Steden presenteren projecten City Deal Kennis Maken aan elkaar en aan enthousiaste minister

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op 20 februari kwam de City Deal Kennis Maken bijeen op een drukbezochte bijeenkomst in het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Omdat in 2019 alle deelnemende steden met hun eerste project onderweg zijn was de bijeenkomst een uitgelezen moment om aan elkaar te laten zien waar iedereen mee bezig is. En aan de ministers van OCW en BZK.

Projectleider Rowinda Appelman heette het gezelschap welkom, afkomstig uit de 19 steden en van de 28 hogescholen, 12 universiteiten en 5 MBO-instellingen die inmiddels de City Deal vormen. Ze presenteerde de publicatie De Kracht van Kennis, een prachtig overzicht waarin Stichting Kennisland per deelnemende stad twee betrokkenen portretteert die vertellen over hun bijdrage aan de City Deal. Ook wordt erin teruggeblikt op een aantal mijlpalen uit de eerste twee jaar City Deal Kennis Maken, zoals het bestuurlijke diner pensant, het werkbezoek aan Enschede en kennisdagen in Leiden en Rotterdam. De 100 papieren exemplaren vonden gretig aftrek. Gelukkig is de publicatie ook digitaal te lezen.

Nieuwe financiële impuls én landelijk leernetwerk voor City Deal Kennis Maken

Appelman schetst dat er voor dit jaar drie pijlers zijn voor de City Deal. Dat helpt om focus aan te brengen, ook omdat het voor sommige steden en instellingen nog best zoeken is hoe ze hun projecten voor de City Deal inrichten. Die drie pijlers zijn:

  • Communicatie en Kennisdeling
  • Landelijk Lerend Netwerk
  • Nieuwe financiële ondersteuning voor de steden

Om de kennisuitwisseling te bevorderen, wordt een City Deal-brede online gemeenschap ontwikkeld, een soort ‘City Deal Intranet’, waardoor deelnemende steden continu in contact kunnen staan met elkaar en hun kennisinstellingen. Het ministerie van BZK heeft de sociale intranetvoorziening PleinBZK, waar zij goede ervaringen mee hebben, ter beschikking gesteld aan de City Deal. De komende periode worden de website en app van PleinBZK ingericht voor de City Deal Kennis Maken.

Daarnaast kondigt Appelman de start van de City Deal Academy aan. Dit is een professionaliseringsslag in het aan elkaar verbinden van deelnemende steden voor het uitwisselen van procesvragen rond certificaten voor City Deal Kennis Maken-projecten, inbedding in het curriculum, het toekennen van studiepunten, het opzetten van een stedelijk living knowledge netwerk, et cetera. Appelman doet een oproep aan aanwezigen en andere deelnemers aan de City Deal om praktische vraagstukken in te dienen die zij graag als onderwerp van een bijeenkomst of uitwisseling terug zouden zien.

En uiteraard vinden ook in 2019 weer twee Kennisdelingsdagen plaats. De eerste is op donderdag 23 mei in de Energy Barn in Groningen. En op vrijdag 1 november treft de City Deal-gemeenschap elkaar in ’s Hertogenbosch.

En het goede nieuws kan blijkbaar niet op, want Appelman mag aankondigen dat het ministerie van OCW de komende drie jaar 3,7 miljoen euro investeert in de City Deal! Later tijdens de bijeenkomst wordt in twee workshoprondes input verzameld door Appelman en Martje van Ankeren van Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA, om snel tot een breed gedragen opzet van een nieuwe regeling te komen. Doel is om de regeling rond mei van het jaar open te stellen. Naast de positieve impuls van OCW blijft ook SIA zich committeren aan de City Deal; zo droeg SIA in 2018 200.000 euro bij aan kennisdeling, onderzoek en ondersteuning van de impulsregeling. En projectleider en kwartiermaker Appelman is ook vanuit de eigen middelen van SIA voor de looptijd van de City Deal aangesteld en wordt door hen ondersteund.

Appelman benadrukt dat ‘samen’ het kernwoord is van de City Deal. Het creëren van verbinding ín de kennissteden wordt al op steeds meer plekken geprofessionaliseerd. Zo hebben al zes van de 19 deelnemende steden een kennismakelaar aangesteld en is in Den Haag inmiddels een vacature voor een Stadslab-makelaar opengesteld. En, zo benadrukt Appelman het is goed om te zien dat het MBO op steeds meer plekken een prominente gesprekspartner wordt, want tijdens het bestuurlijke diner pensant in 2018 werd al benadrukt hoe belangrijk het is om de City Deal ook met hun deelname te verrijken.

Vandaag, zo rondt Appelman af voordat ze het woord aan de minister geeft, gaan we elkaar in speeddates laten zien wat er gebeurt, in onze steden. Zo noemt zij als voorbeeld de stadslabs in Den Haag, Enschede en Delft en ook de aanpak van Maastricht en Nijmegen, waar men meer de wijk ingaat.

Minister Van Engelshoven en Rowinda Appelman. Foto: Florencia Azambuja

Kennis koppelen aan opgaven

Minister Van Engelshoven spreekt vervolgens haar bewondering uit voor de energie en het enthousiasme in de City Deal, dat haar ook al opviel tijdens het bestuurlijke diner pensant. “Ik zie veel energie en enthousiasme in de City Deal om de koppeling en verbinding te maken. Dat past ook bij mijn eigen ervaring als wethouder. Als je als bestuurders dichter op je kennisinstellingen zit, kun je er nu eenmaal samen veel meer uithalen. Dat heb ik in Enschede in de praktijk gezien” aldus de bewindsvrouw.

Voor de komende drie jaar spreekt de minister de wens uit om de ‘ongelooflijke hoeveelheid kennis’ van de instellingen ook meer terug te zien in het beleid van de steden, of het nu in het sociale of fysieke domein is. “We kunnen zoveel effectiever zijn als we de koppeling tussen de kennis van de instellingen en de opgaven van de stad beter gaan maken.”

Is er ook plek voor ‘de stad als rijke leeromgeving’ in de strategische onderwijsagenda, vraagt Appelman de minister? Van Engelshoven antwoord dat de gesprekken daarover nog moeten beginnen, maar ze verwacht zeker aandacht voor het belang van verbinding met de eigen regio. “Kennis te gelde maken in de eigen regio, zal daar zeker in terugkomen, want we zien nu al de goede voorbeelden en de kracht ervan in het land.” Van Engelshoven zegt dat we trots kunnen zijn op ons stelsel Hoger Onderwijs, maar dat we nog krachtiger gebruik kunnen maken van het netwerk, van de ‘polder’ waar we zo sterk in zijn, bijvoorbeeld rond de transitie-opgave en de sociale agenda. “Ook die complexe vraagstukken, bijvoorbeeld rondom de WMO, langer thuiswonen en mantelzorg, lossen we alleen op als steden en kennisinstellingen dat samen oppassen.”

Speeddates: steden maken kennis

Vervolgens is het tijd voor de speeddates, waarin steden in drie rondes met elkaars initiatieven kennis maken, ondersteund door een ‘praatplaat’ waarop de initiatieven uitgewerkt zijn. Ook minister Van Engelshoven schuift hier vol interesse bij aan. Bijvoorbeeld bij de speeddate tussen Den Haag en ’s Hertogenbosch. Daar wordt al snel gesignaleerd dat veelgehoorde begrippen als Stadslab tot verwarring kunnen leiden. Waar Den Bosch zich daar een ‘technische’ voorstelling van maakt, blijkt Den Haag haar stadslabs juist heel ‘wijkgericht’ in te zetten. Den Haag schetst initiatieven zoals een onderzoek door studenten in stadsdeel Laak, waar men kijkt of er sprake kan zijn van het gericht buitensluiten van de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld op grond van achternaam. De minister geeft aan geïnteresseerd te zijn in de bevindingen, omdat OCW momenteel werkt aan het thema stagediscriminatie. Ook wordt hier de vraag besproken hoe je de kennis en vaardigheden van MBO-studenten goed benut in het adresseren van vraagstukken in de stad of de wijk.

Minister Van Engelshoven luistert toe bij de speeddate tussen ’s Hertogenbosch en Den Haag. Foto: Florencia Azambuja

Bij de speeddate tussen Tilburg en Delft wordt onder ander gesproken over de strategische koppeling van de ambities van de kennisinstelling aan het coalitieakkoord van de stad. Vanuit Tilburg wordt opgemerkt dat je in een spreadsheet de vragen uit de regio, die je terugvindt in het coalitieakkoord, kunt invoeren naast een kolom met de speerpunten van het HBO, waarna je kunt gaan ‘plotten’. In Delft realiseert men zich dat het tijd kost om een duurzaam netwerk op te bouwen. Aan de speeddate tafel wordt ook geconstateerd dat er vaak een uitdaging ligt om schroom en weerstand bij de gemeente te overwinnen, wanneer een onderwijsinstelling aanbiedt om mee te denken.

Ook Groningen en Arnhem ontmoeten elkaar in een speeddate. In Groningen leek men in 2009 al voor te sorteren op de City Deal, toen gemeente, HBO en universiteit het Akkoord van Groningen sloten. Groningen vertelt onder andere over het initiatief WIJS: Wijk Inzet door Jongeren en Studenten. Middels een fysieke buurtwinkel helpen studenten bewoners 5 dagen per week met hun vragen. Zo komen studenten uit hun ‘studentenbubbel’ en wordt de integratie tussen studenten en andere ‘Stadjers’ bevorderd. In Arnhem krijgt men vooral energie door vakstudenten met sociale vraagstukken aan de slag te laten gaan. Aandachtspunt is dat de studenten weliswaar enthousiast zijn, maar dat de docenten ook de ruimte moeten bieden. Dit wordt herkend door Groningen. Er wordt gerefereerd aan de studiereis naar Bristol in januari, waar goede voorbeelden van de ‘Engaged University’ te zien waren. Belangrijk is ook, zo wordt geopperd, om in de werving van nieuwe docenten rekening te houden met hun maatschappelijke interesse.

‘Innoveren doe je niet alleen’

Na de laatste speeddate is het woord aan Bert van Delden, plaatsvervangend directeur-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen bij het ministerie van BZK. Hij vervangt minister Ollongren, die helaas verhinderd bleek. Van Delden toont zich erg enthousiast, nadat hij zijn oor bij verschillende speeddates te luister heeft gelegd. Hij schetst de achtergrond van Agenda Stad, het interbestuurlijke programma waaruit de City Deal Kennis Maken voortkomt. “Dat hebben we bedacht nadat uit onderzoek van de OESO, CPB, NSOB en PBL bleek dat we de agglomeratiekracht van Nederlandse steden onvoldoende benutten om te innoveren.” De kracht van City Deals, zo legt Van Delden uit, schuilt in de horizontale samenwerking, ofwel gebiedsgericht, ofwel thematisch. Niet elke City Deal bleek succesvol, erkent Van Delden, maar een belangrijke succesfactor bleek dynamiek. “En die dynamiek behoudt je alleen als je ook resultaten boekt!” Bij thematische deals, zoals Kennis Maken, zijn enthousiasme en de bereidheid geld en tijd vrij te maken, volgens Van Delden de belangrijkste ingrediënten. Innoveren doe je niet alleen, in dit gezelschap van 200 man, waarschuwt Van Delden. Blijf daarom innovatiethema’s benoemen en blijf de lat hoog leggen. Dit vergt focus en koploperschap.

Resultaten zijn van groot belang voor de dynamiek, weet Bert van Delden. Foto: Florencia Azambuja

Appelman adresseert tot slot, voordat de deelnemers zich opmaken voor de lunch en het middaggedeelte met inhoudelijke workshops, twee vragen: kunnen andere steden nog instromen in de City Deal? Het antwoord is: nee. De City Deal is nu goed onderweg met de deelnemende steden en het zou zonde zijn de voortgang te hinderen door voor nieuw aansluitende steden weer een stap terug te zetten. De tweede vraag betreft de regeling rondom de financiering van 3,7 miljoen euro die OCW beschikbar stelt. Aan welke kaders moeten aanvragen voldoen om aanspraak te kunnen maken op een deel van dit bedrag? Appelman geeft aan dat input vanuit de City Deal-gemeenschap welkom en nodig is en dat daarom één van de drie werksessies in het middagprogramma gewijd is aan deze vraag.

Nieuwe financiële impuls moet vooral samenwerking stimuleren

In de eerste werksessie halen Appelman en Van Ankeren input op voor de nieuwe regeling. Van Ankeren benadrukt dat de regeling nog ontwikkeld moet worden en dat dit deel nadrukkelijk samen met de City Deal-gemeenschap gebeurt.

Om dit kracht bij te zetten worden in deze werksessie twee discussiepunten besproken, over de organisatie van de projectfinanciering en de uitgangspunten. De werksessie vormt het belangrijkste moment om input te leveren. De nieuwe regeling zal waarschijnlijk eind mei gereed zijn.

Voor het eerste discussiepunt buigen de deelnemers zich in groepjes over de vraag op welke wijze de projectfinanciering georganiseerd dient te worden. Appelman en Van Ankeren leggen hierbij drie opties voor:

  • Gereserveerd bedrag per stad per jaar; kennisinstellingen vragen gezamenlijk aan
  • Gereserveerd bedrag per kennisinstelling per jaar; er wordt een bedrag per kennisinstelling gereserveerd
  • In competitie tussen de beste projecten.

In de groepen worden de voor- en nadelen per optie besproken. Vooral optie 1 en 3 genieten de voorkeur. Sommigen opteren voor een combinatie van beide. Als kanttekeningen bij de eerste optie wordt ingebracht dat de energie vooral bij onderzoekers ligt en dat het lastig kan zijn om die energie vast te houden als de instelling tot een gezamenlijke focus moet komen. Wel wordt in optie 1 juist de samenwerking gestimuleerd en, “samen kun je meer dan alleen”, zo wordt opgemerkt.

Bij de keuze voor financiering van de beste projecten, optie 3, wordt weliswaar innovatie gestimuleerd, maar het staat wellicht haaks op het belangrijke uitgangspunt van samenwerking.

Bij de combinatie van optie 1 en 3 wordt opgemerkt dat er geld per stad beschikbaar gesteld kan worden, waarbij er wel voorwaarden aan de kwaliteit van de aanvraag gesteld worden. Een suggestie is om bijv. 25 procent van het bedrag te reserveren voor goede ideeën of samenwerking tussen steden. Daarnaast wordt benadrukt dat continuïteit en commitment belangrijk zijn. Voorkom dat projecten moeten stoppen omdat het geld ineens op blijkt. En commitment bereik je als iedereen meetekent en dat lukt beter als de meerwaarde die een project heeft voor de stad zichtbaarder is.

Martje van Ankeren (SIA) verzamelt input voor de nieuwe impulsregeling. Foto: Florencia Azambuja

Het volgende discussiepunt zijn de algemene uitgangspunten voor het aanvragen van financiële regelingen. Deze vorm ook de basis voor de nieuwe impulsregeling. Vanuit de deelnemers die zich weer in groepen over de uitgangspunten buigen, komt naar voren dat het belangrijk is dat (co)financiering in de vorm van mensen / FTE’s ook mogelijk moet zijn en dat inbedding van de maatschappelijke werkzaamheden en thema’s in het curriculum vaak lastig is door de dynamiek in die thema’s. Een andere belangrijke observatie is: voorkom dat je alleen ruimte biedt aan succes. Wijdt desnoods aan kennisdag aan ‘FAIL’, want leren we vooral ook niet van het niet slagen van projecten?

De geëngageerde student

In de tweede werksessie wordt ingegaan op de Strategische Hoger Onderwijs Agenda die eind dit jaar verschijnt. Het ministerie van OCW is benieuwd naar input vanuit de City Deal-gemeenschap, vooral op de thema’s onderwijsvernieuwing en ‘verbinding met de samenleving’. Het sleutelwoord in deze sessies blijkt ‘community engagement’ en hoe je dit als leerdoel integreert in het curriculum van zowel universiteit, hbo als mbo. Een mindshift, zo wordt geopperd, is nodig: opleiding gaat niet alleen over kennisoverdracht maar ook over het ontwikkelen van vaardigheden, zoals persoonsvorming en samenwerken. Zo’n mindshift en de acties die erbij horen, zijn alleen mogelijk met een goede infrastructuur. De City Deal biedt zo’n infrastructuur. Om studenten actief te betrekken bij maatschappelijke uitdagingen in de stad, is het nodig dat docenten andere vaardigheden ontwikkelen, bijvoorbeeld in het helder krijgen van vragen en het meer coachend begeleiden van studenten. De oproep aan instellingen vanuit de deelnemers aan de sessies is om creatiever met de Onderwijs- en Examenreglementen (OER) om te gaan en het ministerie zou onderwijsinnovatie meer kunnen belonen en daarnaast netwerk- en kennisverbinding moeten blijven stimuleren.

Aansluiting onderwijs op stedelijke opgaven vergt beweging vanuit beide kanten

Flexibilisering is een woord dat verder vaak valt, niet alleen in de werksessies over de Strategische Hoger Onderwijs Agenda, maar ook in de werksessies over de inbedding van de City Deal Kennis Maken in het curriculum van onderwijsinstellingen. Kim Zunderdorp van de Universiteit Utrecht en Wâtte Zijlstra van de Haagse Hogeschool geven hun visie. Zunderdorp bepleit het zoeken van raakvlakken tussen maatschappelijke opgaven en de meerwaarde voor de student en zijn leerdoelen. Daarnaast is het belangrijk dat het leerdoel van een City Deal-project aansluit op de leerdoelen van een opleiding. Waar Zunderdorp vooral kijkt naar hoe maatschappelijke activiteiten van studenten kunnen bijdragen aan bestaande leerdoelen, gooit Zijlstra het over een andere boeg: maak het curriculum flexibeler, toets op een andere manier en zoek docenten met andere vaardigheden, wanneer je als kennisinstelling beter wilt inspelen op de maatschappelijke vraagstukken in de stad.

Kim Zunderdorp (links) en Wâtte Zijlstra (midden).Foto: Florencia Azambuja.

Dat de Haage Hogeschool van een cyclus van 10-weekse onderwijsperiodes overstapt naar semesters, komt daarnaast goed uit omdat het meer continuïteit en diepgang mogelijk maakt in het werk dat studenten uitvoeren in stadslabs. Ook andere vormen van toetsing, bijvoorbeeld door studenten logboeks en reflectieverslagen te laten bijhouden, openen deuren voor een actieve maatschappelijke rol voor studenten binnen het curriculum. Traditionele docenten met een voorliefde voor duidelijkheid en discipline zijn wellicht moeilijk enthousiast te maken.

Na de twee presentaties gingen de deelnemers ook hier in groepen uiteen om samen te bespreken wat de integratie van City Deal-projecten vergt van de hoofdrolspelers in het veld: studenten, docenten, onderzoekers, onderwijsbestuurders en stadsprofessionals.

Na afloop van de deelsessies zat het inhoudelijke deel van het programma op. Dat de kracht van het City Deal-netwerk schuilt in de samenwerking, bleek ten slotte ook in de drukbezochte netwerkborrel waarmee weer een bevlogen bijeenkomst van de City Deal Kennis Maken werd afgesloten.

 

 

 

Laat een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *