‘Je moet de vertaalslag goed organiseren’
Om verbanden tussen samenleving en onderwijs te leggen kunnen tussenpartijen meerwaarde bieden. Gertjan de Werk zette bij het Leiden Delft Erasmus Centre for Sustainability diverse kennisontwikkelingsprogramma’s op samen met gemeenten en provincies. Nu werkt hij vanuit de TU Delft als interim transitiemanager Circulaire Bouw bij de Provincie Zuid-Holland in een soortgelijke rol.
Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en Externe Verbinding.
“Het is belangrijk dat je als tussenpersoon beseft dat je met verschillende werelden te maken hebt, die niet één-op één op elkaar passen. Ze spreken allebei een andere taal, maar hebben dat niet altijd door. Zorg daarom dat je eerst leert samenwerken, voordat je gaat samenwerken”, stelt De Werk. “Als associate director bij het Centre for Sustainability was ik de opening naar de universiteiten, nu ben ik een opening naar het provinciehuis. Dat wordt toch vaak nog ervaren als een soort kluis.”
Met het team Circulair Zuid-Holland verkent De Werk hoe de provincie en haar stakeholders optimaal met en van elkaar kunnen leren om de transitie optimaal samen vorm te kunnen geven: Hoe benut je de nieuwste wetenschappelijke inzichten, help je ondernemers effectief en zorg je voor de goede aanpassingen in beleid?
Wat is volgens jou de meerwaarde van tussenpartijen bij de samenwerking tussen onderwijs en samenleving?
“Vaak wordt besloten dat er moet worden samengewerkt tussen universiteiten en gemeenten, wordt het niet concreet gemaakt en wordt er niet goed doorgedacht over wederzijdse doelen Je huurt wat studenten in, dan komt het wel goed, zo lijkt het idee. Vaak wordt dan vergeten dat studenten maar één doel voor ogen hebben, en dat is op tijd hun studiepunten halen. Docenten hebben vaak als doel, zo snel mogelijk die studenten laten slagen. Dit strookt maar zelden met de doelen van bijvoorbeeld beleidsmakers: die willen input voor hun beleid, niet in de vorm van een afstudeerrapport van 80 pagina’s. Bestuurders en strategen zien heel vaak, terecht, de meerwaarde van deze samenwerking. Maar hebben vaak conflicterende doelen.. Het vergt dus tolken, vertalers. De vertaalslag van wetenschappelijke inzichten naar bruikbare input voor de praktijk moet je echt goed organiseren. Dat kost tijd en capaciteit. En daar kunnen andere partijen een rol spelen.”
Waarom gaat de verbinding soms zo lastig en zijn juist die tussenpartijen nodig?
“Als je als overheid de nieuwste inzichten wilt krijgen moet je die ophalen. Dat is dan meestal de strateeg binnen de afdeling die beleidsvragen eerst ophaalt om dan uit te zetten bij een universiteit. Maar je hebt ook iemand nodig bij de universiteit die de vragen op de juiste plek uitzet en zorgt dat de juiste output uit de wetenschappers komt, ook nog in de juiste vorm. Het kost dus echt capaciteit. Bij CfS hebben we daar bijvoorbeeld een Postdoc voor ingezet. Die heeft dan mooi het overzicht bij meerdere universiteiten van waar de juiste mensen zitten, stelt een gezamenlijke kennisagenda op en onderhoudt de contacten. Hij of zij zorgt ervoor dat de goede vraag op de juiste plek terechtkomt, zodat er gericht studenten mee aan het werk kunnen, als het een vraag is die überhaupt door een student kan worden beantwoord. Vervolgens kan hij de informatie filteren, de wetenschappelijke input vertalen naar de juiste vorm, en samen met de strateeg de vorm en inhoud zo aanpassen dat het weer terug kan naar de provincie, gemeente of Rijk die de opdracht uitzette. Het is overigens vaak effectiever om een dialoog te organiseren met de juiste wetenschappers.”
Dat is best wel een intensief proces dus?
“Ja. Zeker als je je beseft dat van alle informatie uit de studentenrapporten slechts 2 procent van directe meerwaarde is voor beleid en echt nieuwe inzichten oplevert. Het goede nieuws is wel, dat degene die het leest, wel meteen goed in het onderwerp zit. Maar zeker 80 procent van de kennis die we nodig hebben voor vraagstukken als de circulaire economie of de energietransitie is er al. Wetenschappers weten al veel meer dan nu wordt benut voor beleid. Voor een groot deel zit de verklaring daarvoor in het ontbreken van de goede vertaalslag en bijbehorende organisatie van de samenwerking binnen de trippel helix. En die zit hem in de processen.”
Is structurele samenwerking wel mogelijk dan?
“Ja. Maar daar moet er wel wat gebeuren. Zowel bestuurders als grote ondernemers hebben er geen idee van wat bepaalde thema’s precies inhouden, wat overigens logisch is. Wat houdt circulair precies in? Daar is niemand het over eens. De juiste vragen worden niet gesteld. Wetenschappers zouden hierin een rol kunnen spelen. Nu zie je vaak dat er eerst een onderzoek wordt uitgezet bij bijvoorbeeld TNO of Arcadis. Die beginnen dan weer eerst met de definitie van circulair, en gaan daarna een kader stellen. Het gaat helemaal niet om de definitie, maar om wat je samen wilt bereiken, gezamenlijke doelen: dat kan zijn minder milieu-impact, minder gebruik van kritieke grondstoffen of minder toxisch bouwen.”
Hoe doe jij dat als transitiemanager?
“Als transitiemanager wil ik effectieve innovatieve systemen bouwen in deze regio. We zijn nu bezig welke vraag waar naar toe moet. Actief hebben we daar beleidsthema’s aan vast gekoppeld, die we effectief inzetten. Als je aan de slag gaat met studenten moet je goed nadenken wat je wilt, wat je ervoor over hebt. Vaak zie je dat bedrijven en overheden daarmee eigenlijk vooral één doel hebben: het binnenhalen van talent. Over de kwaliteit van een traject wordt niet lang nagedacht. En dat is erg jammer. Natuurlijk zijn er ook goede voorbeelden te vinden. Maar voordat je begint, vraag je dan eerst af hoeveel tijd je er voor over hebt en wat je eruit wilt halen? Als je de waarde van de wetenschappelijke resultaten niet goed duidt dan krijg je er veel last bij als je gaat samenwerken met elkaar.”
Wat raadt je het netwerk van de City Deal Kennis Maken aan bij complexe samenwerkingen?
“Wat ik zou aanraden voor de City Deal is om meer te gaan organiseren op thema’s, op maatschappelijke vraagstukken die spelen in alle deelnemende steden, Ik zou de kennisontwikkeling en capaciteit organiseren rondom een dergelijke kennisagenda. Dan kun je duidelijk laten zien waar je kennis kunt laten landen. Bijna alle steden hebben dezelfde problematiek. Denk aan mobiliteit en energietransitie. De opgedane kennis en rapporten moeten geen losstaand product zijn, maar voortborduren op vorige. Er is een soort vertaalplatform nodig. Dan kun je als City Deal je meerwaarde hebben en kan het fenomeen City Deal leiden tot leiderschap voor innovatie met impact.”
Kun je een voorbeeld noemen?
“Denk bijvoorbeeld aan de Omgevingswet die in 2021 in gaat. Dat brengt vraagstukken met zich mee die in alle steden spelen. Hoe ziet een autoloze binnenstad eruit? Hoe kun je de kwaliteit van leven verbeteren? Het is zowel ontwerpend als onderzoekend. Je kunt hier zowel als docent, studenten als strateeg je ei kwijt. Pak je rol als City Deal hierbij. Neem twee tot drie belangrijke thema’s en richt daaromheen een onderzoekshub op waar je periodiek met baanbrekende visies komt en waar je onderwijs- en onderzoeksprogramma’s kunt laten landen. Voorlopers kun je hier ook aan koppelen. Dan gaat het echt leven. Belangrijk is dat je dit landelijk inricht. Nu is het nog te vaak op lokaal en regionaal niveau ingericht en dan hangt te vaak nog af van personen. Als we in Nederland structureel deze thema’s willen aanpakken dan kan dit een goede vorm zijn. Zo kunnen de partijen in de City Deal van en met elkaar leren.”
Laat een reactie achter