“Universiteitssteden zijn dé plekken voor smart cities”

Met hun kennisinstituten en jonge bevolking zijn universiteitssteden de plekken om nieuwe ontwikkelingen te testen en verder uit te werken. Kennissteden weten alleen nog niet goed hoe zij de kennis bij die instellingen kunnen aanboren voor de ontwikkeling van de stad. Bovendien lopen zij tegen praktische belemmeringen aan, zoals regelgeving.

Netwerk Kennissteden vraagt niet alleen om meer instrumenten voor regionale afstemming, maar biedt ook gezamenlijk haar economische potentie aan aan Nederland, bijvoorbeeld in het ontwikkelen van smart cities. Nederland is volgens Inge van de Water (Delft) de perfecte voedingsbodem voor smart cities: “Het internetgebruik in Nederland is heel hoog, we zijn qua mentaliteit wel in voor nieuwe dingen en we zitten relatief dicht op elkaar.” Kennissteden hebben daarbij een extra troef in handen, omdat zij een relatief jonge bevolking hebben en er bij kennisinstellingen allerlei kennis aanwezig is die zou kunnen worden aangeboord voor het vormgeven van de stad van de toekomst.

Universiteiten als stadsontwikkelaars

Han Nijssen (Leiden) geeft wel toe dat het lastig is die kennis aan te boren. Zo heeft Leiden niet echt een stedenbouwkundig-georiënteerde universiteit, maar zijn er binnen de universiteit wel allerlei ideeën over het vormgeven van de stad. Die ideeën zenden de universiteiten echter in voor prijsvragen over campusontwikkeling in een ver land waarmee wordt samengewerkt, terwijl de eigen campus hier door een traditionele vastgoedpartij wordt ontwikkeld. Universiteiten zien zichzelf vooral als onderzoeks- en onderwijsinstelling en minder als kennisinstelling voor ruimtelijke inrichting.

Terwijl die kennis er volgens Inge van de Water (Delft) wel degelijk is. Zo gaat door smart industry de hele keten veranderen, zullen producten meer op maat gemaakt worden, met bijvoorbeeld 3D-printers. “Dat gaat iets doen met de hele detailhandel keten en de manier waarop winkelcentra worden ingericht. Over 10 jaar ga je niet meer naar een schoenenwinkel die allerlei schoenen heeft staan, maar je hebt een digitaal paspoort met de afmetingen van je voet en dan kies je een model uit en dat wordt op de maat van je voet gemaakt. “We hebben bij de TU heel veel mensen die daar heel veel van weten, maar om die te pakken te krijgen om samen door te denken over de betekenis van die ontwikkelingen voor de stad en de regio is een uitdaging .” “We moeten dus opletten dat we onze voorsprong in kennis niet kwijtraken doordat anderen zich beter op de toepassing van die kennis richten.” vult Han Nijssen aan.

Toch lijkt er momentum voor het sterker betrekken van kennisinstelling bij de ontwikkeling van de stad. Van kennisinstellingen wordt steeds meer verwacht dat zij hun maatschappelijke toegevoegde waarde laten zien. Het is minder vanzelfsprekend dan voorheen dat er geld gaat naar kennis en innovatie. Daarom focussen zij zich dus ook in toenemende mate op de grote maatschappelijke opgaven die door Europa zijn benoemd. “Zoals de voorzitter van het CvB van de TU zegt, het is van belang voor de geloofwaardigheid van een kennisinstelling als zij in de nabijheid kan laten zien dat haar kennis wordt toegepast,” stelt Inge van de Water (Delft). In Delft hebben ze dan ook een Solar City, waarin de gemeente en TU samenwerken zodat die duurzame kennis van de universiteit beschikbaar komt voor de stad.

Rollen veranderen

Het bedenken van proeftuinen is een, maar het realiseren ervan is een tweede. Bij het inrichten van dat soort Living Labs lopen de steden tegen regelgeving aan. Zo heeft de TU in Delft een GreenVillage, dat volledig off-the-grid wordt ingericht. Dit houdt in zelfvoorzienend als het gaat om energie en waterverbruik. Maar het is bijvoorbeeld verplicht een meterkast in je huis te hebben, die erop gericht is de wisselspanning om te zetten in gelijkstroom. Terwijl er met zonnepanelen al direct gelijkstroom binnenkomt en je met het weghalen van een meterkast 25% energiewinst kan behalen.

Daar is een rol voor de overheid. En ook in het samenbrengen van partijen om tot een businesscase te komen voor het vervangen van de grootschalige infrastructuur die onder de grond ligt. Partijen van telecombedrijven, energiebedrijven en gasbedrijven tot de gemeente hebben infrastructuur onder de grond liggen die nodig aan vervanging toe is. Geen enkele partij heeft echter de middelen om het heel eigen netwerk te vervangen. Door samen te werken en een slim element in te brengen is er echter wel een verdienmodel voor te bedenken, zoals het warmtenet dat nu in Zuid-Holland wordt aangelegd.

De rollen van universiteiten en (lokale) overheden zullen steeds meer door elkaar heen gaan lopen. Er is geen strikte scheiding meer van dit is het opleidingsinstituut en dit is de stad. Steden en universiteiten moeten op een andere manier gaan samenwerken, zodat de potentie van de kennissteden als smart cities optimaal kan worden benut.


Over de auteur

Andrea Wagemans is redacteur, onderzoeker en programmamaker bij RUIMTEVOLK.

Laat een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *