Steden groeien, maar ongelijkheid neemt toe

Onderzoeker Otto Raspe van het Planbureau voor de Leefomgeving. Foto: Pieter Verbeek.

De steden zijn de motor van onze economie. Dat blijkt maar weer uit het onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving dat gisteren werd gepresenteerd. De economie doet het er goed, de productiviteit is hoog, bedrijven concurreren om goede arbeidskrachten en de lonen liggen er hoger dan buiten de stad. Met Amsterdam en Utrecht als koplopers. Maar ook de ongelijkheid neemt toe. Zowel binnen de steden als tussen steden onderling. Onderzoeker Otto Raspe licht toe.

Samen met Edwin Buitelaar en Anet Weterings presenteerde hij gisteren het onderzoek ‘De Verdeelde Triomf’. Voor het eerst is onderzoek gedaan naar hoe de groei van steden zich vertaalt in werkgelegenheid en lonen.

Ongelijkheid

Er lijkt een schaduwkant te kleven aan het succes. Met de groei van de steden neemt de ongelijkheid toe tussen mensen met een hoog en een laag loon. Niet omdat de laatste groep minder is gaan verdienen, maar juist omdat de lonen van de best betaalden sterker stijgen.Ook de segregatie neemt toe: armere inwoners van de stad komen bij elkaar in wijken te wonen. Overigens is dit allemaal nog relatief laag vergeleken bij andere landen. Ook tussen de steden in Nederland is er verschil. Niet alle steden zijn winnaars.

Waarom hebben jullie dit onderzoek gedaan?
“Het debat over de stad kent vaak weinig empirische onderbouwing, begrippen die door elkaar worden gebruikt én een alarmistische toon: de kloof tussen verschillende groepen groeit, polarisatie neemt toe. We willen met deze studie het alarmisme nuanceren, laten zien hoe het zit in Nederlandse steden. Er zijn meerdere perspectieven op ongelijkheid. Bovendien plaatsen we het debat in de literatuur. We hebben een paar belangrijke studies bij elkaar gelegd. Het boek van Ed Glaeser ‘The Triumph of the City” geeft het beeld van een scherp contrast tussen stad en niet-stad. We keken ook op sociaaleconomisch vlak naar studies over ongelijkheid, zoals Piketty. Volgens Enrico Moretti komt dit samen: de verschillen tussen steden groeien. Bovendien groeit de segregatie in steden. Zie je dit nu ook allemaal in Nederland, vroegen wij ons af. Wij wilden de literatuur verbinden aan empirisch onderzoek.”

En daaruit blijkt hoe belangrijk steden zijn voor onze economie, maar dat de ongelijkheid ook groeit. Wat zijn voor jou de belangrijkste conclusies?
“Belangrijk is dat dit onderzoek duidelijk laat zien dat de groeipaden van de steden enorm onderling verschillen. Amsterdam en Utrecht groeien bijvoorbeeld veel harder. Rotterdam. Den Haag en Haarlem weer minder. Maar vergeleken met andere landen doen we het heel goed. We hebben hier geen Detroit, de Amerikaanse situatie waarbij de uitersten uit elkaar groeien. Je ziet wel in de steden veel dezelfde principes. Hoogopgeleide banen clusteren zich in de stad, wat impact heeft op de lage inkomens. Kijk bijvoorbeeld naar Amsterdam. Hoogopgeleide mensen verdienen hier 10 procent meer dan mensen met dezelfde banen buiten die stad. Voor laagopgeleide mensen is dat verschil 4,5 procent. Helaas heeft dit trickle-down effect geen invloed op de mensen die buiten de arbeidsmarkt vallen, zeker als ze langer afstand hebben tot die markt. We spreken dan ook van de Verdeelde Triomf.”

Moeten we ons geen zorgen gaan maken over het toenemende verschil tussen arm en rijk?
“We zien dezelfde trend wereldwijd dat ongelijkheid groter wordt. In Nederland is die ongelijkheid, net als de segregatie, relatief laag. Toch zien we overal dezelfde trend dat er een onderkant bestaat die niet meekomt. Dat is dan ook een belangrijke boodschap die wij willen meegeven. Overweeg als beleidsmaker om je meer te richten op die groep.”

Hoe dan?
“Vaak heeft beleid als doel om te egaliseren, de verschillen kleiner te maken. Je ziet dat de bovenlaag daarbij wordt platgeslagen, terwijl het niet de problemen oplost van de onderlaag. Is het niet interessant om juist te kijken naar de groep die onder de armoedegrens leeft? Dat is een groot dilemma. Wil je egaliseren of zet je in op de positie van die onderkant en zorg je voor betere ontwikkelingsmogelijkheden voor deze mensen? Daarbij is de bestuurlijke neiging vaak voor fysieke oplossingen te kiezen. De vraag blijft altijd of je daarmee wel de juiste mensen bereikt. Rotterdam kwam laatst in het nieuws met plannen voor nieuwe bruggen over de Maas om bepaalde wijken beter toegankelijk te maken en daarmee de sociaaleconomische verschillen in de stad te verminderen. Wij denken dat je je beter kunt richten op de mensen in die wijk, op hun vaardigheden en hun positie op de arbeidsmarkt om die wijk te verbeteren.”

DSC_0527

Hoe belangrijk is de stedelijke structuur van Nederland nu op de groei van banen?
“Nederland kent een krachtig netwerk aan kleinere steden die onderling goed met elkaar zijn verbonden. Een zogenoemde polycentrische structuur. In plaats van een grote metropool waar alles plaatsvindt. Vaak richt het debat zich op de vraag welke van de twee stedelijke structuren beter is. Daarbij wordt echter uit het oog verloren wat maakt dat steden groeien. Belangrijker is te kijken naar hoe de groeimotor functioneert. Over het algemeen is dit de sectorstructuur van de stad, de kwaliteit van de beroepsbevolking en , de ruimtelijke condities die groei faciliteren. Amsterdam en Utrecht kennen een structuur die attractief is voor hoogopgeleide, creatieve banen die zich er clusteren. Dat versnelt het hele proces van banengroei. Inzetten op gunstige productie- en innovatiemilieus in de stad is in dat opzicht belangrijker dan de nationale stedelijke structuur. Die we bovendien niet op korte termijn kunnen veranderen. Goed functionerende steden wel. Die trekken een deel van de stad omhoog. Waarbij geldt dat omdat niet iedereen van de triomf profiteert het te overwegen is om extra aandacht te hebben voor de mensen die langdurig afstand hebben tot de arbeidsmarkt.”

Een belangrijke aanbeveling in jullie onderzoek is dat beleidsmakers goed de drie termen ongelijkheid, segregatie en polarisatie moeten onderscheiden. Ze worden vaak door elkaar gebruikt.
“Ja, ongelijkheid kan bijvoorbeeld toenemen, terwijl segregatie in een stad gelijk blijft of zelfs afneemt. Vaak zie je dat de twee als synoniemen worden gebruikt. Maar soms is er helemaal geen verband. Kijk bijvoorbeeld naar hippe steden waar hoogopgeleide mensen kiezen voor andere wijken, waar ze voorheen echt niet wilden wonen. Zo krijg je gentrificatie. Dat levert overigens wel weer de vraag op of je niet alleen een stad krijgt met hoger opgeleiden. Polarisatie is de derde term. Dat is wanneer de bovenkant groeit en ook de onderkant groeit, waarbij de middengroep wegzakt. Waarbij als geheel de ongelijkheid toeneemt. Echter niet doordat de onderkant wegzakt, de onderkant groeit gewoon iets minder hard. Dat is een nuance en eigenlijk meer een ander type ongelijkheid.”

Hoe zit het met kleinere steden, zoals bijvoorbeeld Assen en Emmen. Moeten die zich ontwikkelen net als Amsterdam en Utrecht?
“Nee er is geen succesmodel dat je als stad klakkeloos over kunt nemen. Kijk vooral naar de DNA van je stad zelf en je ommeland. Niet elke stad moet meedingen naar de internationale lijstjes op het gebied van talent of export. Soms moet je gewoon als stad je inzetten om je inwoners prettig te laten wonen en te zorgen voor alle goede voorzieningen. Een stad zijn, waar ook plek is voor rust, ruimte en leisure. Al die steden bij elkaar in het netwerk vormen eigenlijk één groot geheel – een polycentrische metropool – in plaats van een dichtbevolkte, monocentrische metropool zonder rust en ruimte. Want ook die rust en ruimte is heel belangrijk.”

Het onderzoeksrapport ‘De Verdeelde Triomf’ is te vinden op de site van het PBL

Metropoolregio onder de loep in OESO-rapport

De overhandiging van het rapport. Van links naar rechts Rolf Alter (OESO), Jozias van Aartsen (Den Haag), Stef Blok (minister van Wonen en Rijksdienst) en Ahmed Aboutaleb (Rotterdam). Foto: Ron Stam.

Sinds vorig jaar vormen Rotterdam, Den Haag en 21 kleinere, omliggende gemeenten de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). Gezamenlijk willen zij de economie van de gehele regio versterken en daarmee meer werkgelegenheid en welzijn creëren. De OESO constateert dat er duidelijke kansen zijn om die ambitie te realiseren, maar het heeft ook tijd nodig.

Het realiseren van een sterkere functionele integratie van de Metropoolregio moet dan ook worden gezien als een langetermijnambitie. Dat is een van de conclusies van het OESO-rapport OECD Territorial Reviews: The Metropolitan Region of Rotterdam-The Hague, Netherlands dat maandag is uitgereikt aan minister Stef Blok voor Wonen en Rijksdienst en de burgemeesters Jozias van Aartsen (Den Haag)en Ahmed Aboutaleb (Rotterdam).

Beleidsmaatregelen

Er bestaat dan ook volgens het rapport geen wondermiddel om de economische banden tussen de voormalige stadsregio’s te verstevigen. Het proces verloopt niet vanzelf, aldus het rapport. “Om deze ambities te helpen verwezenlijken is er eerder een reeks beleidsmaatregelen en programma’s nodig op het gebied van economische ontwikkeling, ruimtelijke ordening, huisvesting en vervoer, die op verschillende overheidsniveaus worden ontworpen en geïmplementeerd”, zo adviseren de onderzoekers in het rapport. Om die reden doet de OESO verschillende aanbevelingen en is zij positief over de koers die is ingezet met Agenda Stad.

Arbeidsproductiviteit

Het samenwerken door de gemeenten in de MRDH heeft nog niet geleid tot een echte integratie van de lokale economieën, is een van de conclusies. De afzonderlijke sociaaleconomische profielen van de regio’s Rotterdam (gecentreerd rond de haven en logistieke activiteiten) en Den Haag (gespecialiseerd in openbaar bestuur en overheidsdiensten) zijn daar mede debet aan geweest . Beide regio’s zagen zichzelf van oudsher niet als elkaars natuurlijke partner.

Ook is de MRDH nog niet één functioneel geïntegreerd stedelijk gebied. Dat blijkt uit de relatief geringe pendelstromen tussen Rotterdam en Den Haag. Het aantal pendelaars binnen het MRDH-gebied steeg weliswaar tussen 2001 en 2011, maar is vooral te vinden vanuit de kleinere gemeenten naar de steden.

RSPp OECD MRDH 009Strategieën

Om verdere integratie te bereiken raadt het OESO-rapport de MRDH twee overkoepelende strategieën aan, die gelijktijdig moeten worden opgepakt: naar binnen focussen om een betere integratie van de MRDH te bevorderen en naar buiten kijken om het nationale en internationale profiel van de MRDH te stimuleren. Economisch gezien moet de metropoolregio een toegevoegde waarde bieden in een behoorlijk vol institutioneel landschap. Daarom is er behoefte aan concrete, verbindende projecten die op de korte en lange termijn tot resultaten kunnen leiden: zowel kleine, snelle winsten om de politieke daadkracht vast te houden als grotere vlaggenschipprojecten om de gemeenten in de regio dichter bij elkaar te brengen. Wat betreft de vervoersopgave kan de MRDH waarschijnlijk alleen effectief zijn met overheidssteun.

Het rapport is tot stand gekomen met steun van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Het onderzoek sluit aan op de kennisbehoefte van het ministerie om meer inzicht te verkrijgen in de werking van grootstedelijk bestuur en de betekenis van bestuurlijke fragmentatie voor economische ontwikkeling.

Lees het volledige rapport op Rijksoverheid.nl.

Kennisprogramma Smart Urban Regions of the Future trapt af

Van kleinschalige initiatieven die buurten mooier gaan maken, slimme fietssystemen tot zelfrijzende auto’s. De komende vier jaar gaan consortia van wetenschappelijke onderzoekers en praktijkpartijen werken aan maatschappelijk thema’s in stedelijke regio’s. Dat doen ze in het kader van het kennisprogramma Smart Urban Regions of the Future (SURF), dat afgelopen maandag officieel van start ging. ‘De projecten slaan een brug tussen wetenschap en innovatie.’ 

Tijdens de kick-off-bijeenkomst op 25 januari in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam presenteerden de toegekende vijf grote projecten en dertien middelgrote projecten zich.

Verbinden van wetenschap en praktijk

SURF (onderdeel van het kennisinitiatief Verbinden van Duurzame Steden VerDus) is vooral bedoeld om de wetenschap en praktijk te verbinden. Maar hoe helpt de verspreiding van kennis nu om zaken in de maatschappij te veranderen?, vroeg dagvoorzitter Pieter Hooimeijer, wetenschappelijk directeur VerDus, vroeg zich af hoe kennisdisseminatie helpt om zaken in de maatschappij te veranderen. Dat heeft volgens SURF-netwerkmanager Jan Klinkenberg alles te maken met hoe de kennis van het SURF-programma gaat landen. “Bij het kiezen van projecten was de maatschappelijke relevantie nadrukkelijk aan de orde”, zegt hij. “Daar zijn de projecten op beoordeeld. De toegekende projecten moeten een brug gaan slaan tussen kennis en innovatie. Daarom bestaan de SURF-consortia uit wetenschappers en partijen uit de praktijk.”

Kick-off bijeenkomst van het SURF-programma.

Kick-off bijeenkomst van het SURF-programma.

Bereikbaarheid, inclusiviteit en duurzaamheid

Hoe die praktijk en wetenschap de komende jaren met elkaar gaan samenwerken, lieten vertegenwoordigers van de vijf grote projecten in korte presentaties zien. ‘R-LINK’ gaat onderzoeken hoe kleinschalige initiatieven te verbinden zijn met maatschappelijke opgaven op de lange termijn. Het gaat hierbij om bereikbaarheid, inclusiviteit en duurzaamheid. ‘ SCRIPTS’ moet laten zien hoe klantgerichte vervoersdiensten op een duurzame manier te ontwikkelen zijn. In ‘Smart Cycling Futures – slimmer op de fiets’ draait alles om slimme fietssystemen. Autonome auto’s staan centraal in ‘STAD’. Het team van ‘U-SMILE’ onderzoekt experimenten met budgetneutrale mengvormen van belastingen en beloningen, waaronder verhandelbare spitsrechten.

De link met de praktijk

In een gesprek met een aantal deelnemers voelde dagvoorzitter Hooimeijer de consortia vooral aan de tand over hun link met de praktijk. Voor het consortium Smart Cycling Futures is deze link makkelijk te vinden. Iris van der Horst, programmamanager Fiets van de gemeente Amsterdam legde uit dat Amsterdam te maken heeft met een enorme stroom fietsers. “Ik wil graag weten waar de fietsen vandaan komen en waar ze heen gaan. Met die informatie kunnen we als gemeente beleid maken om de grote hoeveelheid fietsers een goede plek in het Amsterdamse verkeer te geven. Dit onderzoek gaat ons daar zeker bij helpen.”

Na de gesprekken met deelnemers aan de grote projecten, mochten vertegenwoordigers van de middelgrote projecten hun onderzoeken in een minuut toelichten. Aan de hand van posters konden zij na de pitches meer uitleg geven.

Nu het officiële startsein is gegeven voor het SURF-programma gaan de consortia aan de slag. VerDus, waarin NWO, Platform31 en verschillende ministeries vertegenwoordigd zijn, gaat de deelnemers bijstaan om de kennis uit de onderzoeken op nationaal niveau te brengen.

Kijk voor meer informatie over de projecten op de website van het SURF-programma.

VN-rapport: ‘Nieuwe agenda is nodig voor duurzame ontwikkeling steden’

Een nieuwe stedelijke agenda is nodig om de transformerende kracht van steden te ontsluiten. Dat is wat het nieuwe World Cities Report 2016, Urbanization and Development: Emerging Futures voor duurzame stedelijke ontwikkeling van de VN adviseert. In 2030 woont namelijk twee derde van de wereldbevolking in steden. In ontwikkelingslanden zal de stedelijke bevolking dan verdubbeld zijn en de omvang van de steden verdrievoudigd.

WCR-Cover-225x300Momenteel woont een op de vijf mensen ter wereld in de 600 grootste steden volgens het rapport. Deze steden zorgen voor 60 procent van het wereldwijde BBP. Waren er in 1995 nog 22 grote steden en 14 megasteden wereldwijd, nu zijn beide categorieën verdubbeld. 79 procent van de megasteden zijn te vinden in Latijns-Amerika, Azië en Afrika. De snelst groeiende steden zijn echter de middelgrote en kleine steden met minder dan 1 miljoen inwoners. Daar woont bijna 60 procent van de wereldbevolking.

Klimaatverandering

Wanneer de steden niet goed worden gepland en beheerd, zo waarschuwen de onderzoekers, kan de uitbreiding leiden tot grotere ongelijkheid, de groei van sloppenwijken en kan ze verwoestende impacts hebben op klimaatverandering. De impacts op het gebruik van land en energie, op consumptie en op de uitstoot van broeikasgassen zijn enorm. Tussen de vijftiger jaren van de vorige eeuw groeide de mate van verstedelijking bijvoorbeeld van 29 procent naar 49 procent. De wereldwijde uitstoot van CO2 groeide tegelijkertijd met 500 procent. Steden zijn goed voor 60 tot 80 procent van de energieconsumptie en genereren zo’n 70 procent van de uitstoot van broeikasgassen.

Agenda Stad

Een nieuwe Agenda Stad is dan ook nodig om effectief de uitdagingen aan te pakken van de groei aan steden en om de voordelen van verstedelijking te pakken, aldus dr. Joan Clos, uitvoerend directeur van het VN Habitat-programma, dat is gebaseerd in Nairobi. “In de twintig jaar na de Habitat II-conferentie hebben we gezien hoe de wereldbevolking zich steeds meer verzamelt in steden. Dit is in veel gevallen samengegaan met sociaaleconomische groei. Maar het stedelijke landschap verandert en daarmee ook de vraag naar een samenhangende en realistische benadering van verstedelijking.”

Lees meer op de site van het VN-Habitat programma. Het rapport is hier te downloaden.

AMS Institute opent tweede call voor Stimulus projecten

Het Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions (AMS Institute) heeft de tweede call voor Stimulus projecten geopend. Doel van deze projecten is om nieuwe en bestaande AMS Institute partners te ondersteunen bij het doen van innovatief onderzoek voor stedelijke vraagstukken.

Stimulus projecten hebben als doel om op korte termijn onderzoeksresultaten op te leveren, die fungeren als katalysator voor nieuwe oplossingsrichtingen, concepten of aanpakken. Ze moeten uiteindelijk grote follow-up projecten genereren. Er is plek voor maximaal acht projecten.

logoamsCofinanciering

Het AMS Institute kan cofinanciering verzorgen tot 50 procent van het projectbudget met een maximum van 25.000 euro. Dat doet ze vanuit het programma Onderzoek & Valorisatie, dat is opgebouwd rond drie hoofdthema’s: de verbonden stad, de circulaire stad en de vitale stad.

Aanmelden

Aanvragers kunnen zich tot en met 11 juli aanmelden met hun onderzoeksproject. Die moeten voldoen aan verschillende eisen. Zo moeten ze een innovatieve oplossing bieden voor een bepaald stedelijk vraagstuk, relevant zijn voor Amsterdam, of daar fysiek worden uitgevoerd. Ook moeten de projecten passen binnen de drie hoofdthema’s van het AMS Institute, toekomstgericht zijn, potentie hebben voor schaalvergroting en plek bieden voor wetenschappers van een van de AMS Institute partners TU Delft, Wageningen UR en of MIT. Daarnaast moet er een partner vanuit het veld meedoen, bijvoorbeeld vanuit bedrijfsleven, bewonersgroep of overheid.

Lees meer over de call voor Stimulus projecten.

 

 

 

 

Onderzoek naar duurzaamheidsprestaties van Europese steden

Telos, kenniscentrum voor duurzame ontwikkeling aan de Universiteit van Tilburg, heeft de duurzaamheidsprestaties van Europese en Nederlandse steden in beeld gebracht. Het onderzoek is gesubsidieerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het levert niet alleen inzicht in hoe 114 Europese en 31 Nederlandse steden er op het gebied van duurzaamheid voor staan, maar geeft ook een beeld van de indicatoren en stedelijke eigenschappen die er in dat opzicht het meest toe doen. Nederlandse steden scoren bovengemiddeld.

EUROCITIES Economic Development Forum

De presentatie van het onderzoek vond plaats tijdens de voorjaarsconferentie van het Economic Development Forum van EUROCITIES (de belangenorganisatie van grote steden in Europa) in Enschede. Nicolaas Beets, Speciaal Gezant voor de Europese Agenda Stad, zette uiteenwat de Europese Agenda Stad beoogt en gaf een toelichting op het Pact van Amsterdam en de thematische partnerschappen die daaruit voortkomen.

Telos onderzoek 1

Professor Bastiaan Zoeteman (Telos) reikt eerste exemplaar uit aan Nicolaas Beets.

EUROCITIES verwelkomde het Nederlandse initiatief waarmee Europees breed en gestructureerd steden, lidstaten en Europese instellingen kunnen samenwerken aan een betere stedelijke ontwikkeling. Professor Bastiaan Zoeteman van Telos gaf vervolgens een korte toelichting op het onderzoek en reikte het eerste exemplaar uit aan Nicolaas Beets.

Vergelijken van steden: Scandinavische steden koplopers

Uit het onderzoek blijkt dat de duurzaamheidsprestaties van Nederlandse steden onderling weinig verschillen en bovengemiddeld scoren. De scores van Europese steden lopen wel sterk uiteen. Scandinavische steden komen als absolute koplopers op het gebied van duurzaamheid naar voren, met zeven steden in de top tien van onderzochte steden. Wanneer de scores van Nederlandse steden worden vergeleken met Europese steden van vergelijkbare omvang (100.000 – 900.000 inwoners) en ligging (Noordwest-Europa) zijn deze gemiddeld te noemen.

Een interactieve webtool biedt steden de mogelijkheid zichzelf te vergelijken met andere steden met vergelijkbare karakteristieken. Telos heeft daarvoor verschillende stedelijke typologieën onderscheiden, die het vergelijken van steden makkelijker en zinvoller moeten maken. Tegelijkertijd kaart Telos aan dat het vinden van accurate en vergelijkbare data soms nog een opgave is.

Duurzame steden: economisch kapitaal van belang, maar in samenhang met andere aspecten

Een andere, meer algemene conclusie is dat duurzame ontwikkeling het sterkst samenhangt met de economische ontwikkeling van een stad, meer dan met ecologisch of sociaal-cultureel kapitaal. Werken aan de competitiviteit van steden, -denk bijvoorbeeld aan arbeidsproductiviteit en besteedbaar inkomen-, aan kennisontwikkeling en aan een goede infrastructuur is daarmee niet alleen in economisch opzicht van belang, maar ook vanuit duurzaamheidsoogpunt.

Tegelijkertijd leidt dat niet automatisch tot een duurzamere stad. Zo blijken grote steden, van tussen 1 en 2 miljoen inwoners de voorsprong die zij hebben op economisch kapitaal over het algemeen niet om te zetten in een groter ecologisch en sociaal-cultureel kapitaal. Juist het in samenhang werken aan economisch, ecologisch en sociaal-cultureel kapitaal is daarom cruciaal voor duurzame steden.

Het rapport is te downloaden via de website van Telos. De webtool is te vinden via http://www.sustainablecitiesbenchmark.eu/
Lees meer over de Europese Agenda Stad op www.urbanagenda.nl.