‘Citizen science op weg om een plek op kennisinstellingen en in de samenleving te claimen’
Als het gaat om de verbinding tussen kennisinstellingen en de stad zien we dat burgers daarin een steeds belangrijkere rol vervullen. Studenten, docenten en onderzoekers van hogescholen en universiteiten raadplegen inwoners van de stad bijvoorbeeld om cruciale informatie over een maatschappelijk probleem in een wijk te vergaren. En om nieuwe innovaties te testen met degenen die er uiteindelijk gebruik van zullen maken. Maar we zien ook steeds vaker dat burgers zelf kennis vergaren en die inzetten om bijvoorbeeld hun leefomgeving te verbeteren. Dit fenomeen wordt ook wel citizen science of burgerwetenschap genoemd. Hoe kunnen we deze beweging begrijpen? Hoe verhoudt burgerkennis zich ten opzichte van wetenschappelijke kennis? En welke plek kan burgerwetenschap innemen op kennisinstellingen en in de samenleving? Marcel Pleijte doet onderzoek naar citizen science bij Wageningen University & Research (WUR). We spraken met hem over zijn onderzoeksproject en de toekomst van citizen science.
Kun je wat vertellen over de opkomst van citizen science?
“Citizen science is als verschijnsel niet per se iets nieuws. Vroeger deden burgers eigenlijk alle kennis op. Het feit dat het begrip citizen science in 1996 is geïntroduceerd en sinds 2008 zo populair is geworden, zegt niet dat burgerwetenschap er niet al eerder was. Voordat de wetenschap als instituut voet aan de grond kreeg en je van beroep wetenschapper kon worden, waren er al burgers die met wetenschap bezig waren. Maar het was nog geen officieel beroep. Met name in de tijd van de VOC veranderde dat in Nederland. Er kwam geld beschikbaar om wetenschap als beroep uit te oefenen. Door de eeuwen heen is wetenschap als instituut steeds meer in zichzelf gekeerd geraakt. Burgers werden nog wel eens geraadpleegd, maar de kloof tussen wetenschap en de samenleving groeide. Zelfs zo erg dat de wetenschap en de samenleving van elkaar vervreemd zijn geraakt. Het mooie aan deze tijd is dat daar verandering in lijkt te komen. Onder andere de transitie naar een participatiesamenleving, waarin van burgers wordt gevraagd meer zaken zelf te regelen, zorgt ervoor dat de wetenschap en samenleving weer meer naar elkaar toe bewegen en burgerwetenschap opleeft.”
Kun je een voorbeeld geven van citizen science?
“Er bestaan eigenlijk twee vormen van citizen science. Enerzijds, bestaat er burgerwetenschap dat bijdraagt aan wetenschappelijk onderzoek, ook wel contributed citizen science genoemd. Een voorbeeld daarvan is dat inwoners van een stad data aanleveren aan onderzoekers over welke vogels in hun tuin voorkomen. In dat geval zijn burgers een soort co-onderzoekers. De regie blijft bij de onderzoeker, maar de bewoners leveren wel een bijdrage aan het onderzoek. Anderzijds, bestaat er burgerwetenschap waarbij burgers veel meer zelf de touwtjes in handen hebben over het vergaren van kennis en het eigenaarschap over die kennis. Mijn onderzoek richt zich op die laatste vorm van burgerwetenschap.
Ik heb naar vier verschillende contexten gekeken waarin burgerkennis tot stand komt. Een daarvan was de Amersfoortse wijk Soesterkwartier, waar een groep bewoners zich verenigd heeft om energie te besparen. De bewoners merkten dat ze individueel niet optimaal energie kunnen besparen, maar veel beter door samen te werken. De groep is daartoe zelf kennis gaan vergaren en uitwisselen op het gebied van duurzame energie, bijvoorbeeld over zuinige cv-ketels. Een andere case werd gevormd door private grondbeheerders, die op hun eigen terrein allerlei kennis opdoen over het beheer van natuur. Het is echt prachtig om te zien hoe zij enorm gevarieerde natuur weten op te bouwen en onderhouden. En daarover kennis met elkaar uitwisselen. In Friesland heeft een stel grondbeheerders op basis van hun eigen ervaring en kennis een boek uitgebracht met praktijkvoorbeelden over natuurbeheer. Dat is natuurlijk ontzettend inspirerend voor andere burgers.”
In je onderzoek heb je gekeken naar de verschillende manieren waarop burgerkennis en wetenschappelijke kennis tot stand komen. Wat zijn de voornaamste verschillen die je ziet?
“Wetenschappelijke kennis is natuurlijk erg rationeel. Het is gebaseerd op theorie, komt tot stand op basis van wetenschappelijke methoden, het moet reproduceerbaar zijn, etcetera. Burgerkennis kan op een wetenschappelijke manier verzameld worden, maar ook op hele andere manieren. Je kunt bijvoorbeeld kennis vergaren van gezondheid en leefstijl op basis van ervaringen die je opdoet met voedsel. Je krijgt bijvoorbeeld buikpijn na het eten van een burger. We noemen dat ook wel ervaringskennis. Ervaringskennis is andere kennis dan rationele kennis, maar doet er wel degelijk toe. Vaak zegt ervaringskennis veel over wat er in de praktijk werkt en wat niet. Om daarvan een voorbeeld te geven: waterschappen baseren hun waterhuishoudingsplannen voor polders veelal op wetenschappelijke modellen. Boeren daarentegen richten zich op hun ervaringskennis om hun land droog te houden en gewassen te beschermen. De interventies die zij daartoe ontwikkelen, zoals afdammingen, werken soms beter in de praktijk dan de interventies die tot stand komen op basis van modellen. In dit licht attendeerde een promovendus bij Deltares waterschappen erop om met boeren in gesprek te gaan en hun kennis te gebruiken in de modellen.”
Burgerkennis wordt niet altijd even hoog gewaardeerd als wetenschappelijke kennis. Hoe zie je dat?
“Ik merk dat burgerkennis, zoals die van bewoners van het Soesterkwartier in Amersfoort of particuliere grondbeheerders, niet altijd past bij geïnstitutionaliseerde kennis. Soms botst het tussen de twee of levert het discussies op. Maar burgerkennis moet ook niet beoordeeld worden aan de hand van wetenschappelijke criteria. Het gaat echt om andere kennis. Die kennis is niet alleen relevant omdat die dicht bij de praktijk staat, maar ook omdat burgerwetenschap ontwikkeling en inzicht bij burgers nastreeft. Burgerwetenschap vergroot de expertise van burgers op onderwerpen die ze interessant vinden en bevordert sociale cohesie en saamhorigheid, doordat burgers veelal samen optrekken in het vergaren van kennis. Ook vanuit dat opzicht is burgerkennis ontzettend waardevol.”
Wat is de rol van citizen science binnen de WUR?
“Tot nu toe zie ik dat er vooral gebruik wordt gemaakt van contributed citizen science. Een mooi voorbeeld daarvan is het programma De Natuurkalender. Daarin geven burgers aan welke diersoorten zij waarnemen, in welke aantallen en op welke tijdstippen. Met die informatie dragen zij bij aan de wetenschap. Ik zie nog weinig dat onderzoekers burgerkennis opzoeken die echt van burgers is en door burgers zelf gegenereerd is. De discussie daarmee aangaan is spannend, omdat het de deskundigheid en integriteit van onderzoekers aan de kaak stelt. Stel dat onderzoekers claimen dat de bemesting van landbouwgrond de uitstoot van emissie X tot gevolg heeft en burgers stellen dat het vooral om emissie Y gaat. Hoe ga je daar als onderzoeker mee om? Ben je bereid om je onderzoeksmethoden te herevalueren en ruimte te geven aan de technieken van burgers in je onderzoek?”
Hebben de resultaten van je onderzoek nog verdere invloed op het beleid van de WUR op het gebied van citizen science?
“Ik hoop van wel, maar het is nog te vroeg om dat nu te stellen. Samen met collega’s probeer ik het thema citizen science via interne symposia meer uit te dragen op de WUR. En een aantal stagiairs polst bij vakgroepen hoe zij tegen citizen science aankijken. En welke rol citizen science in hun werk kan hebben.
Hoe zie je de toekomst graag voor je wat betreft de rol van citizen science binnen de WUR?
“Ik vind dat citizen science nu nog teveel als een op zichzelf staand onderzoeksproject wordt benaderd, terwijl het eigenlijk door alle inhoudelijke thema’s waar de WUR zich mee bezighoudt heen zou moeten snijden. Burgerkennis kan immers voor al die thema’s een toegevoegde waarde hebben. Enkele redenen dat citizen science nog geen doorsnijdende rol speelt op de universiteit, zijn dat financiering erg verkokerd is en beleid op dit gebied nog verder ontwikkeld moet worden.
Voor mezelf zie ik een taak weggelegd om te laten zien wat citizen science kan betekenen voor de wetenschap. Via het contact met de vakgroepen hoop ik op meer medestand van collega’s te kunnen rekenen. Uiteindelijk zie ik graag dat de WUR citizen science strategischer en meer structurele aandacht geeft en het thema niet wegzet als zomaar een hype of trend. Als universiteiten citizen science niet pregnanter op de agenda zetten, vrees ik dat ze op een gegeven moment zullen vastlopen. Dan wordt de kloof tussen de samenleving en universiteit simpelweg te groot.”
Daarop voortbouwend, hoe zie je de rol van citizen science in de samenleving voor je?
“Ik denk dat er een machtsverschuiving plaats gaat vinden als het gaat om kennis. In verhouding tot wetenschappelijke kennis zal burgerkennis stappen zetten in de tegenmachtsfeer. Daar zien we nu al ontwikkelingen in. Zo heeft burgerkennis een enorme discussie op gang gebracht over de uitbreiding van vliegveld Lelystad. In de komende jaren wordt het vliegveld uitgebreid om de druk op Schiphol te verlichten. Daarmee zal er meer vliegverkeer ontstaan in de omgeving van Lelystad. Burgers hebben hun eigen geluidsmetingen van de bijbehorende laagvliegbewegingen naast formele geluidsmetingen gelegd. De gegevens van de burgers lieten zien dat de geluidsoverlast op sommige plekken heviger is dan de resultaten van het formele onderzoek beschreven. Zodoende dringen ze aan tot aanpassingen van de uitbreidingsplannen. Burgers zullen hun kennis steeds strategischer in weten te zetten. Wat dat betreft kunnen burgers nog veel leren van anarchistische en guerrillabewegingen. Niet alleen als het gaat om een tegenpool vormen, maar ook juist als het gaat om vernieuwing aanjagen.”
Is dit een call to action?
“Een beetje wel ja. Het mooiste is natuurlijk als er regelvrije ruimte wordt gecreëerd om te experimenteren. Maar soms moet je als burger richting gevestigde instituties ook wat recalcitrant zijn om echt te laten zien dat het anders kan.”
Laat een reactie achter