Burger in de stad meer dan ooit in beeld bij nieuwe SURF-projecten

Afgelopen 6 april kwamen de SURF-onderzoekers van de zeven nieuwe ENSUF-projecten, de drie nieuwe Pop Up-projecten (ronde 2016) en enkele andere experts bij elkaar voor een korte, nadere kennismaking in Utrecht. Opvallende rode draad: de actieve burger in de stad komt steeds duidelijker in beeld bij het SURF-onderzoek.

Pieter Hooimeijer, wetenschappelijk directeur van VerDuS, zat de bijeenkomst voor en schetste eerst de context van de twee SURF-programma’s in het grotere geheel. Vervolgens kregen de aanwezigen een parade van korte presentaties voorgeschoteld. Een of twee vertegenwoordigers vertelden steeds kort waar het project om draait, wie er meedoen en hoe er maatschappelijke impact tot stand komt. Duidelijk werd welke raakvlakken er liggen tussen bestaande en nieuwe SURF-projecten.

Hooimeijer: `Heel mooi om te zien dat de stedelijke burger en initiatieven van onderop steeds meer aandacht krijgen in SURF-onderzoek. We zien dit terug in het lopende grote SURF-project R-LINK, maar nu ook in SmartUrbi, dat over aanjagende sleutelfiguren in wijken gaat, en in FloodCitiSense, waar burgers zelf neerslag gaan meten en zelfredzamer worden bij grote regenval. Ook Floodlabel – het andere project over wateroverlast – gaat uit van meer actie door de burgers zelf.`

Smart Cities

Na de presentaties reageerden twee gasten ‘van buitenaf’ op de onderzoekers. Maaike Lousberg van TNO is sociaal-psycholoog en houdt zich bezig met Smart Cities. ‘Ik ben blij om te zien wat er op wetenschappelijke terrein allemaal speelt en hoe de wetenschappelijk kennis te verbinden is met de praktijk. De projecten die nu gehonoreerd zijn, beslaan belangrijke onderwerpen voor smart cities. Het gaat hierin nu eens niet over energie en mobiliteit en ICT, maar over hoe burgers zelf aan zet zijn: burgerparticipatie 2.0.’

Jan Klinkenberg, netwerkmanager VerDuSMiriam Weber is senior onderzoeker/-adviseur bij de gemeente Utrecht, actief op het thema Gezonde Leefomgeving en verantwoordelijk voor de kennisagenda Gezonde verstedelijking. ‘De SURF-projecten zijn heel nuttig – zeker ook met dat accent op de burger. Voor ons is bij deze onderwerpen ook steeds de vraag van belang welke rol de gemeente kan spelen. Er spelen in Utrecht verschillende opgaven rond de groei van de stad, gezonde mobiliteit, de arbeidsmarkt, de voedselvoorziening. We willen ons beleid anders funderen: van ‘educated guess’ naar ‘evidence based’ en liefst ‘proven knowledge’. Dus ik wil iedereen graag uitnodigen om ook gebruik te maken van wat er in Utrecht allemaal mogelijk is op het gebied van onderzoek en experimenteren. Ik ben zelf ook betrokken bij de zogenoemde Kennisalliantie, een samenwerking van verschillende kennis- en praktijkpartijen in de provincie Utrecht. Het zou heel stoer zijn als we – ook via SURF – verder vorm kunnen geven aan kennis voor de praktijk.’

Projectoverschrijdend

Jan Klinkenberg sloot de bijeenkomst af door toe te lichten hoe binnen SURF kennis- en praktijkpartijen samenwerken in bijvoorbeeld de verschillende Communities of Research & Practice. ‘Maar het is ook belangrijk om als onderzoekers onderling – en projectoverstijgend – van elkaar te weten waarmee je bezig bent. Niet alleen vanwege de wetenschappelijke synergie, maar ook omdat sommige praktijkpartijen bij meerdere SURF-projecten betrokken zijn. Het kan handig zijn om je daarvan bewust te zijn en samen te werken.’ Ook wees Klinkenberg op het belang van kennisdeling via bijvoorbeeld de VerDuS-site. ‘We zullen jullie regelmatig vragen hoe het ermee staat. Laat het ons weten als je zelf evenementen organiseert en nieuws hebt. We delen het graag!’

Lees verder op de website van SURF.

Onderzoek naar kennis over geïntegreerde stedelijke ontwikkeling en URBACT

Sinds 2002 is URBACT een programma voor Europese Territoriale Samenwerking. Dit programma maakt het mogelijk voor steden om te netwerken, van elkaar te leren en de interne capaciteit te vergroten om geïntegreerd stedelijk beleid te ontwikkelen.

Recentelijk heeft URBACT de Nationale URBACT Punten gecontracteerd om communicatie over het programma in eigen taal te verspreiden en om bijeenkomsten te organiseren over URBACT. Platform31 zal deze rol de komende jaren gaan vervullen. Het directe aanspreekpunt hiervoor is Christiaan Norde.

Stedelijke thema’s

Dit onderzoek helpt het de Nationale Contactpunten om een beter beeld te krijgen van hoe professionals en gekozen vertegenwoordigers met stedelijke thema’s omgaan en hoe welke perceptie ze daarover hebben. De resultaten van het onderzoek zullen worden meegenomen om de toekomstige communicatie- en netwerkactiviteiten van het Nationale URBACT punt te verbeteren.

Werkt u bij of voor een gemeente? Zou u dan tot 6 minuten van uw tijd kunnen besteden om ervoor te zorgen dat het Nationale URBACT punt van Nederland u beter tot dienst kan zijn de komende jaren?

Het onderzoek kan met de link hieronder worden geopend. Mocht u binnen uw netwerk mensen kennen voor die onderzoek ook geschikt is, stuurt u de link dan gerust door.

https://nl.surveymonkey.com/r/9FM6ZN7

Alvast hartelijk dank voor uw medewerking. Meer informatie over URBACT is te vinden op de website van URBACT.

Financiering beschikbaar voor kleine onderzoeksprojecten rond stedelijke vraagstukken

Onderzoekers kunnen namens een consortium financiering aanvragen voor een klein project dat een nadere invulling geeft aan de Maatschappelijke Opgaven die genoemd worden in het SURF-programma (Smart Urban Regions of the Future). Met dit financieringsinstrument voor kleine kortlopende SURF-projecten kan de Raad van Toezicht van VerDuS inspelen op de behoefte aan kennis over nieuwe ontwikkelingen en ad-hoc vragen.

Er is behoefte aan bottom-up initiatieven om invulling te geven aan zogeheten ‘witte vlekken’ binnen de SURF-thematiek. Doel is dat de SURF Pop Up-projecten de kwaliteit en de relevantie van het SURF-programma als geheel verhogen gedurende de looptijd van het SURF-programma. Zo kan later in het programma bijvoorbeeld ook worden ingespeeld op nieuwe vragen die opkomen uit de vijf toegekende grote SURF-projecten en de toegekende middelgrote projecten (in het kader van JPI Urban Europe).

Geen deadlines

Er zijn geen deadlines: er kan doorlopend worden ingediend vanaf de openstelling in juli 2016. Het instrument sluit wel op donderdag 1 december 2016 om 14:00 CET. Echter, wanneer het beschikbare budget voor 2016 eerder is uitgeput, zal deze call for proposals vóór deze datum worden gesloten. Op de NWO-website zal worden aangegeven hoeveel budget er nog beschikbaar is. De informatie op deze website zal eens per maand worden geactualiseerd.

Kijk voor alle informatie over de Pop Up-call op de NWO-website.

Evaluatie Verwey-Jonker Instituut onderstreept succes City Deal Inclusieve Stad

Een flexibel budget geeft sociaal werkers veel ruimte en de mogelijkheid om buiten de gebaande paden te denken en handelen. Daardoor kunenen mensen beter geholpen worden, aldus het Verwey-Jonker Instituut dat de City Deal Inclusieve Stad evalueerde.

In de City Deal hebben Eindhoven, Enschede, Leeuwarden, Utrecht en Zaanstad, samen met het Rijk, afgelopen jaar geëxperimenteerd met alternatieve ondersteuningsvormen voor kwetsbare inwoners met complexe problematiek, met als doel betere ondersteuning bieden tegen hetzelfde budget.Het Verwey-Jonker Instituut concludeert in het rapport ‘Doen wat nodig is voor inwoners’ dat het kostenbewustzijn onder sociaal werkers toeneemt als zij meer keuzevrijheid hebben in de inzet van het budget voor maatwerk. De sociaal werkers ervaren hun werk daardoor ook als effectiever en bevredigender. Samen met inwoners zoeken naar eenvoudige maatwerkoplossingen kost weliswaar vaak meer tijd dan het toepassen van een formele regel, maar levert uiteindelijk ook meer op. De nieuwe aanpak wordt door inwoners gemiddeld met een 8,5 beoordeeld. Zij voelen zich beter en zijn minder depressief, zo blijkt uit het onderzoek onder ruim 85 casussen, waarbij 52 huishoudens en 43 sociaal werkers geïnterviewd zijn.

Vervolg

De vijf steden gaan de komende twee jaar samen met rijksuitvoeringsorganisaites door met de aanpak. De steden Amsterdam, Den Haag, Delft en Tilburg sluiten zich ook aan zetten onder de noemer ‘Eenvoudig Maatwerk’ in op het voorkomen van onnodig hogere schulden en menselijk leed als gevolg van bureaucratie. Hierin werken zij samen met onder andere het CJIB, SVB en CAK.

Tweede ronde SURF Pop Up 2017 opengesteld voor aanvragen

Voor Smart Urban Regions of the Future (SURF) Pop Up kunnen voor de tweede keer dit jaar aanvragen worden ingediend voor een klein project op het gebied van kennis en innovatie van steden en stedelijke regio’s.

SURF Pop Up maakt onderdeel uit van het programma SURF, dat deel is van het kennisinitiatief Verbinden van Duurzame Steden (VerDuS), en is een initiatief van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM), het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), NWO, Platform31 en NRPO SIA op het gebied van slimme stedelijke regio’s.

Financiering voor kortlopende projecten

Onderzoekers kunnen in deze call namens een consortium met tenminste één kennisinstelling en één publieke of private partner financiering aanvragen voor kleine, kortlopende projecten, waarbij ingespeeld wordt op de behoefte aan kennis over nieuwe ontwikkelingen en ad-hoc vragen binnen de SURF-thematiek. Aanvragen op het gebied van ‘Wonen en bebouwde omgeving’ en ‘Economie’ worden in het bijzonder op prijs gesteld. Een aanvraag kan zich richten op innovatief wetenschappelijk onderzoek, maar de financiering kan ook worden gebruikt voor kennisoverdracht, het ontwikkelen van een tool of het op een andere manier toepasbaar maken van het onderzoek.

Indienmomenten

Voor dit kalenderjaar werden al eerder twee indienmomenten aangekondigd; de tweede deadline dit jaar valt op 28 september 2017. Na deze deadline volgt een op zichzelf staande beoordelingsprocedure, waarbij de op dat moment ontvangen aanvragen met elkaar in competitie gaan. Er wordt naar gestreefd om aanvragers binnen 8 à 10 weken na de deadline te informeren over de besluitvorming. De nieuwe SURF Pop Up-projecten uit de eerste ronde van dit jaar, waarvoor tot 1 juni voorstellen konden worden ingediend, worden begin september bekend gemaakt.

Meer informatie over SURF Pop Up vindt u op de financieringspagina van NWO. Ook kunt u contact opnemen met de secretaris van SURF, Esther van der Wel, via mailto:[email protected]of (+31) 70 – 344 05 68. Meer informatie over SURF.

Hogeschool Leiden installeert lector Diversiteit

Saniye Çelik start in september als lector Diversiteit bij Hogeschool Leiden. Zij gaat aan de slag met de thema’s diversiteit en inclusie en hoe (toekomstige) HRM-professionals met deze thema’s omgaan in de beroepspraktijk. Samen met docentonderzoekers doet zij onderzoek naar ‘leren en innoveren’, ‘inclusieve organisatie’ en ‘verbinding met de samenleving’.

Omgaan met verschillen in de samenleving

Diversiteit heeft betrekking op alle zichtbare en onzichtbare verschillen in de samenleving en raakt daarmee elk individu. In de kern gaat het erom dat mensen verschillend mogen zijn en gewaardeerd worden om hun talenten en kwaliteiten. De praktijk laat zien dat dit niet zonder slag of stoot gaat. Publieke en private organisaties willen verschillen benutten om hun effectiviteit te vergroten. Daarom zoeken ze steeds meer medewerkers die weten wat er in de maatschappij speelt, en verbinding kunnen leggen met verschillende groepen die op sociaal, cultureel en economisch vlak van elkaar verschillen. Voor de toekomstige HRM-professionals is daarbij een belangrijke taak weggelegd. Het nieuwe lectoraat Diversiteit gaat hier een bijdrage aan leveren.

Kennisontwikkeling voor het onderwijs en het beroepenveld

Het doel van het lectoraat is kennisontwikkeling rond diversiteit en inclusie en de valorisatie ervan in de beroepspraktijk. De opgedane kennis wordt verwerkt in de opleiding Human Resource Management (HRM). Vanaf het begin van de opleiding gaan alle studenten HRM zich verdiepen in het thema diversiteit. Van eenvoudig naar complexe opdrachten in de hogere leerjaren.

De onderzoeksgebieden van het lectoraat zijn ‘leren en innoveren’, ‘inclusieve organisatie’ en ‘verbinding met de samenleving’. Leren en innoveren gaat over de wijze waarop organisaties de samenwerking tussen verschillende mensen kunnen bevorderen om van elkaar te leren en samen te innoveren. Voorwaarden hiervoor zijn de inclusieve cultuur van de organisatie en zeker ook het leiderschap. Het onderzoeksgebied ‘de verbinding met de samenleving’ stelt het omgaan met complexe diversiteitsvraagstukken in de beroepspraktijk centraal.

Over Saniye Çelik

Saniye Çelik is gepromoveerd aan de Universiteit Leiden op de business case van diversiteit in publieke organisaties. Ze werkt tevens als kennisadviseur bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en als onderzoeker bij de Universiteit Leiden. In de 25 jaar dat Saniye Çelik in verschillende functies heeft gewerkt bij de overheid – waarvan 17 jaar bij de politie – heeft zij zich verdiept in diverse vraagstukken die spelen binnen het publieke domein. Zij fungeert ook als coach voor rijksambtenaren en politie.

‘Alle klokken gelijk in een City Deal’

De Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) heeft een essay geschreven over de City Deals van Agenda Stad. Bij de transitieopgaven waar deze deals over gaan vindt samenwerking plaats op allerlei schaalniveaus: van nationaal, regionaal en lokaal tot internationaal. De grootste uitdaging zit hem in het samenbrengen van elkaars tijdspad. ‘Het gaat vooral om multi-temporal governance.’

Onderzoekers Jorren Scherpenisse en Martin Schulz hebben de City Deals in het essay ‘Werken met City Deals- invulling geven aan multi-temporal governance’ vanuit bestuurskundig perspectief onderzocht aan de hand van gesprekken met DG’s, directeuren en projectleiders. ‘In ons essay reflecteren we vanuit politiek-bestuurlijk perspectief op deze bijzondere werkwijze ”, stelt Scherpenisse.

Geen instrument, maar werkwijze

JorrenScherpenisse. Foto: NSOB.

Jorren Scherpenisse. Foto: NSOB.

Wat ze meteen benadrukken in hun essay is dat de City Deals niet als instrument moeten worden bekeken, maar als werkwijze. Met deze werkwijze kan de Rijksoverheid bijdragen aan het initiatief van steden om te komen tot duurzame maatschappelijke transities. “Het is misleidend om ze puur als instrument te zien”, legt Jorren Scherpenisse uit. “Er staat bewust weinig op papier, het gaat om een proces dat zowel voor als na de ondertekening niet vast staat. Het loopt bij elke deal anders. De bestuurders vanuit de verschillende partijen zoeken de ruimte voor wat nodig is.”

Van klimaat, energie, veiligheid, gezondheid tot de economische concurrentiepositie. Er liggen allerlei grote veranderopgaven waar steden hun transities in moeten maken.  “Wat je ziet is dat overheden het niet alleen kunnen, het Rijk niet, maar ook de steden niet. Ze zijn alleen te realiseren in samenwerking met vele partners, zoals bedrijven, maatschappelijke organisaties en verschillende overheden”, legt Martin Schulz, co-decaan van de NSOB uit. Deze multi-level governance krijgt veel waardering, onder meer door het nieuwe kabinet die in het nieuwe regeerakkoord zegt verder te willen gaan met de werkwijze van de City Deals.

Multi-temporal governance

Maar de onderzoekers van de NSOB laten nog een andere dimensie zien van de City Deals: de samenwerking in deze deals gaat ook om sturen op en in de tijd. Ze zijn een vorm van multi-temporal governance. “Het gaat bij de City Deals niet alleen om het juiste plan, de juiste partijen en de juiste plek, maar ook om de juiste tijd. Al die partijen die samenwerken hebben hun eigen urgente momenten, stippen op de horizon en begrotings- of verkiezingscycli”, benadrukt Jorren Scherpenisse, onderzoeker van de NSOB en promovendus op het thema tijd en bestuur. “De ene partij zit op die transitieopgave nog in een verkenningsfase, terwijl de ander juist al resultaat wil boeken. De partijen zijn het eens over de inhoud, maar niet per se over de tijd. Dat zien wij als een van de belangrijkste opgaven voor de City Deals. Vaak gaat het mis in bestuurlijke samenwerking doordat partijen zich in een andere fase bevinden, zoals je vaak ziet wanneer verkiezingen de samenwerking doorkruisen. Als de klokken van partijen niet gelijk staan en tijdbelevingen verschillen kan samenwerking zelfs tot stilstand komen. Waar de ene partij bezig is de lange lijnen uit te zetten, heeft de ander nu succes nodig om de inzet te legitimeren. Hoe breng je dat bij elkaar? Hoe kun je voortgang maken bij verschillende snelheden?”

Slim benutten van momenten

Martin Schulz. Foto: NSOB.

Martin Schulz. Foto: NSOB.

Daarvoor laat het NSOB-essay verschillende strategieën zien. Scherpenisse: “De start van elke City Deal wordt gemarkeerd door een feestelijke ondertekening, waarbij de partijen dat samen vieren op een podium. Dat geeft een flinke boost aan het thema. Maar vaak is de ondertekening niet het eindpunt van onderhandelingen, maar pas het begin. Met als risico dat partijen daarna verschillende kanten op willen, of toch andere thema’s prioriteit geven. Het feest is al gevierd, maar de samenwerking moet nog van start gaan. Na de ondertekening wordt het dus een opgave van synchronisatie van tijd tussen de verschillende partijen. Als dat lukt kunnen in de City Deal mooie resultaten worden geboekt. Dat kan bijvoorbeeld door het slim benutten van momenten. Denk aan het vieren van tussenresultaten en het afstemmen van tijdhorizonnen, zoals het formuleren van toekomstambities en doelen, waarmee je een gezamenlijk gevoel van urgentie bereikt. Het is een combinatie van concreet inhoudelijk bezig zijn en tegelijk de ruimte gaandeweg ontdekken in de tijd. Het gaat ook om afstemming van snelheden. Wanneer mag er worden geëxperimenteerd en wanneer wordt er opgeschaald? Door dat goed af te spreken ontstaat er ruimte voor verkenning en ontstaat er vermogen om te versnellen wanneer het kan.”

Door bijvoorbeeld een tijdsperiode af te bakenen voor fasen in de samenwerking kun je de verschillende cycli overbruggen van de partijen, voegt Scherpenisse toe. Zodat er een gemeenschappelijk proces ontstaat van agenderen, verkennen, uitvoeren en evalueren. “De kern is dat werken met deals synchronisatie tussen publieke en private partijen mogelijk maakt in de tijd, waardoor grote veranderopgaven die niet door regels of geld van de minister gerealiseerd kunnen worden tot stand worden gebracht in een coalition of the willing. In de City Deal kun je profiteren van elkaars momentum, er kan worden meegelift op de snelheid van anderen en samenwerking kan een katalyserende werking hebben.”

Voor bewindspersonen biedt het voortzetten en verder brengen van werken met City Deals dan ook winstkansen voor de volgende kabinetsperiode, aldus de auteurs. Keerzijde is dat er in de deal ook beperkingen zijn om in termen van timing en tempo eigen keuzes te maken en afwegingen te maken, los van andere partijen.

Grote transities

De City Deals zijn vooral bedoeld voor bijzondere opgaven, de grote transities, concluderen beide onderzoekers. Juist daar is een andere werkwijze nodig die niet volgens de traditionele departementale ritmes, routines en procedures gaat, maar juist ruimte maakt buiten de gebaande paden en kaders. De deal moet daarom niet te regulier worden. Schulz: “De kunst is om het werken met City Deals door te ontwikkelen tot een vanzelfsprekende werkwijze voor bijzondere opgaven. Andere instrumenten moeten we dan ook gewoon blijven gebruiken, zoals PPS, akkoorden, pacten, convenanten en al die andere instrumenten.”

De City Deal Inclusieve Stad is een interessant voorbeeld, vindt Scherpenisse. “De kwestie van multiprobleemgezinnen is een probleem van meerdere partijen. De partijen in de Deal waren hier al veel langer mee bezig, maar na de decentralisaties kwam er een momentum om hiermee ook samen met het Rijk een grote stap te maken. In de Deal is dit momentum verzilverd. Door al die aandacht en de experimenten uit die City Deal komen er concrete oplossingen in het sociaal domein naar boven. Nu nog lokaal, maar straks kunnen die ook op grotere schaal worden benut. Ze dragen bij aan de flow rond dit thema.”

Als een tandwiel

“Een City Deal is dan ook als een tandwiel in een raderwerk”, aldus Schulz. “Het zorgt ervoor dat de raderen in samenhang gaan draaien. Kijk naar de City Deal Binnenstedelijk Bouwen en Transformatie. Daar werd samen ontdekt dat parkeernormen een struikelblok zijn voor binnenstedelijk bouwen. Dan kun je dat kenbaar maken en opschalen en zo op allerlei plaatsen projecten in beweging laten komen door deze ene interventie.”

Natuurlijk loopt niet bij alle City Deals het proces even soepel. Vaak ging er na de ondertekening weer een onderhandelingsproces van start. Of partijen focusten te veel op eigen thema’s waardoor de tijdlijnen uit elkaar gingen lopen.“Belangrijk is het dat je steeds blijft zoeken naar synergie en synchronisatie”, aldus Scherpenisse. “Ook al heb je geld, genoeg mandaat en doorzettingsmacht, als partijen elkaar niet vinden in de tijd kan het mis lopen. Dat betekent niet dat alles tegelijkertijd moet of vooraf kan worden gepland, integendeel. Maar wel dat partijen proberen om elkaars tempo te faciliteren, in staat zijn om het momentum vast te houden en als katalysator te fungeren. Steeds met als achterliggend doel om niet alleen in de Deal resultaten te boeken, maar vooral op langere termijn bij te dragen aan transities. Multi-Temporal Governance is een strategische opgave wanneer al die partijen gezamenlijk willen bijdragen aan een transitie.”

Het NSOB essay ‘Werken met City Deals; invulling geven aan multi-temporal governance’ van Jorren Scherpenisse, Martin Schulz en Mark van Twist, is vanaf 30 oktober te vinden op de website www.nsob.nl/denktank.

1 bijlage

Steden groeien, maar ongelijkheid neemt toe

Onderzoeker Otto Raspe van het Planbureau voor de Leefomgeving. Foto: Pieter Verbeek.

De steden zijn de motor van onze economie. Dat blijkt maar weer uit het onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving dat gisteren werd gepresenteerd. De economie doet het er goed, de productiviteit is hoog, bedrijven concurreren om goede arbeidskrachten en de lonen liggen er hoger dan buiten de stad. Met Amsterdam en Utrecht als koplopers. Maar ook de ongelijkheid neemt toe. Zowel binnen de steden als tussen steden onderling. Onderzoeker Otto Raspe licht toe.

Samen met Edwin Buitelaar en Anet Weterings presenteerde hij gisteren het onderzoek ‘De Verdeelde Triomf’. Voor het eerst is onderzoek gedaan naar hoe de groei van steden zich vertaalt in werkgelegenheid en lonen.

Ongelijkheid

Er lijkt een schaduwkant te kleven aan het succes. Met de groei van de steden neemt de ongelijkheid toe tussen mensen met een hoog en een laag loon. Niet omdat de laatste groep minder is gaan verdienen, maar juist omdat de lonen van de best betaalden sterker stijgen.Ook de segregatie neemt toe: armere inwoners van de stad komen bij elkaar in wijken te wonen. Overigens is dit allemaal nog relatief laag vergeleken bij andere landen. Ook tussen de steden in Nederland is er verschil. Niet alle steden zijn winnaars.

Waarom hebben jullie dit onderzoek gedaan?
“Het debat over de stad kent vaak weinig empirische onderbouwing, begrippen die door elkaar worden gebruikt én een alarmistische toon: de kloof tussen verschillende groepen groeit, polarisatie neemt toe. We willen met deze studie het alarmisme nuanceren, laten zien hoe het zit in Nederlandse steden. Er zijn meerdere perspectieven op ongelijkheid. Bovendien plaatsen we het debat in de literatuur. We hebben een paar belangrijke studies bij elkaar gelegd. Het boek van Ed Glaeser ‘The Triumph of the City” geeft het beeld van een scherp contrast tussen stad en niet-stad. We keken ook op sociaaleconomisch vlak naar studies over ongelijkheid, zoals Piketty. Volgens Enrico Moretti komt dit samen: de verschillen tussen steden groeien. Bovendien groeit de segregatie in steden. Zie je dit nu ook allemaal in Nederland, vroegen wij ons af. Wij wilden de literatuur verbinden aan empirisch onderzoek.”

En daaruit blijkt hoe belangrijk steden zijn voor onze economie, maar dat de ongelijkheid ook groeit. Wat zijn voor jou de belangrijkste conclusies?
“Belangrijk is dat dit onderzoek duidelijk laat zien dat de groeipaden van de steden enorm onderling verschillen. Amsterdam en Utrecht groeien bijvoorbeeld veel harder. Rotterdam. Den Haag en Haarlem weer minder. Maar vergeleken met andere landen doen we het heel goed. We hebben hier geen Detroit, de Amerikaanse situatie waarbij de uitersten uit elkaar groeien. Je ziet wel in de steden veel dezelfde principes. Hoogopgeleide banen clusteren zich in de stad, wat impact heeft op de lage inkomens. Kijk bijvoorbeeld naar Amsterdam. Hoogopgeleide mensen verdienen hier 10 procent meer dan mensen met dezelfde banen buiten die stad. Voor laagopgeleide mensen is dat verschil 4,5 procent. Helaas heeft dit trickle-down effect geen invloed op de mensen die buiten de arbeidsmarkt vallen, zeker als ze langer afstand hebben tot die markt. We spreken dan ook van de Verdeelde Triomf.”

Moeten we ons geen zorgen gaan maken over het toenemende verschil tussen arm en rijk?
“We zien dezelfde trend wereldwijd dat ongelijkheid groter wordt. In Nederland is die ongelijkheid, net als de segregatie, relatief laag. Toch zien we overal dezelfde trend dat er een onderkant bestaat die niet meekomt. Dat is dan ook een belangrijke boodschap die wij willen meegeven. Overweeg als beleidsmaker om je meer te richten op die groep.”

Hoe dan?
“Vaak heeft beleid als doel om te egaliseren, de verschillen kleiner te maken. Je ziet dat de bovenlaag daarbij wordt platgeslagen, terwijl het niet de problemen oplost van de onderlaag. Is het niet interessant om juist te kijken naar de groep die onder de armoedegrens leeft? Dat is een groot dilemma. Wil je egaliseren of zet je in op de positie van die onderkant en zorg je voor betere ontwikkelingsmogelijkheden voor deze mensen? Daarbij is de bestuurlijke neiging vaak voor fysieke oplossingen te kiezen. De vraag blijft altijd of je daarmee wel de juiste mensen bereikt. Rotterdam kwam laatst in het nieuws met plannen voor nieuwe bruggen over de Maas om bepaalde wijken beter toegankelijk te maken en daarmee de sociaaleconomische verschillen in de stad te verminderen. Wij denken dat je je beter kunt richten op de mensen in die wijk, op hun vaardigheden en hun positie op de arbeidsmarkt om die wijk te verbeteren.”

DSC_0527

Hoe belangrijk is de stedelijke structuur van Nederland nu op de groei van banen?
“Nederland kent een krachtig netwerk aan kleinere steden die onderling goed met elkaar zijn verbonden. Een zogenoemde polycentrische structuur. In plaats van een grote metropool waar alles plaatsvindt. Vaak richt het debat zich op de vraag welke van de twee stedelijke structuren beter is. Daarbij wordt echter uit het oog verloren wat maakt dat steden groeien. Belangrijker is te kijken naar hoe de groeimotor functioneert. Over het algemeen is dit de sectorstructuur van de stad, de kwaliteit van de beroepsbevolking en , de ruimtelijke condities die groei faciliteren. Amsterdam en Utrecht kennen een structuur die attractief is voor hoogopgeleide, creatieve banen die zich er clusteren. Dat versnelt het hele proces van banengroei. Inzetten op gunstige productie- en innovatiemilieus in de stad is in dat opzicht belangrijker dan de nationale stedelijke structuur. Die we bovendien niet op korte termijn kunnen veranderen. Goed functionerende steden wel. Die trekken een deel van de stad omhoog. Waarbij geldt dat omdat niet iedereen van de triomf profiteert het te overwegen is om extra aandacht te hebben voor de mensen die langdurig afstand hebben tot de arbeidsmarkt.”

Een belangrijke aanbeveling in jullie onderzoek is dat beleidsmakers goed de drie termen ongelijkheid, segregatie en polarisatie moeten onderscheiden. Ze worden vaak door elkaar gebruikt.
“Ja, ongelijkheid kan bijvoorbeeld toenemen, terwijl segregatie in een stad gelijk blijft of zelfs afneemt. Vaak zie je dat de twee als synoniemen worden gebruikt. Maar soms is er helemaal geen verband. Kijk bijvoorbeeld naar hippe steden waar hoogopgeleide mensen kiezen voor andere wijken, waar ze voorheen echt niet wilden wonen. Zo krijg je gentrificatie. Dat levert overigens wel weer de vraag op of je niet alleen een stad krijgt met hoger opgeleiden. Polarisatie is de derde term. Dat is wanneer de bovenkant groeit en ook de onderkant groeit, waarbij de middengroep wegzakt. Waarbij als geheel de ongelijkheid toeneemt. Echter niet doordat de onderkant wegzakt, de onderkant groeit gewoon iets minder hard. Dat is een nuance en eigenlijk meer een ander type ongelijkheid.”

Hoe zit het met kleinere steden, zoals bijvoorbeeld Assen en Emmen. Moeten die zich ontwikkelen net als Amsterdam en Utrecht?
“Nee er is geen succesmodel dat je als stad klakkeloos over kunt nemen. Kijk vooral naar de DNA van je stad zelf en je ommeland. Niet elke stad moet meedingen naar de internationale lijstjes op het gebied van talent of export. Soms moet je gewoon als stad je inzetten om je inwoners prettig te laten wonen en te zorgen voor alle goede voorzieningen. Een stad zijn, waar ook plek is voor rust, ruimte en leisure. Al die steden bij elkaar in het netwerk vormen eigenlijk één groot geheel – een polycentrische metropool – in plaats van een dichtbevolkte, monocentrische metropool zonder rust en ruimte. Want ook die rust en ruimte is heel belangrijk.”

Het onderzoeksrapport ‘De Verdeelde Triomf’ is te vinden op de site van het PBL

Metropoolregio onder de loep in OESO-rapport

De overhandiging van het rapport. Van links naar rechts Rolf Alter (OESO), Jozias van Aartsen (Den Haag), Stef Blok (minister van Wonen en Rijksdienst) en Ahmed Aboutaleb (Rotterdam). Foto: Ron Stam.

Sinds vorig jaar vormen Rotterdam, Den Haag en 21 kleinere, omliggende gemeenten de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). Gezamenlijk willen zij de economie van de gehele regio versterken en daarmee meer werkgelegenheid en welzijn creëren. De OESO constateert dat er duidelijke kansen zijn om die ambitie te realiseren, maar het heeft ook tijd nodig.

Het realiseren van een sterkere functionele integratie van de Metropoolregio moet dan ook worden gezien als een langetermijnambitie. Dat is een van de conclusies van het OESO-rapport OECD Territorial Reviews: The Metropolitan Region of Rotterdam-The Hague, Netherlands dat maandag is uitgereikt aan minister Stef Blok voor Wonen en Rijksdienst en de burgemeesters Jozias van Aartsen (Den Haag)en Ahmed Aboutaleb (Rotterdam).

Beleidsmaatregelen

Er bestaat dan ook volgens het rapport geen wondermiddel om de economische banden tussen de voormalige stadsregio’s te verstevigen. Het proces verloopt niet vanzelf, aldus het rapport. “Om deze ambities te helpen verwezenlijken is er eerder een reeks beleidsmaatregelen en programma’s nodig op het gebied van economische ontwikkeling, ruimtelijke ordening, huisvesting en vervoer, die op verschillende overheidsniveaus worden ontworpen en geïmplementeerd”, zo adviseren de onderzoekers in het rapport. Om die reden doet de OESO verschillende aanbevelingen en is zij positief over de koers die is ingezet met Agenda Stad.

Arbeidsproductiviteit

Het samenwerken door de gemeenten in de MRDH heeft nog niet geleid tot een echte integratie van de lokale economieën, is een van de conclusies. De afzonderlijke sociaaleconomische profielen van de regio’s Rotterdam (gecentreerd rond de haven en logistieke activiteiten) en Den Haag (gespecialiseerd in openbaar bestuur en overheidsdiensten) zijn daar mede debet aan geweest . Beide regio’s zagen zichzelf van oudsher niet als elkaars natuurlijke partner.

Ook is de MRDH nog niet één functioneel geïntegreerd stedelijk gebied. Dat blijkt uit de relatief geringe pendelstromen tussen Rotterdam en Den Haag. Het aantal pendelaars binnen het MRDH-gebied steeg weliswaar tussen 2001 en 2011, maar is vooral te vinden vanuit de kleinere gemeenten naar de steden.

RSPp OECD MRDH 009Strategieën

Om verdere integratie te bereiken raadt het OESO-rapport de MRDH twee overkoepelende strategieën aan, die gelijktijdig moeten worden opgepakt: naar binnen focussen om een betere integratie van de MRDH te bevorderen en naar buiten kijken om het nationale en internationale profiel van de MRDH te stimuleren. Economisch gezien moet de metropoolregio een toegevoegde waarde bieden in een behoorlijk vol institutioneel landschap. Daarom is er behoefte aan concrete, verbindende projecten die op de korte en lange termijn tot resultaten kunnen leiden: zowel kleine, snelle winsten om de politieke daadkracht vast te houden als grotere vlaggenschipprojecten om de gemeenten in de regio dichter bij elkaar te brengen. Wat betreft de vervoersopgave kan de MRDH waarschijnlijk alleen effectief zijn met overheidssteun.

Het rapport is tot stand gekomen met steun van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Het onderzoek sluit aan op de kennisbehoefte van het ministerie om meer inzicht te verkrijgen in de werking van grootstedelijk bestuur en de betekenis van bestuurlijke fragmentatie voor economische ontwikkeling.

Lees het volledige rapport op Rijksoverheid.nl.

Kennisprogramma Smart Urban Regions of the Future trapt af

Van kleinschalige initiatieven die buurten mooier gaan maken, slimme fietssystemen tot zelfrijzende auto’s. De komende vier jaar gaan consortia van wetenschappelijke onderzoekers en praktijkpartijen werken aan maatschappelijk thema’s in stedelijke regio’s. Dat doen ze in het kader van het kennisprogramma Smart Urban Regions of the Future (SURF), dat afgelopen maandag officieel van start ging. ‘De projecten slaan een brug tussen wetenschap en innovatie.’ 

Tijdens de kick-off-bijeenkomst op 25 januari in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam presenteerden de toegekende vijf grote projecten en dertien middelgrote projecten zich.

Verbinden van wetenschap en praktijk

SURF (onderdeel van het kennisinitiatief Verbinden van Duurzame Steden VerDus) is vooral bedoeld om de wetenschap en praktijk te verbinden. Maar hoe helpt de verspreiding van kennis nu om zaken in de maatschappij te veranderen?, vroeg dagvoorzitter Pieter Hooimeijer, wetenschappelijk directeur VerDus, vroeg zich af hoe kennisdisseminatie helpt om zaken in de maatschappij te veranderen. Dat heeft volgens SURF-netwerkmanager Jan Klinkenberg alles te maken met hoe de kennis van het SURF-programma gaat landen. “Bij het kiezen van projecten was de maatschappelijke relevantie nadrukkelijk aan de orde”, zegt hij. “Daar zijn de projecten op beoordeeld. De toegekende projecten moeten een brug gaan slaan tussen kennis en innovatie. Daarom bestaan de SURF-consortia uit wetenschappers en partijen uit de praktijk.”

Kick-off bijeenkomst van het SURF-programma.

Kick-off bijeenkomst van het SURF-programma.

Bereikbaarheid, inclusiviteit en duurzaamheid

Hoe die praktijk en wetenschap de komende jaren met elkaar gaan samenwerken, lieten vertegenwoordigers van de vijf grote projecten in korte presentaties zien. ‘R-LINK’ gaat onderzoeken hoe kleinschalige initiatieven te verbinden zijn met maatschappelijke opgaven op de lange termijn. Het gaat hierbij om bereikbaarheid, inclusiviteit en duurzaamheid. ‘ SCRIPTS’ moet laten zien hoe klantgerichte vervoersdiensten op een duurzame manier te ontwikkelen zijn. In ‘Smart Cycling Futures – slimmer op de fiets’ draait alles om slimme fietssystemen. Autonome auto’s staan centraal in ‘STAD’. Het team van ‘U-SMILE’ onderzoekt experimenten met budgetneutrale mengvormen van belastingen en beloningen, waaronder verhandelbare spitsrechten.

De link met de praktijk

In een gesprek met een aantal deelnemers voelde dagvoorzitter Hooimeijer de consortia vooral aan de tand over hun link met de praktijk. Voor het consortium Smart Cycling Futures is deze link makkelijk te vinden. Iris van der Horst, programmamanager Fiets van de gemeente Amsterdam legde uit dat Amsterdam te maken heeft met een enorme stroom fietsers. “Ik wil graag weten waar de fietsen vandaan komen en waar ze heen gaan. Met die informatie kunnen we als gemeente beleid maken om de grote hoeveelheid fietsers een goede plek in het Amsterdamse verkeer te geven. Dit onderzoek gaat ons daar zeker bij helpen.”

Na de gesprekken met deelnemers aan de grote projecten, mochten vertegenwoordigers van de middelgrote projecten hun onderzoeken in een minuut toelichten. Aan de hand van posters konden zij na de pitches meer uitleg geven.

Nu het officiële startsein is gegeven voor het SURF-programma gaan de consortia aan de slag. VerDus, waarin NWO, Platform31 en verschillende ministeries vertegenwoordigd zijn, gaat de deelnemers bijstaan om de kennis uit de onderzoeken op nationaal niveau te brengen.

Kijk voor meer informatie over de projecten op de website van het SURF-programma.