‘One-stop shop’ voor stedelijke aangelegenheden
Hoe belangrijk kan een formaliteit zijn? Op de agenda van de Raad Algemene Zaken (RAZ) van 24 juni prijkt het Pact van Amsterdam als ‘hamerstuk’. Niet wereldschokkend? Volgens Nicolaas Beets, Nederlands speciaal gezant voor de Europese Agenda Stad, is de impact groot. Het is voor hem de kroon op een kleine driekwart jaar werken. ‘In 2016 zijn de steden aan boord van het Europese schip gekomen.’
Het Pact van Amsterdam werd aangenomen op 30 mei, tijdens de informele bijeenkomst van EU-ministers voor stedelijke aangelegenheden. Daarmee is het al vóór de RAZ een beklonken zaak. Zoiets is uitzonderlijk, vertelt Nicolaas Beets. Hij leidde vanaf oktober 2015 bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken het team dat namens EU-voorzitter Nederland het Pact voorbereidde. Hij was ook voorzitter van de Europese werkgroep waarin over het Pact werd onderhandeld.
Overkokende potjes
Hoe gaat dat normaal in de Europese besluitvorming? Beets: “Inhoudelijke werkgroepen met belanghebbenden en deskundigen zetten een potje met beleid op het vuur. Dat pruttelt een tijdje. Wat er uitkomt gaat langs een rits politieke raden met vertegenwoordigers van de lidstaten. Onopgeloste problemen koken telkens over naar een hoger niveau, tot aan de Raad van vakministers. Over de belangrijkste, meest ingewikkelde en gevoelige dossiers moeten de regeringsleiders het in de Europese Raad eens zien te worden.”
Het Pact van Amsterdam is zeker belangrijk, ingewikkeld en gevoelig. Maar de voorbereidende werkgroep had een unieke opzet. Er zaten stedenkoepels in, die samen alle Europese steden vertegenwoordigden, plus alle relevante Europese instellingen, zoals de Commissie, het Parlement en de Investeringsbank, én alle lidstaten. Dit geheel vormde de Urban Development Group (UDG) en bestond uit 38 partijen. Erg veel, maar juist zo kon de werkgroep 2 sporen tegelijk volgen: inhoudelijk én politiek-procedureel. Met als resultaat het hamerstuk voor eind juni.
Grote, bonte container
Toch ging niet alles vanzelf. Beets schetst het brede perspectief van de Europese Agenda Stad (EAS), waarvan het Pact van Amsterdam een uitvloeisel is. “Sinds de EG in 1958 ontstond, is met elke groeispurt de diversiteit binnen Europa toegenomen. In 1992 was dat aanleiding het Comité van de Regio’s op te richten. De steden kwamen in beeld in 1997, toen Nederland, ook destijds EU-voorzitter, erover begon. Het zijn de plaatsen waar de grote uitdagingen spelen. Steden hebben voortdurend te maken met Europees beleid, maar kunnen dat niet beïnvloeden.”
“Inmiddels hebben we al ruim 15 jaar een informele bijeenkomst van ministers voor stedelijke aangelegenheden. In 2014 besloot de Raad onder Italiaans voorzitterschap dat de EAS er moest komen. Belangrijk was de Verklaring van Riga in 2015. Daarin werd ook duidelijk neergelegd dat de EAS geen speeltje mocht worden van West-Europese grote steden. Kleine en middelgrote steden in de rest van Europa moesten evengoed kunnen aanhaken. Zo kregen we Oost-Europa mee.”
“Ondertussen gaf iedereen een eigen invulling aan die EAS. Er waren een paar belangrijke randvoorwaarden: geen nieuwe regelgeving of instituties erbij en geen extra geld. De lidstaten begonnen weer naar Nederland te kijken. Wij moesten in 2016 als EU-voorzitter met een doorbraak komen. Dat werd mijn opdracht. Maar toen ik afgelopen najaar begon, trok ik een grote, bonte container open waar alleen losse ideeën in bleken te zitten. Plus van alles wat niet mocht.”
Strikte deadline
De speciaal gezant zette meteen druk op het ontwerp van het Pact. In december werden de betrokken Nederlandse ministeries het eens over een voorstel. Dat ging naar Brussel met een strikte deadline: op 15 januari om 17 uur precies moesten alle 38 reacties binnen zijn. “En verdraaid, van 35 partijen kregen we keurig op tijd input. De Nederlandse inbreng stemden we af met onze ‘eigen’ gemeenten, provincies en waterschappen. Toen hadden we echt in beeld hoe verschillend het speelveld was!”
Een team van 7 mensen verwerkte de reacties in een nieuwe tekst. “Het resulterende Pact is voor 25% Nederlands, de rest is van de andere partijen. In een paar maanden ging de zaak gladjes langs de UDG en de Commissie. Op 18 mei verstreek de deadline voor bezwaren op het rondgestuurde pakket en kon het Pact naar de drukker.”
En zo hield minister Plasterk op 30 mei trots een exemplaar omhoog. Het Pact van Amsterdam was aangenomen. Wat is er bereikt als de RAZ het op 24 juni afhamert? “Dan treedt het Pact in werking en hoort het officieel bij de Europese inventaris. De impact is groot. De EU gaat zich niet méér met steden bemoeien. Het is omgekeerd. Steden krijgen meer invloed op EU-beleid en betere toegang tot fondsen en kennis. Europa heeft bij de Commissie een ‘one-stop shop’ voor stedelijke aangelegenheden. Dat is een enorme winst.”
Cruciaal zijn de partnerschappen. Die kunnen vanaf nu laten zien dat het Pact werkt. Ze verbinden steden, lidstaten, instellingen en netwerken. Uiteindelijk moeten ze de hele EU op alle bestuursniveaus omspannen. Beets is optimistisch: “Dat Pact is er uiteindelijk sneller gekomen dan iedereen dacht. En de diepte van de discussie in Europa verrast me elke keer. Het Pact leeft, dat merk ik overal in de EU waar ik kom.”
Steden aan boord
“We moeten er hard aan werken, maar het enthousiasme is er. Zelf blijf ik tot halverwege 2017, mijn mandaat als speciaal gezant is met een jaar verlengd. Bulgarije, dat na Slowakije, Malta en het Verenigd Koninkrijk aan de beurt is als EU-voorzitter, komt binnenkort al in Nederland praten.”
“In oktober presenteren we op de Habitat Conferentie in Ecuador aan de rest van de wereld wat we in Europa doen. Want dat past in een trend. Steden ontwikkelen zich tot internationale hotspots. Het Pact van Amsterdam is op deze weg een mijlpaal. Ik denk dat 2016 de geschiedenis ingaat als het jaar dat de steden aan boord van het Europese schip zijn gekomen.”
Dit interview is eerder gepubliceerd op de website van het Nederlandse EU-voorzitterschap.
Laat een reactie achter