‘Sociale innovatie en ondernemerschap: de manier om onderwijs te verbinden met de praktijk’
Het hoger onderwijs biedt veel plek voor de ontwikkeling van slimme samenwerkingen tussen gemeente, het bedrijfsleven en kennisinstellingen. Studenten kunnen onder andere worden ingezet om onderzoeken te doen en stages te lopen. Bij de Hogeschool Leiden zijn ze binnen de minor ‘Sociaal Ondernemen‘ druk bezig met het verbinden van studenten met de praktijk. Ido de Vries, docent aan de faculteit Sociaal Werk en Toegepaste Psychologie en oprichter van de minor, vertelt hier enthousiast over.
Wie ben je en wat doe je?
“Ik ben Ido de Vries, docent Toegepaste Psychologie bij de faculteit Sociaal Werk en Toegepaste Psychologie op Hogeschool Leiden. Ik ken het werkveld vanuit verschillende perspectieven. Van de uitvoering ben ik naar beleidsvorming gegaan. Zo heb ik als ambtenaar gewerkt voor stadsdeel Noord in Amsterdam op het domein jeugd en veiligheid. Een ommekeer kwam toen een adviesbureau mij vroeg om hen te ondersteunen bij het verder uitwerken van het jeugdpreventiebeleid. Dat heb ik zeven jaar gedaan. In die tijd kwam ik in contact met mensen van de studie Toegepaste Psychologie en ben ik een aantal keer gevraagd voor gastlessen. Ik wilde terug naar het contact met jongeren. Zodoende ben ik nu actief in het onderwijs. Dit doe ik inmiddels acht jaar. Ik geef les in de minor ‘Sociaal Ondernemen’ en ook begeleid ik studenten met afstuderen en stage. Ik zet mij in voor het lectoraat Sociale Innovatie en Ondernemerschap en voor de werkplaats Sociaal Domein. Naast dat ik actief ben binnen het onderwijs in de hogeschool en het lectoraat doe ik ook promotieonderzoek. Mijn onderzoek gaat over wat sociaal ondernemerschap voor de ondernemer zelf betekent en of het onderwijs de intentie tot sociaal ondernemen kan vergroten.”
Wat zijn volgens jou belangrijke ontwikkelingen geweest in de maatschappij voor het onderwijs?
“De economische crisis is een belangrijke ontwikkeling geweest. Voor het sociaal domein begon dit rond 2010. Toen stortten de arbeidskansen voor studenten in.
Ik wist in deze tijd ook dat de decentralisatie van jeugdzorg, werk- en inkomen en langdurig zieken en ouderen (ingevoerd in 2015) eraan zaten te komen. Dat betekende dat we als beroepsonderwijs moeten opleiden tot een nieuwe vorm van professionaliteit, waarbij het gaat om hoe we de zelfredzaamheid en samenredzaamheid vergroten en hoe we de ontwikkeling van verzorgingsstaat naar participatiestad versterken.
Hogescholen kregen te maken met een snel veranderende maatschappij en arbeidsmarkt. Willen wij goed opleiden in een wereld waarin snelle veranderingen plaatsvinden, is goed contact houden met het werkveld en het monitoren van veranderingen belangrijk. De plek in het curriculum om de veranderende praktijk in te brengen was en is nog steeds de minor Sociaal Ondernemen. Wij moeten ervoor zorgen dat de studenten die veranderingen oppakken. Je ziet ook dat er steeds meer gezocht wordt naar de verbinding met het onderwijs door gemeenten en bedrijven. Met de De City Deal Kennis Maken zijn we nu bezig om dat op te pakken met de universiteit, de hogeschool en de gemeente Leiden. Ik ben daarbij betrokken vanuit het lectoraat Sociale Innovatie en Ondernemerschap.”
Er worden steeds meer contacten gelegd met partijen buiten de hogeschoolmuren. Hoe ziet zo’n wervingsproces eruit?
“Ik begin altijd met vragen op te halen bij de gemeente en organisaties in de wijken. Daar heb ik een groot netwerk opgebouwd. Momenteel zijn via deze weg vier groepen bezig met ieder een project. Eén groep is bezig met compassie in Leiden en de andere groep met een project ‘hoe ben je een goede buur?’. Andere groepen zijn bezig met de maatschappelijke diensttijd en het perspectief van jongeren in de Slaaghwijk in Leiden. Naast de gemeente hebben we ook contact met organisaties binnen het jeugddomein.”
Hoe ontstaat die samenwerking en waar plaats je de opdrachten die daaruit voortkomen?
“Ik heb drie plekken waar ik vragen kwijt kan: de minor ‘Sociaal Ondernemen’, het vak ‘Inleiding in de afstudeerrichting Sociaal Ondernemen’ voor tweedejaars studenten toegepaste psychologie en als afstudeerproject. In het geval van de minor is er één proces met twee gedeelten. Voor het eerste gedeelte van de minor nodig ik opdrachtgevers uit om in gesprek te gaan over mogelijke vraagstukken. Het vraagstuk van de opdrachtgever moet binnen de cyclus van tien weken van het onderwijs passen. Samen met de opdrachtgever maak ik keuzes over de opdrachten. In het tweede gedeelte van de minor gaan de studenten zelf op zoek naar een opdrachtgever. Vorig jaar was er op deze manier een groep die een app ontwikkelde voor advies over pubers aan ouders. Inmiddels is dit project uitgegroeid tot een daadwerkelijk onderneming UpHub, die pedagogische pubquizzen voor ouders organiseert. De minorstudenten worden uitgedaagd om juist naar buiten te gaan bij het werken aan hun projecten. Naar buiten gaan doen zij bijvoorbeeld door middel van interviews houden op straat. Dat is best lastig, omdat niet iedereen op straat tijd en zin heeft om daaraan mee te doen. Het is belangrijk dat studenten contacten (leren) leggen en aan de slag zijn. Die ervaring is heel leerzaam. Een mooi praktijkvoorbeeld vind ik “Tinder voor eenzame ouderen”. Een groep studenten heeft deze app ontwikkeld en zijn daarbij in gesprek gegaan met de ouderen. Het doel van deze app is dat er meer onderling contact ontstaat tussen eenzame ouderen.”
Hoe denken de partners over de samenwerking met studenten?
“Ik ben natuurlijk bevooroordeeld als ik zou zeggen dat het positief is, maar dat is echt zo. De organisaties weten dat ze met studenten werken en houden daar ook rekening mee in de begeleiding en de oplevering van de eindresultaten. Ik probeer potentiële opdrachtgevers altijd een realistisch beeld te geven. Je bent tijd kwijt aan toegang geven tot de organisatie en informatie te verstrekken aan de studenten, maar je krijgt er altijd wat voor terug. De praktijk leert dat er veel vraag is om met studenten te werken. Bedrijven en organisaties bieden stages en onderzoeksplekken aan. Studenten bieden kansen voor bedrijven om zaken te onderzoeken en op te pakken. Een praktijkvoorbeeld is een scriptieonderzoek bij BUUV, een buurtmarktplaats in Leiden en Leiderdorp. Deze organisatie draait vooral op vrijwilligers. De medewerkers van BUUV hadden onder meer vragen over welke trainingen ze moesten geven aan vrijwilligers. Hier hebben meerdere studenten inmiddels onderzoek naar gedaan en zijn er trainingen voor gegeven. Zo geeft het onderwijs bedrijven ondersteuning en de bedrijven bieden studenten ervaring in werk en onderzoek doen. Op deze manier zijn er ook studenten die een baan aangeboden kregen bij hun afstudeerplekken. De ervaringen zijn echt heel positief.”
Bedrijven en organisaties hebben dus positieve ervaringen met het samenwerken met studenten. Hoe geldt dit voor de studenten?
“Studenten zijn blij met de opdrachten. Ze werken met ‘echte mensen’ in de ‘echte maatschappij’ en ervaren daar de meerwaarde van. Op deze manier leren ze de structuren die een bedrijf of organisatie hanteert van dichtbij kennen. Simulaties in de klas zijn ook leerzaam, maar het contact met de buitenwereld is van wezenlijk belang. Dat is tenslotte de plaats waar de studenten later in terecht komen. Ieder jaar dat ik opleid, houd ik mij bezig met de vraag ‘wat is goed opleiden?’. In het algemeen is het antwoord daarop: samen met de praktijk én in de praktijk. Als je kijkt naar de City Deal Kennis Maken zoals we daar nu mee bezig zijn, zie ik dat er plekken zijn ontwikkeld zoals BOOT in Amsterdam en WIJS in Groningen. In Leiden kwamen de sociale wijkteams met de vraag of wij niet studenten konden koppelen aan de wijken zelf. Deze vraag is meegenomen in de nieuwe City Deal Kennis Maken in Leiden. Hiervoor worden plannen ontwikkeld om een soortgelijke plek als BOOT en WIJS in Leiden te creëren.”
Tot slot: wat zijn jouw ambities voor het samenbrengen van de stad en het onderwijs?
“Wat ik graag zou zien op de hogeschool is dat er meer begeleiding zou zijn voor bedrijven die door studenten zelf zijn opgericht. Zo is er door een aantal studenten een zorgcoöperatie opgericht: De Tamarinde. Zij willen heel graag ondersteuning van de hogeschool. Ik denk dat ondersteuning voor alumni die een eigen bedrijf hebben opgericht belangrijk is. Wij als hogeschool mogen daar wat mij betreft meer voedend in zijn. Als dit gebeurt wordt het makkelijker voor studenten om als zzp’er aan de slag te gaan of een klein bedrijf te starten. Ik wil ook stimuleren dat studenten betrokken raken bij innovatie in de samenleving. Dat doe ik bijvoorbeeld door Garage2020 te helpen met het maken van een tekst om studenten te werven voor een stageplek of afstudeeropdracht. Zo hoop ik dat studenten in contact komen met een innovatieve plekken. Studio Moio is ook een voorbeeld. Zij maken gebruik van de kracht van drop-outs uit het mbo. Met die creatieve geesten pakken zij maatschappelijke problemen aan. Wat zij doen is het niveauverschil in het onderwijs kantelen. Ze hebben daarvoor de mbo-university opgericht. Dit wordt door de Rijksuniversiteit Groningen ondersteund. Een actueel thema is de maatschappelijke diensttijd. Daarvoor worden er proeftuinen ontwikkeld. Studio Moio wil door teams te vormen bestaande uit drop-outs van het mbo, studenten van het mbo, hbo en wo maatschappelijke thema’s aanpakken. De jongeren doen dat in het kader van hun maatschappelijke diensttijd. Onze studenten krijgen er studiepunten voor. Als hogeschool bieden wij training en coaching aan die teams. Dit is wat mij betreft precies een voorbeeld van samen leren en innoveren. Het is ook een voorbeeld waarin bestaande mogelijkheden zoals maatschappelijke diensttijd en subsidies voor proeftuinen gekoppeld worden aan projecten zoals deze. Ik zou graag zien dat er meer soortgelijke voorbeelden zullen volgen.”
Foto: Hogeschool Leiden
Laat een reactie achter