Wat gebeurt er allemaal aan studentenopdrachten in de stad?
Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en Interne Verbinding.
Van water passerende bestrating, bewegend leren op basisscholen tot het onderzoeken van nieuwe peer-to-peer methodiek in jongerenwerk. Amsterdam is voor veel studenten een interessante leer- en onderzoeksomgeving. Maar wat dragen deze onderzoeken nu precies bij aan de stad? En hoe krijg je het overzicht van wat er allemaal aan kennis wordt vergaard?
Esther Haverkort, programmamanager Urban Practice van de Hogeschool van Amsterdam, oriënteert zich momenteel in samenwerking met de gemeente Amsterdam op de mogelijkheden voor het stroomlijnen van studentenopdrachten in Amsterdam.
Wat was de aanleiding om dit onderzoek te doen?
“De stad kent grote, complexe vraagstukken, zoals inclusie en eenzaamheid of de energietransitie, en die vragen om een nieuwe manier van onderzoeken. De klassieke opdrachtgever-opdrachtnemer relatie bij de grootste vraagstukken in de stad werkt niet, omdat het nooit echt “klaar” is. Het moet juist gaan om langdurige samenwerkingen, waarbij je je voor langere tijd aan elkaar en aan een thema verbindt. Een belangrijk onderdeel daarvan is het met elkaar leren van het proces.”
“Op die manier committeren de partijen zich beter aan een thema dan bij kortstondige losse onderzoeksopdrachten rond de wicked problems van de stad. En ook heel belangrijk: hoe borg je de resultaten, of het nu gaat om praktijkgericht onderzoek of om een wetenschappelijke studie? Wat je nu namelijk ziet, is dat resultaten uit studentenopdrachten vervliegen of ergens blijven hangen. Ze worden te weinig gedeeld met collega’s of andere organisaties. En dat terwijl ze juist heel bruikbaar kunnen zijn voor meerdere partijen. In dit onderzoek wil ik dan ook de eigenschappen voor een goede gemeenschappelijke (leer)omgeving voor studentenopdrachten meenemen. Zodat we elkaar beter kunnen vinden, beter weten wat er al is aan ervaringen, onderzoeken en methoden, en daar beter op kunnen aanhaken.”
Je hebt daarin al ruim tien jaar ervaring. Eerst vanuit de Hogeschool van Amsterdam en toen bij de VU. Daarvoor en momenteel werk je ook bij de gemeente. Wat heb je zien veranderen in de studentenonderzoeken in de stad?
“Het belangrijkste is dat studenten steeds meer buiten de kennisinstellingen zijn gaan werken aan vraagstukken in de stad. Een goed voorbeeld daarvan zijn de Hubs die in de verschillende stadsdelen hun deuren hebben geopend, zoals de Buurtwinkels voor Onderwijs, Onderzoek en Talentontwikkeling (BOOT) van de Hogeschool van Amsterdam en Nieuw-West Studeert, een samenwerking rond Community Service Learning vanuit de VU en het Calvijn College. Hier kunnen studenten samen met bewoners programma’s opstarten aan de hand van hun behoeften.”
“Verder zijn er veel meer informele partijen aangeschoven bij de onderzoeken. Er is niet meer sprake van één uitvoerder in de wijk, maar van een heel palet aan organisaties op het gebied van zorg en welzijn. Er is een complexe sociale kaart ontstaan. Studenten verhouden zich daarbij vanuit hun eigen expertise en leveren zo een bijdrage aan de sociaaleconomische positie van de wijkbewoners. Studenten zijn ook wegwijzers voor bewoners in dat enorme aanbod van partijen. Dat is vrij goed gelukt vind ik, want er bestaat inmiddels rondom BOOT een unieke dynamiek tussen studenten en kwetsbare groepen in ontwikkelbuurten.”
Wat voor dynamiek precies?
“Het werkt goed hoe studenten zich opstellen richting bewoners. Ze zijn onafhankelijk en jong en idealistisch, en er is geen geschiedenis in tegenstelling tot instanties waar mensen in teleurgesteld zijn geraakt. Dat zorgt voor een bijzondere relatie. Dan zie je dat bewoners ineens wel willen leren formulieren in te vullen of hun kind willen opgeven voor begeleiding. Vanuit een laagdrempelige positie weten de studenten dat voor elkaar te krijgen. De kenniswinkels krijgen wel honderden bezoekers per week. In 10 jaar is BOOT onderdeel geworden van de wijk, en deze lokale infrastructuur is interessant voor onderzoeken door bijvoorbeeld lectoraten of de universiteit.”
Wat is de volgende stap?
“We kijken hoe we de infrastructuren van kennisinstellingen in de stad kunnen gebruiken voor meer innovatieve experimenten binnen de maatschappelijke sector. Zodat het onderzoek en het aanbod aan diensten in de wijk innovatiever en gebruiksvriendelijker wordt. Zo doen studenten in samenwerking met schuldhulpverlening bijvoorbeeld onderzoek in de diverse wijken om de impact van verschillende werkwijzen met elkaar te vergelijken. Opleidingen en faculteiten zijn al steeds meer multidisciplinair gaan werken. Mijn ambitie is dat we dit ook meer over de kennisinstellingen heen gaan trekken. Zodat we straks echt kunnen spreken van een Amsterdamse aanpak met inzicht, transparantie en samenhang in de stad. Wat is er nodig om onderzoeken en programma’s samen te voegen, hoe organiseer je een gemeenschappelijk kennisagenda? Elke instelling heeft zijn eigen unieke manier van werken, en dat is goed, maar laten we meer delen en meer van elkaar leren en de krachten bundelen voor maximale impact in de stad en vooral voor de mensen die dit het hardste nodig hebben. Om hier als student onderdeel van te mogen zijn lijkt mij een prachtige leer- en levenservaring.”
Zijn er niet enorm veel onderzoeken in Amsterdam? Hoe krijg je daarin een overzicht?
“Ja, dat klopt, maar die hebben we ook nodig. Omdat er steeds meer behoefte is aan bruikbare kennis, aan kennis delen en om wetenschappelijk onderzoek over de stad toegankelijk te maken voor een groot publiek, heeft de gemeente Amsterdam met de Amsterdamse kennisinstellingen afgesproken om samen een duurzame kennisinfrastructuur voor de stad te maken. Dit is ook de kern van de Amsterdamse City Deal Kennis Maken. Daarom heeft de Chief Science Officer van Amsterdam samen met de kennisinstellingen een nieuw onderzoeksplatform ontwikkeld waar onderzoekers van verschillende instellingen en van de gemeente hun onderzoek kunnen delen. Zo wordt inzichtelijk wie waaraan werkt en wat al is gedaan. Op 21 april wordt openresearch.amsterdam gelanceerd in Paradiso en wordt onderzoek door/voor/met/in Amsterdam zichtbaar op Internet voor wie dat nodig heeft.”
Haverkort gaat verder: “Ik ben geïnteresseerd in wat de rol is van studentenopdrachten in de stad en hoe we ervoor kunnen zorgen dat dit beter wordt georganiseerd en benut. In dit onderzoek naar studentenopdrachten ga ik kijken naar de spelers en de spelregels, naar succesfactoren en moeilijkheden en hoe we ervoor kunnen zorgen dat er beter en efficiënter wordt (samen)gewerkt.”
Wie worden betrokken bij je onderzoek?
“Behalve kennisinstellingen en de gemeente zijn ook maatschappelijke partners, zoals de openbare bibliotheek bijvoorbeeld, belangrijke stakeholders voor studentenopdrachten. Als dit onderzoek naar effectiviteit van studentopdrachten is afgerond, dan wil ik in een volgend onderzoek kijken naar een experiment van de Alliantie tegen Eenzaamheid, waar naast de HvA, de VU, project Vooruit en de gemeente ook een aantal ongewone stakeholders zijn toegevoegd, zoals de Regenboog Groep en het Leger des Heils. Partijen die werken met veel vrijwilligers die met eenzaamheid in aanraking komen. Uit eerder onderzoek van VU-studenten blijkt: er is een groep mensen met een kleine beurs die ook eenzaam zijn. Omdat ze het Huis van de Wijk niet weten te vinden, krijgen ze ook geen zorg. Moet je daarop beleid maken om ze daar naartoe te krijgen? Of het omdraaien? Het aanbod van winkeliers zorgt voor een bepaald ritme in de stad voor deze gebruikers op een bepaald moment van de dag. Daarna verdwijnt deze groep weer achter de voordeur voor de rest van de dag. Daarom wil ik partners als Albert Heijn, Ikea en de Hema bij dit experiment betrekken en hun ‘medeonderzoekers’ maken.”
Hoe werkt dat?
“Mensen die weinig te besteden hebben, eenzaam zijn, komen vaak op bepaalde momenten naar deze winkels, omdat bijvoorbeeld de koffie of het ontbijt hier goedkoop of gratis is. Zo ontstaat hier op natuurlijke wijze een community. Hoe krijgen we deze onverwachte partners zover dat ze participeren en onderdeel worden van de kennisinfrastructuur rond thema’s als schulden en gezondheidsvraagstukken? Dat maakt een kring van betrokkenen zoveel diverser. Welke rol kunnen de mensen achter de kassa spelen bij het signaleren van problemen?”
Wanneer is het onderzoek afgerond?
“Tot juli schrijf ik nog aan de thesis over een ontwerp voor een gedeelde leeromgeving in de stad om de condities te creëren die nodig zijn voor verandering. Mijn plan is om dit gezamenlijk met de partners in de stad te ontwikkelen. Ik hoop dat er een nieuwe manier van (samen)werken kan ontstaan die leidt tot effectiever, inclusiever en transparanter werken met elkaar aan innovatiever onderzoek en onderwijs in de stad. Uitwisseling met andere steden geeft ook ideeën over hoe wij dit goed kunnen doen. De City Deal is hiervoor een goed platform waar we inspiratie van anderen vinden en ook kunnen geven.”
Laat een reactie achter