Gemeenten hebben steeds meer behoefte aan kennis

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Van jeugdzorg, schuldhulpverlening, het stimuleren van aardgasvrije wijken tot het tegengaan van criminele ondermijning. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor steeds meer maatschappelijke opgaven. Ze beschikken echter lang niet altijd over de nodige data, informatie en kennis om die opgaven effectief uit te voeren. Kennis moet daarom meer worden gedeeld, stelt Kees Breed, projectleider samenwerking gemeenten en kennisinstellingen bij de VNG. ‘De City Deal kan dat versterken.’

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en Externe Verbinding.

De VNG heeft vorige maand het rapport ‘Kennis van en voor gemeenten – onderzoeken en leren wat werkt’ gepubliceerd. Daarin geven Breed en collega’s een overzicht van het bestaande kennis- en leerlandschap en onderzoeken ze wat ervoor nodig is om kennis en data op de juiste plaats en op het juiste tijdstip beschikbaar te krijgen. Die vernieuwing vergt inzet van gemeenten zelf, maar ook van nationale kennisinstellingen, adviesraden, universiteiten en hogescholen. “Sinds de decentralisering is de behoefte aan kennis alleen maar flink toegenomen bij gemeenten”, licht Breed toe. “Omdat in de huidige transitieopgaven verschillende terreinen worden gecombineerd is die kennisbehoefte groot. Er zijn nieuwe kennis en leerervaringen nodig op de domeinen. Dat vraagt ook om nieuwe onderzoeksprocessen”

Kees Breed.

‘Iedereen is in beweging’

Van oudsher is het kennislandschap gericht op de departementen. “Dat is nu drastisch aan het verschuiven, iedereen is in beweging,” vertelt Breed. “Grote gemeenten hebben al langer eigen afdelingen Statistiek en Onderzoek. Amsterdam heeft bijvoorbeeld de afdelingen ICT en Statistiek aan elkaar gekoppeld. Voor kleinere gemeenten is dat anders, die hebben niet automatisch toegang tot dit soort kennis. Maar in de regio Rotterdam hebben de gemeenten Schiedam, Maassluis en Vlaardingen gezamenlijk een aantal formatieplaatsen  vrijgespeeld voor onderzoek in de drie gemeenten. Het CBS komt gemeenten tegemoet met zijn urban data centers en ook de universiteiten en hogescholen delen hun kennis steeds meer. De City Deal Kennis Maken is daar een goed voorbeeld van.”

Waar de kennisbehoefte bij gemeenten stijgt, groeit ook de betrokkenheid van  de universiteiten bij gemeentelijke vraagstukken, signaleert het VNG-rapport. Zo is bijvoorbeeld de UvA betrokken bij de meer complexe problemen van de gemeente Amsterdam. Breed: “Parallel aan de decentralisering is er een beweging gekomen van kennis en leerinstellingen die de regio en het lokale opzoeken. Dan blijkt dat er vaak andere methoden en technieken nodig zijn dan degenen die we decennialang hebben toegepast in beleidsonderzoek. In onze publicatie beschrijven we deze trend en vragen we er aandacht voor. Je ziet dat ook steeds meer regionaal kennispartners elkaar opzoeken. Zoals in de RES-regio’s, de sociale werkplaatsen, diverse kennispleinen en de leerplatforms circulaire economie, gezonde leefomgeving en klimaatadaptatie.”

Jungle aan kennisprojecten

Wel hebben we met zijn allen behoefte aan een doorzicht door de jungle aan initiatieven en kennisprojecten die er zijn, stelt Breed. “Er is daarvoor nog een ontbrekende schakel momenteel. De VNG pleit voor regionale schakelpunten, waar je kunt opstappen met je kennisvraag, je weg kunt vinden en aan de slag kunt met de regio. Denk aan een netwerk van kennis- en schakelpunten. Het werkt net als de Toeristische Overstap Punten (TOP). Je kunt met je auto ernaartoe, je fiets uitladen en vanaf daar een stuk fietsen in een regio. Bij de schakelpunten tref je elkaar en kun je met elkaar verbinden.”

De schakelpunten kunnen een rol spelen om nationale kennisinstellingen te helpen met wat voor vragen er spelen in gemeenten. “Die kunnen moeilijk 355 gemeenten benaderen”, aldus Breed. “Via dit stelsel van regionale schakelpunten komen ze veel makkelijker bij die vragen. In eerste instantie gaat het dan om namen en rugnummers. Wie weet wat in de regio? Welke andere regio’s zijn hier mee bezig? En wat voor kennis is er landelijk op dit onderwerp? Schakelen en verbinden van bestaande kennis en leermogelijkheden, daar gaat het om. In het sociaal domein gebeurt al veel: er zijn werkplaatsen sociaal domein, en bijvoorbeeld ook academische werkplaatsen jeugdzorg.”

Wie kan de schakelfunctie vervullen? Volgens Breed zijn daar de universiteiten en hogescholen bij uitstek voor geschikt. Met name hogescholen omdat ze al langer praktijkgericht onderzoek doen. “De aanzet is er, zoals in de werkplaatsen sociaal domein, maar het kan allemaal nog veel structureler. Zeker als het gaat om complexe vraagstukken. Hogescholen moeten niet alleen maar kijken naar onderwijsopdrachten maar ook naar structurele relaties met landelijke kennisinstellingen. De hogescholen hebben vooral de contacten met de regio. Lectoren weten wat er speelt, wat de vragen zijn uit de samenleving.”

Verkokering

Een uitdaging momenteel is dat er nog steeds te veel verkokering is tussen de kennisinstellingen, legt Breed uit. “De behoefte aan co-creatie groeit. Kijk bijvoorbeeld naar de RES (Regionale Energie Strategie). Die transitie vergt heel veel technische kennis, maar er is juist ook veel sociaaleconomische kennis nodig om wijken te helpen van het gas af te komen. Het is acuut: alle partijen zijn op zoek gaan hoe ze hier het beste chocola van kunnen maken. Het vergt nieuwe afspraken en nieuwe werkmethoden. Hoe doen we het met elkaar? Opdrachtgevers denken vooral nog vanuit budgetten. Kennisinstellingen als het CPB en PBL werken in de eerste plaats voor het rijk. Dat maakt het lastig voor de regio’s om gebruik te maken van deze diensten. Daar vragen we aandacht voor. En gelukkig neemt die aandacht steeds meer toe”

En wat kan de City Deal Kennis Maken hieraan bijdragen? “Die kan dit echt verder versterken. Welk onderzoek is nodig voor stad en omliggende omgeving? Daar valt nog wel winst te boeken. Denk aan onderzoek ten behoeve van de vraagstukken die daar spelen. De City Deal kan daarvoor schakelen met de kennisinstellingen. Het netwerk is een belangrijke bijdrage bij de interactie tussen de kennisinstellingen op lokaal en regionaal niveau. Het zou nog veel sterker en meer kunnen.”

Kennisuitwisseling in de stad is cruciaal voor wicked problems

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

De gemeente is al lang niet meer de baas over de stad. De stad wordt immers gemaakt door allemaal partners samen. Van maatschappelijke organisaties zoals  onderwijsinstellingen tot ondernemers, van professionals tot burgers.. Maar daar is wel kennisuitwisseling en kennisontwikkeling voor nodig. ‘We moeten dan ook veel actiever kennis ophalen uit de stad’, stelt Vincent Smit , lector Grootstedelijke Ontwikkeling aan de Haagse Hogeschool. De City Deal kan daarbij helpen.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Interne Verbinding en Externe Verbinding.

Wat kan City Deal Kennis Maken volgens jou bijdragen?
“De huidige kennisindustrie loopt nog steeds langs geïnstitutionaliseerde lijnen. En tussen die instituties zitten allemaal muurtjes. Universiteiten produceren kennis. Elke dag verschijnen er wetenschappelijke rapporten. Dat doen de planbureaus ook in opdracht van de ministeries. Wie houdt wat bij? Door wie wordt de kennisvraag bepaald? Nog steeds worden sommige dossiers alleen binnen bepaalde kringen gehouden. Als je van afstand kijkt kun je wel stellen dat Nederland gebukt gaat onder een hoge dosis kennis. De City Deal is zo’n goede uitvinding omdat het de kans brengt, -geen garantie natuurlijk-, om met relevante partners in de stad op zoek te gaan naar meer gemeenschappelijke vormen van kennisontwikkeling. Dit is precies wat nodig is.”

Vincent Smit.

Waarom is die gemeenschappelijke kennisontwikkeling zo belangrijk?
“Er zijn tig actoren bezig om de stad beter te maken. De gemeenten zijn als bestuur al lang niet meer de baas. De stad wordt gemaakt samen met de partners, zoals maatschappelijke partijen, bewonersorganisaties en kennisinstellingen. Om dat succesvol te laten verlopen, moeten ze wel over gemeenschappelijke  kennis beschikken. Vooral de erkenning dat die kennis overal aanwezig is, bij al die verschillende partijen, is cruciaal. Kennis is namelijk geen monopolie. Het is niet dat de universiteiten en gemeenten twee kathedralen van kennis zijn in de woestijn der onwetenden. Mensen in de wijk, vertegenwoordigers van jeugdzorg, medewerkers van supermarkten en banken. Zij hebben allemaal praktische kennis van het dagelijkse leven in de stad.”

En die kennis moeten we dus bij elkaar brengen?
“Al die kennis moeten we mobiliseren ja. We laten nog veel te veel liggen. Het wordt nog veel te veel achteloos genegeerd. Wat dat betreft zijn we onderontwikkeld. We moeten veel meer kennis ophalen uit de stad, hier liggen de aanknopingspunten  voor de aanpak van zogeheten wicked problems, de ingewikkelde vraagstukken. Neem als voorbeeld armoede. Dat is echt niet alleen een kwestie van geld. Er zitten een heleboel andere dimensies achter, zoals opvoeding en gezondheid. Je kunt zo vijf tot zes beleidsterreinen noemen die hier vanuit andere vakkennis mee bezig zijn en invloed uitoefenen op het vraagstuk.  Je moet dan ook in je aanpak niet alleen vak- en beleidsrapporten meenemen maar juist ook de praktijkkennis op het lokale niveau. De urgentie van het samenbrengen van al die verschillende kennis in de stad is groter geworden omdat de complexiteit van stedelijke vraagstukken is toegenomen. We moeten bij de les blijven. Je bent meer circulair bezig in de stad, als je de kennis ook weer teruglegt. Anders dan voorheen, waar het meer lineair werkte. De opdrachtgever zette dan de vraag uit, en na verloop van tijd lag er dan een rapport. Veel vraagstukken in de stad hebben juist een circulaire aanpak nodig. De City Deal is dé kans om de kennisuitwisseling op die manier heel lokaal in te richten.”

Maar hoe breng je nou concreet kennis bij elkaar?
“De City Deal kan daar bijvoorbeeld aan bijdragen door die kennis te mobiliseren, door co-creaties op te zetten met al die partners in de stad en uiteindelijk samen kennis te ontwikkelen. Gemeenten moeten daarvoor wel ook ambitieus zijn, en kennis willen ontsluiten. Zij zitten boven op veel informatie waar andere partijen mee aan de slag kunnen. Ik denk dat hier een uitermate geschikte verbindende rol ligt voor de hogescholen. Wij zijn van oudsher gericht op praktijkgericht onderzoek. Dat is ons domein. Daarom zijn we altijd complementair aan andere kennisinstellingen in de stad, zoals universiteiten en planbureaus, nooit concurrerend. Als hogescholen hebben wij meer contacten in de wijken en met de maatschappelijke organisaties, vanwege de relaties die we met ze hebben voor onze studenten die er onderzoek doen of stages lopen. Die studenten gaan later werken bij die maatschappelijke organisaties in de stad, zoals de centra voor jeugd en gezin, de woningcorporaties en bij bedrijven. Er zijn heel veel hbo’ers nodig in de wereld. Er wordt wel eens gezegd ‘je meet de kwaliteit van een stad aan haar voorzieningen’. Bij die voorzieningen zitten allemaal hbo’ers aan de knoppen.”

Als Haagse Hogeschool zijn jullie betrokken bij twee projecten van de City Deal: in Den Haag en Delft. Hoe gaat het daar?
“We hebben daar nauwe relaties opgebouwd met andere instellingen zoals InHolland, de Universiteit Leiden en de TU Delft. Samen zoeken we naar mogelijkheden om de kennisinnovatie meer van de grond te krijgen. We willen bijvoorbeeld meer leeronderzoeken opzetten in de wijken. Daar gaan studenten aan de slag met vragen van gemeente, bewoners(organisaties) en maatschappelijke organisaties. Zo hebben studenten bedrijfskunde een financiële toekomstvisie gemaakt voor een kinderboerderij. Dat soort interacties zijn er nog veel te weinig, en die willen we verder stimuleren en doorontwikkelen tot kennisinnovatie. Voor de stad zelf levert dat op dat je complexe vraagstukken niet alleen maar sectoraal bekijkt. Juist doordat er meerdere partners naar kijken kun je een vraagstuk op een hele andere manier tackelen. Meer veiligheid in de wijk betekent meer dan alleen maar meer agenten inzetten. We moeten meer boven de kortstondige oplossingen uitkruipen.”

Je bent mede-initiatiefnemer van het landelijke lectoratenplatform Stad en Wijk. Hoe is die bezig met deze kennisuitwisseling?
“Het platform is een samenwerkingsverband van lectoraten op diverse hogescholen. Door middel van praktijkgericht onderzoek willen we inzicht verschaffen in en oplossingen aandragen voor maatschappelijke vraagstukken in steden en wijken. We richten ons op de  kennisontwikkeling en kennisuitwisseling met de beleidspraktijk en tussen de diverse lectoraten. Zowel op het gebied van inhoudelijke vraagstukken als methodologisch, zoals Stadslabs. Op de website (www.platformstadenwijk.nl) lichten wij dit toe en is de onlangs verschenen publicatie ‘Plekken van hoop en verandering’ te vinden, over lokale samenwerkingsverbanden die het verschil maken. Zo oefenen we met nieuwe vormen en de City Deal Kennis Maken helpt hierbij.

Limburgse studenten aan de slag met City Deal Kennis Maken

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Begin september trapte Maastricht af met de City Deal Kennis Weken. In dit collegejaar doen er circa vierhonderd studenten mee met de City Deal Kennis Maken, die vooral zijn gericht op circulaire en inclusieve wijken. Meer aanvragen zijn in behandeling. Geen enkele andere stad kent zo’n grote studentenparticipatie. Projectleider prof. dr. Nurhan Abujidi, lector bij Zuyd Hogeschool, vertelt over de vliegende start van de City Deal in de stad aan de Maas.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Interne Verbinding.

Van de vierhonderd studenten is het overgrote deel afkomstig van 8 verschillende opleidingen van Zuyd Hogeschool. De rest is van de Maastricht University. In november vindt een internationale Designweek plaats onder de vlag van de City Deal waar ook studenten van KU Leuven, Breda University, Birzeit University-Palestine, TU Berlin en de Brandenbürgische TU aan meedoen.

Vanuit haar lectoraat Smart Urban Design is Nurhan Abujidi benaderd om als projectleider de City Deal in de stad vorm te geven, samen met Herwin Sap, onderzoeker bij Zuyd Hogeschool, Michelle van Mulken van de Maastr,.icht University en Simone van der Steen van de Gemeente Maastricht. “Persoonlijk is dit voor mij het grootste onderzoeksproject qua aantal betrokkenen waaraan ik ooit aan mee heb gedaan”, vertelt Abujidi. “En dat met een relatief laag subsidiebedrag van 50.000 euro. Ik heb met miljoenenprojecten gewerkt maar nooit deden er zoveel studenten aan mee. Het is wel innovatief te noemen dat we met het team al deze studenten hebben weten te mobiliseren.”

Nurhan Abujidi.

Waarom zijn jullie in Maastricht deze samenwerking aangegaan?
Abujidi: “Wat doen kennisinstellingen voor de stad en wat betekent de stad voor de studenten? Met de City Deal willen we innovatieve oplossingen voor maatschappelijke en ruimtelijke problemen aandragen. Door hier samen met studenten, gemeente en bewoners aan te werken versterken we de relaties hier in de stad versterken en motiveren we onze studenten om met relevante maatschappelijke en ruimtelijke vraagstukken bezig te gaan. En die zijn er ook in Maastricht en de regio Limburg genoeg. Denk aan krimp, aan achtergestelde buurten in de stad waar werkloosheid en armoede heersen, aanwoningen die aan renovatie toe zijn en het verduurzamen en klimaatadaptief maken van wijken. Dit is dus een geweldige kans voor onze studenten om met deze relevante vraagstukken aan de slag te gaan en dat op een multidisciplinaire manier. Hoe kunnen we de vitaliteit en leefbaarheid verbeteren in deze wijken? Daarvoor werken we samen met gemeente, met de gemeenschap in de wijken Mariaberg en Randwyck zelf en met lokale organisaties.”

 Wat voor vraagstukken staan op de agenda?
“Met de City Deal kijken we naar verschillende uitdagingen, bijvoorbeeld naar de transitiethema’s, waar we ons als Zuyd Hogeschool ook al op richtten. We stellen interdisciplinaire vragen, hoe krijg je een wijk energieneutraal, circulair of inclusief? Interdisciplinair onderzoek starten is niet makkelijk. We willen het structureel maken, en niet ad hoc, zodat er echt een goede samenwerking gaat ontstaan.”

Hoe zijn jullie begonnen om alle partners te bereiken?
“Ik ben begonnen door  de teamleiders van de opleidingen bij Zuyd uit te nodigen om te kijken hoe zij kunnen bijdragen vanuit hun opleidingen. Uiteindelijk waren twaalf teamleiders aanwezig bij de bijeenkomst en acht van hen wilden daadwerkelijk met hun minor-opleidingen meewerken aan de City Deal. Dit zijn opleidingen uit de sociale, technische, economische, gezondheid en kunstendisciplines. Een brede schakering dus. . Vanuit de Universiteit doen 5 faculteiten mee aan CDKM>M, weliswaar met een klein aantal studenten. In de academische wereld is het een andere uitdaging om dit soort projecten in het onderwijs te integreren dan in de toegepaste wetenschappen, zoals bij Zuyd. Zuyd heeft oudsher al een sterke focus op werken met projecten en met actie-onderzoek. Daarom was het voor ons ook makkelijker om meer studenten te mobiliseren. Bij de kick-off op 2 september in de raadszaal van het gemeentehuis in Maastricht hadden we dan ook meteen al 175 studenten die mee wilden doen.”

 Hoe overtuig je andere teamleiders om mee te doen?
“Als Zuyd werken we met toegepast en praktijkgericht onderzoek, rond projecten. Die moeten verbonden worden met cases uit het echt leven. Studies op het gebied van gezondheid zijn bijvoorbeeld gelinkt aan ziekenhuizen en echte cliënten, hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de opleiding Built Environment die gelinkt is aan bedrijven, woningcoöperaties en real-life cases. Je moet mensen wel even uit hun comfortzone halen. Toen ik het City Deal project voorlegde heb ik de nadruk gelegd op de interdisciplinaire aanpak. Een project moet voldoen aan alle eisen van toegepast onderzoek, maar ik heb ze open genoeg gelaten zodat de teamleiders er zelf invulling aan kunnen geven. Je kunt je eigen taal dus gebruiken. Zo kunnen ze elementen uit hun minoren erin kwijt. Momenteel werken we in de stad heel erg sectoraal aan maatschappelijke projecten. Er is niet zelden te weinig cohesie tussen de verschillende sectoren. Hierdoor kunnen langetermijn verbeteringen soms uitblijven. Daarom is de interdisciplinaire aanpak zo belangrijk. We moeten een gemeenschappelijke taal en visie opbouwen. Dat is het statement dat ik ook heb gemaakt richting de teamleiders.”

Hoe begin je met zoveel studenten?
“Met alle teamleiders hebben we voor hen interdisciplinaire opdrachten opgesteld. Om dit enorme aantal studenten samen te laten werken, vooral in fase één (wijkniveau), hebben we twee interdisciplinaire City Deal Kennis Markten georganiseerd om ideeën en kennis uit te wisselen, ook met inwoners van de stad. De studenten van verschillende opleidingen organiseerden een meer gespecialiseerde workshop over bepaalde thema’s zoals inclusiviteit, mobiliteit en toegankelijkheid. Bijvoorbeeld een workshop georganiseerd door studenten Ergotherapie voor hun collega-studenten van de opleiding  Built Environment . In die speciale workshops hopen we een gemeenschappelijke taal te vinden, zodat we gemeenschappelijke onderzoeksvragen kunnen formuleren. We hebben dus bewust studenten van verschillende opleidingen en disciplines bij elkaar gezet. Op die manier bijvoorbeeld konden studenten Built Environment ervaren hoe het is om in een rolstoel te rijden. Doel was dat zij begrijpen dat als ze huizen en openbare ruimte gaan ontwerpen, dat ze ook rekening houden met de behoeftes van mensen met een beperking.

De startbijeenkomst van de City Deal. Foto: Zuyd.

De interesse is nog steeds groot dus?
“Het project is geïntegreerd in de Minoren, cursussen, stages en afstudeerprojecten op bachelor en master niveauen in de internationale designweek. We zitten nu in week 7 sinds de start en we krijgen al aanvragen van andere opleidingen binnen om mee te doen. De eerste tien weken willen we vooral de focus van ons onderzoek leggen op de eerdergenoemde twee wijken in Maastricht. De  resultaten kunnen ook toepasbaar zijn in andere wijken,  zodat we strategische interventies kunnen doen met de inwoners van de stad.”

Wat houden de projecten in de twee wijken in?
“We gaan in de eerste fase met ruim honderdvijftig studenten van diverse disciplines, samen met bewoners, aan de slag om praktische oplossingen te onderzoeken voor problemen en uitdagingen die in de wijk spelen. Later in het collegejaar groeit deze groep tot circa 400 studenten. Ze kijken naar aspecten als duurzaamheid, publieke ruimte, vitaliteit van inwoners en sociale inclusie. De bedoeling is dat de studenten aan het eind van de onderzoeksperiode een ontwikkelplan voor de wijken maken. De ene wijk is Mariaberg,  een naoorlogse wijk waar veel sociale problemen spelen. De wijk is enigszins geïsoleerd van de rest van de stad. Hoe kunnen we de dynamiek van de stad hier weer terugbrengen

“We hebben daar nu twee projecten lopen. Een hoe we welzijn kunnen verbeteren en de openbare ruimte als middel daarvoor kunnen gebruiken en een hoe we de leefbaarheid breder kunnen verbeteren. We willen de gemeente inspireren om experimenten te starten en niet wachten op lange termijn plannen en rapporten. De andere wijk is heel anders: Randwyck. Dit is waar de Universiteit van Maastricht is gevestigd, het ziekenhuis en de Brightlands Health Campus. Het is een geïsoleerd gebied, waar na het einde van de werkdag vrijwel niets meer te beleven is. Hoe kunnen we met tijdelijke flexibele interventies deze buurt weer meer leven geven?

“We denken bijvoorbeeld aan sport en cultuur om bij te dragen aan een collectieve identiteit. Onze studenten doen interviews met mensen hier, jong en oud. Ook met basis- en middelbare scholen. We werken nauw samen met partners als gemeente, woningcorporaties en lokale welzijnsorganisaties, zoals Trajekt. Die laatste helpt ons integreren in de buurt via koffieochtenden en activiteiten met tieners. We willen namelijk langzaam integreren in bestaande structuren. Ook de lokale bibliotheek werkt mee. Deze zal aan het eind van het project een expositie huisvesten van alle proposities die in de wijk uit dit project zijn ontstaan. Zo kunnen de bewoners er zelf ook van genieten.”

Wat is het geheim van jullie succes? Kun je dat delen met andere steden?
“Ik denk dat we vooral vanaf het begin heel concreet zijn geweest. Ik heb het idee dat sommige steden misschien te abstract zijn begonnen, waardoor het wat later begint te leven. Wij hebben meteen vanaf het begin experimenten en living labs gestart. Verder zijn we al snel van het top-down niveau afgekomen. We vormen als het ware een brug tussen de top-down benadering en de bottom-up vragen vanuit de samenleving. Jij bent degene die beslist, zeggen we tegen de inwoners van Maastricht. Het onderzoek moet iets zijn dat je dagelijks leven raakt. Zo bouwen we een gezamenlijke interesse.”

Maastricht.

Amsterdam is living lab voor studenten en onderzoekers AMS Institute

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Amsterdam kende nog geen technische universiteit. Daarom zette de hoofdstad zichzelf open als Living Lab voor de universiteiten van Wageningen en Delft die samen met het Amerikaanse MIT studenten en onderzoekers laten werken aan oplossingen voor stedelijke vraagstukken. Paul Althuis, bestuurslid vertelt meer over deze bijzondere samenwerking.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Docenten & Onderzoekers en Studenten.

Van het met sensoren meten van de passantenstromen in de stad of het energieverbruik van de stad tot de impact onderzoeken van de  Noord/Zuidlijn rond de stations. Van experimenten met het terugwinnen van nutriënten uit afvalstromen tot onderzoek naar stedelijk klimaat en hoe om te gaan met hittestress. Sinds vijf jaar heeft Amsterdam een ‘derde universiteit’ bij waarvan de studenten en onderzoekers vooral gefocust zijn op stedelijke vraagstukken: het AMS Institute. Voluit geschreven: het Amsterdam Institute for Metropolitan Solutions. Amsterdam is het levend laboratorium voor de duurzame, leefbare en slimme stad van de toekomst.

Paul Althuis.

Technologisch topinstituut

“We zijn echt begonnen vanuit de vraag van de gemeente Amsterdam om een technologisch topinstituut te organiseren”, vertelt bestuurslid Paul Althuis, en voorzitter van 4TU Impact, het kennisuitwisselingsproject van de vier technische universiteiten in ons land. “De gemeente schreef een tender uit. Ons voorstel vanuit Wageningen en Delft met MIT als een subcontractant werd daar de winnaar. We zijn toen begonnen met het in kaart brengen van vraagstukken, die spelen breder dan alleen in de stad Amsterdam, dus in de hele metropoolregio. De gemeente Amsterdam doet mee met een stuk cofinanciering.”

De ‘nieuwe universiteit’ huisvest onderzoekers en adopteert projectgroepen van TU Delft, Wageningen UR, Massachusetts Institute of Technology. “Samen werken zij met de gemeente en private partijen via open innovatie aan oplossingen voor de uitdagingen waarvoor de Metropoolregio Amsterdam staat”, aldus Althuis. “De stad is het testgebied, waarbij ook bewoners als testers, gebruikers en medeontwikkelaars deel uitmaken van de onderzoeken.

Een nieuw huis in het innovatiedistrict

In het gebouw van het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) kreeg het nieuwe instituut huisvesting. Al snel bleek die ruimte te klein en vorig jaar verhuisde het AMS Institute naar het Marineterrein in de wijk Kattenburg, vlak bij het Centraal Station, waar onder meer ook museum NEMO ligt. Hier bouwt de gemeente Amsterdam aan een waar innovatiedistrict, en zijn verschillende startups en innovatieve bedrijven gevestigd. Zo zal er begin volgend jaar al een zelfsturende, chauffeurloze bus gaan rondrijden in de wijk.

De innovatieve energie krijgt nu helemaal vorm sinds de komst van de stadsonderzoekers van AMS Institute en honderden studenten. Op Kattenburg heeft AMS Institute vier keer meer ruimte voor de onderzoekers en de masteropleiding die de komende jaren naar tweehonderd studenten wil groeien. “Dat wij hier nu ook als instituut tussen al deze innovatieve partijen zijn gevestigd en ons onderwijsprogramma kunnen uitvoeren, maakt me dan ook erg blij”, stelt Althuis.

Op het Marineterrein heeft AMS Institute nu een eigen werkplaats en veel buitenruimte, waaronder een eigen haventje, die ze naar hartenlust kan gebruiken voor hun experimenten. Met de stap naar het Marineterrein zet het AMS Institute ook een nieuwe stap op weg naar zelfstandigheid. Over vijf jaar moet het op eigen benen staan. Het instituut kreeg vanuit de gemeente voor tien jaar budget mee.

Masteropleiding

En dat lijkt allemaal te gaan lukken. Het vlaggenschip van het AMS Institute momenteel is de eigen tweejarige masteropleiding Metropolitan Analysis, Design and Engineering (MSc MADE). MSc MADE heeft tot doel vernieuwend onderwijs aan te bieden en interdisciplinaire ingenieurs af te leveren die zowel een theoretische basis hebben als praktische vaardigheden waarmee zij complexe uitdagingen van steden kunnen oplossen. De tweejarige masteropleiding wordt aangeboden als joint-degreeprogramma door Wageningen University & Research en TU Delft en wordt gehost door AMS Institute. De opleiding groeit in populariteit. Er is nu een instroom van zo’n veertig studenten, vertelt Althuis, maar dat moeten er uiteindelijk dus tweehonderd worden.

De eerste afgestudeerden van de Msc MADE masteropleiding. Foto: AMS institute.

Althuis: “De opleiding verbindt studenten met marktprojecten, bedrijven, de stad en haar gebruikers. Hierdoor krijgen zij een unieke en vooral praktische ervaring in het omgaan met de multidisciplinaire uitdagingen van steden van vandaag en morgen. In multidisciplinaire teams gaan studenten aan de slag met vraagstukken op het gebied van mobiliteit en logistiek, water- en afvalbeheer, energie en voedselzekerheid, gezondheid en welzijn. Het zijn studenten die een bachelor hebben gehaald in Wageningen of Delft, maar ook studenten van bijvoorbeeld de UvA, TU Eindhoven en Groningen en internationale instroom. De opleiding is echt interuniversitair. Wageningen is de penvoerder.”

De opleiding bestaat nu drie jaar en dit jaar hebben de eerste tien studenten hun master gehaald. “Dit is een heel zichtbaar element in ons werk. Het onderwijs verzorgen we vanuit Wageningen en Delft”, vertelt Althuis. “De focus in de opleiding ligt echt op het versterken van ondernemerschap bij de studenten. Er zijn dan ook ondernemingen gestart tijdens de opleiding, zoals Boombrix.”

Smart mobility

Er wordt bij het AMS Institute een heleboel kennis met de stad ontwikkeld, waar de stad ook wat aan heeft, stelt Althuis. “We doen bijvoorbeeld met studenten een onderzoek naar smart mobility. Een van de Delftse hoogleraren doet onderzoek naar crowd management en heeft bijvoorbeeld bij het SAIL-evenement hulpdiensten geholpen.”

Roboat.

Een project waar MIT aan werkt in de stad is een zelfsturend vaartuig, genaamd Roboat. Althuis: “Veel vervoer in Amsterdam gaat natuurlijk over water. In hoeverre kunnen we een deel van dat verkeer ook zelfsturend maken, bijvoorbeeld om huisafval weer via de kanalen af te voeren? MIT voert in samenwerking met de Nederlandse instellingen een onderzoeksprogramma uit naar autonoom varende, onbemande vaartuigen. Het is een hele mooie manier om de expertise van drie instituten samen te brengen om multidisciplinaire onderwerpen aan te pakken.” Komende zomer komen in het haventje al twee prototypes te liggen van Roboat.

“Niet al het onderzoek is overigens zo direct toepasbaar”, legt Althuis uit. “We zijn ook bezig onze kennisbasis, onze data te versterken. De gemeente Amsterdam denkt hieraan mee om als Living Lab data te koppelen met AMS. Wij hebben heel wat experts in huis op het gebied van data science. We werken verder ook samen met andere partijen in de stad met Alliander en Waternet. Dat biedt heel wat perspectieven.”

AMS Institute is een van de goede voorbeelden van samenwerking en kennisuitwisseling van de technische universiteiten in ons land, waarvan 4TU Impact binnenkort een overzicht van presenteert. Meer weten? Zie https://www.4tu.nl/nl/

Erasmus Universiteit wil positieve impact creëren in de stad

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op 2 september presenteerde de Erasmus Universiteit tijdens de opening van het academisch jaar haar nieuwe strategie: ‘Creating Positive Societal Impact- The Erasmian Way’. Als kenniscentrum midden in de maatschappij wil de universiteit meer positieve maatschappelijke impact creëren in Rotterdam.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Organisatie & Sturing en Meerwaarde & Vaardigheden.

Al sinds de oprichting van heeft de Erasmus Universiteit een nauwe band met de stad Rotterdam. Het waren de Rotterdamse ondernemers die behoefte hadden aan kennisontwikkeling en meewerkten aan de stichting en instandhouding  van de universiteit onder de naam Nederlandse Handels-Hoogeschool. Sinds 2010 hebben stad en universiteit officieel een samenwerkingsverband opgezet om de verbinding te versterken en praktijk en theorie aan elkaar te koppelen, en zeker aan de behoefte vanuit de stad.

Grote vraagstukken in de samenleving

Met de grote vraagstukken die er in Rotterdam liggen, maar ook breder in de maatschappij, wil de universiteit met de nieuwe strategie de band met de samenleving nog verder versterken. Door haar studenten op te leiden tot maatschappelijk betrokken denkers zodat ze als leiders de vraagstukken van morgen kunnen oplossen, vertelt Brigitte Widdershoven, hoofd Academische Zaken van de EUR. “Maatschappelijke onderwerpen gaan nadrukkelijker deel uitmaken van het onderwijs. Ook investeert de universiteit in vernieuwing van onderwijsmethoden die tegemoet komen aan de behoeften van nieuwe generaties studenten, zoals design-thinking. Van klimaatverandering, demografische veranderingen, uitsluiting tegengaan tot  digitalisering. We willen  positieve impact creëren. The Erasmian Way is dan ook: betrokken bij de maatschappij, kosmopolitisch en ondernemend.”

Studenten in de collegebanken. Foto: Erasmus Universiteit.

Impact als derde pijler

Impact is dan ook vanaf nu de derde pijler van de Erasmus Universiteit naast onderwijs en onderzoek. “Dat heeft veel effect op je universiteit”, vertelt Widdershoven.“Natuurlijk op je loopbaanbeleid, maar het vraagt ook bijstelling van je profiel en je onderwijs. Hoe bed je maatschappelijke vraagstukken in? Er is meer interdisciplinariteit nodig. Grote vraagstukken als de energietransitie, -zo’n 30 procent van de CO2-uitstoot in ons land komt hier uit de havens-, kun je niet met één discipline oplossen.” Maar de werkdruk is al groot bij wetenschappers en docenten. Nu impact op gelijke hoogte is gesteld met de twee andere pijlers gaat de universiteit ook kijken hoe ze onderzoek anders gaat waarderen. Widdershoven: “We moeten zoeken naar de balans. We gaan dat de komende jaren verder uitwerken met vertegenwoordigers uit de universiteit.”

Onderzoek

In het onderzoek legt de universiteit de komende jaren een grotere nadruk op samenwerking tussen de verschillende vakgebieden en met (lokale) partners. Overigens is de ambitie om door de verbinding en interactie tussen wetenschap en samenleving de sociale en economische impact te vergroten niet nieuw. De universiteit heeft al drie onderzoeksprojecten, initiatives, lopen waarin wetenschap en samenleving verbonden worden. Zo onderzoeken wetenschappers van vier verschillende disciplines in het Initiative ‘Dynamics of Inclusive Prosperity’ hoe zoveel mogelijk mensen van welvaartsgroei kunnen profiteren. Het meerjarig multidisciplinair onderzoek Smarter Choices for Better Health heeft als doel zorgsystemen eerlijker en effectiever in te richten. Met het Erasmus Initiative ‘Vital Cities and Citizens’ wil de Erasmus Universiteit bijdragen aan de kwaliteit van leven in stedelijke gebieden. Met de nieuwe strategie wil de universiteit een nieuw initiative opstarten gericht op het toepassen van digitalisering in de samenleving.

Daarnaast gaan onderzoekers, wetenschappers en studenten van de Erasmus Universiteit nauw samenwerken met de universiteiten in Delft en Leiden. Een voorbeeld is de samenwerking met Erasmus MC en de TU Delft over de uitdagingen op medisch, technisch en economisch gebied. De medische wetenschap wordt bijvoorbeeld steeds technischer. Deze heeft daarom juist de sociale wetenschappen nodig voor vraagstukken zoals implementatie van nieuwe technieken, ‘governance’ en financiering van het stelsel.

De campus. Foto: Erasmus Universiteit.

Design School

Om de verschillende disciplines één plek te geven waar ze kunnen samenwerken is de universiteit bezig met de oprichting van een Design School, een locatie op de campus. “Hier gaan studenten en onderzoekers vanuit de verschillende disciplines samenwerken”, vertelt Widdershoven. “Studenten willen echt iets toevoegen aan de samenleving, ze willen echt van betekenis zijn. De Design School wordt daadwerkelijk een gebouw, een atelier, waar we mensen kunnen samenbrengen. Vanaf dag één sluiten onderzoekers hierbij aan . Samen met maatschappelijke partners, overheden en het bedrijfsleven gaan we complexe maatschappelijke vraagstukken bestuderen en innovaties ontwikkelen .”

Ook gezondheidszorg zal er een belangrijk thema zijn. “Van curatieve zorg tot preventieve zorg. Dit thema wordt steeds belangrijker in de samenleving. Het is een van de grootste groeisectoren in ons land. Daar willen we verder op inzetten en toepassingen vormgeven.”

KennisWerkPlaatsen

De Erasmus Universiteit werkt nauw samen met gemeentelijke instellingen en met bedrijven in de regio. Deze samenwerkingsverbanden zullen de komende jaren uitgebreid worden. Daarbij willen we ons actief bezighouden met de aanpak van de meest hardnekkige problemen van de stad. Een lopende samenwerking met Rotterdam en hogescholen vindt plaats in een aantal KennisWerkPlaatsen in de stad. Hier werken wetenschappers van verschillende disciplines en vertegenwoordigers van de gemeente en andere kennisinstellingen samen aan kennisvragen uit de stad. “Doel is om meer van elkaar te weten te komen wat er nodig is vanuit de stad. Denk aan thema’s als leefbare wijken, talent, stedelijke arbeidsmarkt en urban big data. De vraag vanuit de gemeente is leidend. “Uit die kenniswerkplaatsen zijn allerlei netwerken ontstaan. Mensen die met een zelfde thema bezig waren, maar elkaar nog niet eerder hadden ontmoet, kwamen bij elkaar. Die netwerkvorming is een mooie spinoff. Het heeft geleid tot masterclasses en onderzoek, waaronder een onderzoek naar sociale cohesie en buurtpreventie dat deze maand is aangeboden aan de gemeente.”

De komende tijd nodigt de universiteit nadrukkelijk maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven uit om samen te werken. Docenten en studenten krijgen volop ruimte om te experimenteren met onderwijsvernieuwing. Het is de nieuwe manier van werken van de Erasmus Universiteit. En die past bij deze tijd, stelt Widdershoven. “Er liggen hier enorm veel vraagstukken om op te pakken. De stad is ons laboratorium. Je kunt het van afstand analyseren of je kunt ermee aan de slag gaan. En zo daadwerkelijk een positieve maatschappelijke impact realiseren.”

 

De campus van de Erasmus Universiteit. Foto: Erasmus Universiteit/Chris Gorzeman.

Studenten Deventer werken aan slimme oplossingen voor de stad

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Samen met bewoners kijken hoe een straat veiliger kan. Of meedenken hoe het stadion van Go Ahead Eagles duurzaam kan worden uitgebreid. Studenten van de Saxion Hogeschool in Deventer krijgen geen opdrachten meer die in een bureaulade van een docent belanden maar juist opdrachten waar de maatschappij op zit te wachten. Met de City Deal Kennis Maken zetten de Saxion Hogeschool en de gemeente Deventer een volgende stap in de rijke leeromgeving.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Studenten.

Vorig jaar sloten gemeente Deventer en Saxion Hogeschool een Strategische Samenwerkingsconvenant voor vier jaar om de band tussen stad en onderwijs te versterken. Daarnaast sloten ze zich ook aan bij de City Deal Kennis Maken met dit zelfde doel. De thema’s duurzaamheid, ICT en gezondheidszorg staan daarin centraal.

Gemeentelijke vraagstukken

“We werkten daarvoor al op veel fronten samen”, vertelt Hanneke van de Weg, relatiehouder strategische uitvoeringsagenda bij de gemeente.. Maar die samenwerking miste focus. De behoefte was dan ook groot bij beide besturen om in kaart te brengen welke opleidingen en kennisdomeinen Saxion heeft en hoe die gekoppeld kunnen worden met gemeentelijke vraagstukken.” En aangezien Saxion op de locatie Deventer alleen al achtduizend studenten heeft, is er een enorm potentieel te benutten, vult Marije Nije Bijvank, bestuursadviseur van de hogeschool, aan.Andersom is de stad een fantastische omgeving voor de studenten om te leren.”

De behoefte vanuit de stad om het beter in kaart te brengen had ook te maken met andere doelen, zoals de Deventerse economie en arbeidsmarkt. Daar is de krapte sinds de crisis alleen maar toegenomen. “We willen de studenten ook behouden, dus opleiden om hier in de regio te werken”, legt Van de Weg uit. “ICT-talent is hier broodnodig. Hoe komen we aan de benodigde tweeduizend ICT’ers? De stad kent een aantal grote spelers en die willen we graag hier houden. Daarvoor versterken we de onderlinge samenwerking en willen we studenten al tijdens hun studie in contact brengen met het bedrijvennetwerk. De City Deal werkt als een olievlek om dit verder tot een succes te brengen.”

Pionieren

Met het aanstellen van een kwartiermaker begin dit jaar ging de City Deal echt van start. Meike Heijenk stapte in die rol. “Het was echt pionieren. Mijn opdracht was eerst om het netwerk in kaart te brengen. Wat gebeurt er allemaal bij de gemeente? Wie kent wie, wat gebeurt er op welke thema’s?”
Nu na een half jaar is ze al dé spil in het netwerk van de stedelijke City Deal. Ze werkt zowel vanuit het gemeentehuis als bij Saxion. Een dag in de week is ze te vinden in de Gasfabriek, tussen de startups en ondernemers. “Het is eigenlijk een luxepositie. Je leert iedereen kennen. Mijn rol als kwartiermaker is het ophalen van opdrachten, vragen die leven in de stad en mogelijk opdrachten kunnen zijn voor het onderwijs.”

Nije Bijvank voegt toe: “Meike is echt een dagelijks aanspreekpunt en een spil in de stad. Ze is een ongelofelijke verbinder. En zo iemand hadden we nodig, anders zou het te veel bij intenties blijven.”
Een van de grootste uitdagingen in de City Deal Kennis Maken is hoe de Hogeschool de kennis kan inzetten voor de stad. Nije Bijvank: “Hoe maak je dat juist mogelijk al tijdens de opleidingen? In plaats van fictieve opdrachten of op papier willen we de studenten echt laten leren in de stad, door bijvoorbeeld wijken in laten gaan, en hun kennis al te benutten. De studenten van Deventer, maar ook docenten en onderzoekers, kunnen nog veel beter betrokken raken bij opgaven van het bedrijfsleven en andere partijen in de stad. De uitdaging is vooral hoe je dat vertaalt dat naar passend opdrachten.”

Stadslab

Er liepen al twee initiatieven waar de City Deal daarvoor mooi bij kon aansluiten: het Stadslab en SmartSolutions. In het Stadslab gaan studenten aan de slag met vraagstukken in de wijken, zoals onveilige verkeerssituaties of bewoners die een groene straat willen. Nije Bijvank: “Bij deze twee initiatieven kwamen de vragen voorheen vooral ad hoc binnen. Dankzij de City Deal wordt dat gestroomlijnd, hebben zij nu meer status en zijn het meer good practices geworden. Een voorbeeld van een project dat is gestart vanuit SmartSolutions is een opdracht voor de Adelaarshorst, het stadion van de Go Ahead Eagles, de voetbalclub van de stad. Dat stadion wordt uitgebreid. Hoe kan dat duurzaam gebeuren? Studenten van verschillende opleidingen denken in het Lectoraat Duurzame Leefomgeving straks daaraan mee. “We zijn nu bezig de vragen te articuleren zodat we ze kunnen inbrengen in het onderwijs.”

Een thema waar studenten mee aan de slag gaan binnenkort is de Circulaire Economie. Deventer wil haar afvalbeleid moderniseren, het omzetten naar grondstoffenbeleid. Zo wil de gemeente onderzoeken of er een verband bestaat tussen prijsbeleid en dumpen van afval. De gemeenteraad stelt vragen over deze overlast en dit willen we vertalen richting onderzoeksvragen. Een ander onderwerp is zwerfafval op de stranden langs de IJssel. Wat kun je doen met gedragsmaatregelen om dit overlast terug te dringen?”

Andere opdrachten waar studenten deze maand aan zullen werken is de vorming van een jongerenraad en Serious Games, een project waarbij teams van studenten worden gekoppeld aan wijkteams van de gemeente om te kijken in de verschillende stadswijken wat er allemaal speelt, de wijk te verbeteren en bewoners te helpen. Ook gaan studenten en onderzoekers van Saxion, Windesheim in Zwolle en de Universiteit Twente meewerken aan de Kennisagenda Transform met als doel om 40.000 woningen van het aardgas af te koppelen.

Samenwerken

Een van de grootste winsten tot nu toe noemt Van de Weg de manier waarop de partners nu samenwerken. “We weten nu de weg dat wat je in juni formuleert in september kan worden opgepakt. Die routine en planning krijgen we steeds meer in de vingers. Voorheen hing het succes van een vraag of project vooral af van de beleidsmedewerker en hoe proactief deze was. Nu begint het ook binnen de gemeente steeds zichtbaarder te worden wat de mogelijkheden zijn om onderzoekers en studenten van de Hogeschool in te zetten. We snappen steeds beter hoe we binnenkomen en hoe de muren van Saxion werken. Met de succesjes moeten we nu de boer op.”

Nije Bijvank: “Het ideale beeld is dat de vragen uit de stad het onderwijs binnenkomen, de studenten ermee aan de slag gaan, en hun kennis weer terugvloeit de gemeente in. Nu is het zover dat we hier aan kunnen werken. We hebben betere systemen en kunnen een aanpak maken daarvoor.”

Heijenk: “We willen ook meer aandacht voor het ophalen en formuleren van stadsvragen. We willen binnenkort starten met het geven van workshops bij de gemeente waar we docenten en beleidsmakers bij elkaar brengen om te formuleren hoe je het beste een opdracht uitzet richting onderwijs. Het mooie aan de City Deal is dat we met andere steden contact hebben hoe zij dat hebben gedaan, zoals Delft en Leiden.”

Marije Nije Bijvank, Meike Heijenk en Hanneke van de Weg. Foto: Pieter Verbeek.

Over vier jaar

Wat levert het op over vier jaar? Nije Bijvank: “Ik zie dan dat Deventer een bruisende aantrekkelijke studentenstad is geworden, waarbij Saxion met en in de stad werkt en kennis teruggeeft aan die stad. En dat studenten na hun studie blijven hangen op de arbeidsmarkt. Na vier jaar moet de strategische samenwerking mede door de City Deal blijvend succesvol zijn.”

Van de Weg: “Ik hoop dat er over vier jaar ook een loket toegankelijk is voor burgers met vragen. Dat bewoners op laagdrempelige manier voor kleine vragen bij Saxion terecht kunnen. En dat ze bewust zijn van de hogeschool in de stad. Dat ze het hele jaar het gevoel hebben dat ze er iets aan hebben.”

Heijenk: “Ik droom iets kleiner. Ik zou het ideaal vinden dat ik in mijn rol als kwartiermaker er tussenuit kan. Dat ambtenaren zelf de weg vinden naar de juiste mensen bij Saxion met hun vragen.”

Stadsmakelaar Den Haag: ‘We kunnen beter de krachten bundelen’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In Den Haag werken gemeente, Haagse Hogeschool, Hogeschool Inholland en de Universiteit Leiden al jaren in stadslabs in de wijken. Annet van Otterloo zorgt als Stadsmakelaar sinds begin dit jaar voor de verbinding en kennisdeling tussen al die initiatieven.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Externe Verbinding.

Er is de afgelopen jaren namelijk een enorme versnippering ontstaan onder al die stadslabs. Een gezamenlijkheid ontbreekt en ieder stadslab vindt weer het wiel voor zichzelf opnieuw uit. Met als gevolg dat het werken in stadslabs een ad hoc karakter heeft gekregen en dat de aansluiting tussen de stadspraktijk en de onderwijspraktijk gebrekkig is.

Daarom besloten de vier partners in Den Haag te gaan werken aan een systematische verbetering van de verschillende aanpakken en een betere aansluiting met de curricula van de opleidingen. Alleen zo kan een duurzame inzet van studenten, docenten en onderzoekers worden gewaarborgd.  Annet van Otterloo werd aangetrokken om als communicator, kennismakelaar en ontwikkelaar tussen alle initiatieven te fungeren. Samen met een stuurgroep werkt ze aan de verbetering van de Haagse stadslabs.

Je bent nu een paar maanden bezig als Stadsmakelaar. Wat ben je allemaal tegengekomen?
Van Otterloo: “Ik snap wel waarom deze rol is gecreëerd. Er was best veel versnippering van projecten en stadslabs. Nog niet alles voldoet aan de definitie van een Stadslab. Er kan veel meer worden verbonden. Er gebeurt veel, zonder dat we van elkaar weten wat we doen. Ik ben nu bezig in kaart te brengen wat er allemaal loopt en waar de zwaartepunten liggen. Je ziet dat studenten bijvoorbeeld veel dezelfde wijken intrekken met hun onderzoeken. Dat is niet zo handig, dan krijg je dat mensen moe worden van al die studenten aan hun deur. Hoe kunnen we dat beter in kaart brengen? Ik kijk ook naar het onderwijs. Er zijn best veel projecten in de hoek van het sociaal domein en gezondheid, maar ik ben bijvoorbeeld heel weinig tegengekomen op het thema veiligheid. We kunnen beter krachten bundelen en effectiever te werk gaan. Ook is het verschil tussen een project of stadslab onduidelijk.”

Hoeveel stadslabs zijn er in Den Haag?
“Ik hou niet precies het aantal bij van al de initiatieven die er lopen, maar ik kijk meer hoe we de initiatieven aan elkaar kunnen verbinden. Ik schat dat er tussen vijf en dertig stadslabs zijn in Den Haag, afhankelijk van de definitie. Mijn rol is meer om de instellingen en gemeente beter te laten weten van elkaars initiatieven, zodat we het samen naar een hoger plan kunnen tillen.”

Wat versta jij precies onder de naam stadslab?
“Het is een project waarbij meerdere partijen samen experimenteren, co-creëren en testen in een levensechte omgeving. Niet één onderzoeksinstelling of één school, maar juist de samenwerking van verschillende partijen. Dat is de meerwaarde. Samen bepaal je dan de kaders, en wanneer je de term stadslab gebruikt. Aan de ene kant is er niets mis mee dat het om uiteenlopende projecten gaat, aan de andere kant wil je wel wat algemene randvoorwaarden neerzetten.”

Kun je een voorbeeld noemen van een stadslab?
“Duindorp is een wijk, gelegen achter de duinen, naast Scheveningen, waarover de gemeente zich zorgen maakt. Onder meer vanwege het xenofobe imago van de wijk. Een van de Stadslabs is in samenwerking met bewoners en instellingen op een andere ,meer gelijkwaardige manier gaan kijken: wat is hier nu echt aan de hand, wat zit er achter dat imago? Hiervoor hebben onderzoekers en studenten van de Haagse Hogeschool publieke dialogen georganiseerd met wijkbewoners en professionals. Gezamenlijk werken ze tegen de achtergrond van maatschappelijke spanningen, aan de betere omgang met concrete lokale problemen. Dit is een goed voorbeeld van wat een Stadslab moet hebben als element: het gelijkwaardig betrekken van inwoners. Wat bleek? De toewijzing van woningen is volgens de instellingen rechtmatig en dus goed, maar volgens de oude Duindorpers is het onrechtvaardig en dus niet goed. De twee partijen denken vanuit het eigen gelijk en praten langs elkaar heen. Dat zorgt voor spanningen. Uit de gesprekken kwamen we erachter dat het allemaal erg gevoelig ligt maar je vanuit een lab echt verschil kunt maken. Er wordt nu bijvoorbeeld op een nieuwe manier samengewerkt tussen gemeente en bewoners om een oud schoolgebouw in de wijk tot betaalbare woningen te maken die aansluiten op de wensen van de stad en de bewoners.”

Duindorp in de mist. Foto: Arthur van Beveren/Flickr creative commons.

Waar werk je naartoe?
“Een volgende stap die ik zou willen zetten is dat de instellingen meer de wijken ingaan op zoek naar vragen. Onderzoeksvragen moeten niet alleen van studenten, docenten of ambtenaren komen, maar meer vanuit de wijken zelf. Ik zou wel een platform willen opzetten waar actieve wijkbewoners met een vraag naartoe kunnen gaan op zoek naar een afstudeerder die met het thema aan de slag kan gaan. We zijn nu nog heel erg bezig de juist kennis te vinden, ook is het lastig in te passen in het curriculum. Ik zou het mooi vinden dat er een virtuele onderzoeksagenda komt, waarvoor input komt vanuit de stad. Daarnaast zijn we nu bezig met het opzetten van een serie talkshows onder de naam Den Haag Draait Door, volgens het bekende DWDD-format. Daarmee willen we laten zien wat er allemaal gebeurt, wat we beter kunnen leren en hoe verder door ontwikkelen. Daarbij willen we studenten betrekken. De eerste editie vindt plaats op de Dag van de Stad op 28 oktober in Rotterdam. Dat organiseren we samen met Deventer. We willen vooral uitwisselen. Hoe doet Deventer het? We willen elkaar voorbeelden laten zien. Daarna zullen de volgende edities in Den Haag plaatsvinden.”

Met wat voor partners werk je allemaal in de stad?
“Naast gemeente en de drie onderwijsinstellingen werk ik graag samen met bewoners-, en ondernemersverenigingen en stichtingen. We willen meer professionals in de wijken verbinden met de kennisinstellingen. Zodat we echt uitwisseling van expertise krijgen. Iedereen moet gelijkwaardig aan tafel zitten: professionals, wijkbewoners, studenten, ambtenaren, onderzoekers. Iedereen moet elkaar met respect en waardigheid behandelen en kijken wat je van elkaar kan leren.”

Hoe staat je werk in relatie tot de City Deal Kennis Maken?
“De City Deal gaat over het creëren van een rijke leeromgeving. Ik denk dat de stadslabs een rijke leeromgeving vormen. Maar we moeten er wel met zijn allen bovenop zitten. De stad heeft veel te bieden, maar ook de studenten en kennisinstellingen. Er is daarvoor wel een infrastructuur nodig om die uitwisseling te laten slagen. Het is goed om studenten zo vroeg mogelijk in de realiteit te laten werken, denk ik. Samenwerken wordt immers steeds belangrijker in onze samenleving.”

De Caballero-fabriek in de wijk De Binckhorst, Den Haag. Ook in deze wijk vindt een stadslab plaats. Foto: Gerard Stolk/Flickr Creative Commons.

‘We kunnen niet meer zonder interdisciplinair werken op de arbeidsmarkt’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Bij de opening van het studiejaar begin deze maand kondigde voorzitter Henk Pijlman aan dat de Hanzehogeschool Groningen verder gaat als een Engaged University. Dat betekent geen zelfbedacht onderzoek meer, maar onderzoek omdat de maatschappij dat wil. Vanaf dag één zullen de studenten met opdrachten van buiten bezig zijn. Het is onder meer te danken aan het net afgeronde strategische programma Vernieuwen en Verbinden in Onderwijs. Dean/Directeur Academie voor Gezondheidsstudies Arwin Nimis vertelt meer.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Interne Verbinding en Externe Verbinding.

Drie jaar geleden startte Nimis als regievoerder met het strategische programma, dat was opgezet om de doelen uit te werken uit het strategisch plan van de Hanzehogeschool: meer interdisciplinair onderwijs en onderzoek en samenwerking met de regio.

Betere aansluiting op de arbeidsmarkt

Al tien jaar heeft de Hanzehogeschool als motto: Share Your Talent Move The World. “We maken dit waar in onderwijs en onderzoek door het samenbrengen van studenten, docenten, onderzoekers en professionals uit het werkveld”, vertelt Nimis. “Door samen te werken, elkaar te inspireren en van elkaar te leren, leveren we een belangrijke bijdrage aan de samenleving. We noemen dat Engaged learning.”

Het onderwijs verandert mee, stelt de Dean. “ De arbeidsmarkt is anders dan vroeger. Interdisciplinair werken is nodig want de beroepen veranderen”, vertelt Nimis. “Disciplines gaan veel meer samenwerken. Ook de studenten veranderen, zij zijn sterk betrokken op de vraagstukken in de samenleving, wij sluiten daar bij aan.  Er komen straks studenten op een andere manier op de arbeidsmarkt,  mensen  die  goed zijn in interprofessioneel  samenwerken. “

Daarbij horen ook nieuwe onderwijsvormen zoals blended learning en gaming, flexibilisering van onderwijs, internationalisering. Ook zijn er binnen de hogeschool afspraken nodig tussen de disciplines. “Standaardiseren geeft vrijheid om te flexibiliseren. Wat we bijvoorbeeld willen bereiken is dat alle opleidingen hier op de hogeschool bestaan uit modules van 5 ec’s. Zo kun je beter uitwisselen. We maken gebruik van de kracht van onze docenten. Juist zij zitten vaak bovenop de innovatie. Die innovaties gaan ze steeds meer delen met elkaar. In het voorjaar organiseerden we een onderwijs inspiratiedag waar 500 docenten met elkaar kennis en innovaties hebben gedeeld.”

Verbinding met de maatschappij

Zoals voorzitter Pijlman aankondigde, als Engaged University zal de band tussen maatschappij en onderwijs en onderzoek nauwer worden. Studenten gaan al vanaf de eerste dag van hun studie merken dat leren en onderzoeken nauw verweven zijn met de maatschappij. Ze doen zelfstandig échte, relevante onderzoeksopdrachten: vraagstukken die in onze regio spelen, maar ook wereldwijd van belang zijn. Ze werken hierbij samen met betrokken docenten, ervaren onderzoekers, professionals uit de beroepspraktijk en studenten uit andere disciplines.

Een belangrijke plek in het Engaged Learning nemen de innovatiewerkplaatsen in, waarvan er volgens Nimis inmiddels al zo’n pakweg 150 zijn opgericht in en rondom de stad Groningen. “Hier werken teams van verschillende opleidingen samen aan vraagstukken op het gebied van onder meer aardbevingsproblematiek, energietransitie, healthy ageing, klimaatverandering, duurzaamheid en mondialisering. We delen onze kennis met vergelijkbare projecten elders en leren zo wereldwijd van elkaar. Hierdoor hebben onze studenten en docenten écht impact. Op zichzelf, op elkaar, op de regio. En op de wereld. De verbinding staat centraal. We gaan minder lesgeven en meer naar buiten toe. Ook vragen we vanuit de maatschappij waar de behoeftes liggen. Zoals op terreinen als zorg, welzijn en energie. Studenten van de Hanzehogeschool Groningen, de Rijksuniversiteit Groningen en mbo-scholen gaan daarbij meer samenwerken.”

Studenten aan de slag bij Health Hub Roden. Foto: Health Hub Roden.

HealthHub

Een goed voorbeeld van zo’n innovatiewerkplaats is de Health Hub Roden, het oude Cordis-gebouw, waar allemaal bedrijven gevestigd zijn. Hier wordt theorie in de praktijk gebracht. Studenten, docenten, lectoren en andere personen verbonden aan het onderwijs zijn welkom op de werkvloer, waar ze leren tussen en met de ondernemers. Die kunnen er aankloppen met een vraag over Healthy Ageing of medische technologie. Studenten en docenten uit het netwerk gaan dan op zoek gaan naar innovatieve oplossingen. Een ander voorbeeld is EnTranCe, een expertisecentrum dat bijdraagt aan de snelle overgang naar een schone en betaalbare energievoorziening. Hier ontmoeten wetenschappers, studenten, bedrijven, overheden en maatschappelijke instellingen elkaar om hun kennis te delen. Nimis: “Studentenbedrijfjes werken samen met bestaande bedrijven. Vanuit de Hanzehogeschool kijken we vooral naar toepassingen. Energie, hoe werkt dat dan? Kun je grids maken? Hoe werkt dat sociaal? Sociale innovatie is een ander thema dat we daarbij bekijken.”

Externe stakeholders

In het nieuwe strategisch plan waar Nimis en collega’s aan werken zal er dan ook nog meer contact zijn met andere partijen in de stad. “De ontwikkeling is dat we nog  meer naar buiten gaan.  Het is een paraplu waar we al een tijd mee bezig zijn. Maar niet alleen. Nu hebben we de opstap naar een nieuw strategisch plan, waarbij we ook echt de stad Groningen betrekken. We hebben hier in de stad van alle hogescholen in Nederland de meeste spinoffs, bedrijven die starten vanuit de hogeschool. Daarin nemen we ondernemerschap mee. Bij het maken van het nieuwe plan willen we dan ook meer externe stakeholders betrekken, zoals gemeente en bedrijfsleven.”

Minder onderwijsgebouwen nodig

Hoe ziet Nimis het onderwijsveld het liefst over tien jaar? “Het ideale beeld wat ik voor ogen heb is dat we veel meer naar stad en ommeland zijn gegaan met ons onderwijs. We zullen minder traditionele onderwijsgebouwen nodig hebben, en meer samen met bedrijven leren en werken in living labs, waar we ook onderwijs zullen geven. Het wordt allemaal meer hybride en meer op locatie. We spelen nog meer in op behoefte en leveren nog meer maatwerk. Natuurlijk zullen we wel een hogeschoolgemeenschap houden. Er zijn wel bepaalde momenten waarop we bij elkaar komen en met elkaar uitwisselen wat we hebben geleerd. Op die manier leren we van elkaar en komen we samen verder. Op een markt zullen de studenten aan elkaar presenteren waar ze mee bezig zijn geweest. HBO gaat over toepassen, leren en innoveren. Aan ons is het om het zo in te richten zodat we aan het einde van de rit de juiste diploma’s en competenties hebben die een bepaalde functie nodig heeft.”

‘Het loont altijd om partijen bij elkaar te krijgen’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Steeds meer bedrijven willen meedoen met de circulaire economie. Voor veel kleinere bedrijven is dat echter nog niet zo makkelijk. Sinds april is de Fontys hogeschool in Brabant daarom gestart met een project om ondernemers in het mkb te helpen de transitie te maken. Studenten gaan samen met onderzoekers onder begeleiding van docenten bij de bedrijven onderzoek doen naar materialen, verdienmodellen en marketing. Projectleider Fons Claessen vertelt meer over het project.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Docenten & Onderzoekers en Externe Verbinding.

Bij het tweejarig kennistraject zijn drie hogescholen betrokken: Fontys Hogeschool Economie & Communicatie ,  Fontys Hogeschool Toegepaste Natuurwetenschappen en de Hogeschool van Amsterdam middels het Lectoraat Psychologie voor een Duurzame Stad. Laatstgenoemde richt zich meer op de marketing- en consumentenkant. Het project is mogelijk gemaakt door een RAAK-subsidie, bedoeld om praktijkgericht onderzoek te stimuleren in het hbo. Deze subsidie is een regeling van het Regieorgaan SIA onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).

Wat houdt het project precies in?
“We ondersteunen mkb-bedrijven bij de transitie naar een circulaire bedrijfsvoering. Wat vaak ontbreekt bij de kleinere bedrijven is specifieke kennis om die transitie op een doordachte manier te maken. Welke verdienmodellen zijn er te maken? Hoe zorg je ervoor dat je mensen in de keten meekrijgt? Hoe krijg je je klanten mee? We hebben bedrijven gevraagd waar ze hulp bij nodig hebben. Dat is bijvoorbeeld materiaalgebruik. Hoe zet je een circulaire lijn op? Deels helpen we met technische vragen, maar vooral werken we aan businessmodellen voor bedrijven. Veel bedrijven denken dat circulariteit gelijk staat aan het neerzetten van een  product als dienst. Dat kan een goede strategie zijn, maar dat is zeker niet de enige strategie die mogelijk is.”

Fons Claessen, projectleider van het Impulsteam Circulaire Economie van Fontys.

Wat voor bedrijven doen mee?
“We werken met een vrij breed palet aan mkb-bedrijven. Van start-ups tot gevestigde bedrijven. Van bedrijven die aanhangwagens verkopen, innovatieve nieuwe auto’s ontwerpen tot ingenieursbureaus op het gebied van gebouwinstallaties. Een vrij divers gezelschap dus. Zij kunnen bijvoorbeeld hulp krijgen bij de ontwikkeling van materialen of het aanboren van nieuwe markten. Daarnaast zijn er bedrijven die al langer bestaan en graag een overstap willen maken naar bijvoorbeeld een servicemodel. Wat je ziet is dat de echt grote bedrijven gespecialiseerde mensen in dienst hebben om de transitie naar circulair te begeleiden. Voor kleinere bedrijven is het een veel grotere uitdaging om aan te gaan. Waar grote bedrijven kunnen experimenteren met een bepaalde lijn, maken mkb-bedrijven vaak maar één product. Dat circulair maken is veel risicovoller.”

Hoe verloopt de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven?
“Het gaat wonderbaarlijk goed. We hebben twee bijeenkomsten gehad waar iedereen heel erg open in stond. Natuurlijk hebben we bij de keuze van bedrijven wel een beetje opgelet dat het geen echte directe concurrenten zijn. Die zouden dan nooit het achterste van hun tong laten zien. Wat uit de bijeenkomsten naar voren kwam is dat de bedrijven allemaal vergelijkbare vraagstukken kennen, ondanks hun verschillende achtergrond. Denk aan wet- en regelgeving, financiering of het gebrek aan financiële modellen voor circulaire bedrijfsvoering vanuit de bankwereld. Wat we hebben gezien is dat er ook kruisbestuiving ontstaat tussen bedrijven die met deze transitie bezig zijn.”

Waarom hebben jullie voor dit onderwerp gekozen in het project?
“Circulaire economie staat echt nog in de kinderschoenen. De hele omgeving waarin bedrijven werken is  nog grotendeels volgens het principe van de lineaire economie ingericht. Daarom hebben bedrijven andere bedrijven nodig, zodat er een soort ecosysteem ontstaat. Met deze 15 en andere MKB bedrijven in de regio willen we het ontstaan van een circulair ecosysteem stimuleren. Het loont altijd om partijen bij elkaar te zetten. De Rabobank had een circulaire challenge waarbij ze tien bedrijven begeleidde in de transitie naar circulaire bedrijfsvoering. Dat was eigenlijk een voorloper van dit project. Wat je zag was dat van de tien bedrijven vier elkaar al heel snel vonden om samen nieuwe business te maken. Circulaire economie ontstaat niet binnen bedrijven maar tussen bedrijven en samen met andere bedrijven. Het komt alleen tot stand als je partijen bij elkaar brengt en er samenwerking ontstaat. Kortom, die matchmaking organiseren is heel belangrijk.”


Wat is de rol van studenten erbij?
“Studenten kunnen hun stages of afstudeeropdrachten bij de deelnemende bedrijven volgen. Fontys heeft ook twee minoren waarin circulair ondernemen aan bod komt. We hebben een onderzoeksproject, daar doen ook professionals mee, zoals betaalde onderzoekers in dienst van Fontys. Als het kan schakelen we studenten in, bijvoorbeeld afstudeerders die we plaatsen bij bedrijven. In groepjes werken ze aan opdrachten. Elk bedrijf dat meedoet koppelen we aan één of twee buddy’s, studenten.”

In welk stadium van het project zijn jullie nu?
“In april was de kick-off. Nu zijn we bezig met een nulmeting. Die laten we uitvoeren door afstudeerders en onderzoekers bij alle bedrijven. Waar staan ze nu precies in de transitie naar circulair? Dan kunnen we daarna de rest van het project invullen. De volgende stap is om een groep experts in beeld brengen die meedenkt over wat de circulaire verdienmodellen zijn. Uit die theorie willen we uiteindelijk hapklare brokken maken voor bedrijven zodat ze die kunnen toepassen. Uiteindelijk willen we over twee jaar aan het eind van het project komen tot een inspiratiegids Circulaire Economie voor mkb-bedrijven. Hoe pak je het aan als je de transitie wil maken van lineair naar circulair ondernemen.”

Is er nog een rol weggelegd voor de overheid hierbij?
“Een volgend project zou zijn om de overheid erbij te betrekken. Bedrijven missen vaak de vraag vanuit de overheid naar circulaire producten of diensten. We zijn met vijf gemeenten het gesprek daarom aangaan. We zijn nu bezig om daarvoor een publiek project op te starten om hen de komende twee jaar te begeleiden bij circulaire inkoop en aanbesteding. Men wil wel, maar dan blijkt er toch te weinig kennis in huis te zijn, bijvoorbeeld wat voor mogelijkheden wet- en regelgeving te bieden heeft. Bestuurlijk heeft circulair inkopen vaak niet genoeg prioriteit, ondanks de collegeakkoorden.  We vermoeden dat het bij veel gemeenten nog een blinde vlek is. De gemeente richt zich vooral op de buitenwereld. Maar de eigen inkooporganisatie is ook heel belangrijk. Alle overheden bij elkaar kopen bijna net zo veel in als het bedrijfsleven. Het is dus goed om circulair in te kopen, daar ontbreekt het aan. De aanvraag voor dit project loopt nu.”

Leiden leert met de stad

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Waarom studenten fictieve onderzoeksopdrachten geven als in de stad de maatschappelijke vragen voor het oprapen liggen? Vanuit de City Deal is Leiden, samen met de Universiteit Leiden, de Hogeschool Leiden, gestart met het project Leren met de Stad. Daarin worden onderwijs en onderzoek gekoppeld aan initiatieven in de wijken. Kwartiermaker van de City Deal Marieke van Haaren vertelt.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Externe Verbinding.

Hoe gaat het met de City Deal in Leiden?
“Het gaat goed. We zijn eigenlijk pas heel kort geleden begonnen, afgelopen maart. Maar Leren met de Stad is niet helemaal nieuw. Ik ben verschillende projecten tegengekomen die al liepen de afgelopen jaren, waarbij studenten van de hogeschool of universiteit aan de slag gingen met een vraag uit de stad. Van de gemeente of een andere maatschappelijke partner.”

Kun je een voorbeeld noemen?
“Het afgelopen studiejaar hebben masterstudenten van de Master Honours Class ‘Social Innovation in Action’ bijvoorbeeld onderzocht hoe je bedrijfsdenken kunt gebruiken om sociale problemen in de stad op te lossen. Ze deden dat met het thema Kinderarmoede. In groepjes bedachten ze hoe ze een sociale onderneming konden oprichten om de naar schatting 2400 kinderen, die in Leiden onder de armoedegrens leven, te helpen. Het team dat won kwam met het idee van de Alt Bike. Minderbedeelde gezinnen kunnen voor maar drie euro per maand een Alt Bike huren, in kleur en maat naar keuze en met gratis reparatiedienst. Rijkere mensen betalen iets meer, zodat het bedrijf geen verlies maakt. Drie gezinnen samen financieren zo de fiets voor een arm gezin. Het idee achter dit concept was om de consequenties van armoede voor kinderen te verkleinen. Zij kunnen zonder fiets moeilijk meedoen aan sociale activiteiten. Van spelen bij vriendjes, feestjes tot sport.

Een ander voorbeeld is te vinden bij de opleiding Toegepaste psychologie aan de Hogeschool Leiden. Vanaf september gaan  studenten stage lopen bij wijkcentrum ‘Een Goede Buur’. Ze ondersteunen in hun stages wijkteams bij het beantwoorden van vragen van bewoners. Ook zullen ze onderzoek doen en dieper kijken naar wat er speelt in die wijk. Als je tien vragen krijgt over één thema weet je dat er daar iets groters speelt. Ze gaan vooral ondersteuning bieden bij de wijkcentra, maar mochten ze complexe vraagstukken tegenkomen dan gaan we kijken hoe we die interdisciplinair kunnen aanpakken.”

Dit jaar starten jullie met Leren met de Stad, het project dat volgt uit de samenwerking in de stad rond de City Deal Kennis Maken. Hoe ver zijn jullie er mee?
“Op 8 april hebben we de aftrap gegeven op een startbijeenkomst in PLNT Leiden, samen met gemeente, de hogeschool en de universiteit. We zijn bezig om maatschappelijke vraagstukken in kaart te brengen en ze te matchen aan onderwijs. Zo kan de stad profiteren van alle kennis van studenten en onderzoekers, en kan het onderwijs en onderzoek van de hogeschool en de universiteit worden verrijkt met maatschappelijke, relevante vraagstukken. Studenten gaan de stad in, om onderzoek te doen, hun kennis toe te passen en daarmee wijkinitiatieven te ontwikkelen of maatschappelijke partners te ondersteunen. We hebben nu mooie overzichten gekregen van vraagstukken waar we dit jaar mee verder gaan in de match tussen onderzoek en maatschappij. Maar ook met de gemeente. Welke thema’s kunnen bij welke ambtenaren beleggen? We willen good practices verzamelen.”

We hebben nu mooie overzichten gekregen van vraagstukken waar we dit jaar mee verder gaan in de match tussen onderzoek en maatschappij.

Wat is de volgende stap?
“Uiteindelijk is mijn beeld om het ook echt in reguliere vakken onder te brengen. Zodat je na de theorie zo de praktijk instapt. Zoals bijvoorbeeld het project ‘Een Goede Buur’. We willen de theorie en praktijk koppelen. Niet alleen de kennisinstellingen hebben kennis in huis, ook de maatschappelijke partners. Die willen we allebei samenbrengen. We hopen uiteindelijk dat we met het werken aan deze thema’s en vraagstukken Leiden beter en mooier maken. De denkkracht bundelen, daar heeft de stad behoefte aan.”

Wat voor structuur hebben jullie opgezet rond het project?
“Een belangrijke doelstelling voor dit samenwerkingsverband is dat het een duurzaam karakter heeft. Waar mogelijk bouwen we voort op eerdere projecten. Tussen de betrokken partners moeten dan ook duurzame relaties ontstaan. Hiervoor hebben we een klein projectteam opgezet van drie mensen. We zijn gevestigd in PLNT, een centrum gericht op ondernemerschap en innovatie, dat wordt gefinancierd door gemeente, hogeschool en universiteit. Hier bieden we al programma’s aan studenten aan, die gericht zijn op innovatie. Ook ondersteunen we startups. Leiden Kennisstad – de al bestaande samenwerking tussen Gemeente Leiden, Hogeschool Leiden, Universiteit Leiden en LUMC en – is cruciaal voor ons project, en is eigenlijk ook een soort ‘voorloper’ van de City Deal Kennis Maken. Vanuit Leiden Kennisstad is Lara Ummels, de kennismakelaar voor de vier partijen, ook een essentiële schakel.”

Studenten aan het werk in PLNT.

Wat zouden jullie graag zien op landelijk niveau in de City Deal? Waar liggen kansen voor verdere samenwerking?
“De meerwaarde van de City Deal is dat je ook kunt meekijken met andere steden. Je weet waar men nog meer mee bezig is in het land en daarover kun je met elkaar kennis uitwisselen. De lijntjes met elkaar zijn kort. Dat is heel waardevol. De kennisdagen vind ik dan ook heel erg nuttig.”

Wat heb je verder voor ambities?
“Mijn droom is dat we echt interdisciplinair samenwerken met de studenten van de universiteit en hogeschool. Ze kunnen veel van elkaar leren en elkaar mooi aanvullen. De universiteitsstudenten zijn meer gericht op onderzoek, die van de hogeschool zijn meer praktijk gericht en met toegepaste kennis bezig. Ik denk dat het wederzijds leerzaam kan zijn. Ik hoop echt dat we uiteindelijk activiteiten voor beide groepen kunnen organiseren en zelfs op langere termijn mbo erbij kunnen betrekken. Ik weet dat andere steden daar al verder in zijn. Ik ga kijken hoe ze het daar hebben georganiseerd.”