‘Maatschappelijke problemen houden zich niet aan gemeentegrenzen’
Boudewijn Steur is programmamanager Democratie en Bestuur van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Op de Dag van de Stad is hij dagvoorzitter van het deelcongres ‘De Samenwerkende Stad’, waar de rol van de stad als inspirerende partner centraal staat, zowel in de opschaling naar regionale aanpak als in wijk, in de relatie met actieve inwoners en organisaties.
Wat wil je de bezoekers van het deelcongres ‘De Samenwerkende Stad’ meegeven op de Dag van de Stad?
Mijn belangrijkste punt is dat overheden het niet alleen kunnen, maar afhankelijk zijn van anderen. We zitten wat dat betreft echt in een netwerksamenleving. Stedelijke overheden zijn in hun presteren afhankelijk van de wijze en de mate waarin zij samenwerken met anderen. De kwaliteit van deze samenwerking tussen partners binnen de stad is bepalend voor de vraag of maatschappelijke problemen opgelost worden. Uit Amerikaans onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat tussen twee soortgelijke steden verschillen bestaan in hoeverre problemen worden opgelost. Die verschillen zijn eigenlijk alleen te verklaren in de governance binnen die steden. In de ene stad werkt de overheid nauw samen met inwoners, maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven. In de andere stad is dat niet het geval.
In hoeverre is de rol van steden de afgelopen jaren veranderd, als het om samenwerking gaat?
Je ziet dat de rol van steden in de afgelopen jaren sterk veranderd is. Het besef dat een stedelijke overheid het niet alleen kan, kom je overal tegen. Steden werken daarom samen met partners in de regio, maar ook binnen de stad wordt steeds meer met inwoners, kennisinstellingen, maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven samengewerkt. Dat vraagt om een andere werkwijze. Je bepaalt niet langer vanuit het stadhuis wat er gaat gebeuren, maar samen met partners kom je tot een gezamenlijke agenda. Van daaruit wordt vervolgens samengewerkt om problemen aan te pakken. Deze werkwijze zorgt er ook voor dat er gedeeld eigenaarschap is. Het is niet alleen het probleem van de overheid, maar van de stedelijke gemeenschap in zijn totaliteit. Wat ik bijzonder vind, is dat we steeds meer grenzeloos denken. De exacte gemeentegrenzen doen er niet toe. Dat is ook terecht, want maatschappelijke problemen houden zich ook niet aan die grenzen.
Komt dit door decentralisatie van overheidstaken of (ook) door andere ontwikkelingen?
De decentralisaties hebben dit proces in een stroomversnelling gebracht, maar dit was al langer gaande. Het komt doordat steeds meer vraagstukken op regionaal niveau spelen, als gevolg van schaalvergroting, ‘vernetwerking’, toenemende mobiliteit en globalisering. Het heeft ook te maken – om een ander aspect te noemen – met de individualisering. Mensen nemen in toenemende mate verantwoordelijkheid voor het oplossen van problemen; de overheid hoeft dat niet te doen. In dit licht kan ook de toegenomen mondigheid van inwoners worden benoemd. Inwoners laten van zich horen en – belangrijker – verwachten van de overheid dat die luistert. Dat zijn veel bredere ontwikkelingen dan de decentralisaties en deze hebben dan ook een veel grotere rol gespeeld aan die veranderende rolopvatting van de overheid. De decentralisaties in het sociaal domein sloten eerder aan bij dit proces, dan dat het als oorzaak moet worden gezien.
Is het vooral voor steden belangrijk zich als gelijkwaardige partner op te stellen of geldt dit ook voor andere overheden?
Nee, dat geldt voor alle overheden. Of het nou steden zijn, de provincies, het Rijk of Europa. We leven niet meer in een tijd waarin een strikt verticale sturing vanuit de overheid nog werkt. Dat sluit niet meer aan bij de belevingswereld van inwoners, maar miskent dus ook de werkelijkheid waarin de overheid niet in zijn eentje maatschappelijke problemen kan oplossen. Daar heb je andere partners bij nodig. Dat geldt van de overheid naar de samenleving, maar ook als overheden onderling. Je gaat erover of niet, is een devies dat tien jaar geleden misschien nog kan worden gesteld, maar tegenwoordig gaat dat niet meer. Ik vind daarom de programmatische aanpak die het Rijk heeft op bijvoorbeeld het Interbestuurlijk Programma erg interessant en veel meer aansluiten bij de werkelijkheid anno 2018. Dat geldt ook voor mijn eigen programma Democratie in Actie. Ook daarbij zoeken wij de samenwerking op met partners, zoals VNG, maar ook de beroeps- en belangenverenigingen en – uiteraard – individuele gemeenten. Dat is de werkwijze van de toekomst.
Ken je goede voorbeelden van steden die een innovatieve rol hebben gespeeld in de aanpak van een opgave, op regionaal of lokaal niveau?
Voorbeelden te over. Ik vind de City Deals die gesloten zijn tussen Rijk en steden een goed voorbeeld van hoe er op specifieke opgaven interbestuurlijk kan worden samengewerkt. Op regionaal niveau vind ik de U10 nog altijd een goed voorbeeld. De U10 is het samenwerkingsverband rond Utrecht, waar op een relatief lichte manier tussen verschillende gemeenten wordt samengewerkt, ook in wisselende samenstelling. Die samenstelling is afhankelijk van de specifieke opgave die voorligt. Op lokaal niveau zijn er natuurlijk ook tal van voorbeelden hoe gemeenten samenwerken met hun inwoners. De wat nieuwere loot aan de stam daarbij is het right to challenge, waarin inwoners specifieke taken van de gemeenten overnemen – uiteraard in goed overleg en vaak ook wel met een vorm van begeleiding. Maar het is natuurlijk geweldig om te zien dat er steeds meer mogelijkheden bestaan voor inwoners om zelf verantwoordelijkheden voor hun rekening te nemen.
Samenwerken als inspirerende partners’ is natuurlijk in essentie ook het uitgangspunt van City Deals en andere initiatieven zoals regiodeals of het Interbestuurlijk programma én van de Dag van de Stad. Hoe vind jij dat het initiatief van de Dag van de Stad hieraan bijdraagt?
Ik denk dat in een netwerksamenleving kennis steeds belangrijker wordt. Kennis over hoe je bepaalde zaken moet aanpakken, want het werken in horizontale netwerken is zeker niet eenvoudig. Neem bijvoorbeeld het samenwerken met je inwoners. Het klinkt allemaal eenvoudig en vanzelfsprekend, maar het is beremoeilijk. Hoe betrek je bijvoorbeeld alle inwoners? Hoe zorg je ervoor dat er geen verschillen ontstaan tussen wijken met mondige, hoogopgeleide inwoners en wijken met minder mondige inwoners? Welke participatievorm past het beste bij de opgave? Hoe ga je om met de verwachtingen van mensen? Dit zijn ingewikkelde vragen. Daar moeten wij als overheid over leren. Hoe doe je dat het beste? Wat kunnen we leren uit ervaringen van anderen? Daarvoor zijn dagen als deze onmisbaar. Om met elkaar het gesprek te voeren. Van elkaar te leren.
Laat een reactie achter