Sterk netwerk CD Kennis Maken gaat ‘pilotjaar’ in
“Kijk, dit is een student”, zegt gespreksleider Ruben Maes gekscherend als hij de bestuurders welkom heet bij het diner pensant van de City Deal Kennis Maken op maandag 2 juli en het programma toelicht. Tien studenten laten de aanwezigen in groepjes met elkaar kennis maken en brengen de dialoog op gang met prikkelende vragen als: ‘waarom bent u hier vandaag gekomen’ en ‘wat is de City Deal Kennis Maken voor u’? Het tekent de sfeer van de avond en van de hele City Deal: informeel de kracht van ontmoetingen en het delen van verhalen benutten, door lagen en muren van instituties heen. Ook nu staan overal gemengde groepen van burgemeesters, bestuurders van hoger onderwijsinstellingen en gemeenten en studenten door elkaar.
Hoofdgast is minister Van Engelshoven van OCW, maar uit de gastenlijst blijkt dat het belang van een nauwe band met kennisinstellingen ook hoog op de stedelijke agenda’s staat. Burgemeesters als Aboutaleb (Rotterdam), Krikke (Den Haag) en Van Bijsterveldt (Delft) geven acte de présance en natuurlijk Henri Lenferink, de burgervader van Leiden die als voorzitter van het Netwerk Kennissteden Nederland aan de wieg stond van de City Deal die vorig jaar gesloten werd.
In de kennismakingsronde benadrukt een geestdriftige burgemeester Aboutaleb het belang van kennisuitwisseling: “Kennis maken is kennis delen, indachtig het feit dat kennis delen betekent dat je kennis vermeerdert.” Dat wordt onderstreept door een vertegenwoordiger van de gemeente Amsterdam die daarbij nadrukkelijk de aansluiting wil zoeken bij andere grote wereldsteden. Daarnaast spreken de bestuurders van stad en kennisinstelling uit dat het fijn is elkaar over de inhoud te spreken en dit keer eens niet over zaken als ontgroeningen.
Sociale bubbel
In andere groepen vertellen studenten o.a. hoe belangrijk stages zijn voor hun ontwikkeling. Thom de Graaf, voorzitter van de Vereniging Hogescholen, luistert aandachtig als een student vertelt hoe zijn stage bij de politie een eye opener was doordat hij kennismaakte met een ander type organisatie dan hij vanuit zijn kunst- en cultuurachtergrond gewend was. En hoe zijn onderzoek naar buurtpreventie met Whatsapp zijn blik op stedelijke problemen verruimde. In weer een andere groep vertelt een masterstudent Sociologie over de ‘sociale bubbel’ waarin je tijdens je schoolloopbaan terecht komt: “Na de basisschool verlies je veel mensen met een ander opleidingsniveau uit het oog. Dit duurt tot het einde van je studietijd al gauw zo’n twaalf jaar, waardoor je de verbinding met een deel van de praktijk om je heen verliest. Daarom is het belangrijk om studenten nadrukkelijk in te zetten bij maatschappelijke vraagstukken in de stad.”
Na de inleidende bespiegelingen vervoegen de vertegenwoordigers uit de inmiddels negentien deelnemende kennissteden zich naar de eetzaal, waar Ruben Maes schetst welke weg de City Deal heeft afgelegd: “Tijdens de eerste bijeenkomst begin 2017 moesten we sommige mensen echt nog meetrekken. Nu hebben we voor deze bijeenkomst een stop moeten zetten op de aanmelding, omdat het zo storm liep.” Burgemeester Aboutaleb schetst in zijn antwoord op de vraag waarom hij er bij is de urgentie van deze City Deal en van City Deals in het algemeen: “Alles draait om City Deals, want steden máken de economie en de toekomst van het land. De dynamiek moet dus in de steden plaatsvinden. Kijkend naar Rotterdam zijn er grote opgaven voor de komende tijd, zoals de transformatie van de haven, de transformatie van de energie, gebruik van de warmte. Die problemen los je niet in je eentje op. Als we in Rotterdam met onze geweldige kennisinstellingen de kennis die nodig is nou wat meer delen en ‘twisten’, dan kunnen we een stevigere transformatie doormaken. Want als we dat niet gauw doen, wordt de Rotterdamse haven een openluchtmuseum. Dat vindt de minister van Cultuur wellicht heel fijn, maar Rotterdam niet.”
Maatschappelijke betrokkenheid
Voordat de gesprekken tijdens het diner vervolgd worden, wederom onder begeleiding van studenten, schetst burgemeester Lenferink het ontstaan van de City Deal en de drie belangrijkste doelstellingen: “Zorg dat het stelsel van samenwerking tussen gemeente en kennisinstellingen beter wordt, zorg dat studenten/onderzoekers/docenten van de onderwijsinstellingen meer dan nu betrokken worden bij reële stedelijke vraagstukken én leer van elkaar – zorg dat de ervaringen die je opdoet in de steden ook gedeeld worden zodat anderen er hun voordeel mee kunnen doen.” Lenferink geeft aan blij te zijn met de toetreding van acht grote hbo-steden omdat die vaak bij uitstek geschikt zijn om de maatschappelijke betrokkenheid te organiseren. En, zegt hij, ‘soms kan er ook nog wel een tandje bij in de City Deal en daar moeten we het vanavond ook over hebben’. “Geeft het bestuur voldoende ruimte om te experimenteren?”
In een korte video wordt vervolgens een overzicht geboden van wat er allemaal bereikt is in één jaar City Deal. Daarna is het woord aan projectleider Rowinda Appelman, die reflecteert op de resultaten en ambities: “Binnen een jaar tijd hebben al 11 van de 12 universiteitssteden gezegd: ja, wij gaan hier mee aan de slag. En vanavond stromen officieel de acht grote hogeschoolsteden in. Je ziet dat in de steden het eerste jaar gebruikt is om iets productievers te maken van bestaande verdragen en overeenkomsten. Nu komen we in een ‘pilotjaar’: we hebben een impuls-regeling opgesteld waarmee steden een startbudget kunnen verkrijgen om een aftrap te geven aan nieuwe projecten. Je ziet nu dat dat door de steden wordt opgepakt. We zijn dus letterlijk aan het overgaan van ‘kennis maken’ naar de eerste projecten.” Als voorbeelden noemt Appelman het Enschede Lab waar studenten van ROC, hbo en WO interdisciplinair een semester lang samenwerken en het initiatief ‘Breekt uit’, bedacht door de PXL Hogeschool in Hasselt en nu door acht Belgische kennisinstellingen omarmd. Vanuit de City Deal wordt nu gekeken of het concept, waarbij de school een aantal dagen ‘dicht’ is om studenten te laten proeven aan de praktijk in de stad, naar Nederland gehaald kan worden.
Strategische agenda
Minister Van Engelshoven bedankt de aanwezigen voor hun komst en heet in het bijzonder de onlangs geïnstalleerde Onderwijswethouders welkom. “Ik vind dit netwerk van kennissteden bijzonder omdat ik ook het gevoel heb dat er echt acties voortkomen uit de samenwerking. Mensen die mij kennen, weten hoe belangrijk ik het vind om steden en kennis met elkaar te verbinden. Ik was dan ook blij dat ik tijdens een van mijn eerste werkbezoeken het Enschede Lab mocht openen, waar studenten samen aan de slag gingen met vragen uit de stad. Je ziet wat het met studenten doet als ze worden uitgedaagd om oplossingen te bedenken die meteen in de praktijk worden uitgevoerd. Dat zag ik ook op mijn werkbezoek in Zwolle en in Wageningen, waar ze fantastische dingen doen met voedsel in de stad. En in Delft, waar de kennisinstellingen werken aan vraagstukken in de wijk. Ik ben op weg naar een strategische agenda voor het hoger onderwijs voor de komende 20 jaar en het lijkt mij mooi als we daarin echt kunnen laten zien hoe waardevol kennisinstellingen zijn om steden in ontwikkeling te houden. Ik vond het ook mooi van deze City Deal dat we de kracht van wetenschappelijk onderwijs, van het praktijkgerichte van het hbo, maar ook van het mbo, samenbrengen in concrete projecten die iets betekenen voor de samenleving ons tegelijkertijd voorbereiden op de samenleving zoals ie over 20 jaar is. Daarom geloof ik zeer in deze City Deal en ik vind het ontzettend mooi dat zoveel steden zich hebben aangesloten. Leer van elkaar, want dit is echt een beweging waarmee we kunnen zorgen dat Nederland niet tot stilstand komt. Ga dus vooral aan de slag en lever mij het materiaal voor die mooie strategische hoger onderwijsagenda in 2020.”
Daarna wordt onder het genot van het voorgerecht aan de verschillende tafels ingegaan op nut en noodzaak van de City Deal en hoe het proces verloopt in de verschillende steden. Hierna breekt de feestelijke ondertekening aan van de acht toetredende hbo-steden Deventer, Breda, Den Bosch, Den Haag, Zwolle en Leeuwarden, Ede en Arnhem. Voorzitter Thom de Graaf van de Vereniging Hogescholen geeft aan dat hij 12 jaar geleden als kersvers burgemeester van Nijmegen onmiddellijk de samenwerking zocht met de universiteit en zich pas later bij het hbo meldde. “Ik hoop dat ik die vergissing de afgelopen 6,5 jaar als voorzitter een beetje goed heb gemaakt, waarin ik geleerd heb dat hogescholen zich bij uitstek kunnen verhouden tot stedelijke problemen”. De Graaf benadrukt het belang van studenten voor de arbeidsmarkt in de stad en geeft aan dat het niet alleen een verantwoordelijkheid van de kennisinstellingen is om in studenten te investeren, maar ook van de stad. En hij benoemt hoe studenten een directe waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de stad, waarbij hij de Haagse Hogeschool als voorbeeld noemt, waar studenten de ICT-veiligheid van 800 lokale bedrijven doorlichtten.
Voor het hoofdgerecht geserveerd wordt, stellen bestuurders van de instromende steden zich voor in een korte video.
Leven Lang Leren
In de reflectie na afloop van de gesprekken aan tafel, geeft burgemeester Aboutaleb aan dat hij zich zorgen maakt om het vraagstuk van een Leven Lang Leren. “Door automatisering zijn er mensen die straks rond hun 35ste of 40ste iets anders moeten gaan doen en daarvoor nieuwe vaardigheden moeten ontwikkelen. Als we er niet in slagen om met de vakbonden overeen te komen dat we hier anders mee om moeten gaan, hebben we een probleem. Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen: je krijgt niet méér loon omdat je een jaar ouder bent geworden, maar omdat je het afgelopen jaar een maand in de schoolbanken hebt gezeten en daardoor aan kennisvermeerdering hebt gedaan. Kennisinstellingen kunnen bovendien een enorme rol spelen in het aanbieden van tailor made modules voor professionals die zich willen doorontwikkelen. Daarnaast: ons studiebeurssysteem is gericht op mensen tot 28 jaar. Als jij hier als 30-jarige vluchteling uit Syrië komt met een opleiding tot basisarts, kun je geen kant op en is de enige optie de bezem. Daarmee maken we talent dood, dus we moeten ook kijken naar de financiering.”
Maes vraagt VSNU-voorzitter Pieter Duisenberg waar de City Deal in juli 2019 staat. “Dan is de zaal vier keer zo vol en zijn er ook heel veel mensen uit het mbo bij, dat is hopelijk de groeifase waar we doorheen gaan”, antwoord Duisenberg. “De maatschappelijke veranderingen die er zijn komen enorm terug in de stad en kennisinstellingen hebben daar enorm veel te bieden. Ik merk dat de wil er is in de kennissteden, maar de vraag is soms: waar moet je nou beginnen? Ik denk dat we ons als kennisinstellingen en steden moeten focussen op de grote problemen, zoals laaggeletterdheid, een Leven Lang Leren en de energietransitie.”
Niet vanzelf
Het laatste woord is aan de minister, die de opbrengst van de avond onder woorden brengt: “Ik hoor veel terug over de uitdaging om elkaar te vinden in de ruimte van de stad. Als je de kennisinstellingen meer in het hart van de stad brengt, wordt kennis ook vanzelf toegankelijker, dan gaan er dingen bewegen. Daarnaast denk ik dat het belangrijk is voor steden om te laten zien dat studenten heel welkom zijn. Je wilt dat ze niet alleen komen studeren maar je wilt ook dat een deel van hen blijft. Daar moet je als stad ook je best voor doen. En tot slot: durf ook te kiézen waar je gezamenlijk als kennisstad voor wilt gaan – wat bindt ons nou echt samen?” Op de slotvraag van Maes of ze er vertrouwen in heeft dat er genoeg bestuurlijke urgentie is, antwoordt de minister: “Op sommige thema’s zoals een Leven Lang Leren wel. Maar ik stoor mij eraan, ook in het politieke debat, dat wij te gemakkelijk aannemen dat wij onze positie als kenniseconomie kunnen behouden zonder er veel voor te doen. Ik denk dat we heel bewust moeten blijven investeren in kennissteden, want je moet er iedere dag je stinkende best voor doen om je positie als kennisland te behouden.”
Laat een reactie achter