‘Verbinders’ in beeld nr. 3: Kim Zunderdorp
Vanuit de City Deal Kennis Maken spraken we met een viertal jonge ‘verbinders’; mensen die een brug slaan tussen gemeente en kennisinstellingen of tussen kennisinstellingen en samenleving. Kim Zunderdorp is beleidsmedewerker Onderwijs bij de Universiteit Utrecht en werkt o.a. Aan een programmaplan om maatschappelijke betrokkenheid bij studenten te stimuleren.
Binnen de Universiteit Utrecht word je gezien als een verbinder. Wat houdt jouw rol in?
“Ik werk bij de Universiteit Utrecht als Beleidsmedewerker Onderwijs. Dit betekent dat ik een heleboel dingen doe. Zo stel ik onder andere een programmaplan op voor het stimuleren van maatschappelijke betrokkenheid bij studenten. Dit werd als doel genoemd in het strategische plan van de Universiteit Utrecht voor 2016-2020, maar hoe zorg je dat het realiteit wordt? Wat moeten studenten doen en wat is de rol van docenten? Dit verken ik nu met alle lagen en organisaties binnen de universiteit, en ik kijk wat we kunnen leren van andere hoger onderwijs instellingen”.
Dat klinkt lastig, een programmaplan om studenten meer maatschappelijk betrokken te krijgen. Hoe pak je dit aan?
“Het is een hele brede opdracht, want was is nou precies maatschappelijke betrokkenheid? Hoe stimuleer en waardeer je dit? Sinds de zomer ben ik daarom bezig geweest met vooronderzoek: kijken wat voor initiatieven er al zijn binnen en buiten ons curriculum. Ik heb gesprekken gevoerd met studenten, docenten, staf en het management en ben veel op bezoek geweest bij projecten en lessen. Zo heb ik een overzicht gemaakt van wat er al gebeurt en wat we zouden kunnen doen om het op te schalen. Daar heb ik ook de ervaringen vanuit de City Deal Kennis Maken in meegenomen; er gebeurt veel in andere Nederlandse steden en met name ook in de VS en Groot-Brittannië”.
Hoe werd jouw vooronderzoek universiteit-breed ontvangen en wat was de volgende stap?
“Dat vooronderzoek is gegoten in een programmaplan Community Service Learning en ligt nu voor bij het College van Bestuur. Het doel van het programmaplan is om op bestuurlijk niveau draagvlak te krijgen op het thema. Het plan bevat een aantal fases en het is een groeimodel. We gaan beginnen met het verbinden van bestaande initiatieven en het versterken van netwerken van docenten en studenten. Vervolgens gaan we door naar het grootschalig stimuleren en ontwikkelen van dit type initiatieven en onderwijs. We eindigen met het institutionele verankeren van de geboekte resultaten. Dat is het bestuurlijke traject. Het traject daarnaast is nog veel interessanter: alle docenten die in hun onderwijs al werken aan maatschappelijke vraagstukken met externe partners, beter ondersteunen en nog meer docenten enthousiasmeren. Ik heb hiervoor een Special Interest Group opgericht. In mijn vooronderzoek sprak ik veel docenten, die allemaal tegen dezelfde thema’s aanliepen, maar elkaar niet kennen. Zij ontmoeten elkaar in de Special Interest Group Het werkt erg inspirerend. Ik wil hier daarom nog meer docenten op aanhaken. Een volgende stap is om hier studenten en maatschappelijke partners aan te verbinden. Om meer docenten te bereiken geef ik workshops en presentaties door de universiteit heen. Deze workshops helpen hen om na te denken over hoe kun je dit in een plek kunt geven in het onderwijs. Ook ondersteun ik docenten die nieuwe initiatieven en pilots starten. Je wilt namelijk op een heel laag niveau concreet aan de slag te gaan. Dat bestuurders erachter staan is mooi, maar uiteindelijk gebeurt het op de werkvloer. Ik maak daarom steeds de switch tussen bestuurlijk en de werkvloer”.
Waarom heeft de Universiteit Utrecht zich überhaupt er toe gecommitteerd?
“Het strategisch plan 2016-2020 is tot stand gekomen na een heleboel consultatiesessies. Dit is daar als een van de thema’s uitgekomen. Volgens mij komt het vanuit meerdere hoeken. Dit is namelijk echt een sterke manier om studenten zichzelf veel beter te laten ontwikkelen en profileren. Ze doen extra vaardigheden op en leren in de praktijk. Veel docenten hebben aangegeven dat dit enorm belangrijk is. Impact is voor de Universiteit Utrecht breed een belangrijk thema. Ik heb daarom ook deels mijzelf deze opdracht gegeven”.
Wat is de rol van andere kennisinstellingen en de gemeente Utrecht in dit proces? Hoe verhoud jij je tot alle partijen?
“Dit is meer een intern proces geweest waar ik al snel collega’s op heb aangesloten. Wij informeren wel de andere partijen en nemen hen mee in de ontwikkelingen. Zo haak ik aan op onderwijsinitiatieven die al in de regio worden ontwikkeld, zoals de Co-Challenge waarin de gemeente Utrecht en de Universiteit Utrecht samenwerken. Vanaf dit voorjaar betrekken we ook de Hogeschool Utrecht en het ROC Midden-Nederland daarbij. Ook in het kader van de City Deal Kennis Maken wordt er daardoor nu al intensiever gesproken met elkaar. De blik verbreden naar buiten is een stap die ik het komende jaar hoop te zetten”.
Wat is er nou nodig in de stad of in de kennisinstellingen om jouw baan tot een succes te maken? Wat voor mandaat heb je? Hoe krijg je dingen gedaan?
“Het helpt enorm wanneer decanen en vice-decanen uitdragen dat zij dit belangrijk vinden. Dit helpt om docenten mee te krijgen en om bekendheid te geven aan het thema in het algemeen: dan komen mensen vanzelf ook naar mij toe. Na lang investeren komen nu steeds meer teams en adviseurs naar mij toe om te vragen om een gesprek of workshop. Bekendheid geven aan het thema helpt de bal rollen. En het is tijd dat de bal gaat rollen. Het onderwijs moet mee ontwikkelen. Daarnaast is het belangrijk om aan te haken bij het enthousiasme van docenten. Als docenten enthousiast werken met dit concept overtuigt dat vanzelf anderen ook. Pilots en lopende dingen in kaart brengen werkt daarom als een sneeuwbaleffect. Straks wordt actief een keuze maken en investeren belangrijk. Geld voor pilots gaat dan belangrijk worden: dan kunnen we nog meer concrete ervaringen opdoen, waar we van leren en die andere docenten inspireren”.
Je geeft aan dat veel docenten tegen dezelfde problemen aanlopen. Wat zijn deze problemen nu precies?
“Een van de belangrijkste problemen is toetsing. Studenten doorlopen natuurlijk een individueel leertraject waarbij ze vaak bezig zijn met vaardigheden en attitudes die wij in het wetenschappelijk onderwijs moeilijk vinden om te toetsen. Ook zie je de reflectie stimuleren moeizaam is. Het wordt door studenten soms gezien als een saai en verplicht riedeltje, terwijl het eigenlijk bedoeld is om aan te zetten tot denken. Een derde is het grote gat tussen de universitaire structuren en de buitenwereld: studenten zitten maar voor korte tijd in een vak, terwijl maatschappelijke vraagstukken soms jaren doorlopen. Hoe overbrug je dit, en vind je een balans tussen structuur en flexibiliteit? Docenten gaan in onze Special Interest Group in gesprek over het creëren van een win-win situatie voor zowel de docent, student als organisatiepartner. Wat moet voorop staan: de leerervaring van de student of het resultaat? En hoe bouw je duurzame relaties op met je partners? Vaak zijn er al genoeg oplossingen, maar hangt het er per vak vanaf hoe het gaat. Hoe vaker een vak al gegeven is, hoe beter het vaak gaat. Het is cruciaal om hierover uit te wisselen met elkaar. Deze discussies worden gevoerd in alle kennisinstellingen”.
Wat verbaast jou nu het meest in deze functie?
“Hoe moeilijk docenten het vinden om aan te geven wat ze zouden willen doen voor externe partners. Ik geef veel workshops met concrete voorbeelden en succesverhalen. Dan zijn docenten erg enthousiast. Maar als je ze vervolgens vraagt een plan te maken voor hun eigen opleiding is het plan erg terughoudend. Dan blijft de ambitie vaak hangen bij het uitnodigen van een gastdocent. Het enthousiasme is dus daar, maar bij de concrete doorvertaling moeten ze echt nog ondersteund worden, dat komt niet vanzelf”.
Zie je ook dat andere universiteiten hier ook mee bezig zijn op centraal niveau?
“De Universiteit Utrecht is hierin echt ver als het gaat om het samenbrengen van alle departementen en vragen. De VU doet het daarnaast ook erg goed. Bij de andere universiteiten merk ik vooral samenwerking gericht op onderzoek. Ik vind het belangrijk dat het juist ook meerwaarde heeft voor studenten”.
Tot slot: wat zou je steden willen meegeven die overwegen een dergelijke functie ook op te zetten?
“Zet in op onderwijs! Zorg daarnaast dat je ontzettend veel docenten en studenten in je eigen organisatie spreekt voordat je een plan ontwikkelt. Dat heb ik als heel erg waardevol ervaren, omdat ik die voorbeelden nu overal kan gebruiken en deze ontzettend overtuigend werken richting studenten, docenten en management. Daarnaast: besteed zeker tijd aan bestuurlijk commitment en het mooie verhaal, maar probeer ook altijd het verhaal te vertalen naar docenten. Het is een mooi plan geworden voor de Universiteit Utrecht, maar een docent heeft daar niets aan. Ik blijf continue nadenken over hoe ik meerwaarde voor hen kan creëren. De Special Interest Group houdt dan ook echt mijn voeten aan de grond. Het is onze ambitie om deze manier van lesgeven in 2025 te verankeren. De looptijd van het strategisch plan (tot 2020) is een goede looptijd om hier een aanzet voor te geven. Geef jezelf dan ook vijf jaar de tijd: versterk en verbreed het netwerk stap voor stap en houd vooral je vice-decanen goed op de hoogte. Dan is het al uitgebreid besproken en van commitment voorzien voordat er een bestuurlijk akkoord dient te komen. Houd die sneeuwbal draaiende.
Laat een reactie achter