‘Steden spelen belangrijke rol in nationale voedselagenda’

In City Deal Voedsel werken drie ministeries, twaalf gemeenten en één provincie aan een gezonder, duurzamer en robuuster voedselsysteem in Nederland. Het is een van de City Deals die op de Dag van de Stad aanwezig zijn. Wethouder Victor Everhardt van Utrecht vertelt meer. ‘Ik wil dat iedere Utrechter de keuze heeft om gezond en duurzaam voedsel te eten.’

Waarom is het belangrijk voor Utrecht om deel te nemen aan deze City Deal?

“Utrecht doet mee, omdat er in onze stad en regio groeiende aandacht is voor gezond voedsel met een kleinere milieu voetafdruk met een duidelijke herkomst. We zien veel initiatieven ontstaan zoals het circulaire restaurant The Green House. In de economie en in de wetenschap is de sector food, health en life sciences booming. Kortom, er is een voedingsbodem voor vernieuwing. Stedelijke gemeenten, waar onder Utrecht, spelen een belangrijke rol in de nationale voedselagenda vanwege praktische uitvoering op lokaal niveau door overheid, maatschappelijke organisaties, ondernemers, kennisorganisaties en burgers samen. De kracht van stedelijke regio’s is dat er grote groepen consumenten wonen die een toenemende behoefte hebben aan gezonder en duurzamer voedsel waarvan zij weer weten waar het vandaan komt. Steden zijn levende proeftuinen met experimenten en ontwikkelingen, bijvoorbeeld met vernieuwende horeca- en cateringconcepten. Steden zijn belangrijke motoren voor vernieuwing. Deze leerervaringen zijn weer ‘voer’ voor de nationale voedselagenda.”

Wat levert het op?

“Kennis en ervaring delen is vermenigvuldigen. Ik vind het belangrijk om met de betrokken 12 steden, ministeries en provincie in de City Deal te leren van elkaar en te zoeken naar oplossingsrichtingen voor complexe voedselvraagstukken op stedelijk, regionaal en landelijk niveau. Zo hebben we recent ervaringen uitgewisseld over hoe we in het aanbestedingsproces de catering in de eigen organisaties gezonder en duurzamer kunnen maken. Deze uitwisseling doen we samen met bijvoorbeeld de Universiteit Utrecht en het Voedingscentrum die hier ook stappen in willen zetten. Zo zoeken we ook samenwerking op hoe we gezonde en duurzame voedselondernemers kunnen helpen met nieuwe business modellen. Ik wil onderzoeken welke mogelijkheden de omgevingswet biedt om het aanbod van gezonde en duurzame producten in de publieke ruimte te vergroten. En ik wil graag ruimte om te experimenteren met een scherper vestigingsbeleid voor horeca of detailhandel, bijvoorbeeld rondom scholen. Dit hebben we vanuit de City Deal gezamenlijk bepleit bij de voedselvisie en het Preventie Akkoord.”

Hoe is voedsel gelinkt aan een stad?

“Utrecht wil een stad zijn die de maatschappij van de toekomst nu ontwikkelt. We werken aan de gezondheid van mensen, een gezonde leefomgeving en duurzame economie. Voedsel is gelinkt aan alle drie. Voedsel maakt het verschil in diverse beleidsagenda’s. Van gebiedsontwikkeling en gezondheid tot economie en innovatie. Een mooi voorbeeld is de eetbare woonwijk Rijnvliet, waar we zoeken naar mogelijkheden, samen met de toekomstige bewoners, om het openbaar groen te realiseren volgens de principes van een voedselbos, en waar de nieuwe bewoners in een omgeving komen te wonen waar gezond en duurzaam voedsel vanzelfsprekend is. Andere voorbeelden zijn hoe we water drinken in wijken toegankelijk hebben gemaakt met watertaps, de vestiging van circulair restaurant The Green House, en gezonde sportkantines.

Hoe wordt in Utrecht concreet aan voedsel gewerkt?

“We hebben verschillende rollen in de voedselopgave. Als lokale overheid zijn we één van de partners in het voedselsysteem, naast ondernemers, opleidingsinstituten, maatschappelijke organisaties en burgers. Wij benadrukken het belang van de omgeving in het keuzegedrag van mensen voor gezond en duurzaam voedsel. In Utrecht gaat veel aandacht naar gezond verstedelijken vanwege de groeiopgave. Zo onderzoeken we hoe de voedselomgeving een handreiking kan bieden om gebiedsontwikkelingen invulling te geven. We werken aan het vormgeven van de voedselomgeving in omgevingsvisies, we onderzoeken mogelijkheden om de voedselomgeving te beïnvloeden in andere instrumenten zoals vestigingsbeleid voor de horeca, en we geven ruimte aan innovaties die bijdragen aan een gezonde en duurzame voedselomgeving in de stad, bijvoorbeeld in sportkantines. Parallel hieraan zoeken we de samenwerking met partijen op, bijvoorbeeld met horeca en sportverenigingen, om verandering van binnenuit te stimuleren. Dit doen we in een op te stellen gezondheidspact.”

Wat is je rol als wethouder? Welke ambities heb je?

“Ik wil dat iedere Utrechter de keuze heeft om gezond en duurzaam voedsel te eten. In het Utrechtse Coalitieakkoord ‘Ruimte voor iedereen’ staan verschillende ambities die hieraan bijdragen, zoals het stimuleren van lokale inkoop en circulaire economie. Het huidige voedselsysteem kent een breed scala aan problemen: van gezondheidsproblemen en milieubelasting tot robuuste business modellen, ‘eerlijke’ handel en minder verspilling. Deze problemen kunnen enkel in samenhang worden opgelost. Dit vraagt om betrokkenheid van alle partijen in het voedselsysteem, om gezamenlijk op zoek te gaan naar keten brede en sector- overschrijdende oplossingen. Ik zie een rol voor mijzelf als bestuurder in het bij elkaar brengen van partijen, in het goede gesprek met elkaar voeren, in experimenteren opzetten en leren met elkaar, en in gezamenlijk stappen zetten. Ik roep alle partijen op om mee te doen en samen aan de slag te gaan!”

Wat is de toegevoegde waarde van Dag van de Stad en de bestuurlijke uitwisseling hierbij?

“De Dag van de Stad biedt de mogelijkheid om met elkaar de dialoog te voeren over toekomstbestendige steden en regio’s. Over hoe steden eruit zien in 2050 en hoe we daar komen. Utrecht groeit bijvoorbeeld in twee decennia van 350.000 naar 430.000 inwoners, een groei van 20 procent. Deze groei realiseren we binnenstedelijk. Dit betekent dat de fysieke en sociale omgeving enorm gaat veranderen. Utrecht in 2050 heeft, als het aan mij ligt, een voedselomgeving van goede kwaliteit die bijdraagt aan biodiversiteit, gezondheid, klimaat, dierenwelzijn en duurzame economie. Om daar te komen staan we voor diverse opgaves die met elkaar samenhangen. Opgaves die vragen om transities in systemen als onze energievoorziening, de voedselvoorziening, de economie en in hoe we ons aanpassen aan een veranderend klimaat. Deze transities hangen samen en ze kunnen elkaar versterken. Dit vraagt om een integrale aanpak en intensieve samenwerking tussen álle overheden en samen met inwoners, ondernemers en kennisinstellingen. Ik vind het belangrijk om naast de maatschappelijke dialoog op het voedselvraagstuk ook als bestuurders met elkaar hierover het gesprek te voeren. Ik vind het belangrijk dat we hier met elkaar stappen in zetten, op inhoud en aanpak en daarom wil ik mij als ambassadeur hieraan verbinden.”

Welke stad wint de Nationale Autodeel Award op de Dag van de Stad?

Tijdens de Dag van de Stad op maandag 29 oktober wordt de derde Nationale Autodeel Award uitgereikt. De prijs wordt uitgereikt aan de gemeente die zich het meest inzet om het deelgebruik van auto’s te stimuleren en hierin de meeste versnelling weet te bereiken.

Aan de hand van de Rode Loper Factsheet onderzocht Natuur & Milieu in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat dertig gemeenten en hun aanpak van autodelen. Welke gemeente gaat er met de derde editie van de Autodeel Award vandoor? Is het Amersfoort, Amstelveen, Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Breda, Delft, Den Haag, Deventer? Of toch Edam-Volendam, Eindhoven, Enschede, Groningen, Haarlem, Helmond, Leiden, Nijmegen, Rijswijk, Rotterdam, Tilburg, Uden, Utrecht, Wageningen, Zaanstad of Zwolle? Je hoort en ziet het tijdens de Dag van de Stad, om 10:30 bij de stand van Agenda Stad. Er wordt tevens een award uitgereikt aan de gemeente met het beste autodeelproject van 2018.

De Rode Loper

De Rode Loper Autodelen biedt tips voor gemeenten om de groei van autodelen te versnellen. Denk aan informatievoorziening aan consumenten, aanpassingen in het beleid, de aanschaf van poolauto’s of pilots. De Rode Loper is opgesteld door zeven gemeenten die de Green Deal Autodelen ondertekenden: Amsterdam, Den Haag, Eindhoven, Nijmegen, Rotterdam, Utrecht en Zwolle.De factsheet bevat 15 tips voor gemeenten die autodelen willen versnellen. Ook onder andere Greenwheels en Mywheels werkten mee aan dit handige overzicht.

Lees meer over de Rode Loper en de Dag van de Stad.

Werken aan een duurzame wereld in de eigen stad

Twee jaar geleden hebben de VN de Sustainable Development Goals (SDG’s) opgesteld als nieuwe mondiale duurzame ontwikkelingsagenda voor 2030. Hoe moet je daar nu als stad binnen je eigen gemeentegrenzen vorm aan geven? Wobine Buijs-Glaudemans, burgemeester van Oss, leidt op de Dag van de Stad een deelcongres daarover.

Steden, groot en klein, zijn de spelers op het wereldtoneel in het vinden van de oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Zoals samenwerken aan een duurzamere wereld. Internationale samenwerking aangaan, over de grens kijken helpt daarbij. Hoe vind je de weg naar kennis, netwerken en subsidiemogelijkheden die er voor handen zijn? En wat levert het eigenlijk op?

Steden geven voorbeelden

In het Internationaal Programma, een deelcongres op de Dag van de Stad, komen verschillende steden in ons land aan het woord om te laten zien hoe zij bezig zijn met de SDG’s. Schiedam, Tilburg, Eindhoven, Haarlem en andere steden vertellen hoe zij internationaal en in Europa samenwerken en wat het hen heeft gebracht. Afsluitend is er tijd om contact te leggen en vragen te stellen over alles wat je altijd wilde weten over de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), de Europese Agenda Stad, DEALS, URBACT, Interreg en Eurotowns.

Burgemeester Wobine Buijs-Glaudemans van Oss

Over de grens

Die blik internationaal richten is heel belangrijk, stelt Buijs-Glaudemans. “Als stad, als lokaal bestuur, heb je de neiging om vooral binnen de eigen gemeentegrenzen te kijken. Door dat navelstaren zie je niet wat er in de rest van de wereld gebeurt en wat voor invloed dat heeft op de eigen stad, maar ook wat voor kansen dat oplevert. Via korte praktijksessies in het Internationaal Programma gaan we in op hoe we mensen bewust kunnen maken om via gemeenten met de VN-doelen aan de slag te gaan”, aldus de burgemeester.

Ook is het goed om te weten hoeveel steden over de grens doen aan die duurzaamheidsdoelen. Buijs-Glaudemans: “Nederlandse steden hebben vaak met hen internationale samenwerkingsverbanden. De VN-doelen zijn daarbij een leidraad voor de hele wereld. Ze zijn een taal om mee samen te werken.”

Oss zelf werkt samen met de Chinese stad Taizhou. Een van de onderdelen daarvan is het samenwerken van scholen. “We koppelen kinderen op onze scholen aan leeftijdgenoten in China. Via internet werken ze vanuit de eigen klas samen om Engels te leren. Daarbij leren ze tegelijk ook over de SDG’s.”

SDG’s in gemeentebeleid

In Oss hebben de duurzaamheidsdoelen een plek gekregen in de regionale economie. Net als veel industriesteden in Brabant, werd de stad sterk getroffen door de economische crisis van tien jaar geleden. Het vertrek van de farmaceutische industrie kwam hard aan, aldus Buijs-Glaudemans. Daarom richtte de stad zich op een andere sector, die van oudsher sterk was: agrifood. Oss heeft nog steeds het grootste buitengebied van Brabant met veel vee- en tuinbouwbedrijven. Osse agrifoodbedrijven hebben dan ook een belangrijke plaats op de regionale, landelijke en internationale markt.

“Het ondernemerschap zit in onze DNA”, aldus de burgemeester. “Welzijn en een wereld waarin niemand honger lijdt, behoren tot de belangrijkste duurzaamheidsdoelen. Hoe kunnen we daarvoor zorgen?” Met deze duurzaamheidsdoelen in het achterhoofd is Oss de weg ingeslagen naar gezonde, duurzame en economisch rendabele landbouw. Oss en de regio zijn een proeftuin voor de landbouw van de toekomst, voor ondernemers met visie en durf om innovatieve ideeën te ontwikkelen. Oss werkt onder meer samen met Agrifood Capital. “We hebben daar veel projecten van lopen. De SDG’s leveren ontzettend veel inspiratie op en het geeft enorm veel energie.”

Meer weten over de SDG’s, Europese subsidies, de Europese Agenda Stad en European Partnerships? Er zijn nog enkele kaarten voor de Dag van de Stad en het Internationaal Programma. Kijk snel op www.dedagvandestad.nl.

 

‘Fietsen biedt veel potentie voor stad’

Stefan Bendiks. Foto :Robert Goddyn

Hoe zorgen we ervoor dat de stad toegankelijk blijft voor mensen en goederen? Op het deelcongres De Mobiele Stad op de Dag van de Stad staat die vraag centraal. Stedenbouwkundige en architect Stefan Bendiks (Artgineering) ziet een stille revolutie ontstaan door de komst van de e-bikes. “Hoe maak je maximaal gebruik van de potentie van fietsen voor de stad?”

Waarom is De Mobiele Stad zo’n belangrijk thema?

“Mobiliteit bepaalt hoe de stad functioneert, hoe dynamisch die is. En dan als je het breder bekijkt gaat mobiliteit niet alleen om hoe je van A naar B gaat, maar ook over het ontsluiten van kansen en de economische ladder. De Mobiele Stad kent dan ook vele aspecten. Wat ik op de Dag van de Stad vooral wil laten zien is hoe je door de stad heen beweegt. Mobiliteit geeft de stad een look and feel. Het bepaalt hoe je de stad beleeft. Vanuit dat idee kijk ik vooral dan naar de fietsinfrastructuur. Fietsen vind ik een spannende manier van bewegen die de stad letterlijk ervaarbaar maakt. Ik heb een grote liefde voor fietsen, en denk dat we veel meer kunnen met de potentie daarvan in de stad.”

Dus fietsen staat centraal in je lezing die je doet op het deelcongres?

“Ja. In de sessie wil ik dan ook ingaan op allerlei leuke nieuwe ontwikkelingen, zoals dat steeds meer mensen fietsen naar hun werk, ook over langere afstanden. Dat is deels te danken aan de e-bikes, die een hele nieuwe doelgroep aanboren. Mensen, die dat voorheen niet deden, kunnen nu langer en verder fietsen. Voorheen was dat vooral weggelegd voor de  meer sportievelingen. De e-bikes maken veel meer mogelijk op het gebied van fietsmobiliteit en bieden veel potentie aan stedelijke ontwikkeling.”

Komt dat nu ook al terug in je werk?

“Ja. Ik ben nu bezig voor de gemeente Rotterdam om te kijken hoe je mensen in de noordrand van de stad, waar veel barrières, maar juist ook vele nieuwbouwlocaties liggen, ertoe krijgt verder en vaker te gaan fietsen. Zo hoeven mensen, die net buiten de stad zijn gaan wonen, niet per se een auto te kopen en wordt Rotterdam steeds meer een aangename milieuvriendelijke stad.”

Dus de focus op de Vinex wijken buiten de stad?

“Mobiliteit is echt een enorme opgave bij stedelijke ontwikkeling. Hoe zorg je ervoor dat mensen vanzelfsprekender op de fiets gaan in plaats van de auto pakken? Je ziet hoe dat bij de Vinex-locaties vaak is vergeten. Openbaar vervoer kwam er te laat of helemaal niet. Als er geen treinstation in de buurt is, laat je iedereen toch kiezen voor de auto. Zelfs bij Leidsche Rijn bij Utrecht, dat nu heel goed ontsloten is, kwamen het treinstation en de goede fietsroutes eigenlijk te laat.”

Wat je moet doen, is de fietsers verleiden dus?

“Dat wil ik laten zien in de sessie. Hoe maak je het fietsen niet alleen efficiënt maar ook leuk? Hoe maak een fietsroute aantrekkelijk? Vaak als je richting stad fietst kom je langs snelwegen, industrieterreinen, braakliggend gebied. Dit no-man’s land inspireert niet echt, en geeft bovendien geen gevoel van veiligheid. Hoe verleid je mensen er toch door te fietsen?  Het gaat om beleving. Maak de route dus zo mooi dat mensen er vanzelfsprekend door heen willen fietsen.”

Maar het moet toch ook vooral efficiënt zijn, de route zo kort mogelijk?

“Natuurlijk wil je een strakke fietsroute, met glad asfalt, maar die moet je ook goed aankleden. Zodat het landschappelijk mooi inpast, waarbij je leuke dingen onderweg ziet, en waar onderweg ook de nodige voorzieningen zijn, bijvoorbeeld dat ze langs kinderopvang komt, zodat je dat kunt combineren met je werk-woonverkeer. Bij de aanleg van fietspaden moet je daar dus ook rekening mee houden. Niemand fietst een route die ver weg is van voorzieningen, midden in een niemandsland, waar je je niet veilig voelt. Kortom, maak de fietsroute tot een stuk stad. Geef aandacht bij het ontwerp ervan. Denk niet alleen in termen van snelle infrastructuur, maar ook hoe de fietsroute aanvoelt.”

Komt dit terug in je sessie op de Dag van de Stad?

“Ja. In de sessie wil ik dat met het publiek verkennen.  Waar kies je voor? De snelle route of die iets langere route, die langs mooie natuur, water, bomen, komt, waar je onderweg reigers en andere dieren ziet. Waar ga je je geld instoppen als overheid? Dat snelle viaduct of opwaardering van de bestaande route, door bijvoorbeeld meer groen te plaatsen? Wat is de slimste investering? Op een verkeerskundige manier of in omgevingskwaliteit?”

Het thema op de Dag van de Stad is ‘stad in balans’? Wat betekent dat voor jou?

“Dat is een stad die in balans is met de verschillende manieren van vervoer. Er zijn nog steeds te veel auto’s in de stad. Ook moet er balans zijn tussen iedereen om deel te nemen aan dat vervoer. De lange afstand fietsers zijn nu vooral stoere sportievelingen. Allochtonen en vrouwen fietsen bijvoorbeeld veel minder. Hoe krijg je fietsen aantrekkelijk voor iedereen?”

Meer weten over de opmars van de e-bike of benieuwd naar andere stille revoluties? Zorg dan als de wiedeweerga dat je één van de laatste kaarten voor de Dag van de Stad bemachtigt op www.dedagvandestad.nl!

 

‘Maatschappelijke problemen houden zich niet aan gemeentegrenzen’

Boudewijn Steur in Den Haag. Foto: Valerie Kuypers

Boudewijn Steur is programmamanager Democratie en Bestuur van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Op de Dag van de Stad is hij dagvoorzitter van het deelcongres ‘De Samenwerkende Stad’, waar de rol van de stad als inspirerende partner centraal staat, zowel in de opschaling naar regionale aanpak als in wijk, in de relatie met actieve  inwoners en organisaties.

Wat wil je de bezoekers van het deelcongres ‘De Samenwerkende Stad’ meegeven op de Dag van de Stad?

Mijn belangrijkste punt is dat overheden het niet alleen kunnen, maar afhankelijk zijn van anderen. We zitten wat dat betreft echt in een netwerksamenleving. Stedelijke overheden zijn in hun presteren afhankelijk van de wijze en de mate waarin zij samenwerken met anderen. De kwaliteit van deze samenwerking tussen partners binnen de stad is bepalend voor de vraag of maatschappelijke problemen opgelost worden. Uit Amerikaans onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat tussen twee soortgelijke steden verschillen bestaan in hoeverre problemen worden opgelost. Die verschillen zijn eigenlijk alleen te verklaren in de governance binnen die steden. In de ene stad werkt de overheid nauw samen met inwoners, maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven. In de andere stad is dat niet het geval.

In hoeverre is de rol van steden de afgelopen jaren veranderd, als het om samenwerking gaat?

Je ziet dat de rol van steden in de afgelopen jaren sterk veranderd is. Het besef dat een stedelijke overheid het niet alleen kan, kom je overal tegen. Steden werken daarom samen met partners in de regio, maar ook binnen de stad wordt steeds meer met inwoners, kennisinstellingen, maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven samengewerkt. Dat vraagt om een andere werkwijze. Je bepaalt niet langer vanuit het stadhuis wat er gaat gebeuren, maar samen met partners kom je tot een gezamenlijke agenda. Van daaruit wordt vervolgens samengewerkt om problemen aan te pakken. Deze werkwijze zorgt er ook voor dat er gedeeld eigenaarschap is. Het is niet alleen het probleem van de overheid, maar van de stedelijke gemeenschap in zijn totaliteit. Wat ik bijzonder vind, is dat we steeds meer grenzeloos denken. De exacte gemeentegrenzen doen er niet toe. Dat is ook terecht, want maatschappelijke problemen houden zich ook niet aan die grenzen.

Komt dit door decentralisatie van overheidstaken of (ook) door andere ontwikkelingen?

De decentralisaties hebben dit proces in een stroomversnelling gebracht, maar dit was al langer gaande. Het komt doordat steeds meer vraagstukken op regionaal niveau spelen, als gevolg van schaalvergroting, ‘vernetwerking’, toenemende mobiliteit en globalisering. Het heeft ook te maken – om een ander aspect te noemen – met de individualisering. Mensen nemen in toenemende mate verantwoordelijkheid voor het oplossen van problemen; de overheid hoeft dat niet te doen. In dit licht kan ook de toegenomen mondigheid van inwoners worden benoemd. Inwoners laten van zich horen en – belangrijker – verwachten van de overheid dat die luistert. Dat zijn veel bredere ontwikkelingen dan de decentralisaties en deze hebben dan ook een veel grotere rol gespeeld aan die veranderende rolopvatting van de overheid. De decentralisaties in het sociaal domein sloten eerder aan bij dit proces, dan dat het als oorzaak moet worden gezien.

Is het vooral voor steden belangrijk zich als gelijkwaardige partner op te stellen of geldt dit ook voor andere overheden?

Nee, dat geldt voor alle overheden. Of het nou steden zijn, de provincies, het Rijk of Europa. We leven niet meer in een tijd waarin een strikt verticale sturing vanuit de overheid nog werkt. Dat sluit niet meer aan bij de belevingswereld van inwoners, maar miskent dus ook de werkelijkheid waarin de overheid niet in zijn eentje maatschappelijke problemen kan oplossen. Daar heb je andere partners bij nodig. Dat geldt van de overheid naar de samenleving, maar ook als overheden onderling. Je gaat erover of niet, is een devies dat tien jaar geleden misschien nog kan worden gesteld, maar tegenwoordig gaat dat niet meer. Ik vind daarom de programmatische aanpak die het Rijk heeft op bijvoorbeeld het Interbestuurlijk Programma erg interessant en veel meer aansluiten bij de werkelijkheid anno 2018. Dat geldt ook voor mijn eigen programma Democratie in Actie. Ook daarbij zoeken wij de samenwerking op met partners, zoals VNG, maar ook de beroeps- en belangenverenigingen en – uiteraard – individuele gemeenten. Dat is de werkwijze van de toekomst.

Ken je goede voorbeelden van steden die een innovatieve rol hebben gespeeld in de aanpak van een opgave, op regionaal of lokaal niveau?

Voorbeelden te over. Ik vind de City Deals die gesloten zijn tussen Rijk en steden een goed voorbeeld van hoe er op specifieke opgaven interbestuurlijk kan worden samengewerkt. Op regionaal niveau vind ik de U10 nog altijd een goed voorbeeld. De U10 is het samenwerkingsverband rond Utrecht, waar op een relatief lichte manier tussen verschillende gemeenten wordt samengewerkt, ook in wisselende samenstelling. Die samenstelling is afhankelijk van de specifieke opgave die voorligt. Op lokaal niveau zijn er natuurlijk ook tal van voorbeelden hoe gemeenten samenwerken met hun inwoners. De wat nieuwere loot aan de stam daarbij is het right to challenge, waarin inwoners specifieke taken van de gemeenten overnemen – uiteraard in goed overleg en vaak ook wel met een vorm van begeleiding. Maar het is natuurlijk geweldig om te zien dat er steeds meer mogelijkheden bestaan voor inwoners om zelf verantwoordelijkheden voor hun rekening te nemen.

Samenwerken als inspirerende partners’ is natuurlijk in essentie ook het uitgangspunt van City Deals en andere initiatieven zoals regiodeals of het Interbestuurlijk programma én van de Dag van de Stad. Hoe vind jij dat het initiatief van de Dag van de Stad hieraan bijdraagt?

Ik denk dat in een netwerksamenleving kennis steeds belangrijker wordt. Kennis over hoe je bepaalde zaken moet aanpakken, want het werken in horizontale netwerken is zeker niet eenvoudig. Neem bijvoorbeeld het samenwerken met je inwoners. Het klinkt allemaal eenvoudig en vanzelfsprekend, maar het is beremoeilijk. Hoe betrek je bijvoorbeeld alle inwoners? Hoe zorg je ervoor dat er geen verschillen ontstaan tussen wijken met mondige, hoogopgeleide inwoners en wijken met minder mondige inwoners? Welke participatievorm past het beste bij de opgave? Hoe ga je om met de verwachtingen van mensen? Dit zijn ingewikkelde vragen. Daar moeten wij als overheid over leren. Hoe doe je dat het beste? Wat kunnen we leren uit ervaringen van anderen? Daarvoor zijn dagen als deze onmisbaar. Om met elkaar het gesprek te voeren. Van elkaar te leren.

Op zoek naar de muzikale kleur van steden

Leo Blokhuis. (c) Foto: Rob Becker

Popkenner Leo Blokhuis, bekend van tv-programma’s als Top 2000 a Gogo en De Wereld Draait Door, schreef diverse boeken over popmuziek. Eén daarvan is City to City, waarin hij langs de steden trekt waar popgeschiedenis werd geschreven – van Los Angeles tot Londen. Op de Dag van de Stad duikt hij met beeld en geluid in popliedjes die over Nederlandse steden geschreven zijn. Welk beeld roepen ze op over de identiteit van Nederlandse steden, als je de liedjes in internationaal perspectief plaatst?

Wat is volgens jou de rol van steden voor muziek?

“Steden vormen de samenhang. Je komt elkaar tegen in de kroeg, als beginnend bandje op een lokaal festival of bij de repetitieruimte. Het is dan grappig dat sommige steden een bepaalde muzikale kleur krijgen. Hoe komt het dat Amsterdam in de 90’s vooral bekend stond als gitaarstad (naast de eerste Nederlandstalige hiphop) en Rotterdam juist als een r&b-stad?”

 Kun je kort vertellen wat je gaat doen op de Dag van de Stad?

“Ik ga daar de muziekscene van een aantal Nederlandse steden behandelen, waarbij ik vooral wil zoeken naar samenhang in muziek, muzikanten en de stad waar zij vandaan komen en werken. Hoe hebben de Italiaanse gastarbeiders met hun Napolitaanse liederen het Jordanese levenslied bijvoorbeeld beïnvloed? Wat is de invloed van de Pop Academie op de muziek uit de stad waar die gevestigd is, Tilburg? Of hoe werd Rotterdam juist een belangrijke r&b-stad? Is er iets te zeggen over de reden dat sommige steden zo’n duidelijke muzikale kleur hebben – en als ze die kleur hebben, welke is dat dan? Denk aan hiphop in Zwolle of de beat in Den Haag.”

Kun je wat voorbeelden al geven van popliedjes over (Nederlandse) steden?

“Natuurlijk kent iedereen ‘Oh Oh Den Haag’, ‘Aan de Amsterdamse Grachten’ of ‘Toen wij uit Rotterdam’ vertrokken. Maar dat is niet zo relevant in mijn verhaal. Het gaat mij dus meer om wat er muzikaal in een stad gebeurt en of daar samenhang in te ontdekken is.”

Het thema van de Dag van de Stad is ’stad in balans’. Wanneer is een stad volgens jou in balans?

“Als er een goede plek is voor bewoners. Dat lijkt een open deur, maar bijvoorbeeld in Amsterdam is dat niet meer zo. Daar worden de bewoners het centrum uitgejaagd door krankzinnige huizenprijzen, opgedreven door een huisjesmelkers met geld, die huizen als beleggingsobjecten zien in plaats van ruimten om in te wonen, en door Airbnb-ondernemers. Als er wel een plek is voor inwoners, dan is er ook een gezonde middenstand en ruimte voor kunst en cultuur.”

Benieuwd naar het verhaal van Leo Blokhuis? En naar stedelijke ontwikkelingen? Bemachtig dan snel een van de laatste kaarten voor de Dag van de Stad op maandag 29 oktober via Dedagvandestad.nl

 

‘De stad als een metabolisme in balans’

Carolien van Hemel, USI

Hoe kunnen we toe met minder fossiele brandstoffen en hoe kunnen we materialen nog beter hergebruiken? Op het deelcongres De Duurzame Stad op de Dag van de Stad heeft voorzitter Carolien van Hemel, directeur van het Utrecht Sustainability Institute, als doel dat alle aanwezigen drie inzichten en acties mee naar huis nemen na afloop. ‘De Duurzame Stad vraag om heel veel veranderingen, veel meer dan wat er nu allemaal gebeurt.’

Wat houdt dat precies in, De Duurzame Stad?

Van Hemel: “Een duurzame stad is een stad in balans, een stad die slim met zijn strategische voorraden omgaat, of het nu om materialen, water of warmte gaat.”

En daar gaat het gelijknamige deelcongres dus over?

“Ja, waarbij wij hebben ervoor hebben gekozen om dit jaar  twee thema’s uit te diepen. Ten eerste: hoe zorg je ervoor dat steden zo min mogelijk materialen inzetten, en weinig afval produceren. Ten tweede: hoe kunnen steden borgen dat de materialen die de stad gebruikt werkelijk duurzaam zijn. , Die thema’s werken we uit met workshops door pioniers op dit vlak, waarbij we vooral in gesprek willen gaan met het publiek dat ook een schat aan ervaring meebrengt. Het zal gaan over de circulaire stad, energie, vergroening en klimaatadaptatie. De Duurzame Stad is een stad in balans. We willen toe naar dat evenwicht.”

Dat klinkt mooi, maar is zo’n stad wel mogelijk?

“Het vraagt om heel veel veranderingen, veel meer dan wat er nu allemaal gebeurt. Kijk bijvoorbeeld naar de stad Utrecht. Die is vooruitstrevend bezig. Toch kan ook daar in de renovatie- en nieuwbouwprogramma’s nog veel meer worden gedaan aan duurzame energie, en verstandiger worden omgegaan met afvalstromen. De gemeenten willen wel, daarom is het mooi dat ze op de Dag van de Stad kennis en ervaringen kunnen uitwisselen. In ons paviljoen laten we dan ook ook partijen aan het woord die het al doen, die laten zien dat het ook echt kan. Pioniers die uit citrusafval stoffen extraheren om parfum mee te maken bijvoorbeeld. Dit is een mooi voorbeeld hoe je een laagwaardige stroom hoogwaardig kunt inzetten. Hoe gaat het met hun samenwerking met overheden? Waar lopen ze tegenaan? Hoe zorgden ze ervoor dat het van de grond is gekomen? En hoe kun je groter opschalen? Samenwerking en uitwisseling is erg belangrijk, en dat staat centraal op de Dag van de Stad.”

Wat is er nog meer te beleven op het deelcongres?

“We hebben een flink aantal sprekers op dit thema. Ten eerste zal Carolien Gehrels van Arcadis in de ochtend de Sustainable Cities Index 2018 bekendmaken. Ze komt dus een stuk nieuwe informatie neerleggen, en gaat in op ervaringen van wereldsteden bij duurzame, stedelijke ontwikkeling. In de middag gaat Marjan Minnesma van Urgenda in op steden die in haar visie de koplopers zijn in duurzaam materiaalgebruik en in hoogwaardig hergebruik. Hoe is de interactie met de gemeente? Zowel in de ochtend als de middag kun je verscheidene workshops volgen.”

Hoe past het thema Stad in Balans bij de Duurzame Stad?

“Dat thema staat bijna synoniem voor de Duurzame Stad. De stad is een metabolisme waar allerlei stromen inkomen, worden beheerd en uitgaan. Dat metabolisme moet in balans zijn zodat het ook op de lange termijn houdbaar is. Kun je oplossingen voorstellen die hieraan bijdragen? Voor alle steden geldt dat er oplossingen zijn, van jarenlang bewezen tot hoog innovatief, die helpen dit metabolisme in balans te brengen en houden. Denk aan het lokaal opwekken en gebruiken van duurzame energie, aan elektrische deelauto’s die rijden op zonne-energie en tegelijk het stroomnet ontlasten, aan het gezamenlijk inkopen en hoogwaardig hergebruiken van materialen.  Nederland blinkt uit in unieke pilots op dit gebied, dat zie ik in de duurzame innovatieprojecten waaraan ik dagelijks werk. De uitdaging is natuurlijk hoe je van pilots komt tot brede uitrol van deze oplossingen. Samenwerken, inspireren en kennisdelen zijn daarbij cruciaal. Daarom zie ik uit naar de Dag van de Stad.. ”

Waar kijk je naar uit?

“Ik kijk vooral uit naar de interactie tussen de sprekers die de laatste inzichten en cijfers meebrengen en de mensen in de zaal. Dat zijn weer de mensen die vanuit de dagelijkse praktijk en met veel ambitie aan deze thema’s werken. Die uitwisseling is heel interessant en belangrijk. Ik wil dat mensen maandag naar huis gaan met drie inzichten en acties die ze dinsdag zelf in praktijk gaan brengen. Op naar de stad in balans..”

 

Werken aan een duurzame mobiele stad

Den Haag, 4 september 2018 Robert van Asten is wethouder Mobiliteit, Cultuur en Strategie (MCS). Foto Martijn Beekman & Valerie Kuypers

Op de Dag van de Stad is wethouder Robert van Asten gastheer van een lunchsessie voor bestuurders over duurzame mobiliteit. Hij zal het gesprek leiden tussen vertegenwoordigers van overheden, bedrijfsleven, werkgeversorganisaties en belangenorganisaties als de ANWB. ‘Alleen als overheid ga je de slag niet winnen.’

Wat zijn de uitdagingen die spelen in de stad op het gebied van mobiliteit?

“Overal in het land blijven steden groeien. Mensen blijven namelijk naar de stad trekken. Mijn eigen stad Den Haag groeit bijvoorbeeld de komende jaren van 520.000 inwoners naar ruim 600.000 inwoners. Het wordt dus op datzelfde stukje grond steeds drukker, zeker als iedereen ook nog een auto meebrengt. Wil je dat? Zo nee, hoe richt je dat anders in? En ben je nu al blij met de balans die er is qua mobiliteit? Steden lopen tegen dit soort vraagstukken aan.”

Wat kunnen ze doen aan meer duurzame mobiliteit?

“Er is al zoveel meer mogelijk. Denk aan Mobility-as-a-Service, deelauto’s, elektrisch rijden, zelfsturende auto’s. Wat betekent dat voor het straatbeeld? En hoever mag en wil je gaan als overheid. Voor veel mensen geldt autobezit als vrijheid die kan worden afgepakt. Hoe krijg je meer mensen mee?”

Gaan jullie dat tijdens de lunchsessie bespreken?

“Ja. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we mensen verleiden om te kiezen voor andere manieren van mobiliteit? Daar ligt niet alleen een grote rol voor de overheid maar ook voor werkgevers. Gemeenten moeten ervoor zorgen dat mensen ergens goed kunnen aankomen. Door goede fietspaden aan te leggen. Werkgevers moeten ze stimuleren. Hoe faciliteer je je personeel? Hoe stimuleer je ze tot meer duurzame mobiliteit. Denk aan een fietsenplan of reiskostenregeling. Maar ook door ervoor te zorgen dat er kledingruimtes en douches aanwezig om mensen te laten opfrissen als ze met de fiets naar werk komen. Niemand wil stinkend in zijn pak op kantoor rondlopen.”

Wat betekent het thema van de Dag van de Stad ‘De stad in balans’ voor mobiliteit?

“De balans qua mobiliteit zit ‘m in de verhouding ruimte die wordt ingenomen door geparkeerde en rijdende auto’s en de vrije ruimte die voor een betere leefbaarheid zorgen. Bereikbaarheid is ongelooflijk belangrijk in een stad. Hoe kan je je verplaatsen? Hoe kan je goed bij je werk komen? Als er niet genoeg vervoersmogelijkheden zijn, en je niet op tijd op je werk kunt komen, belemmert dat uiteindelijk weer de economie. Daarnaast moet de leefomgeving veilig zijn. Hoeveel verkeer is er in de stad, hoe hard rijden ze, hoeveel auto’s mogen er worden geparkeerd in de straten? De vooroorlogse stadswijken puilen uit met geparkeerde auto’s, die zijn zeker niet ontworpen als parkeerterrein. Je kunt er ook voor kiezen om het anders in te richten, ook voor meer groen bijvoorbeeld. Dit zijn wel keuzen die je samen met bewoners maakt.”

Waar kijk je naar uit op de Dag van de Stad?

“Ik was er vorig jaar als raadslid en heb me toen ontzettend laten inspireren over onderwerpen als wonen, energiegebruik en smart cities. Juist op één dag kun je zoveel winkeltjes over stadsontwikkeling bezoeken. Er zijn interessante gesprekken voor iedereen die bezig is met het belang van de stad. Mijn doel in de lunchsessie is om ervoor te zorgen dat er echt met iedereen wordt samengewerkt. Alleen als overheid ga je de slag niet winnen voor een duurzamere mobiele stad. Ik hoop dat we de gedeelde belangen weten te vinden en daarop de samenwerking aan gaan.”

‘Citizen science op weg om een plek op kennisinstellingen en in de samenleving te claimen’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Als het gaat om de verbinding tussen kennisinstellingen en de stad zien we dat burgers daarin een steeds belangrijkere rol vervullen. Studenten, docenten en onderzoekers van hogescholen en universiteiten raadplegen inwoners van de stad bijvoorbeeld om cruciale informatie over een maatschappelijk probleem in een wijk te vergaren. En om nieuwe innovaties te testen met degenen die er uiteindelijk gebruik van zullen maken. Maar we zien ook steeds vaker dat burgers zelf kennis vergaren en die inzetten om bijvoorbeeld hun leefomgeving te verbeteren. Dit fenomeen wordt ook wel citizen science of burgerwetenschap genoemd. Hoe kunnen we deze beweging begrijpen? Hoe verhoudt burgerkennis zich ten opzichte van wetenschappelijke kennis? En welke plek kan burgerwetenschap innemen op kennisinstellingen en in de samenleving? Marcel Pleijte doet onderzoek naar citizen science bij Wageningen University & Research (WUR). We spraken met hem over zijn onderzoeksproject en de toekomst van citizen science.

Marcel Pleijte

Kun je wat vertellen over de opkomst van citizen science?

Citizen science is als verschijnsel niet per se iets nieuws. Vroeger deden burgers eigenlijk alle kennis op. Het feit dat het begrip citizen science in 1996 is geïntroduceerd en sinds 2008 zo populair is geworden, zegt niet dat burgerwetenschap er niet al eerder was. Voordat de wetenschap als instituut voet aan de grond kreeg en je van beroep wetenschapper kon worden, waren er al burgers die met wetenschap bezig waren. Maar het was nog geen officieel beroep. Met name in de tijd van de VOC veranderde dat in Nederland. Er kwam geld beschikbaar om wetenschap als beroep uit te oefenen. Door de eeuwen heen is wetenschap als instituut steeds meer in zichzelf gekeerd geraakt. Burgers werden nog wel eens geraadpleegd, maar de kloof tussen wetenschap en de samenleving groeide. Zelfs zo erg dat de wetenschap en de samenleving van elkaar vervreemd zijn geraakt. Het mooie aan deze tijd is dat daar verandering in lijkt te komen. Onder andere de transitie naar een participatiesamenleving, waarin van burgers wordt gevraagd meer zaken zelf te regelen, zorgt ervoor dat de wetenschap en samenleving weer meer naar elkaar toe bewegen en burgerwetenschap opleeft.”

Kun je een voorbeeld geven van citizen science?

“Er bestaan eigenlijk twee vormen van citizen science. Enerzijds, bestaat er burgerwetenschap dat bijdraagt aan wetenschappelijk onderzoek, ook wel contributed citizen science genoemd. Een voorbeeld daarvan is dat inwoners van een stad data aanleveren aan onderzoekers over welke vogels in hun tuin voorkomen. In dat geval zijn burgers een soort co-onderzoekers. De regie blijft bij de onderzoeker, maar de bewoners leveren wel een bijdrage aan het onderzoek. Anderzijds, bestaat er burgerwetenschap waarbij burgers veel meer zelf de touwtjes in handen hebben over het vergaren van kennis en het eigenaarschap over die kennis. Mijn onderzoek richt zich op die laatste vorm van burgerwetenschap.

Ik heb naar vier verschillende contexten gekeken waarin burgerkennis tot stand komt. Een daarvan was de Amersfoortse wijk Soesterkwartier, waar een groep bewoners zich verenigd heeft om energie te besparen. De bewoners merkten dat ze individueel niet optimaal energie kunnen besparen, maar veel beter door samen te werken. De groep is daartoe zelf kennis gaan vergaren en uitwisselen op het gebied van duurzame energie, bijvoorbeeld over zuinige cv-ketels. Een andere case werd gevormd door private grondbeheerders, die op hun eigen terrein allerlei kennis opdoen over het beheer van natuur. Het is echt prachtig om te zien hoe zij enorm gevarieerde natuur weten op te bouwen en onderhouden. En daarover kennis met elkaar uitwisselen. In Friesland heeft een stel grondbeheerders op basis van hun eigen ervaring en kennis een boek uitgebracht met praktijkvoorbeelden over natuurbeheer. Dat is natuurlijk ontzettend inspirerend voor andere burgers.”

In je onderzoek heb je gekeken naar de verschillende manieren waarop burgerkennis en wetenschappelijke kennis tot stand komen. Wat zijn de voornaamste verschillen die je ziet?

“Wetenschappelijke kennis is natuurlijk erg rationeel. Het is gebaseerd op theorie, komt tot stand op basis van wetenschappelijke methoden, het moet reproduceerbaar zijn, etcetera. Burgerkennis kan op een wetenschappelijke manier verzameld worden, maar ook op hele andere manieren. Je kunt bijvoorbeeld kennis vergaren van gezondheid en leefstijl op basis van ervaringen die je opdoet met voedsel. Je krijgt bijvoorbeeld buikpijn na het eten van een burger. We noemen dat ook wel ervaringskennis. Ervaringskennis is andere kennis dan rationele kennis, maar doet er wel degelijk toe. Vaak zegt ervaringskennis veel over wat er in de praktijk werkt en wat niet. Om daarvan een voorbeeld te geven: waterschappen baseren hun waterhuishoudingsplannen voor polders veelal op wetenschappelijke modellen. Boeren daarentegen richten zich op hun ervaringskennis om hun land droog te houden en gewassen te beschermen. De interventies die zij daartoe ontwikkelen, zoals afdammingen, werken soms beter in de praktijk dan de interventies die tot stand komen op basis van modellen. In dit licht attendeerde een promovendus bij Deltares waterschappen erop om met boeren in gesprek te gaan en hun kennis te gebruiken in de modellen.”

Burgerkennis wordt niet altijd even hoog gewaardeerd als wetenschappelijke kennis. Hoe zie je dat?

“Ik merk dat burgerkennis, zoals die van bewoners van het Soesterkwartier in Amersfoort of particuliere grondbeheerders, niet altijd past bij geïnstitutionaliseerde kennis. Soms botst het tussen de twee of levert het discussies op. Maar burgerkennis moet ook niet beoordeeld worden aan de hand van wetenschappelijke criteria. Het gaat echt om andere kennis. Die kennis is niet alleen relevant omdat die dicht bij de praktijk staat, maar ook omdat burgerwetenschap ontwikkeling en inzicht bij burgers nastreeft. Burgerwetenschap vergroot de expertise van burgers op onderwerpen die ze interessant vinden en bevordert sociale cohesie en saamhorigheid, doordat burgers veelal samen optrekken in het vergaren van kennis. Ook vanuit dat opzicht is burgerkennis ontzettend waardevol.”

Wat is de rol van citizen science binnen de WUR?

“Tot nu toe zie ik dat er vooral gebruik wordt gemaakt van contributed citizen science. Een mooi voorbeeld daarvan is het programma De Natuurkalender. Daarin geven burgers aan welke diersoorten zij waarnemen, in welke aantallen en op welke tijdstippen. Met die informatie dragen zij bij aan de wetenschap. Ik zie nog weinig dat onderzoekers burgerkennis opzoeken die echt van burgers is en door burgers zelf gegenereerd is. De discussie daarmee aangaan is spannend, omdat het de deskundigheid en integriteit van onderzoekers aan de kaak stelt. Stel dat onderzoekers claimen dat de bemesting van landbouwgrond de uitstoot van emissie X tot gevolg heeft en burgers stellen dat het vooral om emissie Y gaat. Hoe ga je daar als onderzoeker mee om? Ben je bereid om je onderzoeksmethoden te herevalueren en ruimte te geven aan de technieken van burgers in je onderzoek?”

Hebben de resultaten van je onderzoek nog verdere invloed op het beleid van de WUR op het gebied van citizen science?

“Ik hoop van wel, maar het is nog te vroeg om dat nu te stellen. Samen met collega’s probeer ik het thema citizen science via interne symposia meer uit te dragen op de WUR. En een aantal stagiairs polst bij vakgroepen hoe zij tegen citizen science aankijken. En welke rol citizen science in hun werk kan hebben.

Hoe zie je de toekomst graag voor je wat betreft de rol van citizen science binnen de WUR?

Ik vind dat citizen science nu nog teveel als een op zichzelf staand onderzoeksproject wordt benaderd, terwijl het eigenlijk door alle inhoudelijke thema’s waar de WUR zich mee bezighoudt heen zou moeten snijden. Burgerkennis kan immers voor al die thema’s een toegevoegde waarde hebben. Enkele redenen dat citizen science nog geen doorsnijdende rol speelt op de universiteit, zijn dat financiering erg verkokerd is en beleid op dit gebied nog verder ontwikkeld moet worden.

Voor mezelf zie ik een taak weggelegd om te laten zien wat citizen science kan betekenen voor de wetenschap. Via het contact met de vakgroepen hoop ik op meer medestand van collega’s te kunnen rekenen. Uiteindelijk zie ik graag dat de WUR citizen science strategischer en meer structurele aandacht geeft en het thema niet wegzet als zomaar een hype of trend. Als universiteiten citizen science niet pregnanter op de agenda zetten, vrees ik dat ze op een gegeven moment zullen vastlopen. Dan wordt de kloof tussen de samenleving en universiteit simpelweg te groot.”

Daarop voortbouwend, hoe zie je de rol van citizen science in de samenleving voor je?

“Ik denk dat er een machtsverschuiving plaats gaat vinden als het gaat om kennis. In verhouding tot wetenschappelijke kennis zal burgerkennis stappen zetten in de tegenmachtsfeer. Daar zien we nu al ontwikkelingen in. Zo heeft burgerkennis een enorme discussie op gang gebracht over de uitbreiding van vliegveld Lelystad. In de komende jaren wordt het vliegveld uitgebreid om de druk op Schiphol te verlichten. Daarmee zal er meer vliegverkeer ontstaan in de omgeving van Lelystad. Burgers hebben hun eigen geluidsmetingen van de bijbehorende laagvliegbewegingen naast formele geluidsmetingen gelegd. De gegevens van de burgers lieten zien dat de geluidsoverlast op sommige plekken heviger is dan de resultaten van het formele onderzoek beschreven. Zodoende dringen ze aan tot aanpassingen van de uitbreidingsplannen. Burgers zullen hun kennis steeds strategischer in weten te zetten. Wat dat betreft kunnen burgers nog veel leren van anarchistische en guerrillabewegingen. Niet alleen als het gaat om een tegenpool vormen, maar ook juist als het gaat om vernieuwing aanjagen.”

Is dit een call to action?

“Een beetje wel ja. Het mooiste is natuurlijk als er regelvrije ruimte wordt gecreëerd om te experimenteren. Maar soms moet je als burger richting gevestigde instituties ook wat recalcitrant zijn om echt te laten zien dat het anders kan.”

‘We kijken allemaal naar de groei en krimp van steden’

Onderzoeker Otto Raspe van het Planbureau voor de Leefomgeving. Foto: Pieter Verbeek.

Hoe kan een stad economisch succesvol zijn en tegelijkertijd leefbaar, een fijne plek om te wonen? Hoe houden we welvaart en welzijn met elkaar in balans? En van wie is de stad? Allemaal vragen die centraal staan in het deelcongres De Welvarende Stad op de Dag van de Stad op 29 oktober. Een van de sprekers daarbij is Otto Raspe, onderzoeker bij het Planbureau voor de Leefomgeving. ‘Hoe kunnen we de stadseconomie zo inrichten dat iederéén profiteert?’

Dit centrale thema speelt bij alle steden?

“Ja maar dat is overal anders in te vullen. Je hebt groeiers, zoals Amsterdam en je hebt steden met achterblijvende economische groei, zoals bijvoorbeeld Heerlen. Bij Amsterdam speelt eerder de vraag hoe ze daar de groei van de stad kunnen faciliteren, zonder dat de woningmarkt verder onder druk komt te staan, er segregatie optreedt of verdringing van bepaalde groepen. In Heerlen zullen ze meer bezig zijn met de vraag hoe je een bepaald welvaarts- en welzijnsniveau kunt behouden. Moeten we juist meer gaan bouwen of juist gaan slopen? Vanuit dit deelcongres De Welvarende Stad willen we in brede economische zin stedelijke groei behandelen, ook wat de sociale en ecologische repercussies zijn die daarbij komen kijken.”

Wat is jouw rol bij het deelcongres?

“Ik zal zelf een presentatie geven om het deelcongres mee te openen. Die gaat over de laatste studie van het PBL ‘Stedelijke regio’s als motoren van economische groei’, en hoe we grip kunnen krijgen op de groeiprocessen van steden. Ik focus op factoren waar stedelijk beleid iets mee moet, en geef een aantal casestudies daarbij. Eindhoven is een goed voorbeeld een groeistad. Kunnen we, en zo ja hoe, dat kunstje toepassen op andere steden? Dat licht ik toe.”

Waar kijk je zelf vooral naar uit?

“Waar ik naar uitkijk in dit deelcongres, maar ook op de Dag van de Stad in het algemeen, is dat mensen van diverse pluimage met elkaar praten over actuele thema’s. Vanuit verschillende invalshoeken delen we kennis met elkaar. Of het nu vanuit de praktijk is of vanuit de wetenschap, we kijken allemaal naar de groei en krimp van steden. Ik kijk uit naar de kruisbestuiving die ontstaat uit al die verhalen.”

Het thema van de dag is Stad in Balans. Wat betekent dat voor De Welvarende Stad?

De stad in balans betekent dat we zowel kijken naar de stad als naar de economie, zowel naar het sociale als naar het ecologische, zeg maar het klimaat en de energie. Kortom, we moeten breder kijken naar wat er allemaal in steden en regio’s gebeurt. Een balans moet er zijn tussen de verschillende groepen in de stad maar ook tussen thema’s en actoren. De stad gaat om mensen. Het is mooi dat die verschillende verbanden terugkomen op de Dag van de Stad en dat al die experts daar hun licht op laten schijnen. De grote vraag daarbij is wat werkt wel en wat werkt niet. Daar wil je van elkaar over leren.”

Waarom is dit deelcongres zo belangrijk?

“Het is interessant voor alle experts die bezig zijn met stedelijke en regionale ontwikkelingen, die zouden hier bij De Welvarende Stad hun kennis kunnen ophalen. We geven in korte tijd inkijkjes en overbruggen verschillende thema’s, zoals woningmarkt en economie, trickle down effecten en segregatie en de energietransitie.”

Heb jij je al aangemeld voor de Dag van de Stad en het deelcongres De Welvarende Stad of een ander deelcongres? Zo niet, lees meer en meld je aan op Dedagvandestad.nl