‘Hubert van Eyck Academie en Van Eyck Mirror verbinden kunst met de stad’
Op de Van Eyck in Maastricht werken de deelinstituten Hubert van Eyck Academie en Van Eyck Mirror samen aan projecten waarin er een brug wordt geslagen tussen kunst en de stad. Pieternel Fleskens is hoofd van de Hubert van Eyck Academie en Rebekka Straetmans is hoofd van Van Eyck Mirror. We gingen met hen in gesprek over de bijzondere projecten die zij realiseren en de samenwerking met de gemeente Maastricht.
Wat is de Van Eyck Academie? En in het bijzonder de Hubert van Eyck Academie en Van Eyck Mirror?
Pieternel: “De Van Eyck Academie is een internationale en multidisciplinaire postacademie voor de talentontwikkeling van kunstenaars, ontwerpers, fotografen, architecten, curatoren, schrijvers en denkers. De Hubert van Eyck Academie is het deelinstituut waar we de deelnemers van de Van Eyck Academie en de kunsten in het algemeen verbinden aan onderzoek en onderwijs. Vier jaar geleden ontstond de ambitie om de verbinding met de stad aan te gaan en meer met kennisinstellingen samen te werken, zoals de Hogeschool Zuyd, de Toneelacademie Maastricht, het Conservatorium Maastricht, en Maastricht University. Ik werd aangesteld als hoofd van de Hubert van Eyck Academie om mij daar vanaf toen mee bezig te gaan houden. In eerste instantie zochten we naar formules om samen met kennisinstellingen masterclasses vorm te geven. Vervolgens merkten we dat er nog andere manieren van samenwerking mogelijk waren die nog interessanter waren of die een mooie aanvulling vormden op de masterclasses. We zijn toen onder andere begonnen met het organiseren van projecten rond artistiek en academisch onderzoek. Vaak worden deze projecten georganiseerd in samenwerking met Van Eyck Mirror, het projectbureau van de Van Eyck Academie.
Kunnen jullie een voorbeeld geven van een project dat jullie hebben gedaan?
Pieternel: “We hebben met Maastricht University een project gedaan rondom de stigmatisering en discriminatie van mensen met obesitas. Een academisch onderzoek vormde daarvoor het startpunt. Aan ons was de taak om er iets artistieks aan toe te voegen. Want op die manier verbreed je het publiek van een academisch onderzoek. Rebekka heeft voor het project een koppeling gemaakt met FASHION CLASH, een van de grootste mode-evenementen van Europa dat hier jaarlijks in de stad wordt georganiseerd.”
Rebekka: “De wetenschappelijke stelling van het onderzoek was dat mensen met obesitas gediscrimineerd worden. We wilden met ons project onderzoeken of dit ook daadwerkelijk zo is en zijn op zoek gegaan naar een situatie waarin de problematiek wordt uitvergroot. De openingsavond van FASHION CLASH leek ons een uitstekende gelegenheid om de stelling te toetsen, omdat het bij dit mode-evenement hoofdzakelijk om uiterlijk gaat. Een groep van vijf vrouwen met obesitas was bereid om mee te doen met het project en zodoende mee te gaan naar de opening. Samen met een modeontwerper en stylist zorgden we ervoor dat hun styling paste bij de gelegenheid. Het idee was dat op die manier het vertrekpunt van de vrouwen en andere gasten gelijk was, en eventuele discriminatie vooral een reactie op hun lichamelijke gesteldheid zou zijn. We hebben de reacties van de aanwezigen op de vrouwen vastgelegd op film en zelf geobserveerd. Bijvoorbeeld tijdens het moment waarop een van de vrouwen met opzet te laat kwam en daardoor heel erg opviel. Ze werd over de catwalk naar een plek op de voorste rij gebracht. Daarnaast hebben we achteraf een enquête rondgestuurd onder het mom van een studentenonderzoek. In de enquête waren vragen opgenomen die niet direct verwezen naar de vrouwen met obesitas, maar algemeen bleven. Bijvoorbeeld de vraag is u iemand opgevallen? Het interessante aan het project was dat de vrouwen zelf totaal geen discriminatie hadden ervaren. Sterker nog, ze hadden zich niet eerder zo geaccepteerd gevoeld. Bovendien kwam uit ons onderzoek geen enkele keer naar voren dat iemand een vooroordeel over de vrouwen had gehad. Op basis van de ervaringen die we hebben opgedaan op FASHION CLASH zijn we verder gegaan met de vraag wat mode kan betekenen voor mensen met obesitas. Daar zijn weer allerlei nieuwe projecten uit voortgekomen.”
Kunnen jullie ook een voorbeeld geven van een project waarin jullie hebben samengewerkt met de gemeente?
Rebekka: “Maastricht wilde culturele hoofdstad worden in 2018. Helaas is de stad die titel misgelopen, maar er was wel een miljoen euro voor culturele ontwikkelingen gereserveerd. Enerzijds moest dat geld op een andere manier besteed worden en anderzijds moest het cultuurbeleid worden herijkt. Maastricht wilde de bewoners van de stad bij dit vraagstuk betrekken. De stad vroeg ons om erachter te komen wat de wensen van bewoners zijn op het gebied van cultuur. Zodoende hebben we in de vijf verschillende stadsdelen een artistieke wandeling georganiseerd. We vroegen bewoners van de verschillende stadsdelen om met ons mee te wandelen. Elke wandeling stond in het teken van een fictief verhaal en werd begeleid door zowel een kunstenares als een onderzoeker. Tijdens en na afloop van de wandelingen stelden we de deelnemers vragen over cultuur. Door dit met performance te combineren hadden de deelnemers niet het gevoel dat ze bij een onderzoek of brainstorm betrokken waren. Zo werd het gesprek met bewoners gaande gehouden. De resultaten werden achteraf door ons getoetst en aansluitend in een wetenschappelijk rapport verwerkt. Een van de bevindingen van de zogenoemde stadsgesprekken was dat het cruciaal is om betrokken partijen vroegtijdig bij het ontwikkelen van cultuurprojecten te betrekken.”
Hoe ervaart de gemeente de samenwerking met kunstenaars?
Rebekka: “De gemeente waardeert de Van Eyck als samenwerkingspartner. De gemeente weet dat zij van ons een heel ander antwoord krijgt dan dat zij gewend is, want kunstenaars observeren heel anders en stellen andere vragen.”
Pieternel: “Andersom werken wij ook graag samen met de gemeente. We staan met de projecten eigenlijk tussen kunstenaars en de gemeente in. We maken naar beide kanten constant een vertaalslag. We zorgen er bijvoorbeeld voor dat er een dialoog wordt gevoerd over elkaars verwachtingen en dat kunstenaars hun autonomie kunnen behouden in projecten. Zo maken we aan de gemeente bijvoorbeeld duidelijk dat we geen garanties kunnen geven over de uitkomsten van een project, want of dat nou een schilderij, performance of iets anders wordt is aan de kunstenaar. Omdat we inmiddels vaker met de gemeente hebben samengewerkt, ontstaat er vertrouwen in dat proces.”
Welke uitdagingen liggen er nog als het gaat om de samenwerking met de gemeente?
Rebekka: “Het is belangrijk om helder te communiceren wat men van een samenwerking met een kunstinstelling kan verwachten. Dit is vaak nog niet helemaal duidelijk. En als er een keer een goede samenwerking was, is het cruciaal om de contacten uit deze samenwerking goed te onderhouden.”
Pieternel: “Daarnaast is het belangrijk om te weten welke inhoudelijke thema’s er spelen bij de gemeente of provincie, zodat je koppelingen kunt maken. Het helpt daarbij uiteraard enorm om contactpersonen te onderhouden binnen de organisaties.”
Hoe zien jullie de toekomst van de Hubert van Eyck en Van Eyck Mirror voor jullie? Waar dromen jullie van?
Rebekka: “We dromen van een meer structurele subsidie. We werken nu met een hele traditionele manier van subsidieverlening. Er is een idee, vervolgens een subsidieaanvraag, en tenslotte een toekenning of niet. Het is een heel erg periodiek proces. Het is er vooral op gericht om projecten op te starten, maar niet om die door te ontwikkelen. Als je een project voor een tweede jaar wil uitvoeren wordt een subsidie vaak niet opnieuw toegekend, omdat het project niet meer als innovatief gezien wordt. Terwijl het dat nog steeds is. Deze manier van subsidieverstrekking maakt het ook lastig voor onze partners om zich langdurig te committeren aan een project.”
Pieternel: “Tenslotte zien we veel potentie in de samenwerking met het bedrijfsleven. Samenwerken met de gemeente en provincie gaat steeds natuurlijker. We hopen dat dit ook steeds meer geldt voor de samenwerking met bedrijven en dat ook zij gaan inzien hoe interessant en relevant het is om een verbinding met de kunst te (durven) leggen.”
Laat een reactie achter