‘Als ontwikkelaar heb je niet alleen het antwoord’

Alleen door samenwerken en samenbrengen van publieke en private belangen kunnen we duurzame projecten en gebieden tot ontwikkeling brengen. Met oog op de huidige woningbouwopgave is het pleidooi voor meer samenwerking van Desirée Uitzetter, NEPROM-voorzitter en directeur Gebiedsontwikkeling bij Bouwfonds Property Development, actueler dan ooit.

Jullie staan voor een enorme woningbouwopgave wat betekent dat er in rap tempo extra woningen worden ontwikkeld. Dat gaat niet vanzelf. Bovendien zijn jullie als projectontwikkelaars private ondernemingen waar ook winst gemaakt moet worden. Hoe breng je die twee zaken samen en bouw je mee aan een evenwichtige samenleving?
“Dat kan commercieel inderdaad een lastige opgave zijn, maar die durven we wel aan. Het gaat hier om een grootschalige woningbouwopgave voor Nederland, groter zelfs dan de Vinex operatie in de jaren ’90. De woningnood is hoog: tot 2030 moeten er ongeveer één miljoen woningen extra gebouwd worden. Daar nemen we verantwoordelijkheid voor. Projectontwikkelaars zijn een essentiële schakel in de bouwketen. Onze drive is om tot betaalbare, duurzame gebiedsontwikkelingen te komen, maar dan wel op een zakelijk efficiënte en financieel verantwoorde wijze. Wij dragen aan de ene kant de risico’s voor grote gebiedsontwikkelingen die soms tientallen jaren duren, terwijl we ons tegelijkertijd verantwoordelijk voelen om de acute woningnood te verlichten. We zijn dan ook blij dat het Kabinet hier in de miljoenennota ook middelen voor vrij maakt. Het mag duidelijk zijn dat de woningnood urgent is en dat er gezien de enorme opgave snel nieuwe plekken in Nederland moeten worden ontwikkeld, die bereikbaar, duurzaam en betaalbaar zijn. Het gaat om de juiste combinatie van wonen, voorzieningen en groen op de juiste plek.”

Desirée Uitzetter.

Wat bedoelt u daarmee?
“Je moet goed kijken naar de wensen van bewoners, anno 2019 en naar de toekomstige woningvraag. Er bestaat niet één woonwens, de vraag is diverser dan ooit. Er zijn bijvoorbeeld meer starters en ook meer jongere en oudere eenpersoonshuishoudens dan ooit. Er zijn gezinnen die verschillende woonwensen hebben en die ook zeker niet allemaal op dezelfde plek willen wonen. Daar houden we allemaal rekening mee. We moeten op veel plekken bouwen, zowel binnen de huidige contouren van de stad als daarbuiten. Daarbij moet de stad bereikbaar blijven voor iedereen, ook voor een schooljuf en politieman bijvoorbeeld”

“We streven naar inclusieve steden, waar wonen betaalbaar is en blijft. Onze rol als projectontwikkelaars daarin is ervoor te zorgen dat projecten ook echt uitvoerbaar zijn en dat ze gerealiseerd worden. En dat is geen sinecure, gezien de stapeling van bouwambities. Een nieuwbouwwijk moet tegenwoordig energieleverend zijn, klimaatadaptief, groen, goed bereikbaar en uitgerust met de juiste voorzieningen. Bovendien moet het gezien de urgente woningnood gezien de urgente woningnood van dit moment eigenlijk allemaal sneller worden gebouwd”

“Het blijft zaak om hier nuchter en zakelijk naar te kijken en permanent de vraag te stellen: hoe krijgen we die mooie plannen uitgevoerd? Als ontwikkelaar heb je natuurlijk niet alléén het antwoord. We zijn permanent in gesprek met bewoners, gemeenten, bouwbedrijven, OV-bedrijven en partijen zoals Staatsbosbeheer. Het is een gezamenlijke inspanning. Met een aantal van deze partners hebben we een strategische alliantie omdat de hiervoor genoemde opgaven voor de toekomst uitdagend en complex zijn. De NOVI-alliantie noemen we die, gericht op Regionale Investeringen (RIA). Samenwerking buiten de eigen sector moét gewoon als je het tot een succes wilt maken.”

U zegt dat het bouwen in de stad complex is, en we verder moeten kijken. Wat bedoelt u daarmee?
“Binnen de bestaande stad bouwen is bij voorbaat complex. Er komt veel meer bij kijken dan alleen maar woningen neerzetten, alleen al omdat er een bestaande omgeving is waar je rekening mee moet houden. Van sommige gemeenten horen we dat zittende bewoners niet willen dat er nog meer wordt bijgebouwd in de stad. Het wordt te vol, het draagvlak voor (nieuw)bouw neemt af. Belangrijk is dat de stad leefbaar blijft, goed blijft functioneren met genoeg aandacht voor een dynamische stedelijke economie en voldoende werkgelegenheid. Het gaat vaak te eng over in of buiten de stad bouwen. Dat vind ik gevaarlijk en komt niet tegemoet aan de echte woonwensen van woningzoekenden. We moeten daarom onze opvatting over ‘de stad’ verbreden.”

Hoe bedoelt u?
“Wat is ‘de’ stad? Ik pleit ervoor dat we de invulling van de stad in regionale context beoordelen Dat betekent dat we de stad inclusief de stadsranden als één geheel beschouwen. Het gaat erom dat je een goede mix hebt van wonen, bedrijvigheid, voorzieningen, mobiliteit en groen in een stedelijke regio. Met de huidige discussie over de PAS (Programma Aanpak Stikstof) uitspraak wordt bijvoorbeeld ook duidelijk dat veel plekken rondom de stad die vaak voor het gemak als waardevol groen worden betiteld, plekken zijn waar landbouwbedrijven zitten. Dat is geen waardevol groen en al helemaal geen natuur. Wat mij betreft moeten we eerlijker en voorzichtiger zijn met discussies over de stad versus groen en de woningzoekenden niet vergeten. Nogmaals: laten we dit aanvliegen vanuit een regionaal perspectief.”

Hoe ziet u de energietransitie? En wat voor rol speelt u daar als projectontwikkelaar in? Durft u ook hier voorop te lopen?
“Ja. Sterker nog, dat doen wel al heel lang als NEPROM. Sinds 2008 zitten we met verschillende partners in het Lente Akkoord. Tot 2015 was de ambitie om de nieuwbouw 50 procent energiezuiniger te laten zijn. Dat is ruimschoots gehaald. Het vervolg hierop is het ZEN platform waarin we nog meer focus leggen op de uiteindelijke bewoner door in te zetten op comfort, betaalbaarheid en gezondheid. Zo wordt energie niet langer een kostenpost, maar juist een ‘unique buying point’ voor de consument. ZEN staat voor Zeer Energiezuinige Nieuwbouw, met als inzet dat nieuwe woningen van bijna energieneutraal (BENG) energieleverend worden. En de bewoner staat daarin centraal. Kunnen we woonplezier en -comfort verhogen en tegelijk de energierekening verlagen? En hoe doen we dat? Dat is de hamvraag. En die opgave hebben we anno 2019 voor de nieuwbouw zo goed als opgelost.”

In de woningen die u bouwt leven verschillende doelgroepen. Hoe ga je om met maatschappelijke uitdagingen zoals migranten en gemixte woonwijken?
“We ontwikkelen woonwijken zoveel mogelijk in samenspraak met toekomstige bewoners, in de vorm van participatie of co-creatie. Ons doel daarbij is om aantrekkelijke wijken te creëren waar mensen zich thuis voelen en waarin mensen zich kunnen ontplooien. De ontwikkeling van de openbare ruimte is dan heel belangrijk. In en om het huis moet een bewoner zich veilig en thuis voelen. En we willen ervoor zorgen dat mensen een wooncarrière kunnen maken in zo’n wijk, stappen kunnen maken. Ook zetten we in op meer betrokkenheid en sociale cohesie onder en tussen bewoners. In de ontwikkelfase zijn we zoveel mogelijk in gesprek met inwoners over hun wensen op gebied van hun huis en de wijk.”


Wat wilt u gaan delen in uw last lecture op de Dag van de Stad?
“Eigenlijk wil ik het vooral hebben over samenwerking in de keten van project- en gebiedsontwikkeling, om de woningopgave te laten slagen. Ik zie een enorme drive bij ambtenaren, projectontwikkelaars maar ook bij bouwers, beleggers en architecten om mooie woonwijken te creëren. We zijn daarin allemaal welwillend. Als voorzitter van de NEPROM wil ik dan ook een Coalition of the Willing vormen met partijen die nieuwe duurzame steden willen maken. Samen optrekken is de enige optie. We moeten de traditionele grenzen tussen private en publieke organisaties daarbij loslaten en de verantwoordelijkheid samen oppakken. Met die gedachte wil ik de zaal prikkelen op 28 oktober.”

Dag van de Stad

Met een opgave van één miljoen extra woningen tot 2030 is het pleidooi van BPD directeur en NEPROM voorzitter Desirée Uitzetter voor meer regie en samenwerking tussen private en publieke partijen actueler dan ooit. Zij geeft hierover een last lecture op de Dag van de Stad op 28 oktober in het World Forum in Den Haag. De woningbouw- en verstedelijkingsopgave is ook onderwerp van gesprek in het Lagerhuisdebat ‘De hoogte of het groen in’. En in diverse inhoudelijke sessies gaat u samen op zoek naar slimme oplossingen die meerdere thema’s omarmen. Speel bijvoorbeeld de serious game van het programma Stedelijke Transformatie in het Testlab. Daarmee krijgt u inzicht in de manier waarop u met belangen bij de binnenstedelijke woningbouwopgave kunt omgaan. Of leer meer in de masterclassses – over ontwerpen met integrale visie door de Bouwagenda bijvoorbeeld, of over het onderzoek naar het nieuwe stadmaken door BPD.

Ga voor meer informatie over het programma en aanmelden naar www.dedagvandestad.nl

 

Ouderen sluiten nieuwe vriendschappen dankzij voetbal

De grijze reigers. Juichend met pet Cor van Welbergen. Foto: Sandra Mol

Ook in Den Haag neemt de vergrijzing en de eenzaamheid onder ouderen toe. Cor van Welbergen, webredacteur bij het ministerie van BZK, zette een echt Haags initiatief op: neem eenzame ouderen mee naar het voetbal. Zijn stichting de Grijze Reigâh’s levert 65-plussers een all-in arrangement inclusief vervoer en begeleiding. En dat blijkt te werken. “Je ziet er echt nieuwe vriendschappen door ontstaan.”

Momenteel komen bij er elke thuiswedstrijd van ADO Den Haag ongeveer dertig ‘Grijze Reigâh’s’ kijken, inclusief begeleiders en chauffeurs. “We hebben nu een harde kern van 24 seizoenkaarthouders”, vertelt Van Welbergen. “Ons doel is uiteindelijk dat we een heel vak op de tribune krijgen.”

Met zijn initiatief won Cor van Welbergen vorig jaar de Dromen Denken Doen-Award, waarna het pas echt een vlucht nam. Inmiddels wordt het initiatief gesteund door de gemeente Den Haag, het Rabo Stimuleringsfonds en Fonds1818. En dankzij Aad Kila, voormalig ADO-profvoetballer en huidig ambassadeur van de Grijze Reigâh’s, heeft nu ook het bedrijfsleven interesse getoond.

Hoe ben je erbij gekomen om dit initiatief te starten?
Van Welbergen: “Ik ben zelf een ‘die-hard’ ADO fan sinds mijn tiende, nu dus al een jaar of vijftig. Ik liep al een aantal jaren met dit idee rond, opgedaan bij thuiswedstrijden. Toen ADO verhuisde van het Zuiderpark naar het nieuwe stadion viel het kwartje. Ouderen die rond het oude stadion wonen kunnen nu veel moeilijker wedstrijden bezoeken. Het nieuwe stadion is moeilijk te bereiken met het openbaar vervoer. Vanaf de randstadrailhalte moet je nog 1,5 kilometer lopen op een fietspad door een industrieterrein. Als je goed ter been is dat al een flink stuk, maar voor ouderen is het echt niet te doen. Daarnaast neemt ook de vergrijzing en de eenzaamheid onder ouderen toe. We moeten deze groep niet vergeten. Ik dacht: als ik ouder en moeilijk ter been ben ga ik hier niet meer komen.”

Dus kwam je met het idee om ze mee te nemen naar het stadion?
“Wat ik met de Grijze Reigâh’s wil is de oudere supporter van 65-plus wat comfort bieden. Zo word je thuis met een busje opgehaald, je wordt naar de tribune begeleid waar je een kopje koffie of thee krijgt en na afloop zitten we nog een uurtje na te praten in de Brasserie, waar we een ruimte hebben gereserveerd. Daarna word je keurig netjes weer thuisgebracht. De mensen genieten er echt van. De reacties zijn heel erg enthousiast.  De deelnemers betalen een eigen bijdrage. Daarnaast betalen wij als stichting ook de chauffeurs en de begeleiders.

Bijzonder is dat 80 procent van de deelnemers vrouw is. Een van hen, ruim 80 jaar, ging vroeger nooit naar het voetbal. Daar had ze niks mee, haar man stuurde ze altijd naar boven om daar maar voetbal te kijken. Sinds ze voor het eerst in het echt een wedstrijd meemaakte is ze helemaal om. En nu is ze ook die-hard supporter. Je ziet hier echt nieuwe vriendschappen ontstaan. Mensen bellen elkaar vooraf of ze de komende wedstrijd ook meegaan. Nou, dan hebben we ons doel wel bereikt.”

Wat heb je gedaan om dit idee tot een concreet succes te brengen?
“Het begon eigenlijk rond de gemeenteraadsverkiezingen van vorig jaar. Via de media riep de gemeente op om goede ideeën in te dienen om Den Haag mooier en leefbaarder te maken. Ik heb toen dit idee opgestuurd. Overal waar ik het neerlegde kreeg ik enthousiasme terug. Ik kreeg toen de tip om het ook in te dienen bij de DDD Award. Vorig jaar juni kwam ik daarmee in de halve finale en moest ik een pitch geven. Voor de finale heb ik een business plan moeten maken. Waarom organiseer je geen pilotwedstrijd, kreeg ik te horen. Dan kun je laten zien wat een goed initiatief het is. Ik heb Fonds1818 benaderd en via deze stichting kregen we het basisbedrag daarvoor rond. In oktober 2018 zijn we als pilot voor het eerst met een aantal ouderen naar een wedstrijd geweest, ADO Den Haag tegen Heracles voor de competitie. Dat was heel succesvol. Ik kon het mooi meenemen in de finale in november. Daar had ik drie concurrenten, maar ik werd tot winnaar verkozen en kreeg 10.000 euro.” Ik denk dat mijn businessplan de doorslag heeft gegeven.

En toen kon je van start?
“Ja. We zijn begonnen met twaalf ouderen samen met busjes en begeleiders van de Boodschappen Begeleiding Dienst (BBD), een stichting die voor ouderen ritjes regelt, boodschappen doet, en dagjes uit organiseert. Zij hebben 5600 leden, helemaal onze doelgroep: zelfstandig wonende ouderen. Deze stichting was heel enthousiast en met acht van hun persoonlijke begeleiders werken we nu heel goed samen. Aanvankelijk stond ik er alleen voor, dus toen heb ik besloten om een bestuur op te richten. Op 1 februari 2019 is de Stichting Grijze Reigah’s opgericht. De notaris bij de oprichting was zo enthousiast dat hij geen kosten voor ons in rekening bracht. De dag van de oprichting hebben we bewust op 1 februari gedaan omdat dit de datum is waarop ADO in 1905 is opgericht. En nu gaan we ons terrein verbreden naar rondom Den Haag; richting Haaglanden, Voorburg en Pijnacker.”

Hoe vindt ADO Den Haag je initiatief?
“Heel positief. Er staat nu op de website een oproep voor ouderen om lid te worden van de Grijze Reigah’s. Leuk is dat we via mijn tandarts, die net als de eigenaar van ADO Den Haag Chinees is, contacten hebben gelegd met New China Town. Dat is een stichting voor Chinese ouderen. Een aantal Chinese ouderen was ook aanwezig bij de thuiswedstrijd tegen Sparta. Ik denk dat we hiermee een positieve link kunnen leggen met de eigenaar van de club. De relatie tussen de supporters en hem is toch wat moeizaam. Zijn commerciële belangen stroken niet altijd met de Haagse cultuur. Onze Haagse identiteit zullen we nooit verloochenen, maar als we oog hebben voor Chinese ouderen zou dat kunnen helpen in een betere relatie met hen.”

Wat ga je doen op de Dag van de Stad?
“Ik doe mee met de Pecha Kucha ‘Best of Cities’, waar ik een pitch van zes minuten geef die we een aantal keren herhalen gedurende de dag. En wie nog vragen heeft over dit initiatief of over hoe ik het heb aangepakt kan mij natuurlijk die dag best even aanspreken!”

Erasmus Universiteit wil positieve impact creëren in de stad

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op 2 september presenteerde de Erasmus Universiteit tijdens de opening van het academisch jaar haar nieuwe strategie: ‘Creating Positive Societal Impact- The Erasmian Way’. Als kenniscentrum midden in de maatschappij wil de universiteit meer positieve maatschappelijke impact creëren in Rotterdam.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Organisatie & Sturing en Meerwaarde & Vaardigheden.

Al sinds de oprichting van heeft de Erasmus Universiteit een nauwe band met de stad Rotterdam. Het waren de Rotterdamse ondernemers die behoefte hadden aan kennisontwikkeling en meewerkten aan de stichting en instandhouding  van de universiteit onder de naam Nederlandse Handels-Hoogeschool. Sinds 2010 hebben stad en universiteit officieel een samenwerkingsverband opgezet om de verbinding te versterken en praktijk en theorie aan elkaar te koppelen, en zeker aan de behoefte vanuit de stad.

Grote vraagstukken in de samenleving

Met de grote vraagstukken die er in Rotterdam liggen, maar ook breder in de maatschappij, wil de universiteit met de nieuwe strategie de band met de samenleving nog verder versterken. Door haar studenten op te leiden tot maatschappelijk betrokken denkers zodat ze als leiders de vraagstukken van morgen kunnen oplossen, vertelt Brigitte Widdershoven, hoofd Academische Zaken van de EUR. “Maatschappelijke onderwerpen gaan nadrukkelijker deel uitmaken van het onderwijs. Ook investeert de universiteit in vernieuwing van onderwijsmethoden die tegemoet komen aan de behoeften van nieuwe generaties studenten, zoals design-thinking. Van klimaatverandering, demografische veranderingen, uitsluiting tegengaan tot  digitalisering. We willen  positieve impact creëren. The Erasmian Way is dan ook: betrokken bij de maatschappij, kosmopolitisch en ondernemend.”

Studenten in de collegebanken. Foto: Erasmus Universiteit.

Impact als derde pijler

Impact is dan ook vanaf nu de derde pijler van de Erasmus Universiteit naast onderwijs en onderzoek. “Dat heeft veel effect op je universiteit”, vertelt Widdershoven.“Natuurlijk op je loopbaanbeleid, maar het vraagt ook bijstelling van je profiel en je onderwijs. Hoe bed je maatschappelijke vraagstukken in? Er is meer interdisciplinariteit nodig. Grote vraagstukken als de energietransitie, -zo’n 30 procent van de CO2-uitstoot in ons land komt hier uit de havens-, kun je niet met één discipline oplossen.” Maar de werkdruk is al groot bij wetenschappers en docenten. Nu impact op gelijke hoogte is gesteld met de twee andere pijlers gaat de universiteit ook kijken hoe ze onderzoek anders gaat waarderen. Widdershoven: “We moeten zoeken naar de balans. We gaan dat de komende jaren verder uitwerken met vertegenwoordigers uit de universiteit.”

Onderzoek

In het onderzoek legt de universiteit de komende jaren een grotere nadruk op samenwerking tussen de verschillende vakgebieden en met (lokale) partners. Overigens is de ambitie om door de verbinding en interactie tussen wetenschap en samenleving de sociale en economische impact te vergroten niet nieuw. De universiteit heeft al drie onderzoeksprojecten, initiatives, lopen waarin wetenschap en samenleving verbonden worden. Zo onderzoeken wetenschappers van vier verschillende disciplines in het Initiative ‘Dynamics of Inclusive Prosperity’ hoe zoveel mogelijk mensen van welvaartsgroei kunnen profiteren. Het meerjarig multidisciplinair onderzoek Smarter Choices for Better Health heeft als doel zorgsystemen eerlijker en effectiever in te richten. Met het Erasmus Initiative ‘Vital Cities and Citizens’ wil de Erasmus Universiteit bijdragen aan de kwaliteit van leven in stedelijke gebieden. Met de nieuwe strategie wil de universiteit een nieuw initiative opstarten gericht op het toepassen van digitalisering in de samenleving.

Daarnaast gaan onderzoekers, wetenschappers en studenten van de Erasmus Universiteit nauw samenwerken met de universiteiten in Delft en Leiden. Een voorbeeld is de samenwerking met Erasmus MC en de TU Delft over de uitdagingen op medisch, technisch en economisch gebied. De medische wetenschap wordt bijvoorbeeld steeds technischer. Deze heeft daarom juist de sociale wetenschappen nodig voor vraagstukken zoals implementatie van nieuwe technieken, ‘governance’ en financiering van het stelsel.

De campus. Foto: Erasmus Universiteit.

Design School

Om de verschillende disciplines één plek te geven waar ze kunnen samenwerken is de universiteit bezig met de oprichting van een Design School, een locatie op de campus. “Hier gaan studenten en onderzoekers vanuit de verschillende disciplines samenwerken”, vertelt Widdershoven. “Studenten willen echt iets toevoegen aan de samenleving, ze willen echt van betekenis zijn. De Design School wordt daadwerkelijk een gebouw, een atelier, waar we mensen kunnen samenbrengen. Vanaf dag één sluiten onderzoekers hierbij aan . Samen met maatschappelijke partners, overheden en het bedrijfsleven gaan we complexe maatschappelijke vraagstukken bestuderen en innovaties ontwikkelen .”

Ook gezondheidszorg zal er een belangrijk thema zijn. “Van curatieve zorg tot preventieve zorg. Dit thema wordt steeds belangrijker in de samenleving. Het is een van de grootste groeisectoren in ons land. Daar willen we verder op inzetten en toepassingen vormgeven.”

KennisWerkPlaatsen

De Erasmus Universiteit werkt nauw samen met gemeentelijke instellingen en met bedrijven in de regio. Deze samenwerkingsverbanden zullen de komende jaren uitgebreid worden. Daarbij willen we ons actief bezighouden met de aanpak van de meest hardnekkige problemen van de stad. Een lopende samenwerking met Rotterdam en hogescholen vindt plaats in een aantal KennisWerkPlaatsen in de stad. Hier werken wetenschappers van verschillende disciplines en vertegenwoordigers van de gemeente en andere kennisinstellingen samen aan kennisvragen uit de stad. “Doel is om meer van elkaar te weten te komen wat er nodig is vanuit de stad. Denk aan thema’s als leefbare wijken, talent, stedelijke arbeidsmarkt en urban big data. De vraag vanuit de gemeente is leidend. “Uit die kenniswerkplaatsen zijn allerlei netwerken ontstaan. Mensen die met een zelfde thema bezig waren, maar elkaar nog niet eerder hadden ontmoet, kwamen bij elkaar. Die netwerkvorming is een mooie spinoff. Het heeft geleid tot masterclasses en onderzoek, waaronder een onderzoek naar sociale cohesie en buurtpreventie dat deze maand is aangeboden aan de gemeente.”

De komende tijd nodigt de universiteit nadrukkelijk maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven uit om samen te werken. Docenten en studenten krijgen volop ruimte om te experimenteren met onderwijsvernieuwing. Het is de nieuwe manier van werken van de Erasmus Universiteit. En die past bij deze tijd, stelt Widdershoven. “Er liggen hier enorm veel vraagstukken om op te pakken. De stad is ons laboratorium. Je kunt het van afstand analyseren of je kunt ermee aan de slag gaan. En zo daadwerkelijk een positieve maatschappelijke impact realiseren.”

 

De campus van de Erasmus Universiteit. Foto: Erasmus Universiteit/Chris Gorzeman.

Studenten Deventer werken aan slimme oplossingen voor de stad

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Samen met bewoners kijken hoe een straat veiliger kan. Of meedenken hoe het stadion van Go Ahead Eagles duurzaam kan worden uitgebreid. Studenten van de Saxion Hogeschool in Deventer krijgen geen opdrachten meer die in een bureaulade van een docent belanden maar juist opdrachten waar de maatschappij op zit te wachten. Met de City Deal Kennis Maken zetten de Saxion Hogeschool en de gemeente Deventer een volgende stap in de rijke leeromgeving.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Studenten.

Vorig jaar sloten gemeente Deventer en Saxion Hogeschool een Strategische Samenwerkingsconvenant voor vier jaar om de band tussen stad en onderwijs te versterken. Daarnaast sloten ze zich ook aan bij de City Deal Kennis Maken met dit zelfde doel. De thema’s duurzaamheid, ICT en gezondheidszorg staan daarin centraal.

Gemeentelijke vraagstukken

“We werkten daarvoor al op veel fronten samen”, vertelt Hanneke van de Weg, relatiehouder strategische uitvoeringsagenda bij de gemeente.. Maar die samenwerking miste focus. De behoefte was dan ook groot bij beide besturen om in kaart te brengen welke opleidingen en kennisdomeinen Saxion heeft en hoe die gekoppeld kunnen worden met gemeentelijke vraagstukken.” En aangezien Saxion op de locatie Deventer alleen al achtduizend studenten heeft, is er een enorm potentieel te benutten, vult Marije Nije Bijvank, bestuursadviseur van de hogeschool, aan.Andersom is de stad een fantastische omgeving voor de studenten om te leren.”

De behoefte vanuit de stad om het beter in kaart te brengen had ook te maken met andere doelen, zoals de Deventerse economie en arbeidsmarkt. Daar is de krapte sinds de crisis alleen maar toegenomen. “We willen de studenten ook behouden, dus opleiden om hier in de regio te werken”, legt Van de Weg uit. “ICT-talent is hier broodnodig. Hoe komen we aan de benodigde tweeduizend ICT’ers? De stad kent een aantal grote spelers en die willen we graag hier houden. Daarvoor versterken we de onderlinge samenwerking en willen we studenten al tijdens hun studie in contact brengen met het bedrijvennetwerk. De City Deal werkt als een olievlek om dit verder tot een succes te brengen.”

Pionieren

Met het aanstellen van een kwartiermaker begin dit jaar ging de City Deal echt van start. Meike Heijenk stapte in die rol. “Het was echt pionieren. Mijn opdracht was eerst om het netwerk in kaart te brengen. Wat gebeurt er allemaal bij de gemeente? Wie kent wie, wat gebeurt er op welke thema’s?”
Nu na een half jaar is ze al dé spil in het netwerk van de stedelijke City Deal. Ze werkt zowel vanuit het gemeentehuis als bij Saxion. Een dag in de week is ze te vinden in de Gasfabriek, tussen de startups en ondernemers. “Het is eigenlijk een luxepositie. Je leert iedereen kennen. Mijn rol als kwartiermaker is het ophalen van opdrachten, vragen die leven in de stad en mogelijk opdrachten kunnen zijn voor het onderwijs.”

Nije Bijvank voegt toe: “Meike is echt een dagelijks aanspreekpunt en een spil in de stad. Ze is een ongelofelijke verbinder. En zo iemand hadden we nodig, anders zou het te veel bij intenties blijven.”
Een van de grootste uitdagingen in de City Deal Kennis Maken is hoe de Hogeschool de kennis kan inzetten voor de stad. Nije Bijvank: “Hoe maak je dat juist mogelijk al tijdens de opleidingen? In plaats van fictieve opdrachten of op papier willen we de studenten echt laten leren in de stad, door bijvoorbeeld wijken in laten gaan, en hun kennis al te benutten. De studenten van Deventer, maar ook docenten en onderzoekers, kunnen nog veel beter betrokken raken bij opgaven van het bedrijfsleven en andere partijen in de stad. De uitdaging is vooral hoe je dat vertaalt dat naar passend opdrachten.”

Stadslab

Er liepen al twee initiatieven waar de City Deal daarvoor mooi bij kon aansluiten: het Stadslab en SmartSolutions. In het Stadslab gaan studenten aan de slag met vraagstukken in de wijken, zoals onveilige verkeerssituaties of bewoners die een groene straat willen. Nije Bijvank: “Bij deze twee initiatieven kwamen de vragen voorheen vooral ad hoc binnen. Dankzij de City Deal wordt dat gestroomlijnd, hebben zij nu meer status en zijn het meer good practices geworden. Een voorbeeld van een project dat is gestart vanuit SmartSolutions is een opdracht voor de Adelaarshorst, het stadion van de Go Ahead Eagles, de voetbalclub van de stad. Dat stadion wordt uitgebreid. Hoe kan dat duurzaam gebeuren? Studenten van verschillende opleidingen denken in het Lectoraat Duurzame Leefomgeving straks daaraan mee. “We zijn nu bezig de vragen te articuleren zodat we ze kunnen inbrengen in het onderwijs.”

Een thema waar studenten mee aan de slag gaan binnenkort is de Circulaire Economie. Deventer wil haar afvalbeleid moderniseren, het omzetten naar grondstoffenbeleid. Zo wil de gemeente onderzoeken of er een verband bestaat tussen prijsbeleid en dumpen van afval. De gemeenteraad stelt vragen over deze overlast en dit willen we vertalen richting onderzoeksvragen. Een ander onderwerp is zwerfafval op de stranden langs de IJssel. Wat kun je doen met gedragsmaatregelen om dit overlast terug te dringen?”

Andere opdrachten waar studenten deze maand aan zullen werken is de vorming van een jongerenraad en Serious Games, een project waarbij teams van studenten worden gekoppeld aan wijkteams van de gemeente om te kijken in de verschillende stadswijken wat er allemaal speelt, de wijk te verbeteren en bewoners te helpen. Ook gaan studenten en onderzoekers van Saxion, Windesheim in Zwolle en de Universiteit Twente meewerken aan de Kennisagenda Transform met als doel om 40.000 woningen van het aardgas af te koppelen.

Samenwerken

Een van de grootste winsten tot nu toe noemt Van de Weg de manier waarop de partners nu samenwerken. “We weten nu de weg dat wat je in juni formuleert in september kan worden opgepakt. Die routine en planning krijgen we steeds meer in de vingers. Voorheen hing het succes van een vraag of project vooral af van de beleidsmedewerker en hoe proactief deze was. Nu begint het ook binnen de gemeente steeds zichtbaarder te worden wat de mogelijkheden zijn om onderzoekers en studenten van de Hogeschool in te zetten. We snappen steeds beter hoe we binnenkomen en hoe de muren van Saxion werken. Met de succesjes moeten we nu de boer op.”

Nije Bijvank: “Het ideale beeld is dat de vragen uit de stad het onderwijs binnenkomen, de studenten ermee aan de slag gaan, en hun kennis weer terugvloeit de gemeente in. Nu is het zover dat we hier aan kunnen werken. We hebben betere systemen en kunnen een aanpak maken daarvoor.”

Heijenk: “We willen ook meer aandacht voor het ophalen en formuleren van stadsvragen. We willen binnenkort starten met het geven van workshops bij de gemeente waar we docenten en beleidsmakers bij elkaar brengen om te formuleren hoe je het beste een opdracht uitzet richting onderwijs. Het mooie aan de City Deal is dat we met andere steden contact hebben hoe zij dat hebben gedaan, zoals Delft en Leiden.”

Marije Nije Bijvank, Meike Heijenk en Hanneke van de Weg. Foto: Pieter Verbeek.

Over vier jaar

Wat levert het op over vier jaar? Nije Bijvank: “Ik zie dan dat Deventer een bruisende aantrekkelijke studentenstad is geworden, waarbij Saxion met en in de stad werkt en kennis teruggeeft aan die stad. En dat studenten na hun studie blijven hangen op de arbeidsmarkt. Na vier jaar moet de strategische samenwerking mede door de City Deal blijvend succesvol zijn.”

Van de Weg: “Ik hoop dat er over vier jaar ook een loket toegankelijk is voor burgers met vragen. Dat bewoners op laagdrempelige manier voor kleine vragen bij Saxion terecht kunnen. En dat ze bewust zijn van de hogeschool in de stad. Dat ze het hele jaar het gevoel hebben dat ze er iets aan hebben.”

Heijenk: “Ik droom iets kleiner. Ik zou het ideaal vinden dat ik in mijn rol als kwartiermaker er tussenuit kan. Dat ambtenaren zelf de weg vinden naar de juiste mensen bij Saxion met hun vragen.”

Stadsmakelaar Den Haag: ‘We kunnen beter de krachten bundelen’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In Den Haag werken gemeente, Haagse Hogeschool, Hogeschool Inholland en de Universiteit Leiden al jaren in stadslabs in de wijken. Annet van Otterloo zorgt als Stadsmakelaar sinds begin dit jaar voor de verbinding en kennisdeling tussen al die initiatieven.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Externe Verbinding.

Er is de afgelopen jaren namelijk een enorme versnippering ontstaan onder al die stadslabs. Een gezamenlijkheid ontbreekt en ieder stadslab vindt weer het wiel voor zichzelf opnieuw uit. Met als gevolg dat het werken in stadslabs een ad hoc karakter heeft gekregen en dat de aansluiting tussen de stadspraktijk en de onderwijspraktijk gebrekkig is.

Daarom besloten de vier partners in Den Haag te gaan werken aan een systematische verbetering van de verschillende aanpakken en een betere aansluiting met de curricula van de opleidingen. Alleen zo kan een duurzame inzet van studenten, docenten en onderzoekers worden gewaarborgd.  Annet van Otterloo werd aangetrokken om als communicator, kennismakelaar en ontwikkelaar tussen alle initiatieven te fungeren. Samen met een stuurgroep werkt ze aan de verbetering van de Haagse stadslabs.

Je bent nu een paar maanden bezig als Stadsmakelaar. Wat ben je allemaal tegengekomen?
Van Otterloo: “Ik snap wel waarom deze rol is gecreëerd. Er was best veel versnippering van projecten en stadslabs. Nog niet alles voldoet aan de definitie van een Stadslab. Er kan veel meer worden verbonden. Er gebeurt veel, zonder dat we van elkaar weten wat we doen. Ik ben nu bezig in kaart te brengen wat er allemaal loopt en waar de zwaartepunten liggen. Je ziet dat studenten bijvoorbeeld veel dezelfde wijken intrekken met hun onderzoeken. Dat is niet zo handig, dan krijg je dat mensen moe worden van al die studenten aan hun deur. Hoe kunnen we dat beter in kaart brengen? Ik kijk ook naar het onderwijs. Er zijn best veel projecten in de hoek van het sociaal domein en gezondheid, maar ik ben bijvoorbeeld heel weinig tegengekomen op het thema veiligheid. We kunnen beter krachten bundelen en effectiever te werk gaan. Ook is het verschil tussen een project of stadslab onduidelijk.”

Hoeveel stadslabs zijn er in Den Haag?
“Ik hou niet precies het aantal bij van al de initiatieven die er lopen, maar ik kijk meer hoe we de initiatieven aan elkaar kunnen verbinden. Ik schat dat er tussen vijf en dertig stadslabs zijn in Den Haag, afhankelijk van de definitie. Mijn rol is meer om de instellingen en gemeente beter te laten weten van elkaars initiatieven, zodat we het samen naar een hoger plan kunnen tillen.”

Wat versta jij precies onder de naam stadslab?
“Het is een project waarbij meerdere partijen samen experimenteren, co-creëren en testen in een levensechte omgeving. Niet één onderzoeksinstelling of één school, maar juist de samenwerking van verschillende partijen. Dat is de meerwaarde. Samen bepaal je dan de kaders, en wanneer je de term stadslab gebruikt. Aan de ene kant is er niets mis mee dat het om uiteenlopende projecten gaat, aan de andere kant wil je wel wat algemene randvoorwaarden neerzetten.”

Kun je een voorbeeld noemen van een stadslab?
“Duindorp is een wijk, gelegen achter de duinen, naast Scheveningen, waarover de gemeente zich zorgen maakt. Onder meer vanwege het xenofobe imago van de wijk. Een van de Stadslabs is in samenwerking met bewoners en instellingen op een andere ,meer gelijkwaardige manier gaan kijken: wat is hier nu echt aan de hand, wat zit er achter dat imago? Hiervoor hebben onderzoekers en studenten van de Haagse Hogeschool publieke dialogen georganiseerd met wijkbewoners en professionals. Gezamenlijk werken ze tegen de achtergrond van maatschappelijke spanningen, aan de betere omgang met concrete lokale problemen. Dit is een goed voorbeeld van wat een Stadslab moet hebben als element: het gelijkwaardig betrekken van inwoners. Wat bleek? De toewijzing van woningen is volgens de instellingen rechtmatig en dus goed, maar volgens de oude Duindorpers is het onrechtvaardig en dus niet goed. De twee partijen denken vanuit het eigen gelijk en praten langs elkaar heen. Dat zorgt voor spanningen. Uit de gesprekken kwamen we erachter dat het allemaal erg gevoelig ligt maar je vanuit een lab echt verschil kunt maken. Er wordt nu bijvoorbeeld op een nieuwe manier samengewerkt tussen gemeente en bewoners om een oud schoolgebouw in de wijk tot betaalbare woningen te maken die aansluiten op de wensen van de stad en de bewoners.”

Duindorp in de mist. Foto: Arthur van Beveren/Flickr creative commons.

Waar werk je naartoe?
“Een volgende stap die ik zou willen zetten is dat de instellingen meer de wijken ingaan op zoek naar vragen. Onderzoeksvragen moeten niet alleen van studenten, docenten of ambtenaren komen, maar meer vanuit de wijken zelf. Ik zou wel een platform willen opzetten waar actieve wijkbewoners met een vraag naartoe kunnen gaan op zoek naar een afstudeerder die met het thema aan de slag kan gaan. We zijn nu nog heel erg bezig de juist kennis te vinden, ook is het lastig in te passen in het curriculum. Ik zou het mooi vinden dat er een virtuele onderzoeksagenda komt, waarvoor input komt vanuit de stad. Daarnaast zijn we nu bezig met het opzetten van een serie talkshows onder de naam Den Haag Draait Door, volgens het bekende DWDD-format. Daarmee willen we laten zien wat er allemaal gebeurt, wat we beter kunnen leren en hoe verder door ontwikkelen. Daarbij willen we studenten betrekken. De eerste editie vindt plaats op de Dag van de Stad op 28 oktober in Rotterdam. Dat organiseren we samen met Deventer. We willen vooral uitwisselen. Hoe doet Deventer het? We willen elkaar voorbeelden laten zien. Daarna zullen de volgende edities in Den Haag plaatsvinden.”

Met wat voor partners werk je allemaal in de stad?
“Naast gemeente en de drie onderwijsinstellingen werk ik graag samen met bewoners-, en ondernemersverenigingen en stichtingen. We willen meer professionals in de wijken verbinden met de kennisinstellingen. Zodat we echt uitwisseling van expertise krijgen. Iedereen moet gelijkwaardig aan tafel zitten: professionals, wijkbewoners, studenten, ambtenaren, onderzoekers. Iedereen moet elkaar met respect en waardigheid behandelen en kijken wat je van elkaar kan leren.”

Hoe staat je werk in relatie tot de City Deal Kennis Maken?
“De City Deal gaat over het creëren van een rijke leeromgeving. Ik denk dat de stadslabs een rijke leeromgeving vormen. Maar we moeten er wel met zijn allen bovenop zitten. De stad heeft veel te bieden, maar ook de studenten en kennisinstellingen. Er is daarvoor wel een infrastructuur nodig om die uitwisseling te laten slagen. Het is goed om studenten zo vroeg mogelijk in de realiteit te laten werken, denk ik. Samenwerken wordt immers steeds belangrijker in onze samenleving.”

De Caballero-fabriek in de wijk De Binckhorst, Den Haag. Ook in deze wijk vindt een stadslab plaats. Foto: Gerard Stolk/Flickr Creative Commons.

‘We kunnen niet meer zonder interdisciplinair werken op de arbeidsmarkt’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Bij de opening van het studiejaar begin deze maand kondigde voorzitter Henk Pijlman aan dat de Hanzehogeschool Groningen verder gaat als een Engaged University. Dat betekent geen zelfbedacht onderzoek meer, maar onderzoek omdat de maatschappij dat wil. Vanaf dag één zullen de studenten met opdrachten van buiten bezig zijn. Het is onder meer te danken aan het net afgeronde strategische programma Vernieuwen en Verbinden in Onderwijs. Dean/Directeur Academie voor Gezondheidsstudies Arwin Nimis vertelt meer.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Interne Verbinding en Externe Verbinding.

Drie jaar geleden startte Nimis als regievoerder met het strategische programma, dat was opgezet om de doelen uit te werken uit het strategisch plan van de Hanzehogeschool: meer interdisciplinair onderwijs en onderzoek en samenwerking met de regio.

Betere aansluiting op de arbeidsmarkt

Al tien jaar heeft de Hanzehogeschool als motto: Share Your Talent Move The World. “We maken dit waar in onderwijs en onderzoek door het samenbrengen van studenten, docenten, onderzoekers en professionals uit het werkveld”, vertelt Nimis. “Door samen te werken, elkaar te inspireren en van elkaar te leren, leveren we een belangrijke bijdrage aan de samenleving. We noemen dat Engaged learning.”

Het onderwijs verandert mee, stelt de Dean. “ De arbeidsmarkt is anders dan vroeger. Interdisciplinair werken is nodig want de beroepen veranderen”, vertelt Nimis. “Disciplines gaan veel meer samenwerken. Ook de studenten veranderen, zij zijn sterk betrokken op de vraagstukken in de samenleving, wij sluiten daar bij aan.  Er komen straks studenten op een andere manier op de arbeidsmarkt,  mensen  die  goed zijn in interprofessioneel  samenwerken. “

Daarbij horen ook nieuwe onderwijsvormen zoals blended learning en gaming, flexibilisering van onderwijs, internationalisering. Ook zijn er binnen de hogeschool afspraken nodig tussen de disciplines. “Standaardiseren geeft vrijheid om te flexibiliseren. Wat we bijvoorbeeld willen bereiken is dat alle opleidingen hier op de hogeschool bestaan uit modules van 5 ec’s. Zo kun je beter uitwisselen. We maken gebruik van de kracht van onze docenten. Juist zij zitten vaak bovenop de innovatie. Die innovaties gaan ze steeds meer delen met elkaar. In het voorjaar organiseerden we een onderwijs inspiratiedag waar 500 docenten met elkaar kennis en innovaties hebben gedeeld.”

Verbinding met de maatschappij

Zoals voorzitter Pijlman aankondigde, als Engaged University zal de band tussen maatschappij en onderwijs en onderzoek nauwer worden. Studenten gaan al vanaf de eerste dag van hun studie merken dat leren en onderzoeken nauw verweven zijn met de maatschappij. Ze doen zelfstandig échte, relevante onderzoeksopdrachten: vraagstukken die in onze regio spelen, maar ook wereldwijd van belang zijn. Ze werken hierbij samen met betrokken docenten, ervaren onderzoekers, professionals uit de beroepspraktijk en studenten uit andere disciplines.

Een belangrijke plek in het Engaged Learning nemen de innovatiewerkplaatsen in, waarvan er volgens Nimis inmiddels al zo’n pakweg 150 zijn opgericht in en rondom de stad Groningen. “Hier werken teams van verschillende opleidingen samen aan vraagstukken op het gebied van onder meer aardbevingsproblematiek, energietransitie, healthy ageing, klimaatverandering, duurzaamheid en mondialisering. We delen onze kennis met vergelijkbare projecten elders en leren zo wereldwijd van elkaar. Hierdoor hebben onze studenten en docenten écht impact. Op zichzelf, op elkaar, op de regio. En op de wereld. De verbinding staat centraal. We gaan minder lesgeven en meer naar buiten toe. Ook vragen we vanuit de maatschappij waar de behoeftes liggen. Zoals op terreinen als zorg, welzijn en energie. Studenten van de Hanzehogeschool Groningen, de Rijksuniversiteit Groningen en mbo-scholen gaan daarbij meer samenwerken.”

Studenten aan de slag bij Health Hub Roden. Foto: Health Hub Roden.

HealthHub

Een goed voorbeeld van zo’n innovatiewerkplaats is de Health Hub Roden, het oude Cordis-gebouw, waar allemaal bedrijven gevestigd zijn. Hier wordt theorie in de praktijk gebracht. Studenten, docenten, lectoren en andere personen verbonden aan het onderwijs zijn welkom op de werkvloer, waar ze leren tussen en met de ondernemers. Die kunnen er aankloppen met een vraag over Healthy Ageing of medische technologie. Studenten en docenten uit het netwerk gaan dan op zoek gaan naar innovatieve oplossingen. Een ander voorbeeld is EnTranCe, een expertisecentrum dat bijdraagt aan de snelle overgang naar een schone en betaalbare energievoorziening. Hier ontmoeten wetenschappers, studenten, bedrijven, overheden en maatschappelijke instellingen elkaar om hun kennis te delen. Nimis: “Studentenbedrijfjes werken samen met bestaande bedrijven. Vanuit de Hanzehogeschool kijken we vooral naar toepassingen. Energie, hoe werkt dat dan? Kun je grids maken? Hoe werkt dat sociaal? Sociale innovatie is een ander thema dat we daarbij bekijken.”

Externe stakeholders

In het nieuwe strategisch plan waar Nimis en collega’s aan werken zal er dan ook nog meer contact zijn met andere partijen in de stad. “De ontwikkeling is dat we nog  meer naar buiten gaan.  Het is een paraplu waar we al een tijd mee bezig zijn. Maar niet alleen. Nu hebben we de opstap naar een nieuw strategisch plan, waarbij we ook echt de stad Groningen betrekken. We hebben hier in de stad van alle hogescholen in Nederland de meeste spinoffs, bedrijven die starten vanuit de hogeschool. Daarin nemen we ondernemerschap mee. Bij het maken van het nieuwe plan willen we dan ook meer externe stakeholders betrekken, zoals gemeente en bedrijfsleven.”

Minder onderwijsgebouwen nodig

Hoe ziet Nimis het onderwijsveld het liefst over tien jaar? “Het ideale beeld wat ik voor ogen heb is dat we veel meer naar stad en ommeland zijn gegaan met ons onderwijs. We zullen minder traditionele onderwijsgebouwen nodig hebben, en meer samen met bedrijven leren en werken in living labs, waar we ook onderwijs zullen geven. Het wordt allemaal meer hybride en meer op locatie. We spelen nog meer in op behoefte en leveren nog meer maatwerk. Natuurlijk zullen we wel een hogeschoolgemeenschap houden. Er zijn wel bepaalde momenten waarop we bij elkaar komen en met elkaar uitwisselen wat we hebben geleerd. Op die manier leren we van elkaar en komen we samen verder. Op een markt zullen de studenten aan elkaar presenteren waar ze mee bezig zijn geweest. HBO gaat over toepassen, leren en innoveren. Aan ons is het om het zo in te richten zodat we aan het einde van de rit de juiste diploma’s en competenties hebben die een bepaalde functie nodig heeft.”

‘Als je het breder oppakt moet je het ook breder delen’

Drie jaar geleden ging Dordrecht aan de slag met de City Deal ‘Waarden van Groen en Blauw in de Stad’. Als pilotproject werd het Sterrenburg-park gekozen. Wat ooit een beetje een no-go area was is nu een baken van groen en sociale cohesie midden tussen de woonwijken. Wethouder Marco Stam van Dordrecht wil nu de volgende stap maken met het Central Park in zijn stad.

Daar wil hij ook de andere partijen bij betrekken die profiteren van de verbetering van het park, zoals verzekeraars en bedrijfsleven. Want dat de verbetering van een park wat oplevert is wel duidelijk geworden uit de pilot Sterrenburg-park. Dat park is inmiddels een aantrekkelijke plek voor iedereen uit de buurt.

Theoretische waarden

Wethouder Marco Stam. Foto: gemeente Dordrecht/Ronald van den Heerik

Met de TEEB-Stadtool, die vanuit de City Deal is ontwikkeld, berekende Dordrecht dat het verbeterde Sterrenburg-park over de komende dertig jaar 3,5 miljoen euro kan opleveren aan theoretische waarden. Door het park aantrekkelijker te maken komen de mensen uit de omliggende wijken er vaker. Ze bewegen meer, leven gezonder, en kinderen hebben minder obesitas. Dat betekent dus minder ziektekosten en een toenemende sociale cohesie, die weer als gevolg heeft dat mensen langer blijven wonen in de wijken, en het aantal verhuisbewegingen afneemt.

Klimaat en veiligheid

Het Sterrenburg-park is in 1971 aangelegd in de gelijknamige wijk op voormalig landbouwgrond, en is altijd populair geweest bij de bewoners. Toch was het dringend toe aan onderhoud, legt wethouder Marco Stam, wethouder Sport, Wonen en Openbare Ruimte, uit. “Daarom hebben we dit park als pilot opgepikt in de City Deal. Het park was voorheen iets van een no-go area, met allerlei problemen, zoals wateroverlast, hangjongeren en een gebrek aan speelplekken voor kinderen. Het was een beetje een schimmig gebied geworden. Vanuit die optiek zijn we het park gaan verbeteren met verschillende thema’s voor ogen, van klimaat tot veiligheid. Nu hebben we projecten met wateropvang en zijn er allerlei initiatieven opgekomen vanuit de wijk zelf. Zo is er

een burgerinitiatief voor de verbouw van een gebouw aan de rand van het Sterrenburgpark tot een ontmoetingsplek voor jong en oud, met kleinschalige horeca.

De Werkgroep Sterrenburg, gevormd door buurtbewoners én gemeente, heeft zich ingezet voor de bouw van een waterrijke, natuurlijke speelplek, die afgelopen juli officieel is geopend. Bewoners zijn hier zeer actief bij betrokken en hebben hun rol genomen.”

TEEB-Stadtool

Om te berekenen wat de kansen en mogelijkheden zijn voor de verbetering van het park heeft Dordrecht de TEEB-Stadtool ingezet. Studenten van de Hogeschool Arnhem-Nijmegen (HAS) gingen hiermee aan de slag en zagen veel kansen. Van groen, gezondheid tot meer bewegen. Samen met het buurtteam hebben de studenten daarna de wensen opgehaald uit de buurt en gekeken wat de mogelijkheden daarvoor zijn. Van bewoners, scholen tot jongeren, iedereen is er bij betrokken.”

Dat de berekeningen vervolgens laten zien dat de theoretische waarden van het park over dertig jaar 3,5 miljoen euro waard zijn, is mooi, maar nu is er een vervolgstap nodig, stelt Stam. Namelijk om die waarden ook neer te leggen bij bijvoorbeeld zorgverzekeraars. “Zij profiteren ook van het gezonder leven. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat zij ook projecten meefinancieren? Nu betaalt de overheid de verbeteringen,  maar hebben anderen er dus baten bij. Ook het bedrijfsleven profiteert. Denk aan minder ziekteverzuim onder hun personeel. Wij willen dat die andere batenhouders ook kostenhouders worden. Hoe krijg je meer partijen bij de City Deal betrokken?”

De woningcorporatie die de meeste huizen beheert rondom het park wil voorlopig er nog niet in mee en wil eerst succes zien. “Ze zullen de waarde wel inzien, als ze merken dat ze andersoortige bewoners krijgen”, denkt Stam. “Mensen die gezonder worden, en daardoor beter in staat zijn te werken en te functioneren in de maatschappij. Dat levert hen ook geld op.”

Spelen met water in het Sterrenburg-park. Foto: Bertus van der Vegt

Verbinding maken

Bij de tweede fase van de City Deal: het Central Park, de groene zone van parken en sportvelden die dwars door de stad loopt, wil Dordrecht de andere stakeholders meteen vanaf het begin meenemen. Om ze te verleiden wil de gemeente een nieuwe tool gebruiken, de door het RIVM ontwikkelde Groene Batenplanner. Stam: “Het zou mooi zijn als we business cases kunnen maken en in beeld kunnen brengen welke partijen in beeld zijn. En hen kunnen laten zien wat voor mogelijkheden er zijn en wat voor waarden die opleveren.” De gemeente hoopt zo dan sportverenigingen, zorgverzekeraars maar ook het Rijk erbij te betrekken. “Als je het breder oppakt moet je het ook breder delen”, stelt Stam. “Nu is het te eenzijdig de gemeente die betaalt. In die groene zone willen we verbinding maken met ouderen, met onderwijs, met jongeren. Het moet een veel breder domein zijn. De vier pijlers zijn natuur, ecologie, water en sport. Er kan revalidatie van ouderen plaatsvinden. Jongeren die thuiszitten kunnen hier participeren. Ecologisch gezien willen we een verbinding maken met de Biesbosch.”

Binnenstedelijk bouwen

Ook de woningbouwopgave is gekoppeld aan de plannen rond het park. Dordrecht heeft de uitdaging om de komende jaren 10.000 woningen binnenstedelijk te bouwen. De groene zone moet daartussen dan dé plek worden waar de stadsbewoners kunnen recreëren. “Met 10.000 woningen erbij, en 25.000 bewoners erbij, moet je de groene vakjes goed met elkaar verbinden. De creatieve oplossingen die daarvoor nodig zijn vergen investeringen. Vanuit de andere City Deal, waar Dordrecht aan meedoet: Klimaatadaptatie, zijn we al bezig met het maken van waterbassins om regenwater op te vangen. Dat water kunnen we tegelijk weer inzetten om te besproeien.  We hebben goed onderzoek nodig voor sterke business cases. Wat mij betreft vloeien de twee City Deals in elkaar over.”

Stam hoopt het nieuwe project nog mee te maken in zijn ambtsperiode. “Kijk wat we de eerste drie jaar voor elkaar hebben gekregen in het Sterrenburg-park. Er ligt nu een voorstel voor een verlenging van de City Deal van nog eens zes jaar, dus tot 2025. Dit nieuwe project heeft een wat langere adem nodig. Je moet er dus bovenop blijven zitten en doorgaan.”

Het Sterrenburg-park. Foto: Bertus van der Vegt.

Onveiligheid en maatschappelijk leed voorkomen

Frans Swinkels (gemeente Tilburg) en Lisette de Bie (ministerie van JenV) trekken als directeuren samen aan de City Deal Zorg voor Veiligheid in de Stad, onderdeel van het traject Zorg en veiligheid. In zes pilots leren gemeenten hoe ze beter dader- en slachtofferschap kunnen voorkomen. Daarbij richten ze zich op kwetsbare mensen die zowel vanuit veiligheid, zorg als participatie ondersteuning nodig hebben.

‘We kunnen vaker voorkomen dat mensen met justitie in aanraking komen door de-escalatie en de aanpak van stressfactoren als schulden en psychische problematiek’, vertelt De Bie. ‘Mensen met schulden komen bijvoorbeeld achtmaal vaker in aanraking met justitie. Vaak is er sprake van ‘stapeling van problematiek’. Bijvoorbeeld bij jongeren die kwetsbaar zijn omdat ze licht verstandelijk beperkt zijn én in armoede opgroeien én verkeerde vrienden hebben.’

Samenhang zorg-, sociaal en veiligheidsdomein

Lisette de Bie. Foto: Algemene Bestuursdienst.

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze mensen minder kwetsbaar worden en niet meer in de fout gaan? De Bie: ‘Tegen de tijd dat je met justitie in aanraking komt, is er al sprake van veel maatschappelijk leed. En terugdringen van recidive is niet eenvoudig. Voorkomen van daderschap is dus essentieel.’

Voor kwetsbare groepen is een samenhangende aanpak noodzakelijk, benadrukt Swinkels. ‘De zorg en ondersteuning voor mensen hebben we in ons land echter opgeknipt en gespecialiseerd. Daarmee zijn we ook de samenhang en de coördinatie kwijtgeraakt tussen het zorg-, sociaal en veiligheidsdomein.’ Mede daarom experimenteren de gemeenten Tilburg en Breda met een andere manier van begeleiden van mensen die uit detentie komen. Swinkels: ‘Daarbij lopen we soms tegen praktische zaken aan. Bijvoorbeeld dat iemand op vrijdagmiddag vrijkomt, maar pas op maandag bij de sociale dienst terecht kan. Dan gaat het in het weekend al mis. Onze begeleiding start dan ook in de laatste fase van detentie.’

Hoogbeveiligde bedden

Hoe kunnen we zorgen voor voldoende goede zorg voor mensen die uit detentie komen én stevige zorg nodig hebben? ‘Dat is een andere vraag die we onderzochten’, vertelt De Bie. ‘Er is een tekort aan ‘hoogbeveiligde bedden, zo bleek. Dit tekort aan bedden speelde ook al bij het Schakelteam personen met verward gedrag. Daar hebben we samen met de ministeries van JenV, VWS en zorgverzekeraars afspraken over gemaakt.’

Frans Swinkels.

Die praktische samenwerking tussen het Rijk en gemeenten is de kracht van het Programma Sociaal Domein, vindt De Bie. ‘Als directeuren onderling hebben we afgesproken dat we geen “nee” zeggen. Als we elkaar nodig hebben, bellen we en doen we ons uiterste best.’

Aan de start bleek het lastig om de ambities handen en voeten te geven. Swinkels: ‘Het zijn complexe vraagstukken. Als we zeggen: “We gaan werken vanuit de bedoeling”, dan vraagt dat om kennis en competenties van de mensen die het moeten doen.’ Het delen van lessen en successen is de volgende uitdaging. De neiging is om een soort handboek te maken. Dat werkt niet, weten we. Maar wat dan wel? Daar gaan we nu mee aan de slag!’

Dit interview is eerder gepubliceerd in PSD-magazine, van het programma Sociaal Domein.

‘Het loont altijd om partijen bij elkaar te krijgen’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Steeds meer bedrijven willen meedoen met de circulaire economie. Voor veel kleinere bedrijven is dat echter nog niet zo makkelijk. Sinds april is de Fontys hogeschool in Brabant daarom gestart met een project om ondernemers in het mkb te helpen de transitie te maken. Studenten gaan samen met onderzoekers onder begeleiding van docenten bij de bedrijven onderzoek doen naar materialen, verdienmodellen en marketing. Projectleider Fons Claessen vertelt meer over het project.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Docenten & Onderzoekers en Externe Verbinding.

Bij het tweejarig kennistraject zijn drie hogescholen betrokken: Fontys Hogeschool Economie & Communicatie ,  Fontys Hogeschool Toegepaste Natuurwetenschappen en de Hogeschool van Amsterdam middels het Lectoraat Psychologie voor een Duurzame Stad. Laatstgenoemde richt zich meer op de marketing- en consumentenkant. Het project is mogelijk gemaakt door een RAAK-subsidie, bedoeld om praktijkgericht onderzoek te stimuleren in het hbo. Deze subsidie is een regeling van het Regieorgaan SIA onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).

Wat houdt het project precies in?
“We ondersteunen mkb-bedrijven bij de transitie naar een circulaire bedrijfsvoering. Wat vaak ontbreekt bij de kleinere bedrijven is specifieke kennis om die transitie op een doordachte manier te maken. Welke verdienmodellen zijn er te maken? Hoe zorg je ervoor dat je mensen in de keten meekrijgt? Hoe krijg je je klanten mee? We hebben bedrijven gevraagd waar ze hulp bij nodig hebben. Dat is bijvoorbeeld materiaalgebruik. Hoe zet je een circulaire lijn op? Deels helpen we met technische vragen, maar vooral werken we aan businessmodellen voor bedrijven. Veel bedrijven denken dat circulariteit gelijk staat aan het neerzetten van een  product als dienst. Dat kan een goede strategie zijn, maar dat is zeker niet de enige strategie die mogelijk is.”

Fons Claessen, projectleider van het Impulsteam Circulaire Economie van Fontys.

Wat voor bedrijven doen mee?
“We werken met een vrij breed palet aan mkb-bedrijven. Van start-ups tot gevestigde bedrijven. Van bedrijven die aanhangwagens verkopen, innovatieve nieuwe auto’s ontwerpen tot ingenieursbureaus op het gebied van gebouwinstallaties. Een vrij divers gezelschap dus. Zij kunnen bijvoorbeeld hulp krijgen bij de ontwikkeling van materialen of het aanboren van nieuwe markten. Daarnaast zijn er bedrijven die al langer bestaan en graag een overstap willen maken naar bijvoorbeeld een servicemodel. Wat je ziet is dat de echt grote bedrijven gespecialiseerde mensen in dienst hebben om de transitie naar circulair te begeleiden. Voor kleinere bedrijven is het een veel grotere uitdaging om aan te gaan. Waar grote bedrijven kunnen experimenteren met een bepaalde lijn, maken mkb-bedrijven vaak maar één product. Dat circulair maken is veel risicovoller.”

Hoe verloopt de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven?
“Het gaat wonderbaarlijk goed. We hebben twee bijeenkomsten gehad waar iedereen heel erg open in stond. Natuurlijk hebben we bij de keuze van bedrijven wel een beetje opgelet dat het geen echte directe concurrenten zijn. Die zouden dan nooit het achterste van hun tong laten zien. Wat uit de bijeenkomsten naar voren kwam is dat de bedrijven allemaal vergelijkbare vraagstukken kennen, ondanks hun verschillende achtergrond. Denk aan wet- en regelgeving, financiering of het gebrek aan financiële modellen voor circulaire bedrijfsvoering vanuit de bankwereld. Wat we hebben gezien is dat er ook kruisbestuiving ontstaat tussen bedrijven die met deze transitie bezig zijn.”

Waarom hebben jullie voor dit onderwerp gekozen in het project?
“Circulaire economie staat echt nog in de kinderschoenen. De hele omgeving waarin bedrijven werken is  nog grotendeels volgens het principe van de lineaire economie ingericht. Daarom hebben bedrijven andere bedrijven nodig, zodat er een soort ecosysteem ontstaat. Met deze 15 en andere MKB bedrijven in de regio willen we het ontstaan van een circulair ecosysteem stimuleren. Het loont altijd om partijen bij elkaar te zetten. De Rabobank had een circulaire challenge waarbij ze tien bedrijven begeleidde in de transitie naar circulaire bedrijfsvoering. Dat was eigenlijk een voorloper van dit project. Wat je zag was dat van de tien bedrijven vier elkaar al heel snel vonden om samen nieuwe business te maken. Circulaire economie ontstaat niet binnen bedrijven maar tussen bedrijven en samen met andere bedrijven. Het komt alleen tot stand als je partijen bij elkaar brengt en er samenwerking ontstaat. Kortom, die matchmaking organiseren is heel belangrijk.”


Wat is de rol van studenten erbij?
“Studenten kunnen hun stages of afstudeeropdrachten bij de deelnemende bedrijven volgen. Fontys heeft ook twee minoren waarin circulair ondernemen aan bod komt. We hebben een onderzoeksproject, daar doen ook professionals mee, zoals betaalde onderzoekers in dienst van Fontys. Als het kan schakelen we studenten in, bijvoorbeeld afstudeerders die we plaatsen bij bedrijven. In groepjes werken ze aan opdrachten. Elk bedrijf dat meedoet koppelen we aan één of twee buddy’s, studenten.”

In welk stadium van het project zijn jullie nu?
“In april was de kick-off. Nu zijn we bezig met een nulmeting. Die laten we uitvoeren door afstudeerders en onderzoekers bij alle bedrijven. Waar staan ze nu precies in de transitie naar circulair? Dan kunnen we daarna de rest van het project invullen. De volgende stap is om een groep experts in beeld brengen die meedenkt over wat de circulaire verdienmodellen zijn. Uit die theorie willen we uiteindelijk hapklare brokken maken voor bedrijven zodat ze die kunnen toepassen. Uiteindelijk willen we over twee jaar aan het eind van het project komen tot een inspiratiegids Circulaire Economie voor mkb-bedrijven. Hoe pak je het aan als je de transitie wil maken van lineair naar circulair ondernemen.”

Is er nog een rol weggelegd voor de overheid hierbij?
“Een volgend project zou zijn om de overheid erbij te betrekken. Bedrijven missen vaak de vraag vanuit de overheid naar circulaire producten of diensten. We zijn met vijf gemeenten het gesprek daarom aangaan. We zijn nu bezig om daarvoor een publiek project op te starten om hen de komende twee jaar te begeleiden bij circulaire inkoop en aanbesteding. Men wil wel, maar dan blijkt er toch te weinig kennis in huis te zijn, bijvoorbeeld wat voor mogelijkheden wet- en regelgeving te bieden heeft. Bestuurlijk heeft circulair inkopen vaak niet genoeg prioriteit, ondanks de collegeakkoorden.  We vermoeden dat het bij veel gemeenten nog een blinde vlek is. De gemeente richt zich vooral op de buitenwereld. Maar de eigen inkooporganisatie is ook heel belangrijk. Alle overheden bij elkaar kopen bijna net zo veel in als het bedrijfsleven. Het is dus goed om circulair in te kopen, daar ontbreekt het aan. De aanvraag voor dit project loopt nu.”

Leiden leert met de stad

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Waarom studenten fictieve onderzoeksopdrachten geven als in de stad de maatschappelijke vragen voor het oprapen liggen? Vanuit de City Deal is Leiden, samen met de Universiteit Leiden, de Hogeschool Leiden, gestart met het project Leren met de Stad. Daarin worden onderwijs en onderzoek gekoppeld aan initiatieven in de wijken. Kwartiermaker van de City Deal Marieke van Haaren vertelt.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Externe Verbinding.

Hoe gaat het met de City Deal in Leiden?
“Het gaat goed. We zijn eigenlijk pas heel kort geleden begonnen, afgelopen maart. Maar Leren met de Stad is niet helemaal nieuw. Ik ben verschillende projecten tegengekomen die al liepen de afgelopen jaren, waarbij studenten van de hogeschool of universiteit aan de slag gingen met een vraag uit de stad. Van de gemeente of een andere maatschappelijke partner.”

Kun je een voorbeeld noemen?
“Het afgelopen studiejaar hebben masterstudenten van de Master Honours Class ‘Social Innovation in Action’ bijvoorbeeld onderzocht hoe je bedrijfsdenken kunt gebruiken om sociale problemen in de stad op te lossen. Ze deden dat met het thema Kinderarmoede. In groepjes bedachten ze hoe ze een sociale onderneming konden oprichten om de naar schatting 2400 kinderen, die in Leiden onder de armoedegrens leven, te helpen. Het team dat won kwam met het idee van de Alt Bike. Minderbedeelde gezinnen kunnen voor maar drie euro per maand een Alt Bike huren, in kleur en maat naar keuze en met gratis reparatiedienst. Rijkere mensen betalen iets meer, zodat het bedrijf geen verlies maakt. Drie gezinnen samen financieren zo de fiets voor een arm gezin. Het idee achter dit concept was om de consequenties van armoede voor kinderen te verkleinen. Zij kunnen zonder fiets moeilijk meedoen aan sociale activiteiten. Van spelen bij vriendjes, feestjes tot sport.

Een ander voorbeeld is te vinden bij de opleiding Toegepaste psychologie aan de Hogeschool Leiden. Vanaf september gaan  studenten stage lopen bij wijkcentrum ‘Een Goede Buur’. Ze ondersteunen in hun stages wijkteams bij het beantwoorden van vragen van bewoners. Ook zullen ze onderzoek doen en dieper kijken naar wat er speelt in die wijk. Als je tien vragen krijgt over één thema weet je dat er daar iets groters speelt. Ze gaan vooral ondersteuning bieden bij de wijkcentra, maar mochten ze complexe vraagstukken tegenkomen dan gaan we kijken hoe we die interdisciplinair kunnen aanpakken.”

Dit jaar starten jullie met Leren met de Stad, het project dat volgt uit de samenwerking in de stad rond de City Deal Kennis Maken. Hoe ver zijn jullie er mee?
“Op 8 april hebben we de aftrap gegeven op een startbijeenkomst in PLNT Leiden, samen met gemeente, de hogeschool en de universiteit. We zijn bezig om maatschappelijke vraagstukken in kaart te brengen en ze te matchen aan onderwijs. Zo kan de stad profiteren van alle kennis van studenten en onderzoekers, en kan het onderwijs en onderzoek van de hogeschool en de universiteit worden verrijkt met maatschappelijke, relevante vraagstukken. Studenten gaan de stad in, om onderzoek te doen, hun kennis toe te passen en daarmee wijkinitiatieven te ontwikkelen of maatschappelijke partners te ondersteunen. We hebben nu mooie overzichten gekregen van vraagstukken waar we dit jaar mee verder gaan in de match tussen onderzoek en maatschappij. Maar ook met de gemeente. Welke thema’s kunnen bij welke ambtenaren beleggen? We willen good practices verzamelen.”

We hebben nu mooie overzichten gekregen van vraagstukken waar we dit jaar mee verder gaan in de match tussen onderzoek en maatschappij.

Wat is de volgende stap?
“Uiteindelijk is mijn beeld om het ook echt in reguliere vakken onder te brengen. Zodat je na de theorie zo de praktijk instapt. Zoals bijvoorbeeld het project ‘Een Goede Buur’. We willen de theorie en praktijk koppelen. Niet alleen de kennisinstellingen hebben kennis in huis, ook de maatschappelijke partners. Die willen we allebei samenbrengen. We hopen uiteindelijk dat we met het werken aan deze thema’s en vraagstukken Leiden beter en mooier maken. De denkkracht bundelen, daar heeft de stad behoefte aan.”

Wat voor structuur hebben jullie opgezet rond het project?
“Een belangrijke doelstelling voor dit samenwerkingsverband is dat het een duurzaam karakter heeft. Waar mogelijk bouwen we voort op eerdere projecten. Tussen de betrokken partners moeten dan ook duurzame relaties ontstaan. Hiervoor hebben we een klein projectteam opgezet van drie mensen. We zijn gevestigd in PLNT, een centrum gericht op ondernemerschap en innovatie, dat wordt gefinancierd door gemeente, hogeschool en universiteit. Hier bieden we al programma’s aan studenten aan, die gericht zijn op innovatie. Ook ondersteunen we startups. Leiden Kennisstad – de al bestaande samenwerking tussen Gemeente Leiden, Hogeschool Leiden, Universiteit Leiden en LUMC en – is cruciaal voor ons project, en is eigenlijk ook een soort ‘voorloper’ van de City Deal Kennis Maken. Vanuit Leiden Kennisstad is Lara Ummels, de kennismakelaar voor de vier partijen, ook een essentiële schakel.”

Studenten aan het werk in PLNT.

Wat zouden jullie graag zien op landelijk niveau in de City Deal? Waar liggen kansen voor verdere samenwerking?
“De meerwaarde van de City Deal is dat je ook kunt meekijken met andere steden. Je weet waar men nog meer mee bezig is in het land en daarover kun je met elkaar kennis uitwisselen. De lijntjes met elkaar zijn kort. Dat is heel waardevol. De kennisdagen vind ik dan ook heel erg nuttig.”

Wat heb je verder voor ambities?
“Mijn droom is dat we echt interdisciplinair samenwerken met de studenten van de universiteit en hogeschool. Ze kunnen veel van elkaar leren en elkaar mooi aanvullen. De universiteitsstudenten zijn meer gericht op onderzoek, die van de hogeschool zijn meer praktijk gericht en met toegepaste kennis bezig. Ik denk dat het wederzijds leerzaam kan zijn. Ik hoop echt dat we uiteindelijk activiteiten voor beide groepen kunnen organiseren en zelfs op langere termijn mbo erbij kunnen betrekken. Ik weet dat andere steden daar al verder in zijn. Ik ga kijken hoe ze het daar hebben georganiseerd.”