Betaalbare huisvesting voor iedereen in Europa

Sociale huurwoningen in Amsterdam Sloterdijk. foto CorporatieNL Flickr Creative Commons
Sociale huurwoningen in Amsterdam Sloterdijk. foto CorporatieNL Flickr Creative Commons

Als een van de eersten ging het Partnerschap Betaalbare Huisvesting twee jaar geleden van start in het kader van Europese Agenda Stad. Doel: betaalbare huisvesting bereiken voor iedereen in Europa. Samen met het ministerie van BZK neemt Aedes, de Nederlandse vereniging van woningcorporaties, vanuit Nederland deel aan dit Partnerschap. Wat doet het Partnerschap nu eigenlijk precies?

Al voordat het Pact van Amsterdam – waarmee de Europese Agenda Stad werd vastgesteld – vorig jaar mei werd aangenomen, zijn de ministeries van EU-lidstaten, Europese steden, de Europese Investeringsbank, de Europese Commissie en publieke en private organisaties, waaronder Aedes, van start gegaan met het partnerschap Betaalbare Huisvesting. Het was een van de vier Partnerschappen die als pilot begonnen. Sebastien Garnier is Belangenbehartiger Europese Zaken voor Aedes in Brussel en is vanaf het prille begin betrokken bij dit Partnerschap.

Hoe ging dat in het begin?
Garnier: “Niemand wist in het begin precies hoe we dit moesten invullen. De organisatie en werkwijze hebben we zelf moeten uitvinden. Dat betekende bij de start vooral aftasten hoe de verhoudingen lagen tussen lidstaten, EC en steden. Het Partnerschap had echt een Nederlands stempel, met plattere verhoudingen dan de bekende Brusselse hiërarchie. Inmiddels zit nu iedereen op gelijke voet aan tafel. Het gaat ten slotte om ons allemaal. En dat gevoel speelt ook als de Europese Commissie te veel dingen naar zich toetrekt. Het is dan ook de grootste winst van de Europese Agenda Stad dat er een multi-level governance is ontstaan die allerlei niveaus uitnodigt samen te werken. Zodat de ivoren toren in Brussel de ogen en oren opent voor de uitdagingen waar steden tegen aan lopen. Het mechanisme dat is ontstaan creëert signalen en geeft die snel door.”

Sebastien Garnier. Foto: Aedes.

Sebastien Garnier. Foto: Aedes.

Heeft dat al effect gehad?
“De eerste actieplannen zijn pas aangenomen, maar we zien nu al meer aandacht voor stedelijke uitdagingen rondom betaalbaarheid en beschikbaarheid van woningen. We verwachten dat dit in ieder geval blijft. Wij pleiten ervoor dat huisvesting meer aandacht krijgt.”

Waar zijn jullie momenteel mee bezig in het Partnerschip om dat voor elkaar te krijgen?
“Elke partnerschap moet uiteindelijk een actieplan opleveren. Daar zijn wij de laatste tijd heel erg hard mee bezig geweest. De Europese Agenda Stad richt zich op drie verbeteringen: die van regelgeving, kennis en Europese financiering. Als Aedes hebben we vooral veel bijgedragen aan de vraag hoe de regelgeving over publieke steun voor sociale en betaalbare huisvesting beter kan. We hebben gemerkt dat dit onderwerp erg leeft in Europa, vooral bij gemeenten. De huidige staatssteunregels van de Europese Unie zijn in de praktijk soms te strikt voor de sociale huisvesting en hebben dan een negatief effect op investeringen. Ze zijn echt aan vervanging toe. De herzieningsdatum is ook gepasseerd. Er moet meer flexibiliteit en vrijheid komen in die regels zodat de Europese wetgeving landen, en vooral steden, genoeg ruimte biedt om in te spelen op de lokale woningnood. Op dit moment knelt het daarin namelijk, vooral op lokaal niveau.”

Kun je daar een voorbeeld van noemen?
“Kijk bijvoorbeeld in ons eigen land. Juist in Nederland kennen we hele grote sociale huisvesting, vergeleken met andere landen. Tegelijkertijd kennen wij heel duidelijk een nationale inkomensgrens om daar in aanmerking voor te komen. Die inkomensgrens is in een Europees besluit vastgelegd na onderhandelingen en klachten uit Brussel. De strikte EU definitie voor sociale huisvesting is in het verleden door beleggers aangegrepen om (in Nederland, Frankrijk en Zweden) te dwingen de doelgroepen te versmallen. Daarom is een land als Nederland genoodzaakt om afspraken te maken met Brussel, terwijl je juist op lager niveau in gesprek zou moeten gaan om naar de behoefte te luisteren.”

Wat willen jullie precies met die regelgeving?
“Wij stellen voor om die definitie van sociale huisvesting te schrappen. De EU mag op basis van het Europees verdrag geen groot stempel drukken op de zogenaamde Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB) en dus de noodzakelijke doelgroepen voor sociale huisvesting in steden. Wat wij willen is de regelgeving overlaten aan de landen zelf, zodat iedereen zelf kan invullen wat ze met sociale huisvesting bedoelen. De Commissie heeft – als hoeder van de Verdragen – dan nog genoeg mogelijkheden om in te grijpen mocht het een grove schending zien in een lidstaat. De sociale noodzaak is immers lokaal ingegeven. We hebben daarover een Guidance Paper geschreven binnen het partnerschap.”

Geldt dat probleem overal?
“Nee, de huisvestingsstelsels verschillen erg van elkaar in Europa. Daarom is subsidiariteit van belang. In Oost-Europa heb je bijvoorbeeld hele andere problematiek. Er is daar weinig sociale huisvesting, en juist veel particulier woningbezit. Dat maakt het moeilijk voor de noodzakelijke (energie)renovaties van verouderde appartementsblokken. Die zijn daardoor moeilijk te organiseren en te financieren, ook niet met staatssteun. Dan moet je eerst nagaan of elk appartement niet ook een bedrijfje bevat in verband met de staatssteunregels. Het maakt het niet makkelijk. Oost-Europa heeft een cultuur van eigenwoningbezit: 90-95% van de mensen heeft een eigen woning. In Nederland is dat 60% eigen woning en 40% huur. Bij ons voelen gemeenten zich ook meer verantwoordelijk voor de huisvesting van de burgers. In Oost-Europa is dat minder vaak het geval. Daar wordt minder gepland en samengewerkt. Dan merk je toch hoe bevoorrecht wij zijn. Ga daarom de regels herzien, zeggen wij. Een nieuwe definitie moet meer rekening houden met de omstandigheden op lokaal of regionaal niveau.”

Is al gereageerd op jullie aanbeveling?
“Niet formeel. Maar ze volgen het op de voet. Eurocommissaris Vestager gaf onlangs in het Europees Parlement al wel aan dat, hoewel de bewording wel heel erg scherp is in het Europees Besluit, beleid gericht op sociale mix, -gemengde wijken-, en sociale cohesie toegestaan is als DAEB-taak. Dankzij dit Partnerschap is die discussie opgestart.”

Wat doen jullie nog meer in het Partnerschap?
“Voor veel mensen zijn de EU-regels onduidelijk en lastig te volgen. We willen dus ook kennis overdragen. Dat doen we via een aantal workshops waarin we lokale en nationale overheden laten zien hoe ze kunnen omgaan met staatssteunregels. Waarschijnlijk worden die in het voorjaar opgestart. Daarnaast verzamelen we best practices van betaalbare huisvesting. We hebben daarvoor een database opgezet, waarin we voorbeelden uit allerlei landen verzamelen. Verder hebben we twee studies gedaan vanuit het Partnerschap. Hoe zitten de stelsels in elkaar, hoe wordt huisvesting gefinancierd? Bij de ene studie bekijken we de situatie in West-Europa, bij de ander die van Oost-Europa. Er wordt nog gewerkt aan de aanbevelingen. Maar wat er bijvoorbeeld uitkomt is dat Europees beleid – dat zich in het algemeen richt op marktwerking, vrij verkeer en handel – huisvesting niet alleen als een markt moet behandelen. Het zou goed zijn als landen en steden meer nadenken over hún woonvisies binnen een coherent Europees stedelijk beleid. Er is ook een ander Europees toezicht nodig op de economische stabiliteit van woningmarkten in de lidstaten. Tot nu zijn de analyses wel heel erg macro en nationaal. Europese aanbevelingen houden weinig rekening met lokale en regionale verschillen. En die zijn enorm, zelfs in een klein landje als Nederland. Als laatste willen we Europese fondsen bekijken. Daar hebben we nog niet echt iets over staan in ons actieplan. In ieder geval heeft een van de partners, de Europese Investeringsbank (EIB), aangegeven steeds meer sociale huisvesting in Europa te willen financieren. Dat hebben we zeker meegenomen.”

En nu?
“Onze eerste set aanbevelingen is aangenomen door de DG’s van de stedelijk ministeries en worden doorgestuurd naar de Europese Commissie. Ook zullen we ze bespreken tijdens het komende Cities Forum in Rotterdam (27 en 28 november), waar verschillende partnerschappen hun actieplannen presenteren en workshops erover organiseren. De Europese Commissie kan het initiatief nemen om op basis van onze voorstellen nieuw beleid voor te stellen of te herzien. Dat moet wel snel gebeuren, want binnenkort valt het daar langzaam stil in verband met de Europese verkiezingen in 2019. Ik ben benieuwd hoe het verder uitpakt en serieus wordt genomen zoals vermeld staat in het Pact van Amsterdam. De rol van Nederland en BZK is voor de Europese Agenda Stad heel belangrijk geweest. Er is heel veel energie in gestoken en dat is goed verlopen sinds het Pact van Amsterdam. Dat zie je terug in dit partnerschap en de hele ondersteuning eromheen. In 2018 staat het laatste overleg gepland in dit Partnerschap maar we horen nu al de vraag waarom we dit zouden opheffen terwijl er nog veel werk te doen is. Dat is een goed teken.”

Lees meer over het Partnerschap op de website van Urban Agenda.

‘Alle klokken gelijk in een City Deal’

De Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) heeft een essay geschreven over de City Deals van Agenda Stad. Bij de transitieopgaven waar deze deals over gaan vindt samenwerking plaats op allerlei schaalniveaus: van nationaal, regionaal en lokaal tot internationaal. De grootste uitdaging zit hem in het samenbrengen van elkaars tijdspad. ‘Het gaat vooral om multi-temporal governance.’

Onderzoekers Jorren Scherpenisse en Martin Schulz hebben de City Deals in het essay ‘Werken met City Deals- invulling geven aan multi-temporal governance’ vanuit bestuurskundig perspectief onderzocht aan de hand van gesprekken met DG’s, directeuren en projectleiders. ‘In ons essay reflecteren we vanuit politiek-bestuurlijk perspectief op deze bijzondere werkwijze ”, stelt Scherpenisse.

Geen instrument, maar werkwijze

JorrenScherpenisse. Foto: NSOB.

Jorren Scherpenisse. Foto: NSOB.

Wat ze meteen benadrukken in hun essay is dat de City Deals niet als instrument moeten worden bekeken, maar als werkwijze. Met deze werkwijze kan de Rijksoverheid bijdragen aan het initiatief van steden om te komen tot duurzame maatschappelijke transities. “Het is misleidend om ze puur als instrument te zien”, legt Jorren Scherpenisse uit. “Er staat bewust weinig op papier, het gaat om een proces dat zowel voor als na de ondertekening niet vast staat. Het loopt bij elke deal anders. De bestuurders vanuit de verschillende partijen zoeken de ruimte voor wat nodig is.”

Van klimaat, energie, veiligheid, gezondheid tot de economische concurrentiepositie. Er liggen allerlei grote veranderopgaven waar steden hun transities in moeten maken.  “Wat je ziet is dat overheden het niet alleen kunnen, het Rijk niet, maar ook de steden niet. Ze zijn alleen te realiseren in samenwerking met vele partners, zoals bedrijven, maatschappelijke organisaties en verschillende overheden”, legt Martin Schulz, co-decaan van de NSOB uit. Deze multi-level governance krijgt veel waardering, onder meer door het nieuwe kabinet die in het nieuwe regeerakkoord zegt verder te willen gaan met de werkwijze van de City Deals.

Multi-temporal governance

Maar de onderzoekers van de NSOB laten nog een andere dimensie zien van de City Deals: de samenwerking in deze deals gaat ook om sturen op en in de tijd. Ze zijn een vorm van multi-temporal governance. “Het gaat bij de City Deals niet alleen om het juiste plan, de juiste partijen en de juiste plek, maar ook om de juiste tijd. Al die partijen die samenwerken hebben hun eigen urgente momenten, stippen op de horizon en begrotings- of verkiezingscycli”, benadrukt Jorren Scherpenisse, onderzoeker van de NSOB en promovendus op het thema tijd en bestuur. “De ene partij zit op die transitieopgave nog in een verkenningsfase, terwijl de ander juist al resultaat wil boeken. De partijen zijn het eens over de inhoud, maar niet per se over de tijd. Dat zien wij als een van de belangrijkste opgaven voor de City Deals. Vaak gaat het mis in bestuurlijke samenwerking doordat partijen zich in een andere fase bevinden, zoals je vaak ziet wanneer verkiezingen de samenwerking doorkruisen. Als de klokken van partijen niet gelijk staan en tijdbelevingen verschillen kan samenwerking zelfs tot stilstand komen. Waar de ene partij bezig is de lange lijnen uit te zetten, heeft de ander nu succes nodig om de inzet te legitimeren. Hoe breng je dat bij elkaar? Hoe kun je voortgang maken bij verschillende snelheden?”

Slim benutten van momenten

Martin Schulz. Foto: NSOB.

Martin Schulz. Foto: NSOB.

Daarvoor laat het NSOB-essay verschillende strategieën zien. Scherpenisse: “De start van elke City Deal wordt gemarkeerd door een feestelijke ondertekening, waarbij de partijen dat samen vieren op een podium. Dat geeft een flinke boost aan het thema. Maar vaak is de ondertekening niet het eindpunt van onderhandelingen, maar pas het begin. Met als risico dat partijen daarna verschillende kanten op willen, of toch andere thema’s prioriteit geven. Het feest is al gevierd, maar de samenwerking moet nog van start gaan. Na de ondertekening wordt het dus een opgave van synchronisatie van tijd tussen de verschillende partijen. Als dat lukt kunnen in de City Deal mooie resultaten worden geboekt. Dat kan bijvoorbeeld door het slim benutten van momenten. Denk aan het vieren van tussenresultaten en het afstemmen van tijdhorizonnen, zoals het formuleren van toekomstambities en doelen, waarmee je een gezamenlijk gevoel van urgentie bereikt. Het is een combinatie van concreet inhoudelijk bezig zijn en tegelijk de ruimte gaandeweg ontdekken in de tijd. Het gaat ook om afstemming van snelheden. Wanneer mag er worden geëxperimenteerd en wanneer wordt er opgeschaald? Door dat goed af te spreken ontstaat er ruimte voor verkenning en ontstaat er vermogen om te versnellen wanneer het kan.”

Door bijvoorbeeld een tijdsperiode af te bakenen voor fasen in de samenwerking kun je de verschillende cycli overbruggen van de partijen, voegt Scherpenisse toe. Zodat er een gemeenschappelijk proces ontstaat van agenderen, verkennen, uitvoeren en evalueren. “De kern is dat werken met deals synchronisatie tussen publieke en private partijen mogelijk maakt in de tijd, waardoor grote veranderopgaven die niet door regels of geld van de minister gerealiseerd kunnen worden tot stand worden gebracht in een coalition of the willing. In de City Deal kun je profiteren van elkaars momentum, er kan worden meegelift op de snelheid van anderen en samenwerking kan een katalyserende werking hebben.”

Voor bewindspersonen biedt het voortzetten en verder brengen van werken met City Deals dan ook winstkansen voor de volgende kabinetsperiode, aldus de auteurs. Keerzijde is dat er in de deal ook beperkingen zijn om in termen van timing en tempo eigen keuzes te maken en afwegingen te maken, los van andere partijen.

Grote transities

De City Deals zijn vooral bedoeld voor bijzondere opgaven, de grote transities, concluderen beide onderzoekers. Juist daar is een andere werkwijze nodig die niet volgens de traditionele departementale ritmes, routines en procedures gaat, maar juist ruimte maakt buiten de gebaande paden en kaders. De deal moet daarom niet te regulier worden. Schulz: “De kunst is om het werken met City Deals door te ontwikkelen tot een vanzelfsprekende werkwijze voor bijzondere opgaven. Andere instrumenten moeten we dan ook gewoon blijven gebruiken, zoals PPS, akkoorden, pacten, convenanten en al die andere instrumenten.”

De City Deal Inclusieve Stad is een interessant voorbeeld, vindt Scherpenisse. “De kwestie van multiprobleemgezinnen is een probleem van meerdere partijen. De partijen in de Deal waren hier al veel langer mee bezig, maar na de decentralisaties kwam er een momentum om hiermee ook samen met het Rijk een grote stap te maken. In de Deal is dit momentum verzilverd. Door al die aandacht en de experimenten uit die City Deal komen er concrete oplossingen in het sociaal domein naar boven. Nu nog lokaal, maar straks kunnen die ook op grotere schaal worden benut. Ze dragen bij aan de flow rond dit thema.”

Als een tandwiel

“Een City Deal is dan ook als een tandwiel in een raderwerk”, aldus Schulz. “Het zorgt ervoor dat de raderen in samenhang gaan draaien. Kijk naar de City Deal Binnenstedelijk Bouwen en Transformatie. Daar werd samen ontdekt dat parkeernormen een struikelblok zijn voor binnenstedelijk bouwen. Dan kun je dat kenbaar maken en opschalen en zo op allerlei plaatsen projecten in beweging laten komen door deze ene interventie.”

Natuurlijk loopt niet bij alle City Deals het proces even soepel. Vaak ging er na de ondertekening weer een onderhandelingsproces van start. Of partijen focusten te veel op eigen thema’s waardoor de tijdlijnen uit elkaar gingen lopen.“Belangrijk is het dat je steeds blijft zoeken naar synergie en synchronisatie”, aldus Scherpenisse. “Ook al heb je geld, genoeg mandaat en doorzettingsmacht, als partijen elkaar niet vinden in de tijd kan het mis lopen. Dat betekent niet dat alles tegelijkertijd moet of vooraf kan worden gepland, integendeel. Maar wel dat partijen proberen om elkaars tempo te faciliteren, in staat zijn om het momentum vast te houden en als katalysator te fungeren. Steeds met als achterliggend doel om niet alleen in de Deal resultaten te boeken, maar vooral op langere termijn bij te dragen aan transities. Multi-Temporal Governance is een strategische opgave wanneer al die partijen gezamenlijk willen bijdragen aan een transitie.”

Het NSOB essay ‘Werken met City Deals; invulling geven aan multi-temporal governance’ van Jorren Scherpenisse, Martin Schulz en Mark van Twist, is vanaf 30 oktober te vinden op de website www.nsob.nl/denktank.

1 bijlage

Lopen en vergaderen tegelijk. Het kan in de stad.

Martine de Vaan (projectmanager gebiedsontwikkeling en duurzame innovatie bij het Rijksvastgoedbedrijf) geeft tijdens de Dag van de Stad op maandag 30 oktober de workshop Walking Being. ‘Niet alleen je stemming wordt er beter van, maar ook je creativiteit.’

“Hier wandel ik vaak: het Malieveld in Gemeente Den Haag. Heerlijk dat dit groene gebied dichtbij mijn werkplek ligt. Het is ideaal voor korte werkoverleggen. Je kunt hier ongestoord met drie mensen naast elkaar lopen. Voor langere overleggen wandel ik door naar het Haagse Bos. Het lopen geeft letterlijk en figuurlijk dynamiek. Niet alleen je stemming wordt er beter van, maar ook je creativiteit. Daarom wilde ik bewijzen dat het kan: 7 km per dag lopen zonder dat het tijd kost. Dat lukt nu 2,5 jaar, door het te combineren met dingen die ik toch al deed. Zo kan een half uurtje bijpraten over een project prima lopend. Ook als ik met vrienden in de stad afspreek, gaan we eerst wandelen en daarna naar een restaurant.”

Werkrelaties versterken

Zowel de werkresultaten als de werkrelaties versterken als je op een werkdag meer beweegt, zo blijkt uit onderzoek van bijvoorbeeld de universiteit van Stanford. “Daarnaast vraagt afspreken in de buitenlucht niet meer, maar ándere voorbereiding”, stelt De Vaan. “Je zult merken dat een wandelbespreking beter is voorbereid. Je komt snel tot de kern en als aantekeningen belangrijk zijn, spreek je ze onderweg in of zet je ze daarna even snel op een rij.

Sinds De Vaan zoveel buiten is, kijkt ze anders naar stedenbouw want het valt op waar er weinig wordt gedacht vanuit de voetganger. “Zo zijn groene wandelrondjes belangrijk als je lopen in het dagelijks leven wilt integreren. Ik zal tijdens de Dag van de stad dan ook een warm pleidooi houden voor die wandelroutes door de stad, ook nabij kantoren. Dat vraagt wat van de stadsplanning en ontwikkelingsplannen maar zal zich terugverdienen in blijere en gezondere mensen.”

Martine de Vaan (projectmanager gebiedsontwikkeling en duurzame innovatie bij het Rijksvastgoedbedrijf) geeft tijdens de Dag van de Stad op maandag 30 oktober de workshop ‘Walking Being’: https://www.dedagvandestad.nl/blokkenschema/#
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op de Facebookpagina van het Ministerie van BZK.

‘Van steenkool naar zonneauto’

Als directiesecretaris en als ‘diplomaat van de stad’ is Denis Crompvoets betrokken bij een project van het steden-netwerk van grote gemeenten van Nederland over hoe we de innovatiekracht van het midden- en kleinbedrijf verder kunnen vergroten. Op de aankomende ‘Dag van de Stad’ in Gemeente Utrecht laat hij in vijf stappen zien hoe regio’s daar meer grip op krijgen. 
“Als ik honderd jaar geleden hier door de poort was gelopen, had ik dat gedaan in een stroom van mijnwerkers. Nu loop ik door deze poort midden in een groep internationale studenten en stuit ik meteen op de zonneauto in de centrale hal. Op het chemiepark Chemelot hier in Sittard-Geleen, met daarop gevestigd de Brightlands Chemelot Campus, wordt in de voorhoede van de energietransitie gewerkt. Zo is de folie op de zonneauto van de TU Delft, die onlangs won in de Solar Challenge, hier ontwikkeld. Als directiesecretaris en als ‘diplomaat van de stad’ ben ik betrokken bij een project van het steden-netwerk van grote gemeenten van Nederland over hoe we de innovatiekracht van het midden- en kleinbedrijf verder kunnen vergroten. Op de aankomende ‘Dag van de Stad’ in Gemeente Utrecht laten we in vijf stappen zien hoe regio’s daar meer grip op krijgen. De inspiratiebron daarvoor is de het chemiepark Chemelot met de Brightlands Chemelot Campus. Het bijzondere van dit terrein is de centrale plaats die het bedrijfsleven inneemt in de nauwe samenwerking met o.a. de universiteiten van Maastricht en Aken. Hierdoor zijn de grenzen tussen gevestigde producenten, dienstverlenende bedrijven en deelnemende organisaties sterk en transparant.
Toen hier nog steenkool werd gedolven, was dat van niet al te beste kwaliteit. Men werd daarom al vroeg gedwongen om na te denken over andere vormen van bedrijvigheid. Dat is ook wat de geschiedenis van dit terrein ons leert: je moet veranderingen voor zijn en niet wachten tot deze je overkomen. Chemelot werd na de steenkool een complex voor petrochemie en zie waar we nu zijn: vooraan in de energietransitie. Het is een bron van economische groei, wat goed is voor onze regio en voor de BV Nederland.”
Denis Crompvoets (directiesecretaris Sittard-Geleen & G32 coördinator), is een de deelnemers van de Dag van de Stad op 30 oktober: https://www.dedagvandestad.nl/
Website Chemelot: https://chemelot.nl/
Dit artikel verscheen eerder op de Facebookpagina van het Ministerie van BZK.

‘Veiligheid en leefbaarheid terug in de wijk’

Van criminele families die zich onaantastbaar wanen tot problemen als veiligheid, schulden en eenzaamheid. Maastricht werkt op meerdere fronten aan verbetering van haar kwetsbare wijken, onder meer via de City Deal Zorg voor Veiligheid. Samenwerking met andere partners is daarbij cruciaal.

Dat het niet zo goed gaat met de kwetsbare wijken in ons land, bleek onlangs uit onderzoek in opdracht van de G32. Mensen met schulden, psychiatrische problemen, vroegtijdig schoolverlaters en asielzoekers wonen weer vaker bij elkaar in één buurt. Sinds 2012 is bijna de helft van de inwoners van achterstandsbuurten er qua leefbaarheid op achteruitgegaan. Kortom, er is dringend weer een nieuwe impuls nodig.

In Maastricht kunnen ze daarover meepraten. De oudste stad van Nederland kampt de laatste jaren met een aantal moeilijke wijken, waar allerlei problemen samenkomen.

Criminele families

Een deel van die problemen wordt veroorzaakt door een aantal families, die in de beleidsstukken bekendstaat als ‘de Onaantastbaren’. “Nu vormen ze een groep van 52 mensen die verdeeld over twee wijken in Maastricht de boel terroriseren”, vertelt Manon Reckin, projectleider Aanpak Onaantastbaren van de afdeling Veiligheid van Maastricht. “Ze rekruteren jongeren uit sociaal zwakke milieus als hun ‘soldaten’ en maken zich stelselmatig schuldig aan winkeldiefstallen, overvallen en intimidatie van buurtgenoten en professionals.”

Maastricht. Foto: Pieter Verbeek.

Ze claimden de toegang tot de woningen van buurtbewoners om ze te gebruiken voor criminele activiteiten. Velen van hen durfden alleen nog maar via de achterdeur naar buiten, om de familie maar niet te hoeven tegenkomen. Wie niet meewerkt wordt bedreigd of zelfs mishandeld. Er ontstond een situatie waarin een aantal mensen zich onaantastbaar waanden. Zij creëerden een soort vrijstaat waar zelfs officiële instanties niet meer graag kwamen.

Omdat gemeente en politie de familieleden niet of moeilijk konden aanpakken, groeide hun gevoel van onaantastbaarheid. “In tegenstelling tot veel multiprobleem gezinnen betalen ze bijvoorbeeld altijd keurig de huur”, vertelt Reckin. “Overlastmeldingen krijgen we ook nauwelijks. Buurtbewoners durven dat niet te melden. Het werd zo erg dat hulpverleners en wijkwerkers de families links lieten liggen en alleen de politie nog contact met ze onderhield. Er heerste echt een oorlog tussen de politie en de Onaantastbaren. Sommigen zaten graag hun straf uit, dan kwamen ze weer naar buiten om opnieuw te beginnen met schone lei.”

Nieuwe manier van werken

Vier jaar geleden was de maat vol. De Maastrichtse politie gaf een noodsignaal af. Er moest wat gebeuren. Onder regie van toenmalig burgemeester Onno Hoes voerde de politie twee jaar geleden een groot onderzoek uit, waarbij in één jaar tijd 109 aanhoudingen werden gedaan en 44 verdachten gearresteerd. Goed voor 373 strafbare feiten. Na deze succesvolle klapper ging de ambitie verder, namelijk om de veiligheid en leefbaarheid weer terug te brengen in de wijken, waar de Onaantastbaren hun terreur uitoefenden. Repressie moest plaats maken voor een nieuwe aanpak, waarbij zorg en preventie voorop stonden. Daarvoor moesten wel alle partners gaan samenwerken. Reckin werd aangesteld als projectleider om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen. Om dat voor elkaar te krijgen moest er eerst bij iedereen hetzelfde urgentiebesef komen, vertelt ze. “Daarom hebben we een film gemaakt die alle hulpverleners wakker moest schudden. Sommige professionals hadden het over ‘boefjes’, die af en toe een fiets stalen. Op de beelden zag je hoe die zelfde boefjes roofovervallen en inbraken uitvoeren en dan recht in de camera hun middelvinger opsteken. Dat openden de ogen. Dat urgentiebesef was een belangrijke eerste stap.”

Manon Reckin en Anouk Crapts van de gemeente Maastricht. Foto: Pieter Verbeek.

Ook het commitment dat werd geëist hielp daarbij. “We hebben nu gesprekken met de gezinnen”, vertelt Reckin. “Ze weten dat we hen prioriteit hebben gegeven en dat ze ons niet meer, zoals voorheen, tegen elkaar kunnen uitspelen. Het was behoorlijk wennen, vooral voor de politie. Die had jarenlang letterlijk gevochten met deze mensen en nu moesten agenten met ze gaan praten. Nu is de politie veel meer verbonden met andere partners, we delen informatie met elkaar. Het geeft een goed gevoel dat we niet alleen bezig zijn. Elke woensdag komen de partners nu bij elkaar om te bespreken wat speelt en welke lijn wordt ingezet. Belangrijk is het dat niemand op eigen houtje iets onderneemt. Onze professionals hebben namelijk de nodige onveilige situaties meegemaakt. De mensen over wie het gaat hebben immers met de paplepel ingegoten gekregen dat ze hun zin krijgen door te intimideren en te bedreigen. Nu voor het eerst lijkt dat niet meer te lukken. Uiteindelijk zie je dan ook dat ze zich erbij neerleggen.”

Gericht op jongeren

In de nieuwe aanpak ligt een groot deel van de focus op de jongeren, degenen die worden gerekruteerd als soldaten, en zodanig veel overlast geven in de wijken. Hiermee wordt de integrale aanpak nadrukkelijker verbreed naar zorg en preventie. Dit vormt voor burgemeester Penn-te Strake als voorzitter van de stuurgroep een belangrijk speerpunt in de totale aanpak Reckin: “Deze jongeren zijn moeilijk benaderbaar, maar zitten wel allemaal op dezelfde scholen. Je doet dit werk eigenlijk vooral voor de toekomstige generaties van deze families. Sommige kinderen willen wel, maar krijgen geen steun van thuis. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de school zich weer meer kan focussen op het onderwijs? Voor ons is het natuurlijk winst dat ze op school zitten en niet in de buurt hangen. We willen dan ook verder kijken hoe we hun dagen gevuld kunnen krijgen met een dagbesteding in samenwerking met Podium24 en Jongerenwerk. Zo komen we er in een vroegtijdig stadium achter wie de vrienden zijn, met wie ze omgaan. Zo kunnen we de rekrutering voorkomen.”

Maastricht. Foto: Pieter Verbeek.

De Aanpak Onaantastbaren is een van de pilots van de City Deal Zorg voor Veiligheid in de Stad. Aan deze City Deal nemen ook ministeries deel. Reckin: “Zij kunnen bijvoorbeeld helpen met privacyvraagstukken. De families zullen nooit ergens toestemming voor geven. Dat is heel lastig om dan zaken aan te pakken. Dit probleem kunnen we nu dankzij de City Deal op de agenda zetten. Het is een probleem waar meerdere steden tegenaan lopen. We willen ook leren van anderen. Andere gemeenten zijn al langer bezig met het benaderen van jongeren via scholen bijvoorbeeld.”

Oude parochiewijken

De angstcultuur die de Onaantastbaren hebben gecreëerd in hun woonomgeving bestaat ook in een aantal andere wijken in Maastricht, zoals Maastricht Noordoost, Malberg, Mariaberg, Wittevrouwenveld. Dit zijn vaak oude parochiewijken, die zijn opgezet rond een kerk, bedoeld om je hele leven te blijven wonen. De tijden zijn veranderd en de wijken kennen al lang niet meer de oorspronkelijke bewoners. “Er spelen vergelijkbare problemen die ook hier niet snel boven water komen”, vertelt Anouk Crapts, projectleider Kwetsbare wijken van Maastricht. “Er is onveiligheid onder de oppervlakte, er zijn multiproblemen als drugs, geweld, schulden. Er is weinig tot geen vertrouwen in de overheid. Mensen laten de rolluiken dicht, zodat ze niet hoeven zien wat er gebeurt. In plaats van de probleemgevallen eruit te halen of aan te pakken, richt zij zich met haar afdeling meer op de fysieke inrichting van de wijken. “In de kwetsbare wijken vind je vaak veel sociale huur. Dat werkt niet. Als je niet oppast heb je te maken met een concentratie van de meest kwetsbare mensen samen in deze samenleving, en vergroot je de kloof tussen de leefwereld van arm en rijk.”

Samen met de woningcorporaties

Eind 2016 deed Maastricht een herijking. Wat kunnen de corporaties hierin betekenen bijvoorbeeld? Hun rol is veranderd en hoe groot is hun speelruimte nog? Maastricht heeft de samenwerking met de corporaties hard nodig om de kwaliteit van de woningen en leefbaarheid van kwetsbare wijken te verbeteren. Crapts: “We moeten een goede balans vinden voor een goede leefbaarheid. En daarbij helpt een mix van woningen en bewoners, want in de wijken zijn er natuurlijk ook mensen die wel gewoon werken en kinderen naar school laten gaan.”

Hoe hou je ze leefbaar? Naast herstructurering moet je dus ook kijken naar de sociale kant, benadrukt Crapts. Daar hebben we wijkteams voor die kijken naar veiligheid en leefbaarheid op buurtniveau en naar zorgvragen. Welke netwerken en structuren zijn er? Het is bij herstructurering een kunst om een stuk openheid te krijgen in de wijk als alle rolluiken zijn gesloten. Vaak kom je pas achter de voordeur als de schop de grond dreigt in te gaan. Dan pas begint een besef te komen dat er een nieuwe realiteit is, en komen bewoners in beweging.”

Ook in deze aanpak staat samenwerking centraal. Crapts: “Veiligheid en sociaal beleid moet veel meer met elkaar worden verbonden. Dat is nog niet altijd vanzelfsprekend.”

De wijk Mariaberg tijdens het WK Voetbal 2014. Foto: Joe Thomissen/Flickr Creative Commons.

Lees meer over de City Deal Zorg voor Veiligheid in de Stad.

‘Steden worden alleen maar belangrijker’

Nicolaas Beets. Foto: Kick Smeets.

Nicolaas Beets is een tevreden man. Als speciaal gezant Europese Agenda Stad was hij vorig jaar de aanjager van de totstandkoming van het Pact van Amsterdam. De vaart zit erin, zo blijkt een jaar later. Het e-zine Blik op BZK interviewde Beets onlangs.

Op 30 mei 2016 namen de EU-ministers voor stedelijke ontwikkeling de Europese Agenda Stad (URBAN Agenda) aan, die werd vastgelegd in het Pact van Amsterdam. In het verdrag spraken de 28 lidstaten af samen met de Europese Commissie, het Europees Parlement, het comité van permanente vertegenwoordigers (COREPER) en de Europese stedenkoepels te gaan werken aan een gemeenschappelijke stedelijke agenda. Inmiddels zijn rond twaalf stedelijke thema’s partnerschappen gestart, bijvoorbeeld over migranten en vluchtelingen, luchtkwaliteit, armoede, werkgelegenheid en huisvesting. In de partnerschappen werken 86 verschillende Europese steden, ministeries, EU-instellingen en stakeholders aan de thema’s, met als doel een effectiever en efficiënter EU-beleid voor steden. Wat zij willen bereiken door betere EU-regelgeving, betere toegang tot EU-fondsen en betere kennisdeling. Op 4 juli 2017 werden tijdens de bijeenkomst ‘Eén jaar Pact van Amsterdam’ de eerste resultaten gepresenteerd, maar werd vooral ook vooruit gekeken naar de positie van Europese steden.

Echt doen

“Een olievlek”, zo omschrijft Nicolaas Beets wat er het afgelopen jaar is gebeurd. “Nederland was de eerste helft van 2016 voorzitter van de Europese Raad van de EU. Het onderwerp leefde ruim voor die tijd ook, al in 1997 is er over gesproken dat het goed zou zijn wanneer er iets dergelijks als een URBAN Agenda zou komen. Daarna bleef het een tijd onder de radar. Het voorzitterschap hebben we aangegrepen om het echt te gaan doen. Ruim vóór die tijd bleek dat zowel de Europese Commissie, het Europees Parlement, het Comité van de Regio’s als de Europese stedenkoepels sterk vóór waren. Veel partijen waren enthousiast, mensen zeiden: Nederland doe het nu.”

Lees het hele interview op Blik op BZK.

Vechtclub XL in Utrecht bracht leven op desolaat industriegebied

Rond de Dag van de Stad maakte de redactie van BZK een aantal portretten van stadsmakers. Aldert de Vries is adviseur Bestuurlijke Zaken in Gemeente Utrecht en trekker van de Agenda Gezond Stedelijk Leven. Hij vertelt over het initiatief Vechtclub XL in Utrecht.

“Ik neem je vijf jaar mee terug in de tijd. In 2012 vestigt Vechtclub XL – eerder in Overvecht, vandaar de naam – zich in een verlaten loods op een nogal desolaat industriegebied, de Merwedekanaalzone. Een groepje ondernemers weet de loods met behulp van crowdfunding in te richten tot een bedrijfsverzamelgebouw, een broedplaats voor startende, creatieve ondernemers. Er komen werkplaatsen, ontwerpstudio’s, maar bijvoorbeeld ook een ‘vershal’, stadslandbouw, een bierbrouwerij en een restaurant. Ze brengen weer leven in het gebied, bedrijvigheid van ondernemers en aanloop van bezoekers.

Een motor voor het gebied

Daarmee kregen ze een belangrijke functie voor de stad”, stelt De Vries. “Je hebt dit soort plekken nodig; die wil je natuurlijk behouden voor de toekomst. Maar laat dat nu net het gebied zijn waar we de komende jaren het meest gaan bouwen. Want Utrecht groeit als kool. Juist dit voormalig industriegebied biedt de mogelijkheid een woongebied te ontwikkelen dat past bij stedelijk leven in hoge dichtheden. Een gebied waar het prettig leven is, met de voorzieningen van de stad binnen handbereik. Wat gebeurt er dan met de Vechtclub: kunnen ze blijven? Als het aan hen ligt, blijven ze zeker: ze willen juist een motor zijn voor het gebied en zo een bijdrage leveren aan nieuwe vormen van verstedelijking.”

Aldert de Vries was vanaf het eerste uur betrokken bij Agenda Stad. Lees het interview met hem en anderen over hoe Agenda Stad ontstond.

 

 

Crisis dwingt gemeenten tot samenwerking

Jantine Kriens tijdens de werkconferentie van Agenda Stad

“Ik durf wel te stellen dat Nederland vooral uit de crisis komt door sterke regio’s te maken, die vanuit hun eigen identiteit met vernieuwing aan de slag gaan. Dat levert banen op”, zegt Jantine Kriens, voorzitter van de directieraad van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en lid van de regiegroep van Agenda Stad.

“Waar vroeger gemeenten nog wel eens met de rug tegen elkaar stonden, zie je dat ze nu dat ze steeds meer samenwerken. Denk maar aan die verschrikkelijk lelijke bedrijventerreinen die vóór de crisis werden ingericht door elkaar beconcurrerende gemeenten. Nu staan ze voor een belangrijk deel leeg, en het is de vraag of dat nog goed komt. We hebben geleerd dat met elkaar concurreren niet slim is en dat we elkaar nodig hebben.”

Hoe kunnen gemeenten beter samenwerken?

“Gemeenten moeten de komende jaren meer inzetten op de lokale economie en daarmee samenhangend de arbeidsmarkt. Daarbij moeten ze zelf kansen zien, creëren en lef tonen. Of het nu een binnenstad met winkels betreft, een perifere regio waar industrieën verdwijnen, een agrarisch gebied, een grensregio, havens of een grote studentenstad. Er komt veel op ons af en bovendien worden de verschillen tussen stedelijke netwerken en het platteland groter.”

Een voorbeeld van mooie samenwerking ziet Jantine Kriens tussen Amsterdam en Haarlemmermeer. “Vroeger was er altijd spanning tussen de burgemeester van Haarlemmermeer, waar Schiphol in ligt, en de burgemeester van Amsterdam. Ze zijn natuurlijk in grote mate afhankelijk van elkaar. Tegenwoordig werken ze zo samen dat de burgemeester van de Haarlemmermeer geen enkele schroom meer heeft om in het buitenland te zeggen dat hij uit Amsterdam komt. Ja, dat is een hele grote verandering.”

De lokale democratie is ook van belang. “Het is niet meer zo dat je door één keer in de vier jaar verkiezingen te organiseren, je binding hebt met je inwoners. Dat geldt zowel op nationaal als op lokaal niveau. Lokaal zie je dat inwoners in toenemende mate zelf initiatieven nemen. Gemeenten beseffen dat ze binding met hun inwoners moeten aangaan, met burgerinitiatieven, en dat ze daar andere manieren van sturing voor moeten bedenken. Veel gemeenten zijn daar mee aan het experimenteren.”

Verandert de ambtenaar?

“Veel uitvoerende taken zijn de afgelopen jaren door gemeenten buiten de deur geplaatst: zo zijn er bijvoorbeeld nog maar een paar gemeenten die zelf vuilnis ophalen. De meeste gemeenten houden de regie over uitvoerende zaken, om zicht op de kwaliteit te houden, maar ze doen het niet zelf. Ook het onderhoud aan begraafplaatsen, dat waren voorheen vaak gemeenteambtenaren, maar dat is nu uitbesteed. Daarmee verandert de gemeente van een uitvoerende organisatie in een regieorganisatie, en dat betekent ook dat er ambtenaren nodig zijn die in staat zijn om te weten wat er gebeurt in die gemeente, om daar ook politiek over te kunnen adviseren.”

En samenwerking over de grens?

“Grensoverschrijdende verbindingen zie je ook. Maastricht met Aken maar ook Coevorden en de regiogemeenten aan de overkant. Enschede stuurt tegenwoordig stagiaires naar Duitsland. Gent en Terneuzen voeren samen een ouderenbeleid en werken samen aan onderwijsvoorzieningen. De ontwikkelingen binnen gemeenten gaan nu grensoverschrijdend en in enorm tempo. Zowel op kleine schaal maar we kunnen ook grotere verbindingen leggen.

Zoals tussen Rotterdam, Antwerpen en Le Havre. Die steden hebben heel lang geconcurreerd met elkaar en je ziet ze nu steeds meer samenwerken. Zoals je ook nu ziet dat havenbedrijf Rotterdam samen met Dordrecht en de Drechtsteden samenwerkt aan de binnenvaart. Dat is één havengebied nu. Dat is heel verstandig, want daarmee heb je het vervoer naar je achterland ook goed geregeld.”

Waar lijden de gemeenten het meest onder?

“De crisis heeft natuurlijk enorm toegeslagen, en je ziet op dit moment dat gemeenten meer taken hebben gekregen. Tegelijkertijd hangt er de komende jaren een korting van 4 miljard boven het hoofd van de gemeenten. Dat betekent dat we zo niet door kunnen gaan en dat we nieuw verdienvermogen moeten organiseren.

We zijn misschien over een aantal jaren weer terug naar het niveau van vóór de crisis, maar we hebben er dan wel veel meer taken bij. En dat is wel een dreigende ontwikkeling natuurlijk. Wij zijn aan het onderzoeken op welke manieren gemeenten efficiënter kunnen zijn. Bijvoorbeeld door beter te investeren of door betere verbindingen aan te gaan met corporaties en schoolbesturen, waardoor je andere geldstromen in de publieke sector neer kunt zetten.

De regio zou ook een eigen belastinggebied kunnen hebben. Dat heeft als voordeel dat er een rechtstreekse relatie kan zijn tussen de voorzieningen die mensen krijgen, en wat ze daarvoor betalen. Nu betalen we allemaal inkomstenbelasting aan het Rijk, en vervolgens gaat er weer een groot bedrag naar de gemeenten. Hierdoor is de verbinding tussen wat er geleverd wordt en wat je aan belasting betaalt eigenlijk een beetje zoek.”

Hoe pakken de gemeenten Agenda Stad op?

“De gemeenten hebben een ‘position paper’ gemaakt als bijdrage aan deze agenda. De gemeenten werken aan het ondersteunen van innovatie, het wegnemen van belemmeringen in de groei, het ruimte bieden aan innovaties en daarmee ook het verbeteren van de werkgelegenheid.

De economische kracht wordt groter naarmate de dichtheid en de (mogelijkheden tot) interacties groter zijn. Krachtige steden en stedelijke regio’s zijn noodzakelijk om deze transformaties aan te kunnen: krachtig op economisch gebied en krachtig op sociaal-maatschappelijk gebied.”

Leegstaande fabriek Apeldoorn groeit naar circulaire stad

Jacob Brobbel

“De Energiefabriek in Apeldoorn draait om de energie tussen mensen die in een toekomstige circulaire stad willen wonen”, zegt Jacob Brobbel, initiatiefnemer van de Energiefabriek Apeldoorn. “Het gaat niet om duurzame energie, hoewel dat er waarschijnlijk ook gaat komen, maar het gaat ook om gezond eten en gezond leven, bewegen, en leuk werk doen dat bij je past. Met mensen samen zijn. Misschien allemaal populaire kreten maar het gaat erom dat we gaan experimenteren hiermee zodat we kunnen aantonen dat het kan.”

Innovatie zit Jacob Brobbel in het bloed. “Dit doe ik ook in mijn andere functie als manager Business Development bij het bedrijf Hollander Techniek. Het is een groot familiebedrijf en gelukkig geeft de directie mij de ruimte om er ook nog andere dingen naast te doen. Zoals het bezig zijn met de Energiefabriek.” In 2014 mocht hij in overleg met de gemeente nieuwe initiatieven starten in de leegstaande Zwitsalfabriek in Apeldoorn.

Wat gebeurt er met de voormalige Zwitsalfabriek?

“Het gaat om 9 hectare grond die de gemeente eigenlijk had verworven om woningbouw te doen, maar het lukte niet meer om dat te realiseren. Toen hebben ze besloten om het terrein en gebouwen 10 jaar vrij te geven, waarin het zich op basis van een visie vrij mag ontwikkelen. Ik mocht daar een element in zijn om te ontdekken hoe het zich kan ontwikkelen. De Energiefabriek loopt nu een jaar en het heeft op verschillende gebieden tot verrassende inzichten geleid.”

Jacob Brobbel is ervan overtuigd dat de wereld aan het veranderen is en dat we in beweging moeten komen om naar een andere samenleving te gaan. Waarin mensen binnen organisaties en burgerinitiatieven centraal staan. De oude Zwitsalfabriek biedt ruimte voor die initiatieven.

De grootste moeilijkheid was om samen met anderen een beweging te organiseren. “Om samenwerking te vinden met allerlei verschillende organisaties, dat leek complete chaos. Maar het is toch gelukt om vertegenwoordigers van de overheid, het bedrijfsleven, onderwijsorganisaties en burgers bij elkaar te krijgen.” De Energiefabriek is een stichting die bestaat uit de inwoners van de stad. “Het bestuur bestaat uit professionals uit de stad die naast hun gewone werk tijd besteden aan een nieuwe circulaire stad, op basis van hun kennis. Ze werken bij overheden of bedrijven. Hetzij adviserend of leidinggevend en ze doen vrijwillig een bijdrage voor de stad. Het bestuur wil samen met de G1000 een laag van 1000 burgers creëren die in beweging willen komen.

We moeten nu leren hoe we bestuurlijk gaan samenwerken met de overheid. We gaan de uitdaging aan om met het gemeentebestuur een participerende stad te maken. Met alles wat we doen, zoeken we de verbinding met het gemeentebestuur. Ik zorg ervoor dat ze betrokken blijven. Want zo krijgen ze inkijk in het incubatorproces, dat heel divers is.”

Wat is het doel van de Energiefabriek?

schetsEnergiefabriekApeldoorn“We zijn aan het bouwen aan een participerende stad. Ik heb alle elementen van de stad in kaart gebracht en zwengel de uitwisseling van ideeën aan. In Apeldoorn zijn we binnen de sectoren onderwijs, economie, zorg en cultuur met mensen aan tafel gaan zitten om uit te zoeken wie de koplopers zijn en welke dingen er nou eigenlijk spelen.

Vervolgens zijn de visionairs binnen de sectoren bij elkaar gebracht om integraal samen te werken. Bijvoorbeeld de kerngroep zorg die bestaat uit huisartsen, de thuiszorg, ziekenhuizen en fysiotherapeuten. Ze zitten met elkaar aan tafel, met daarbij een vertegenwoordiger vanuit de gemeente. De verbinding ontstaat door ‘doe’-onderwerpen ter tafel te brengen die iedereen raakt. Als ze merken dat alle relevante personen er ook zijn, dan zijn ze gemotiveerd om met elkaar iets te doen. Dan gebeurt het.”

Welke dingen zijn er zoal gebeurd?

“Living top sport is een voorbeeld van een initiatief dat via de Energiefabriek gaat landen in de stad. Het is platform voor de sport in de stad dat wordt gedragen door de topsporters in de stad. Het primaire idee is dat ze voor zichzelf gaan zorgen. Apeldoorn kent 3 topsporten: fietsen, atletiek en volleybal. Dat zijn geen sporten waar je van kunt leven en de topsporters worstelen daar mee. Als je 10 jaar die sport hebt bedreven, hoe kom je daarna aan een leuke baan? Het platform bundelt de sporters in het oude kantoor van de gasfabriek, spoort ze aan om aan hun maatschappelijke carrière te werken en maakt ze zichtbaar en herkenbaar voor elkaar en het bedrijfsleven die ze kan ondersteunen. In het gebouw zitten ook 24 appartementen voor sporters om te wonen.

Een ander voorbeeld is het Human Innovation Lab, waarin onder meer een groep van 28 master-studenten Sustainable Energy Technology van de Technische Universiteit Eindhoven onderzoek hebben gedaan naar de haalbaarheid van duurzame energiemaatregelen voor het Zwitsalterrein. Zij doen dat in opdracht van energiebesparingsbedrijf E.NU Veluwe, in samenwerking met de cleantechbedrijven Remeha, KIWA, Bredenoord, Avantes en Hollander Techniek.

En zo zijn er nog veel meer initiatieven. Zoals een open innovatiecentrum waar de zorgsector, start-ups in de cleantechsector en het onderwijs samen onder één dak zitten. De komende tijd bruist het van energie op het voormalige fabrieksterrein. Dit is nodig voor de beweging die nu gaande is in de maatschappij. Anders heb je straks mensen met bepaalde energie en ideeën die tegengehouden worden en daarna nooit meer terugkomen. We bieden een podium voor goede burgerinitiatieven die breed gedragen worden.”

Social deals voor meer sociale vitaliteit, veerkracht en solidariteit

Opening Colour Kitchen
Sadik Harchaoui (links met bril) bij de opening van de Colour Kitchen in Utrecht op 21 april

“Door de aanhoudende economische crisis en de fundamentele veranderingen in ons economische systeem, is de discussie over de houdbaarheid van onze verzorgingsstaat onder druk komen te staan”, zegt Sadik Harchaoui, directeur van Society Impact. Hij wil een beweging aanjagen die investeringen losmaakt in het publieke domein. “Sociale ondernemers kunnen urgente maatschappelijke vraagstukken op een innovatieve manier oplossen.”

Sadik Harchaoui is lid van de regiegroep van Agenda Stad. “Agenda Stad kan zowel kleine ondernemers, grote bedrijven als overheden gezamenlijk dezelfde richting op duwen. Dat kan leiden tot mooie economische maar ook sociale iconen.”

Wanneer is Society Impact gestart?

“Society Impact is in 2013 gestart met steun van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Inmiddels zijn er een aantal andere ministeries aangehaakt als opdrachtgever: VWS, SZW, en Veiligheid en Justitie. Er zijn ook banken, vermogensfondsen, filantropen en maatschappelijk ondernemers bij ons aangesloten. Gezamenlijk proberen we ‘impact investeringen’ in het publieke domein te realiseren. Deze social deals kunnen uiteindelijk leiden tot meer sociale vitaliteit, veerkracht en meer solidariteit.”

De aanleiding voor de oprichting van Society Impact was de behoefte van verschillende stakeholders aan een platform met een ‘magneetwerking’, waarin samen wordt gewerkt aan het aanjagen van de beweging. Dit tegen de achtergrond van de participatiesamenleving. “Mensen moeten steeds meer zelf initiatieven nemen. Alleen hoe betalen we die initiatieven? De drie klassieke manieren van financiering voor burgers en sociale organisaties staan onder druk. De subsidie is op. Het krediet komt niet los voor dit type ondernemers die hoge risico’s lopen, en de gift heeft plaats gemaakt voor de investering. We hebben dus nieuwe vormen van financiering nodig om lokale initiatieven te ondersteunen.

Society Impact kiest voor de ondersteuning op sociale vraagstukken zoals mantelzorg, dementie, jeugdwerkloosheid, buurtinitiatieven en bijvoorbeeld het bestrijden van obesitas bij kinderen. Allemaal programma’s die de kwaliteit van leven van mensen uiteindelijk beter maken. We betrekken bij die projecten de overheid vanaf het eerste moment.”

Hoe financiert Social Impact sociale initiatieven?

“Social Impact jaagt de ontwikkeling van nieuwe financieringsmodellen aan, zoals de Social Impact Bond. Het gaat om ondernemers die impact maken, die een goede kosten/baten analyse hebben en ook een financieel verdienmodel. Die worden dan privaat gefinancierd. Dus een bank betaalt de ondernemer die mantelzorgers ondersteunt. Uiteindelijk leidt dit tot kostenbesparingen bij de overheid, en de overheid betaalt achteraf vanuit die besparingen de aanvankelijke financier terug. Zo leidt dit tot op langere termijn ook tot innovatie van het systeem. Want een private partij mag maatwerk toestaan, maar een overheid is verplicht om vanuit de gelijkheidsgedachte te handelen.”

Ook de risico-overdracht van publiek naar privaat is interessant. “Vroeger werden de risico’s bij PPS-constructies als het mislukte afgewenteld op de overheid. Dat is hier niet het geval. Want op het moment dat de ondernemer niet de prestaties levert die van tevoren zijn afgesproken, dan is de bank het geld kwijt en niet de overheid. Dat is echt een groot verschil.”

Op termijn voert de overheid zo minder taken uit die ook op een andere manier net zo goed of beter geregeld kunnen worden. “Je houdt dan een verzorgingsstaat over die voor de meest kwetsbaren is en daar betalen we met zijn allen graag belasting voor. Het gaat dan om mensen die echt niet meer kunnen werken, en mensen die echt hulp nodig hebben.”

Welke projecten zijn er gerealiseerd?

“De afgelopen anderhalf jaar hebben we een projecten-pijplijn opgezet, waar inmiddels 220 ondernemers in zitten. Hiermee proberen we social deals te sluiten. We hebben meegewerkt aan de eerste deal in Rotterdam. Dit ging over de aanpak van jeugdwerkeloosheid. Inmiddels is de tweede ook gesloten, The Color Kitchen, een leerwerktraject voor mensen van 17 tot 35, die op 20 april in Utrecht is gelanceerd.”

Een andere deal is gesloten in Zaanstad met Flextensie en de Rabobank. Flextensie is een kleine maatschappelijke onderneming die mensen tijdelijk plaatst op de arbeidsmarkt. “Ze doen het goed, zijn nu bezig in Den Haag en Zaanstad en ze gaan uitbreiden naar andere steden. Het liefst zou ik zien dat Flextensie in één keer aan de slag gaat bij 25 gemeentes. Dat kan ook makkelijk want de voorfinanciering is al geregeld en eigenlijk is het een cadeautje aan de gemeente. Als het draait hoeft de gemeente niet uit te betalen want het bespaart op uitkeringslasten. Maar hoe krijg je zo’n ondernemer in een setting waarbij 25 gemeentes zeggen dat ze mee willen doen? Dat is niet eenvoudig, maar we hebben er vertrouwen dat het kan.

Het kost veel tijd en organisatie omdat dit een grote cultuurverandering is. Het gaat wel de goede kant op. Je ziet steeds grotere partijen op de markt komen die mee willen financieren. Zo zien we onze rol ook: ‘stroomstootjes’ uitdelen aan de grotere instellingen en organisaties, omdat hun betrokkenheid nu eenmaal leidt tot meer impact. De volgende stap is hoe gemeentes dit gaan gebruiken nu ze meer innovatieve financieringsinstrumenten in hun gereedschapskist krijgen.”

De social deal kan jaren doorlopen. “Het kan om kleine en grote bedragen gaan, en er zijn verschillende looptijden mogelijk. The Colour Kitchen van 20 april heeft een looptijd van meer dan 4 jaar. Bij een social deal is het heel belangrijk om heldere afspraken te hebben. Bijvoorbeeld minder opnames in een verpleeghuis, of een lagere BMI bij kinderen met overgewicht, of minder ziekenhuisopnames. Dat is het meest cruciale en als we dat hebben is de vervolgvraag of we het kunnen meten, zodanig dat het voor alle betrokken partijen acceptabel is.”

Wat verwacht je van Agenda Stad?

“Ik zou heel graag willen dat Agenda Stad een beweging blijft die inspirerend is en die gaat over innovatie, over nieuwe dingen doen op een andere manier. Over je eigen schaduw heen springen. En dat het niet onbedoeld een gestold lobbykanaal wordt. Uiteraard moeten er randvoorwaarden gecreëerd worden en hiervoor moet je lobbyen, maar het moet meer worden dan dat. Een beweging die zowel kleine ondernemers als grote bedrijven als de overheden gezamenlijk dezelfde kant op duwen. Met sociale vitaliteit, veerkracht en solidariteit.”