Stad van de toekomst
Dat de stad van de toekomst een duurzame stad is, stond op 24 september niet ter discussie in het Amsterdamse Pakhuis de Zwijger. Wel hoe we zo’n stad kunnen realiseren.
In Frankrijk is dit jaar een wet aangenomen waarin staat dat op daken van nieuwe commerciële gebouwen een deel gereserveerd moet worden voor zonnepanelen of groen. Zonnepanelen leveren schone stroom; groene daken isoleren goed en nemen hemelwater op. En groene daken zijn ook nog eens goed voor de biodiversiteit. Juist in dichtbevolkte steden zijn mogelijkheden genoeg voor verduurzaming, is de noodzaak om minder CO2 uit te stoten groot en moet meer worden gedaan om overtollig regenwater op te vangen. In schonere steden verbetert de leefbaarheid ook nog eens en, niet onbelangrijk, zijn de inwoners uiteindelijk voor hun energie goedkoper uit. Dat steden schoner moeten worden behoeft nauwelijks toelichting. Lokale overheden struikelen over elkaar met de mooiste ambities en internationale afspraken binden ons ook aan milieudoelstellingen waarvoor maatregelen nodig zijn.
Hoe de nieuwe wet in Frankrijk zal uitpakken is nog maar de vraag. Wordt bijvoorbeeld ook op de daadwerkelijke aanleg van zonnepanelen en groene daken gecontroleerd? En of ‘delen’ van daken ook substantieel bij zullen dragen aan de verduurzaming van de stad, valt nog te bezien. De aangekondigde wet lijkt kortom gemakkelijk te frustreren door onwillige bouwers.Duitsland heeft al veel langer een aanpak van bovenaf gecombineerd met het stimuleren van duurzame maatregelen op particulier niveau. Onze oosterburen hebben de macht van de grote energiebedrijven gebroken en het met subsidies voor particulieren lonend gemaakt om zonnepanelen te installeren. Die combinatie van afdwingen en stimuleren heeft Duitsland wat duurzaamheid betreft een stuk verder gebracht dan Nederland.
Dat Nederland niet bepaald voorop loopt, is bekend. Floor Milikowski vroeg zich in een recent artikel in de Groene Amsterdammer af hoe het kan dat technisch zo veel mogelijk is op duurzaamheidsgebied, maar dat het in Nederland allemaal zo traag gaat. De verbinding tussen initiatieven ontbreekt veelal en krijgt nauwelijks navolging. Een deel van de mensen die zij interviewde ging afgelopen donderdag met het publiek in de Zwijger het gesprek aan hoe in Nederland en dan vooral in de steden meer snelheid gemaakt kan worden op duurzaamheidsgebied. Uit de presentaties van verschillende projecten bleek dat nieuwe noodzakelijkheden als waterberging een toevoeging voor de stad kunnen zijn als die op een slimme manier worden vormgegeven. Hergebruik van materialen is voor een groot deel ook niet al te ingewikkeld en woningen die energie leveren zijn technisch ook mogelijk. Er kan al heel erg veel en ontwerpers zijn voortdurend bezig om nog slimmere en duurzamere oplossingen te bedenken. Het grote probleem is dat veel initiatieven tegen regels, onwillige beslissers en mogelijke risico’s aanlopen als een nieuwe vinding toch niet werkt zoals gehoopt.
In het artikel van Milikowski komt ook nog eens naar voren dat het duurzaamheidsbeleid in Nederland nogal wat tegenstellingen kent. Aan de ene kant wordt schone energie gepropageerd, maar het economische belang van fossiele brandstoffen is groot. Ook Amsterdam heeft hoge duurzaamheidsambities, maar laat een van de grootste kolenhavens van Europa nog wel groeien, benadrukt oud-minister Jacqueline Cramer nog maar eens. Daarnaast wordt het grootste CO2 probleem in de stad veel te traag aangepakt: het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad. En wordt het nog steeds financieel ontmoedigd om zonnepanelen op een collectief dak te plaatsen. Dat het energienetwerk een volledige transitie naar wind- en zonne-energie niet aan kan benadrukt nog maar een dat Nederland nog een lange weg te gaan heeft.
Cramer had in gesprek met Milikowski ook al aangegeven dat de manier waarop Nederland de transitie naar een duurzamere samenleving vorm probeert te geven, niet de gemakkelijkste is. Werd in de jaren zeventig nog vooral vanuit nieuwe centraal afgevaardigde wetgeving gedacht, tegenwoordig is het speelveld veel complexer. Volgens haar moeten overheid, bedrijfsleven en burgers meedoen. ‘Als er één niet meedoet, dan gaat het spel niet door’. Dat het rijk de fossiele belangen bewaakt is duidelijk, dat grote steden als Rotterdam en Amsterdam mooie ambities hebben ook. Maar die gemeenten stimuleren soms een beetje financieel. De vele duizenden zonnepanelen die de gemeente in de komende jaren op daken wil toevoegen zullen door Amsterdamse bedrijven en inwoners betaald moeten worden. De lokale overheid faciliteert door kennis op te bouwen en samenwerking te bevorderen. En kan zelf op z’n minst proberen zoveel mogelijk barrières weg te nemen om de markt en burgers hun duurzame initiatieven te laten organiseren.
En gebeurt dat ook? De ambities om in de Buiksloterham, een gebied in Amsterdam-Noord, een circulaire wijk te maken, zijn hooggespannen. Van bouwers tot (toekomstige) bewoners en van de gemeente tot nutsbedrijven steunen de ontwikkeling van dit ‘living lab’. Juist in een wijk waarin we alles wat nu als afval wordt beschouwd opnieuw willen gebruiken is samenwerking nodig. Een bedrijf dat warmte nodig heeft, kan er een naburig gebouw mee verwarmen, het groenafval van de een is het compost voor de ander en ga zo maar door. Om die circulaire wijk tot stand te brengen moet er ambitie zijn, moeten veel vragen beantwoord en nieuwe dingen bedacht worden, maar er is vooral commitment en doelgericht samenwerken nodig.
Als die circulaire wijk in de Buiksloterham van de grond komt, dan nog is het de vraag of zo’n mooi vooruitstrevend duurzaam initiatief ook navolging krijgt. Het is volgens Marjan Minnesma, voorvrouw van Urgenda, tekenend voor de manier waarop Nederland met verduurzaming omgaat. Urgenda probeert met de Klimaatzaak een snellere verduurzaming van Nederland af te dwingen en het Rijk aan zijn eigen klimaatdoelstellingen te houden. Minnesma stelt dat Nederland vooral goed is mooie projecten één keer te realiseren. Kortom de navolging ontbreekt, terwijl daar winst te halen valt. Mooie voorbeelden zonder echte resultaten. Ook Cramer vindt dat het tijd wordt dat meer massa wordt gemaakt om steden te verduurzamen. Daar is idealisme, ambitie en lef voor nodig en dat levert op termijn ook geld op. Cramer vindt daarbij dat de overheid veel meer het goede voorbeeld kan geven door bijvoorbeeld meer recyclebare producten in te kopen. Anderen denken dat stedelingen pas echt duurzaam gaan denken als dat in korte tijd een financieel voordeel oplevert.
Initiatieven als in de Buiksloterham kunnen een voorbeeld zijn. Het is een ontwikkeling die met voldoende draagvlak van onderop door een ‘coalition of the willing’ is ingezet. Dat wil niet zeggen dat vanuit de (lokale) overheid in de breedte meer gedaan kan worden. Zeker nu in Amsterdam ontwikkelaars in de rij staan om woningen te bouwen is dat een uitgelezen moment om de duurzaamheidsambities bij het tenderen van bouwrijpe grond verder aan te scherpen. De markt kan nog veel meer uitgedaagd worden door met de meest milieuvriendelijke oplossingen te komen. Maar meer dan nieuwbouw doen steden er goed aan haast te maken met het verbeteren van de bestaande, veelal oudere woningen in de stad. Daar ligt de toekomst van de duurzame stad.
Over de auteur
Joost Zonneveld is zelfstandig journalist en onderzoeker. Dit artikel verscheen eerder op de website Gebiedsontwikkeling.nu.
yeet