Een Community of Practice verbindt onderwijs met de buitenwereld

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Groepsfoto van minorstudenten in de Community of Practice Smart Sustainable Cities

Hoe innoveer je een opleiding tot een Community of Practice? Martijn Rietbergen kreeg er een Comeniusbeurs voor om dat uit te zoeken met de minor Smart Sustainable Cities aan de Hogeschool Utrecht. Door een betere band met de beroepspraktijk en betere sociale verbondenheid moest er een rijke leeromgeving ontstaan. Wat leverde dat op?

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en  Cultuur & Communityvorming.

Wat is een Community of Practice eigenlijk precies?
Rietbergen: “Bij de ontwikkeling van een CoP vorm je een groep mensen die, uit belangstelling voor hetzelfde onderwerp, kennis en ervaring daarover met elkaar deelt. Allerlei stakeholders, van studenten tot overheden en bedrijven, werken samen aan één thema. En in ons geval was dat Smart Sustainable Cities. We hebben het idee ervoor twee jaar geleden bedacht. De stakeholders spreken daarbij dan dezelfde taal: ze gaan uit van een gezamenlijke theorie en methoden en technieken. Zo kunnen ze toewerken naar een gemeenschappelijke beroepspraktijk. Je ziet de CoP als werkvorm steeds meer terugkomen, bijvoorbeeld in de energietransitie en circulaire economie.”

Martijn Rietbergen.

Wat voor concrete onderwerpen stonden er op de agenda?
“Er waren drie subdoelen in het project. Ten eerste wilde we coöperatief leren ontwikkelen. Hoe kunnen we een blended learning, -de mix van online en fysiek onderwijs-, zodanig ontwikkelen, dat studenten meer van elkaar kunnen gaan leren? We hebben daarvoor een nieuwe leeromgeving opgezet, genaamd Canvas, waarin we een aantal opdrachten hebben ontwikkeld. Studenten moesten bijvoorbeeld aan de slag met het maken van een onderzoeksplan, feedback geven op elkaars werk en een definitie ontwikkelen van wat Smart Sustainable Cities precies zijn. Wat we hebben geleerd is dat studenten toch niet zo dol zijn op online leeractiviteiten.”

Waarom niet?
“Het idee voor Canvas was goed, maar het werkte niet optimaal. Het overkoepelend idee was dat de interactie met peers juist belangrijk zou zijn om van elkaar te leren in plaats van een docent die vertelt hoe het zit. Wat blijkt? Studenten vinden het toch belangrijker om met elkaar in gesprek te zijn. Misschien is het goed dat we voor een volgende keer een online leeromgeving aan te scherpen door deze te verbinden aan studiepunten? In de tweede ronde van de minor zijn we er dan ook van afgestapt, en doen we alles weer face to face. Studenten reageren daar veel positiever op. Ze zeggen het zinvoller, prettiger en makkelijker te vinden.”

Wat waren de andere subdoelen?
“In het tweede project wilden we een ICT-tool ontwikkelen die kennis, welke vastgelegd is in allerlei rapportages en onderzoeken, beter vindbaar maakt. Zo wilden we kennisaccumulatie vastleggen in het studentwerk. Je ziet dat hogescholen ermee worstelen. Waar breng je het onder? Vaak doen ze het op website, waar het dan vaak moeilijk terug te vinden is. In ons project heeft een aantal studenten een tool ontwikkeld die verschillende databases hierop kan onderzoeken. Ze hebben bepaalde websites en databases goed met elkaar weten te verbinden. Helaas liepen ze ook aan tegen AVG richtlijnen of dat sommige websites niet toegankelijk zijn. Daarom moet de tool moet nu verder worden doorontwikkeld worden tot een zoekmachine. Het derde subproject was de CoP zelf. Hoe organiseren we het? Hoe zorg je ervoor dat al die actoren met elkaar interacteren? Daarvoor hebben we allerlei modellen en fases ontwikkeld, die samen de levenscyclus vormen van een CoP.”

Hoe ziet zo’n levenscyclus er uit?
“Eerst kijk je waar de behoeften liggen, dan ontwerp je wat voor soort interacties je wilt maken, vervolgens ga je richten op prototyping, de lancering ervan en het verder laten uitgroeien. Uiteindelijk wil je de aanpak in de markt zetten. Het thema Sustainable Smart Cities bleek nogal omvangrijk. Daarom zijn we onderzoek gaan doen in verschillende thema’s ervan. De nadruk binnen het Comenius Project is uiteindelijk op Smart Urban Mobility komen te liggen.”

Hoe kijk je terug op de Community of Practice?
“De uitvoering liep goed, volgens plan. De bestendiging van de community was zelfs eerder tot stand gekomen dan verwacht. We hadden best veel belangstelling van de buitenwacht om te participeren. Bedrijven en overheden zoeken ons op om gezamenlijk projecten te starten. Het enige wat ietwat tegenviel was het enthousiasme van de studenten. Terwijl het toch een mooie gelegenheid is om stageplekken te vinden en extra curriculair te werken.”

Wat zijn je belangrijkste lessen?
“Rond het eerste project was de belangrijkste les dus dat een online leeromgeving zijn beperkingen heeft. Wil je met mensen intensief omgaan, dan is online niet de juiste weg daarvoor. Misschien werkt het wel efficiënter voor grotere groepen. Bij het tweede project hebben geleerd dat AVG en vertrouwelijkheid best wel issues zijn bij het koppelen van databases. Met de zoekmachine is daarom helaas nog te weinig gedaan. Daarvoor is meer ICT-ondersteuning nodig, wat buiten mijn invloedssfeer ligt. In het derde project hebben we geleerd dat als je studenten niet in korte tijd weet te verbinden aan een issue, ze wegwaaieren.”

Wat kun je doen om dat te voorkomen?
“Misschien werkt het als je de CoP anders inricht en integreert in een opleiding? Wel hebben we gezien dat een CoP een goede manier is om bedrijven en overheden beter aan je te verbinden. Maar ook daarvoor moet je continu dingen blijven organiseren om de boel levend te houden. Het vergt meer dan af en toe met partners bij elkaar zitten. Dat moet je je realiseren. In de regio werken veel gremia al aan het thema Mobiliteit. Men heeft niet altijd even goed op het vizier wat iedereen doet. We moeten meer gaan samenwerken, hebben we geconcludeerd. Ook dat is een belangrijke opbrengst. We hebben verder aardig wat buitenlandse connecties opgedaan, want de CoP komt voort uit een Europees project. Als we die contacten aanhalen kunnen we straks meer met studenten uitwisselen, en gastsprekers uitnodigen. Daar wordt hard aan gewerkt.”

Zie je dit als dé manier voorwaarts voor innovatief onderwijs?
“Het ligt er aan hoe je de CoP inricht. De bottomline is toch de interactie met de externe opdrachtgever. Als je met een aantal partners voor langere tijd projecten doet, heb je al de helft van je CoP te pakken. Het Comenius netwerk doet dat best wel goed. Ze organiseren heel veel, delen veel info, steken er veel effort in om het draaiend te houden.

Wat zou je nog willen meegeven aan het netwerk van de City Deal Kennis Maken?
“Vanuit onze minor werken we precies op dezelfde manier als de City Deal. We werken samen met bedrijven en gemeenten. Zo hebben we bijvoorbeeld Bunnik als opdrachtgever. Studenten kijken daar hoe ze het stationsgebied duurzamer kunnen inrichten en aantrekkelijker kunnen maken. Ik wil graag een oproep doen. We hebben veel aanbod voor gemeenten. Dus meld je bij ons aan voor multidisciplinair onderzoek zoals in onze minor, of andere projecten op het gebied van engineering, gebouwde omgeving, social work, communicatie en business. Studenten van de Hogeschool hebben veel in hun mars. Ze bieden echt meerwaarde, komen vaak met leuke ideeën en creatieve oplossingen, waar opdrachtgevers meteen wat aan hebben. Ik zou graag zien dat studenten door opdrachtgevers meer worden ingezet als junior projectmedewerkers, als een soort externe consultants. Het zou interessant studenten hierop af te rekenen zodat hun expertise voor bedrijven en gemeenten nog waardevoller wordt.”

Creatieve ideeën voor het stationsgebied van Bunnik.

Laat een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *