‘Werkveldpartners zijn van belang’
Van de komst van veel nieuwe woningen tot de transitie van de landbouw. Ede en omgeving staan voor allerlei maatschappelijke uitdagingen. De partijen die daaraan werken kunnen gebruikmaken van de expertise van de studenten van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE), als het aan Jan Hol, voorzitter College van Bestuur, ligt.
Hol startte anderhalf jaar geleden als voorzitter van College van Bestuur van de CHE. Zelf studeerde hij Pedagogiek aan een van de voorlopers van de hogeschool, de Felua. Hij vervolgde zijn studie met Politicologie en Massacommunicatie aan de VU in Amsterdam. Hij werkte hij onder meer bij KLM, de publieke omroep en als directeur communicatie en marketing bij Koninklijke Ahold, Nuon NV en Océ NV. Daarna vervolgde hij zijn loopbaan bij Amsterdam Universitair Medisch Centrum. Hol heeft verschillende vrijwillige, bestuurlijke functies gehad bij goede doelen op de gebieden van wetenschap, samenleving en christelijk geloof.
Nu anderhalf jaar na je aantreden, hoe zie je de verbinding tussen stad en onderwijs in Ede?
Hol: “Ik maak nog steeds kennis met onze maatschappelijke rol in de omgeving. Wat mij is opgevallen is dat de banden met de gemeente Ede intensief zijn. We doen veel samen met elkaar, zowel op het niveau van de gemeente, als van de bredere FoodValley-regio, waarin Ede een van de acht steden en dorpen is. We zijn binnen de gemeente bijvoorbeeld actief op het gebied van het sociaal domein en de jeugdzorg. Daar hebben we samen met de gemeente een uitgebreide Werkplaats Sociaal Domein opgezet, waarin het lectoraat Informele netwerken en laatmoderniteit bij is betrokken. Onze lectoren voor sociale studies doen er onderzoek en adviseren de gemeente hoe de gezondheid of de sociale verhoudingen van een woonwijk kunnen worden verbeterd.”
“Ook werken we met elkaar samen in de regio met de hele overstap van veeteelt naar plantaardige gewassen. Je hebt hier nog veel koeien in de regio, en dat moet geleidelijk overgaan naar het verbouwen van plantaardige gewassen. Dat heet ook wel de zogeheten eiwittransitie. Ook zijn wij als hogeschool belangrijk voor Ede omdat we in deze omgeving een grote werkgever zijn. Er werken bij ons ongeveer zeshonderd medewerkers. Zowel de gemeente als de hogeschool doen mee aan de Economic Board, waarin bedrijven, kennisinstellingen en lokale overheid samenwerken. We doen dus veel met elkaar, in goede sfeer.”
In al die samenwerkingen is dus plek voor studenten om vanuit hun opleiding te werken aan maatschappelijke vraagstukken?
“Ja. Bij eiwittransitie zijn bijvoorbeeld met name studenten betrokken vanuit bedrijfskunde. Hoe run je dat soort processen? Bij de Werkplaats Sociaal Domein zijn het vooral studenten social work, en in mindere mate verpleegkunde. Daarnaast hebben we hier ook studenten die leren voor leerkracht basisonderwijs. Zij lopen stage op honderden basisscholen waaronder ook in Ede, net zoals studenten bedrijfskunde dat doen bij lokale bedrijven. Er zijn veel verbindingen met elkaar.”
Wat vind je goede voorbeelden vanuit de City Deal in Ede?
“Het meest krachtige wat wij doen is in de Werkplaats Sociaal Domein. Hoe ga je om met het welzijn in een woonwijk, met gezinnen die in de problemen zijn of uit elkaar vallen? Of waar jongeren en kinderen geen veilige plek hebben om te wonen en spelen? Dat is de meest uitgebreide gezamenlijke werkpraktijk van de hogeschool en gemeente in de City Deal. We hebben het ook over het thema de Gezonde Wijk, maar dat gaat verder dan alleen gezondheid, ook bijvoorbeeld om leefbaarheid.”
Ede staat voor een aantal transities. Wat staat er allemaal te gebeuren?
“Het overgaan van veeteelt richting de plantaardige transitie is een grote ontwikkeling. Ook doen wij op onze eigen manier mee aan de energietransitie. Je ziet hier in de regio vrij veel investeringen in bedrijven die zich bezighouden met energie die wordt gewonnen uit zon en wind. Een derde transitie die eraan komt is die van de verstedelijking. Het Rijk wil de komende tien jaar tot een miljoen nieuwe woningen bouwen in ons land. In de FoodValley regio moet een verhoudingsgewijs meer dan evenredig deel worden gebouwd. Tot 2040 moeten er 40.000 woningen bijkomen. In Ede alleen al moeten dat er tussen de 18.000 en 20.000 zijn, en zoveel mogelijk binnen de bebouwde kom. Als je dat vergelijkt met het aantal woningen dat er nu staat is dat enorm. Er zijn nu circa 30.000 woningen, en daar heeft Ede bijna een eeuw over gedaan. Het is dus een enorm ambitieus plan, met allerlei gevolgen voor de arbeidsmarkt, duurzaamheid, mobiliteit en milieu. Daar ligt voor ons als regio een enorme opgave.”
Hoe kunnen de studenten van jullie hogeschool daaraan bijdragen?
“Bijvoorbeeld door te onderzoeken wat het allemaal betekent voor het leefklimaat wanneer je met meer mensen op dezelfde aantal vierkante kilometers gaat wonen. Hoe kun je de betrekkingen tussen gemeente en burgers goed organiseren? Hoe organiseer je ICT-verbindingen? Dit soort vraagstukken kunnen worden opgepakt door onze studenten.”
Hoe kan het werken aan maatschappelijke opgaven een vaste plek krijgen in jullie onderwijs?
“Dat is een beetje afhankelijk van welke opleiding je bekijkt. Er is een aantal opleidingen bij ons waarvan ik verwacht dat die de komende periode best gewoon kan beginnen op de werkvloer van bedrijven. ICT-bedrijven zeggen bijvoorbeeld: ‘Prima dat jullie ICT’ers opleiden maar kunnen we de eerste drie maanden van de opleiding niet bij ons op de werkvloer doen?’ Laat de docenten daar maar naartoe komen. Die bedrijven willen de studenten echt vanaf dag één laten ervaren hoe het is om in de ICT te werken. Ik vind het een gunstige ontwikkeling dat je het onderwijs zo dicht mogelijk betrekt op de arbeidsmarkt.”
“Opleidingen social work zouden dat ook kunnen. Het kan natuurlijk niet overal. Denk aan verpleegkunde. Daar moet je eerst goed leren prikken of bloed afnemen voordat je op de werkvloer kan meedraaien. Ik juich het echt toe. Je ziet bij ons net als bij andere hogescholen dat er bij de opleidingen een steeds nauwere betrokkenheid is met het werkveld. Bedrijven zijn betrokken in opleidingsadviescommissies bijvoorbeeld. Die spelen een belangrijke rol om docenten alert te houden over wat er in het werkveld speelt. Een voorbeeld: communicatiestudenten werken nagenoeg allemaal met smartphone. Maar we hebben enkele docenten bij die studie die komen uit de pre-smartphone tijd. Hoe kunnen we hen op de hoogte houden van de ontwikkelingen in de werkpraktijk. Daar zijn die werkveldpartners enorm van belang voor. “
Wat voor aanbevelingen heb je over hoe de CDKM vooruit kan?
“Ik heb een of twee keer uitvoerig met Rowinda gesproken. Als eerste zou ik willen aanbevelen dat zij verder gaat op de ingeslagen weg. Volgens mij zit zij prima in haar functie. Ze is echt de juiste enthousiasmerende professional voor deze rol. Daarnaast zou het mijns inziens goed zijn als de beleidsmensen van het ministerie van OCW wat vaker in de werkpraktijk van de hogeschool langskomen. De verleiding is groot om vanuit je grote toren in Den Haag te werken aan allerlei regelingen. Dat is natuurlijk ook belangrijk maar al zouden ze maar een dag in de twee weken echt naar de praktijk kunnen komen. Zodat de voeling met de praktijk intensiever wordt. Hoe werkt het nu echt? Dan gaan ze zien dat sommige regels goed werken, maar andere juist niet.”
“De Nederlandse overheid heeft bijvoorbeeld de stap-regeling ingevoerd, de regeling dat iedereen die wil studeren naast het werk duizend euro per jaar vergoeding krijgt voor de eerste fase van de opleiding. Als je wilt weten wat voor effect deze regeling sorteert is het goed om te komen kijken bij de instellingen die ofwel meedoen aan de regeling, ofwel het onderwijs verzorgen die via de regeling is aangevraagd. Per 1 april gaat de eerste tranche van start. De praktijkverbinding met de ambtelijke top met OCW kan dus wat sterker. Laat ze zichzelf de ruimte geven om naar de hogeschool te komen.”
alert(1)