan ook als zelfsturend team,.

Hilbrants: “Ik kan mezelf dan ook goed vinden in het jonge karakter van de organisatie. We zijn allemaal jonge honden. We zijn geen onderwijsinstelling, of een volwassenenorganisatie, maar we willen uitstralen dat we de studenten centraal hebben staan.

Samenleving

En dat is het geheim van het succes van het samenwerkingsverband. “We zijn begonnen vanuit de samenleving als vertrekpunt door relevante en actuele vraagstukken op te halen en belangrijke partners te betrekken bij de ontwikkeling van IWJS. Vervolgens hebben we gekeken hoe deze vraagstukken aan het onderwijs gematcht kon worden. Maar het maakt het leuk en echt dat studenten wijken in komen, waar ze tot voor kort nooit kwamen. Contact met bewonersorganisaties werkt heel anders dan contact met bijvoorbeeld de NS. Dat is dan ook een van de doelen voor de komende tijd: meer betrokken burgerschap. Studenten die zich meer inleven en kennismaken met mensen die heel anders zijn dan jij. Ze komen ook in aanraking met schrijnende verhalen, bijvoorbeeld via Syrische jongeren. Het van betekenis zijn is studenten heel veel waard. Studenten bedrijfskunde, leden van studentenverenigingen, vertelden me dat ze in een week meer van de samenleving hebben gezien, dan in de zes voorgaande jaren dat ze in Groningen studeerden.

groepsfoto Project WIJS

Studenten van project WIJS.

Project WIJS staat niet stil met ambities. Ooit begonnen als samenwerking met de gemeente, Hanzehogeschool en WIJ Groningen, maken tegenwoordig ook de RUG, het Alfa College en het Noorderpoort deel uit van de samenwerking. Kraanen: “We kunnen nog zoveel doorgroeien. Ook met onze locaties. We zitten nu in drie van de vijf stadsdelen van Groningen. Dat willen we uitbreiden zodat we op vijf locaties bewoners kunnen ontvangen met vragen en projecten kunnen ontwikkelen. Het doel is om in 2021 de wederkerigheid te vergroten zodat we de bewoners echt iets kunnen teruggeven. Nu is er vaak contact tussen bewoner en student omdat er iets moet gebeuren. Dat kan gelijkwaardiger.”

Studenten leren ook, gaat Kraanen verder. “Zij hebben ook praktische hulpvragen. Ze zitten in een fase van hun leven om zelfredzaam te worden. De inwoners helpen de studenten net zo. Doel is om een paar honderd universitaire en mbo-studenten in 2021 mee te laten doen. Ook willen we werken aan meer ideale matches tussen docenten, onderzoeken en professionals in het werkveld. Zodat men elkaar beter kan vinden en studenten betere begeleiding krijgen.”

‘Veel mensen willen helemaal geen eigen auto’

Een detail van een elektrische auto in de oplader.
Elektrische auto. Foto: Andrew Roberts/Unsplash.

Matthijs Sienot (1972) is Tweede Kamerlid van D66 en groot voorstander van de energietransitie. Voor de City Deal Elektrische Deelmobiliteit spraken we hem over deelmobiliteit en hoe autodelen echt een succes kan worden.

Gebruikt u zelf wel eens een deelauto?
“Absoluut. In de zomer heb ik mijn oude auto verkocht en ik gebruik nu 2 typen deelauto’s: een Tesla en een Renault Zoe. Ze komen uit de vloot van We Drive Solar, wat ik een fantastisch concept vind. Met een acceptabele prijs ook.”

Bent u bekend met de City Deal Elektrische Deelmobiliteit  en de Green Deal Autodelen II?
“Nee, die kende ik nog niet. Maar ik ben een groot voorstander van het sluiten van deals om deelmobiliteit in beweging te krijgen. Want er zijn wel witte vlekken op de kaart. In de randstad kan je al vaak gebruikmaken van deelauto’s, en staan er al veel laadpalen. In andere provincies is dat een stuk minder, dat is niet goed voor de aantrekkingskracht van elektrisch rijden. Als ik in Friesland kom bij mijn moeder, dan heb ik stress over de afstand tot laadpunten.”

Matthijs Sienot

Matthijs Sienot.

Autodelen draagt bij aan meerdere doelen (klimaat, luchtkwaliteit, ruimte, circulaire economie, bereikbaarheid, actieve mobiliteit), welke vindt u het belangrijkste?
“Het begint met: willen we de aarde op een goede manier doorgeven aan onze kinderen? In dat geval moeten we onze leefwijze aanpassen en daar zijn deelauto’s belangrijk bij. Daarom willen we dat zo goedkoop en makkelijk mogelijk maken. En met elektrische auto’s draag je ook bij aan de luchtkwaliteit. Dus klimaat, circulariteit, schone lucht; die moet je niet tegen elkaar wegstrepen. Het begint met alles in het werk stellen om de Parijse klimaatdoelen te halen. Voor mij persoonlijk is daar alles op ingesteld.”

Moeten deelauto’s voorrang krijgen bij laadpalen?
“We willen veel laadpalen, en dat mensen elektrisch rijden. Zeggen dat de een voor de ander komt, helpt ons dan niet. Mijn voorkeur gaat uit naar: iedereen die elektrisch wil rijden, voorzien van een laadpaal. Dus de schaarste aanpakken, door voor genoeg laadpalen te zorgen. Het schaarsteprobleem oplossen door bepaalde gebruikers voorrang te geven, is het paard achter de wagen spannen. Dan maken we de schaarste voor andere gebruikers knellender. Dat gaat de transitie niet helpen.”

In het Klimaatakkoord staan de ambities van de Green Deal Autodelen (In 2021 100.000 deelauto’s en 700.000 autodelers). In 2019 jaar zaten we op 50.000 deelauto’s en ruim half miljoen autodelers. Dit jaar groeit dat naar minstens 60.000. Doen het Rijk, de provincies en gemeenten genoeg om deze doelen te bereiken?
“Ik heb het idee dat er veel gebeurt, maar zo lang we de doelen niet halen is het niet genoeg. Er zijn, zoals ik zei, nog veel witte vlekken in het land. Ik denk dat de ondersteuning per gemeente ook heel verschillend is. Je zou gemeenten op communicatievlak kunnen helpen om autodelen bekender te maken: wat werkt wel en wat werkt niet. En help ze met het plaatsen van laadpalen. Dan neem je de belangrijkste 2 knelpunten weg.”

Wij denken dat een publiekscampagne bij zou kunnen dragen aan een grotere bekendheid van autodelen. Zou de rijksoverheid ook bereid kunnen worden gevonden om hier een bijdrage aan te leveren, ook gezien de doelen die we nastreven met autodelen?
“Ja, daar kan ik me wel iets bij voorstellen. Bijvoorbeeld dat het Rijk de kleinere gemeentes, waar het knelt, helpt. Dat lijkt me heel zinnig. Maar: dan moet je ook de infrastructuur in orde brengen; mensen iets aanprijzen wat vervolgens de belofte niet waarmaakt, is killing! Dus nu alleen campagnebudget bijdragen zónder infrastructuur zou ik niet aanmoedigen.”

Er zijn nu 50.000 deelauto’s in Nederland en 1 miljoen treinreizigers per dag. Bent u met ons van mening dat autodelen eerder leidt tot het terugdringen van autobezit in plaats van tot OV-gebruik?
“Ik ben een levend voorbeeld van iemand die zijn auto de deur uit doet, en treint en met deelauto reist. Je hebt een deur-tot-deurbehoefte, niet van station tot station. Dat kan een deelauto perfect aanvullen. En dat gaat dus niet ten koste van de trein.”

Wat zouden de ambities moeten zijn voor autodelen en aantal autodelers voor 2030?
“Ten eerste: zorg dat er overal geladen kan worden. Dat je zorgeloos je bestemming kan halen met een goed gevulde accu. Maak de drempel zo laag mogelijk. 2 jaar geleden was er maar 1 laadplek voor We Drive Solar in heel Leidsche Rijn, waar ik woon. Daardoor fietste ik, als groene gek, eerst 10 minuten naar de auto. Maar wie doet dat nou? Ten tweede: op elke hoek van de straat een deelauto. Dat moet de missie zijn, dán gaat het vliegen.”

“Wat ik ook inspirerend vind: in Utrecht zijn nieuwbouwprojecten waar niet elk huis een parkeerplaats krijgt, maar waar wordt gerekend met 1 parkeerplek voor 3 huizen, ingenomen door een deelauto. Je koopt dan niet alleen het huis, maar ook 10.000 gratis kilometers reizen. Ontzettend goed. Want veel mensen willen helemaal geen eigen auto. Het is duur en sommige mensen rijden nu eenmaal niet zo veel. En die mensen willen wél in een mooie groene wijk wonen, waar niet de hele straat vol staat met auto’s. En soms willen ze met een auto naar familie rijden. Maak dat voor mensen zo makkelijk en goedkoop mogelijk. En zorg dat concepten zoals deze in Utrecht steden steeds meer ingang vinden. Met zo’n nieuwe manier van kijken op het inrichten van wijken, rekening houdend met ruimte, is een deelauto gewoon een winnend concept in dichtbevolkte steden. Maar dan moeten we ook de belofte waarmaken dat je op zoveel mogelijk plekken makkelijk kunt laden, en dat er op elke hoek van de straat een deelauto staat.”

‘Betrek Centers of Expertise meer bij de City Deal’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Sinds 2013 werken de hogescholen in ons land met Centers of Expertise, waarin ze met verschillende disciplines samenwerken aan het oplossen van grootstedelijke en maatschappelijke vraagstukken. Inmiddels is er sprake van een tweede golf en zijn er in ons land zo’n 40 Centers actief. De City Deal Kennis Maken zou dan ook meer gebruik moeten maken van deze Centers, stelt Geleyn Meijer, rector Hogeschool van Amsterdam (HvA).

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Externe Verbinding.

Als opvolger van Jet Bussemaker, dé initiatiefnemer van de City Deal Kennis Maken, is Geleyn Meijer goed bekend met de City Deal. “Ze is twee jaar rector geweest voordat ze minister werd. Dat was de periode dat ik aan boord kwam. Toen kwam ook het gedachtengoed op voor de City Deal. Hoe kunnen we nu met die enorme potentie aan plezier, energie en nieuwsgierigheid van studenten de relatie met de stad verder vormgeven. Dat werd een drijfveer toen. Voor ons was het vooral belangrijk hoe we dat meer kleur konden geven in praktijkgericht onderzoek.”

Geleyn Meijer, rector van de Hogeschool van Amsterdam.

Geleyn Meijer, rector van de Hogeschool van Amsterdam. Foto: HvA.

Dat is het onderzoek dat vooral door hogescholen wordt gedaan. Wat houdt dit precies in? “Het is onderzoek dat heel erg uitgaat van een vraag uit de maatschappij. Denk aan het milieuvraagstukken, of de millenniumdoelen in de stad. Er liggen kansen in groei van de stad, verandering van de samenleving, of de groei van diversiteit. Praktijkgericht onderzoek is een drietrap. Met de vraag gaat een onderzoeker vervolgens een onderzoeksvraag bedenken. De tweede stap is het doen van het onderzoek met andere lectoren, studenten en onderzoekers. Deze fase is een combinatie van analyse en ontwerp. In de derde stap brengt de onderzoeker het ontwerp terug naar de vragensteller, de opdrachtgever. Dat kan een winkeliersvereniging, gemeente of bedrijf zijn. Na feedback kan je de hele cyclus opnieuw starten. Dat heen en weer ademen met de partijen heet praktijkgericht onderzoek en daar zijn we steeds beter in geworden.”

Wat is de rol hierbij precies van de Centers of Expertise?
“Die zorgen voor het volgende stadium: de krachten bundelen met de verschillende partners. De lectoren vinden elkaar steeds meer, ook van de verschillende hogescholen. Er ontstaat meer een krachtenbundeling rond onderwerpen, waar ze zich mee bezig houden dan van disciplines waar ze vandaan komen, zoals in de academische wereld. Bij praktijkgericht onderzoek gaat het meer om de vraagstukken. De Centers of Expertise zorgen ervoor dat je samenwerkt met partners van buiten. Zowel op projectbasis als structureel op de lange termijn. Met gemeenten, bedrijven of winkeliersverenigingen spreek je dan met elkaar af: dit zijn de grote vragen voor de komende jaren en hier gaan we aan werken. Samen heb je de rode draad bepaald. Daar komen projecten dan uit. Het is een beweging die in heel Nederland ziet, maar ook verder in Europa. De Centers of Expertise zijn echt een new kid on the block. Er lopen nu in de tweede golf een kleine veertig Centers in Nederland. Wij hebben op de HvA capaciteit om er zes te faciliteren. Overigens zie je ook in het mbo een soortgelijk initiatief ontstaan, de Centers voor Innovatief Vakmanschap. Dat is vergelijkbaar.”

Dus de Centers of Expertise helpen instellingen beter te laten samenwerken? Hoe zit het met de opleidingen?
“We moeten ervoor zorgen dat ons onderwijs echt profiteert van de onderzoeken. De kennis die we opdoen stoppen we terug in de opleidingen om er onderwijs mee te maken. Met een Center of Expertise heb je immers een afspraak om verder te bundelen. Ook academische onderzoekers hebben steeds meer interesse in onze Centers of Expertise. Een voorbeeld is het onderwerp AI (artificial intelligence). Academische onderzoekers kijken naar onze werkgroepen toegepaste AI.”

Wat zijn belangrijkste lessen als je terugkijkt de afgelopen zeven jaar?
“Als je het hebt over veel doen met de capaciteiten van de onderzoekers in die stad, dan hebben we geleerd dat je met enkele projecten die in tijd zijn begrensd veel bereikt. Je moet het niet laten voortduren. De vragen van studenten en onderzoekers zijn in het begin vernieuwend, maar als je in het derde jaar weer studenten langs hebt gehad met diezelfde vragen neemt de dynamiek af. Waar is de vernieuwing? Waar is de oplossing? Tegelijkertijd kan je niet verlangen van een kortlopend traject dat het iets oplevert wat de boel fundamenteel vooruithelpt. Of dat het iets oplevert waar je onmiddellijk mee aan de slag kunt. Grote vraagstukken zijn vaak harig dat vereist denken en proberen. Wat dus momenteel ontbreekt is een structurele lijn waarin je wel de energie van studenten en medewerkers in projecten of evenementen of gedurende verbindt, maar dat het past in een groter raamwerk van werken aan oplossingen ergens voor. En daar komen de Centers of Expertise bij kijken. “

Hoe bedoel je precies?
“In een Center of Expertise doe je iets vanuit een langetermijn afspraak die je hebt gemaakt met de opdrachtgever, de gemeente of winkeliersvereniging. Je doet een onderzoek niet alleen vanuit een opleiding of omdat het leuk is voor studenten, maar vanuit dat lange termijn idee. Elke lichting van initiatieven met studenten draagt bij aan dat lang lopende onderzoek. Je begint niet elke keer weer opnieuw, maar bouwt met de volgende lichting studenten voort op resultaten van de vorige groep. Zo trekken studenten en stad veel gerichter samen op. De studenten leren er echt wat van, en hun bijdrage wordt vastgehouden, in dit geval door het Center of Expertise. Die gebruikt dit weer bij de volgende groep studenten. Ook voor wijkbewoners zit er dan vorm van feedback en voortgang in. Die zien ook een volgende stap van samenwerken. Zo hou je de energie erin.”

De City Deal zou dus meer de Centers of Expertise erbij moeten betrekken?
“Ja, dat is mijn suggestie. Natuurlijk gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat het onderzoek van hogescholen qua volume nog niet dezelfde omvang heeft als van universiteiten. Maar door de bundeling van krachten krijg je enorme impact en dat werkt weer als versneller. De opdracht van de Centers is om onderwijs te maken. Ons Center of Expertise Urban Vitality gaat bijvoorbeeld over stadse gezondheid. Dat houdt zich bezig met gezond zijn en blijven. Er vindt veel interessant onderzoek plaats naar onderwerpen als obesitas en topsport in de stad. Dat heeft een hele nauwe relatie met de opleiding. De lectoren die eraan bijdragen zijn ook betrokken bij het geven van onderwijs, en betrekken studenten bij het onderzoek. Op moment dat je in de City Deal met projecten aan de slag wil met studenten en de stad als partner, heb je hier al een kanaal liggen om te zorgen het in het onderwijs terechtkomt. In deze coronatijd zijn onze Centers gewoon doorgegaan. Daarom doe ik juist nu appèl om goed naar die stad te kijken en daaraan iets te doen en dat verankeren. Daarvoor zou je die Centers kunnen gebruiken want daar zitten mensen die het als hun vak zien om vast te leggen wat er gebeurt. En dat vervolgens te vertalen in onderwijs.”

Studenten op de Hogeschool van Amsterdam aan het werk.

Studenten op de Hogeschool van Amsterdam aan het werk. Foto: SIG UK/Flickr CC.

Hoe zie je de samenwerking met mbo?
“Ik denk dat we vooral meer moeten doen in combinatie met mbo-instellingen. Daar is men ook heel erg bezig met soortgelijke vraagstukken, en ik zou daarom graag de brug willen slaan. Nieuwe projecten in de City Deal zouden dan ook als voorwaarde moeten hebben dat je die dingen samen oppakt met het mbo. Practoraten brengen namelijk weer een hele andere invalshoek met zich mee. Daar kunnen we nog veel meer doen. Er zijn nu al gesprekken tussen hogescholen en mbo-instellingen om samen projecten te doen. Uiteindelijk staat of valt het ermee of mensen het leuk vinden mee te doen en hun best te geven. Als je kan samenwerken aan een probleem schept dat een band. Laat een ROC en hbo bijvoorbeeld samen kijken hoe we praktijkonderwijs kunnen vormgeven in deze nieuwe digitale wereld. Wat kunnen we leren van blended learning?”

Moet deze samenwerking onderdeel worden van een regulieren aanpak?
“We moeten ernaar streven dat we het uit de eenmalige projectensfeer halen en meer als manier van werken neerzetten. Dan blijft het ook het langst werken. Natuurlijk beginnen die dingen als initiatief, maar je moet het structureel verankeren. Als je het steeds maar als eenmalige vuurpijl afvuurt dan is het oh-effect op een gegeven moment er wel van af. Je moet zorgen dat het ergens landt en onderdeel wordt zodat studenten bijvoorbeeld een heel jaar lang in kleine groepjes kunnen samenwerken.”