‘Verbinders’ in beeld nr. 2: Frederic van Kleef
Vanuit de City Deal Kennis Maken spraken we met een viertal jonge ‘verbinders’; mensen die een brug slaan tussen gemeente en kennisinstellingen of tussen kennisinstellingen en samenleving. Frederic van Kleef is programmaleider van het Akkoord van Groningen.
Je bent programmaleider van het Akkoord van Groningen. Wat houdt zo’n baan nou precies in?
“Ik zeg altijd: ik word betaald door de gemeente, maar sta de facto in dienst van de kennisinstellingen. Alles wat ik doe is namelijk gerelateerd aan hun agenda en belangen. Centrale gedachte hierachter is dat wat goed is voor de drie grote kennisinstellingen in Groningen ook goed is voor de stad zelf. Het verbinden van deze werelden – die van de stad en die van de kennisinstelling – vormt mijn belangrijkste dagelijkse bezigheid. Ik doe dat vooral door gesprekken te voeren met mensen vanuit alle lagen – decanen, directeuren, beleidsmedewerkers, docenten, studenten – en met hen tot nieuw projecten te komen”.
De samenwerking tussen de partners is in Groningen erg hecht. Wat gaat er goed? Wat juist niet?
“Ons samenwerkingsverband bestaat al sinds 2007. Er is daardoor veel opgebouwd aan ervaring, capaciteit en netwerkkracht om gezamenlijke programma’s en projecten op te zetten. Onze bestuurders kennen elkaar ook door en door, waardoor er vertrouwen bestaat om te investeren en te innoveren. Met andere woorden zowel het strategische als uitvoerende vermogen is in Groningen op dit dossier goed ontwikkeld. Recente voorbeelden van de goede samenwerking zijn de Rookvrije Stad campagne, het welkomstbeleid voor internationals, de lobby voor het naar Groningen halen van het VN Klimaatinstituut en de profilering van Campus Groningen als landelijke topcampus. Toch blijft het mensenwerk. De Akkoordpartners zijn de vijf grootste werkgevers in de stad. Afstemming blijft nodig en gaat ook nog wel eens mis. Inhoudelijk hebben we ook nog een aantal uitdagingen. Zo hebben we in Groningen behoorlijk wat afgestudeerden, maar zie je toch een mismatch in de vele openstaande vacatures. De employabliity moet dus omhoog. Een andere uitdaging is dat een deel van de stad onvoldoende profiteert van de aanwezigheid van de kennisinstellingen. Hoe pas je de kennis die binnen die muren wordt ontwikkeld, bijvoorbeeld op het gebied van gezondheid, nou toe op de achterstandswijken? Hoe kun je als samenwerkingsverband bijdragen aan het voorkomen of verkleinen van die tweedeling? Hierin is nog veel te winnen. Tegelijkertijd doen we op het gebied van Healthy Ageing ontzettend veel projecten in de wijken. En hebben we met WIJS vele honderden studenten die studiepunten verdienen in de wijken met het helpen van burgers.”
Toch hoor ik hier nog steeds veel positieve voorbeelden. Waar liggen nog verbeterpunten?
“Ik merk dat in sommige opzichten de rek uit ons samenwerkingsmodel is. Het Akkoord is een gentlemen’s agreement, we zijn geen formele stichting maar financieren alles op basis van vertrouwen. Dit maakt je wendbaar en flexibel. Tegelijkertijd zie je dat kennisinstellingen de wettelijke mogelijkheden ontberen om grootschalig mee te investeren. Het bouwen van studentenhuisvesting is hiervan een actueel voorbeeld. OCW geeft universiteiten en hogescholen geld voor onderwijs en onderzoek, maar niet om te investeren in de randvoorwaarden van een stedelijke kenniseconomie. Juist omdat onze regio geen grote bedrijven kent zoals Philips in Eindhoven is het van extra belang dat kennisinstellingen en overheden hier samen in optrekken.”
Wat is er nodig om van een verbindende functie als de jouwe een succes te maken?
“Je moet de agenda’s van de kennisinstellingen van achter naar voren kennen, zodat je weet waar ze naartoe aan het groeien zijn. Vervolgens is het van groot belang dat je de bestuurlijke netwerken goed kent, maar net zo belangrijk is dat je de laag eronder kent. Want er gebeurt niets zonder dat je die laag goed aanhaakt op jouw verhaal! Zeventig procent van mijn tijd gaat op aan het spreken met mensen, om iedereen op hetzelfde niveau in het gesprek te krijgen. Naast de kennis en de netwerken is creativiteit de belangrijkste sluitpost: mensen zijn namelijk niet opgeleid om tussen deze partijen te manoeuvreren. Wil je verder komen, dan zul je op creatieve manier verbindingen moeten leggen”.
Wat een mooie factor die je benadrukt, creativiteit. Kun je hier een voorbeeld van geven?
“Ik ben erg trots op het recente International Groningen programma. In Groningen komen steeds meer buitenlandse studenten, onderzoekers en expats. Zij hebben een enorme economische en culturele impact op de stad. We hebben daarom samen met de doelgroep geïnvesteerd in de tweetaligheid van informatie over huisvesting, vacatures en culturele activiteiten. Maar ook hebben we een ontmoetingshub opgezet en het stationsgebied international friendly gemaakt. Creativiteit zit vaak ook kleine dingen. Zo kwam bijvoorbeeld het Solar Racing team van Groningen bij mij. Deze club wil met behulp van studenten van het MBO, de Hanzehogeschool, de RUG en het regionale bedrijfsleven een concurrerende zonneauto maken die mee kan doen aan de World Solar Challenge in 2019. Een geweldig idee omdat het bijdraagt aan de ketenbenadering en aan de ontwikkeling van duurzame auto-industrie. Vanuit het Akkoord van Groningen heeft de burgemeester het project naar Noord-Nederlandse schaal geduwd en bouwen ze binnenkort hun eerste prototype.”
Staat Groningen als stad voor dit soort ontwikkelingen ook in verbinding met andere steden?
“We kijken wel naar andere steden en zoeken naar kansen om te leren van elkaar, maar over het algemeen zijn we ver in de samenwerking in Groningen. Het Akkoord is niet voor niets al 10 jaar onderweg. Soms zijn andere Nederlandse steden ook te groot of nog niet zover. We kijken wel ook naar steden in het buitenland. Steden als Uppsala, Gent en Bristol. Daar zitten vergelijkbare samenwerkingsverbanden”.
Wat is de rol van de kennisinstellingen zelf in verdere samenwerking tussen alle partners?
“Ik heb counterparts bij de kennisinstellingen die deels voor Het Akkoord zijn vrijgesteld. Dat is erg belangrijk. De gemeente blijft wel vaak voortrekker, ook in de financiering. De helft van het budget van het Akkoord van Groningen komt bijvoorbeeld van de gemeente. Hoewel het nog altijd bijzonder is hoeveel de kennisinstellingen in de samenwerking investeren hebben ze vaak minder financiële speelruimte omdat ze worden betaald voor onderwijs en onderzoek. Juist daarom is het ook goed om te kijken naar het Ministerie van OCW voor extra mogelijkheden. De invloed van een kennisinstelling op de stad is de afgelopen 15 jaar enorm gegroeid. Die zie je terug in ons economisch beleid, in de huisvestingsopgave of in het nieuws, zoals bij de planvorming van een campus in China. Het tijdig delen van elkaars plannen en ambities heeft een bestuurlijke mindset nodig waar men soms nog wat aan moet wennen”.
Wat zijn jouw tips voor andere steden om aan de slag te gaan?
“Neem je tijd, duik niet gelijk in de projecten maar vertrek vanuit een visie. Het Akkoord van Groningen stond de eerste jaren in het kader van letterlijk kennis maken en elkaar leren vertrouwen. Iedereen is professional, maar vanuit een heel andere gedachtegoed. Zorg ook voor formele capaciteit bij alle partijen, want alleen op vrije wil bereik je uiteindelijk niet zoveel. En als ik alles opnieuw had kunnen doen zou ik meteen vanaf dag 1 ergens bij een kennisinstelling willen rondzwerven, blijf vooral niet achter een gemeentelijk bureau zitten. En vergeet nooit dat er zoveel geweldige kansen liggen om meer samen te werken. Ik kan gemakkelijk nog tien jaar bezig zijn; Groningen kan nog zoveel beter!”
Laat een reactie achter