De tie-wrap een tandje strakker. Verslag deelcongres De Transformerende Stad

Nederland staat voor grote uitdagingen. Er moeten tot 2040 een miljoen woningen worden bijgebouwd, en bestaande huizen moeten ‘van het gas af’. De grootste uitdaging is echter om deze concrete opgaven te benutten voor een hoger doel: een brede vernieuwingsslag op wijkniveau. Hoe kunnen we ambitieuze ‘wijken van de toekomst’ realiseren, waarin we niet alleen huizen bouwen en van het gas afgaan, maar waarin ook op andere terreinen vooruitgang wordt bereikt? Deze vraag stond centraal in het paviljoen De Transformerende Stad tijdens de Dag van de Stad, op 29 oktober 2018 in Amersfoort. Onder leiding van dagvoorzitters Suzanne Potjer en Peter Pelzer van de Urban Futures Studio van de Universiteit Utrecht, onderzochten wethouders, raadsleden, ambtenaren, vertegenwoordigers van kennisinstellingen, bedrijven, architecten, designers, theatermakers en actieve bewoners samen de toekomst van onze wijken, en vooral ook hoe we die ambitieus kunnen vormgeven.

Wat willen we wél?

De urgentie van onze huidige opgaven is groot. Het laatste rapport van het VN-klimaatpanel maakt duidelijk dat we de beoogde maximale temperatuurstijging van 1,5 graden bij lange na niet halen, en de stijgende woningnood noopt ons om vooral snel en veel te bouwen. Toch is het van groot belang dat we de huidige opgaven op een goede manier aangaan. Berichten van bewoners uit de aardgasvrije ‘proeftuin’ Overvecht-Noord in Utrecht die ‘geen proefkonijn willen zijn’ geven aan dat aardgasvrij niet zomaar iets is waar bewoners naar streven. Snel en veel bouwen leidt wellicht tot keuzes – zoals bouwen in het groen – waar we later mogelijk spijt van zullen hebben.

Peter Pelzer ook als universitair docent verbonden aan het Department Sociale Geografie en Planologie van diezelfde Universiteit Utrecht stelt daarom dat we als eerste moeten overwegen wat voor toekomst we eigenlijk willen met elkaar. Termen als aardgasvrij, CO2-neutraal en autoluw zijn termen die nu veelal de toekomst inluiden, maar zijn tegelijkertijd zeer beperkt, omdat ze benoemen wat we niet willen. Veel belangrijker is te definiëren wat we wel willen.

Met de revolutionaire opkomst van de auto in de jaren vijftig werd een nieuwe definitie gegeven aan het ‘goede leven’. Mensen konden in de suburbs gaan wonen, met ruimte en comfort voor hun familie, en ver weg van de drukke en vervuilde stad. Wat is het goede leven in het nieuwe duurzame tijdperk dat we nu betreden? En zouden we dat goede leven kunnen vormgeven op wijkniveau?

Over de hele wereld zie je voorbeelden waar dit al daadwerkelijk gebeurt. De Urban Futures Studio verzamelde in het project ‘Wijk van de Toekomst’ honderd van deze voorbeeldwijken, die laten zien dat een ambitieuze vernieuwingsslag wel degelijk mogelijk is. Neem een wijk als Hunziker Areal in Zurich, waar bewoners zelf zeggen: die auto hebben we eigenlijk niet nodig. Of Bo01 in Malmo, dat al in 2001 gebouwd werd als prachtige en volledig klimaatneutrale wijk. Of de achterstandswijk Regent Park in Toronto, die niet alleen grondig wordt verbeterd en opgewaardeerd, maar waar met de right of return straks ook de oorspronkelijke bewoners een nieuwe duurzame woning mogen betrekken.

Tijdens het paviljoen ‘de Transformerende Stad’ gaven initiatiefnemers van Nederlandse projecten via metaforen een ‘rondleiding’ door hun project, hun ‘Wijk van de Toekomst’. Aan de hand van een vlecht, een konijn en twee benen vertelden ze hoe ze verschillende opgaven in elkaar vlochten, hoe ze burgers betrokken zonder ze tot proefkonijn te maken en over samenwerkingsverbanden. Wethouders uit Groningen en Nijmegen vertelden over hun Wijken van de Toekomst. Expert Wouter Jan Verheul sprak over de kansen en problemen van bouwen op voormalige industriële locaties. En rijksbouwmeester Floris Alkemade hield ons voor dat we positief moeten zijn, want bouwen aan de duurzame Wijk van de Toekomst is een prachtige opgave die vraagt om optimisme.

Ruimte voor het experiment is van levensbelang

Ecodorp Boekel loopt ver voor de troepen uit. In het Brabantse land bouwen pioniers aan een volledig circulaire wijk, die ook nog eens ‘klimaatpositief, innovatief, CO2-negatief, natuurinclusief én energiepositief’ moet worden. Wat is er nodig om zo’n project te laten slagen? ‘Experimenteerruimte is heel belangrijk’, zegt rondleider Ad Vlems. ‘We wilden een paal gebruiken van bermgras en hars, die nog niet gecertificeerd was. De fabrikant zei: “Ik kan die paal wel certificeren, maar dat kost 90.000 euro. Als-ie dan kromtrekt of scheurt, moet ik de verhouding bermgras-hars wat wijzigen, en opnieuw certificeren. Dat kost weer 90.000 euro.” Wij hebben toen het ministerie gevraagd of we niet-gecertificeerde bouwmaterialen mochten gebruiken, en daar kregen we toestemming voor. Dat helpt heel erg.’

Geen proefkonijnen

Boekel loopt voorop, maar de schaal is met dertig huurwoningen klein. De steden Apeldoorn, Deventer, Zutphen en Zwolle pakken het groter aan. Zij willen in een keer 40.000 woningen versneld van het aardgas loskoppelen. Zitten bewoners daar wel op te wachten? Voelen zij zich geen proefkonijnen? ‘We willen bewoners een keuzemenu bieden’, zegt beleidsmedewerker Arno Groenendijk. ‘Niet een onteigeningsprocedure als zwaard van damocles boven het hoofd, maar een aantal opties bieden. Of je gaat het zelf regelen, of je kiest het standaardpakket, waarbij je huis nog steeds gewoon verwarmd wordt, maar niet meer via aardgas. En de optie om te kiezen voor pluspakketten: je huis ook laten koelen in de zomer, een beveiligingssysteem. We denken dat mensen het prettig vinden als we ze faciliteren.’

Ook Assen waakt ervoor om burgers in te zetten als proefkonijnen. ‘Dat is echt geen goed woord’, zegt Marco Attema, die namens de gemeente betrokken is bij het “Asser servicekostenmodel”. Daarmee kunnen bestaande panden worden opgeknapt tot nul-op-de-meterwoningen, zonder dat de woonlasten stijgen. In plaats van proefkonijnen noemt Attema de deelnemers liever ‘pioniers, ontdekkingsreizigers of avonturiers’. ‘Ze steken hun nek uit – al was het risico beperkt. En het mooie is: toen de flat waarop we dit toepasten er van buiten weer mooi uitzag, gingen mensen ook meer investeren om achterstallig onderhoud in hun eigen appartement aan te pakken.’

Sociale opgave

Dat je mensen moet meenemen, weten wethouders ook. Maar eenvoudig is dat niet altijd, zegt Noël Vergunst, wethouder stedelijke ontwikkeling in Nijmegen. Hij staat voor de opgave om de wijk Dukenburg klaar te stomen voor de toekomst. Niet alleen van het gas af, maar helemaal energieneutraal. ‘Mensen vinden dat spannend, ze zijn bang voor hun woonlasten. Gaat de huur niet omhoog?’

Het project gaat daardoor niet alleen over energie. ‘Het is ook een sociale opgave’, zegt Vergunst. ‘De wijk ligt geïsoleerd van de stad, de werkloosheid is er relatief hoog, er is veel zorgvraag. Doordat we bij de mensen binnenkomen, zien we wat er nog meer speelt. Het doel is Dukenburg sexy te maken. Maar daar is veel voor nodig. Je moet het wel waarmaken.’

Een van de manieren om dat te bereiken, is de bewoners zelf mee te laten profiteren. Banen die de transitie opleveren, moeten deels naar de bewoners van de wijk gaan. ‘Mensen die nu op de bank zitten, moeten aan het werk. We komen straks handen tekort om werk uit te voeren.’

Suzanne Potjer (rechts) in gesprek met Noël Vergunst (links) en Roeland van der Schaaf.

Mooier, niet minder

Groningen gaat precies hetzelfde te werk, vertelt wethouder Roeland van der Schaaf. Selwerd is een naoorlogse wijk met veel groen, maar ook hoge werkloosheid. ‘Je kunt het vele groen in Selwerd gebruiken als imago voor een wijk waar de auto niet zo centraal staat. De buurt ligt op de fietsroute tussen het bruisende centrum van Groningen en de universiteitscampus. Maar bewoners hebben het gevoel dat zij daar niet van profiteren. Sterker, er moesten bomen gekapt worden voor de aanleg van brede fietspaden naar de campus.’

Daarom kiest ook Groningen voor ‘Wijkvernieuwing 3.0’. ‘Vijf of tien procent van de werkgelegenheid die dat oplevert moet naar de mensen in de wijk’, zegt Van der Schaaf. ‘Ook het eigenaarschap van het proces moet je organiseren. Het is heel verleidelijk om voor een top-down, wederopbouw-achtige aanpak te kiezen, maar ik denk dat je dan na een paar jaar keihard vastloopt. De bewoners moeten op de eerste plaats staan.’ Volgens Van der Schaaf mogen we wel wat meer dromen over de wijk van de toekomst. ‘Veel mensen zien de energietransitie als een bedreiging, als iets dat ze overkomt. Wat we moeten zeggen is: We kunnen een gelukkiger stad maken waarbij energieneutraal en inclusiviteit leidend zijn. Het wordt mooier, niet minder.’

De bewoner op de eerste plaats, het klinkt mooi. Toch is het ook lastig, zo laat het verhaal van Henri Schimmel over Waalfront Nijmegen zien. Zijn ervaring was dat vooral tegenstemmers afkomen op bewonersbijeenkomsten. ‘Die mensen komen bepalen dat het geen yuppenwijk mag worden. Maar de mensen voor wie je het wel doet, die daar vele jaren later komen wonen, die zitten niet aan tafel. Dus wat moet je dan met burgerparticipatie? Natuurlijk, samen de stad maken is goed. De nieuwe Omgevingswet is goed. Maar leg de ambities niet te hoog. Het moet geen hobbyistenclub van bewoners zijn, of alleen maar negativisme. De uitdagingen waar we voor staan, vergen ook dappere ontwerpers die vanuit verschillende invalshoeken een langetermijnvisie hebben op wijk of stad en een wethouder die durft te acteren. En niet alleen bewoners vanuit het hier en nu.’

Verbeeldingskracht en optimisme

Andere problemen dienen zich aan wanneer er nog helemaal geen bewoners zijn, zoals op de vele vervallen industrieterreinen in Nederland die best geschikt zouden zijn om nieuwe woonwijken tot leven te brengen. Wouter Jan Verheul van de TU Delft is expert in de ontwikkelingen van dit soort brown fields. ‘Je loopt tegen verschillende barrières op’, legt hij uit. ‘Je zit met juridische beperkingen, vanwege milieunormen of versnipperde eigendom van de grond. Ook bestuurlijk is het niet altijd eenvoudig. Elke vier jaar een nieuwe wethouder met een andere visie kan leiden tot zwabberend beleid.’ En zeker bij het ontwikkelen van brown fields speelt geld een belangrijke rol. ‘Aanpassen van infrastructuur, oplossen van bodemvervuiling en het onteigenen van grond kan dit soort projecten duur maken.’

Toch is Floris Alkemade, rijksbouwmeester, optimistisch. ‘Als je dingen wil veranderen is focussen op barrières niet de sterke drijvende kracht. Als een stuk grond te vervuild is, een weg op verkeerde plek ligt, of de buurt niet wil meewerken, kun je daar als ontwerper een weg omheen vinden, die je kunt gebruiken om je plan beter te maken. Verbeeldingskracht en optimisme zijn heel belangrijk.’

Peter Pelzer (rechts) met Wouter Jan Verheul (links) en Rijksbouwmeester Floris Alkemade.

Verheul is het met Alkemade eens. ‘We moeten ons niet blindstaren op barrières, maar voorbeelden elders zoeken. De samenleving is veelkleurig. Er zijn bijvoorbeeld steeds meer alleenstaanden. Dat geeft meer variëteit in woonvormen en mobiliteit. Als je daarover doorpraat, loop je soms aan tegen mensen met mitsen en maren. Soms is dat ook heel reëel. De goede voorbeelden die we vandaag tegenkomen zijn ook geen blauwdruk. De totaaloplossing bestaat niet. Maar kies voor diversiteit bij oplossingen en experimenten.’

Gaan we het redden?

De grote vraag is: gaan we het redden? Kunnen we – ondanks de complexiteit van deze transities – de grote vraagstukken van klimaat en woningnood tackelen met een boodschap van verbeeldingskracht en optimisme? ‘Of we het redden is een relevante vraag’, zegt Alkemade. ‘Maar de oplossing moet komen op wereldschaal. Nederland kan een voorbeeldrol spelen. Hoe kun je een dichtbevolkt land verduurzamen? Het zijn moeilijke vragen. Maar als wij het niet kunnen, wie dan wel? Dus we moeten die rol op ons nemen. Verduurzaming is een prachtige opgave: geen vervuiling meer, circulaire energie! Daar hoort optimisme bij. Optimisme en verlangen.’

De tie-wrap een tandje strakker

‘Experimenteren? Durf los te laten en daag de politiek uit!’

‘Durf bestaand beleid ter discussie te stellen’

‘Samenwerkingen aangaan met alle stakeholders, bewoners en specialisten’

‘Beschouw het als een maatschappelijke opgave. Mensen maken de stad.’

‘Hoe eet je een olifant? In stukjes!’

Aan het eind van de middag hangt het prikbord in de foyer van de Veerensmederij vol met oproepen om aan de slag te gaan. Een middag stonden wethouders, beleidsmedewerkers, betrokken burgers en anderen – figuurlijk – met de voeten in de modder om ervaringen uit te wisselen. De middag werd benut om samen dingen aan elkaar te koppelen, een gedeeld gevoel van urgentie te creëren. Om alle gezamenlijke ervaringen in te zetten en zo de tie-wrap een tandje strakker te trekken.

Op de congreswebsite Dedagvandestad.nl vind je onder meer de pdf’s van de presentaties die vertoond zijn in dit deelcongres. Bekijk ook het uitgebreide fotoverslag voor een sfeerimpressie.

Laat een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *