Aanpak complexe vraagstukken vraagt samenwerking, tegendraadsheid en experimenteerruimte
Met het online Festival van het Bestuur dat op donderdag 11 februari plaatsvond, werd de trendanalyse De Staat van het Bestuur die in januari verscheen, tot leven geroepen. Met een divers en uitgebreid programma sloegen onderzoekers, publicisten, bestuurders en volksvertegenwoordigers een brug tussen actuele maatschappelijke uitdagingen, de nieuwste onderzoeken en praktische oplossingsrichtingen. Op festivalvanhetbestuur.nl vind je meer informatie.
Een van de programma-onderdelen was de talkshow ‘To deal or not to deal; Op zoek naar effectiever bestuurlijk samenwerken’, waar o.a. City Deals en andere vormen van innovatief bestuur centraal stonden. Aan de talkshow, die geleid werd door Marceline Schopman, namen Eva Kunseler (wetenschappelijk medewerker Integrale Beleidsanalyse Leefomgeving bij PBL), Olga van Kalles (programmamanager IBP Vitaal Platteland), Annelies Kroeskamp (directeur Bestuur, Financiën en Regio’s bij het ministerie van BZK) en Bernard ter Haar (ABDTOPConsult) deel. ‘Talent van het Noorden’ en raadslid in Harlingen Bartele Boersma trad op als moderator en stelde vragen die in de deelnemers-chat voorbij kwamen.
Na de introductie van de gasten werd het gesprek geopend aan de hand van een foto die elk van de sprekers had meegebracht. ABDTOP-consultant Bernard ter Haar had een krantenkop uit het FD meegebracht: ‘Een goede beleidsambtenaar denkt tegendraads’. Ter Haar betoogde dat het belangrijk is dat de politiek wordt ondersteund door professionals. Onderdeel van die professionaliteit is om reflexief en tegendraads te zijn en soms tegen een minister te zeggen ‘ik begrijp wel wat je wil, maar op deze manier gaat dat niet werken’. Ambtenaren hebben volgens Ter Haarwel eens de neiging om meteen ‘te gaan rennen als politici iets roepen’.
Organiseer tegendraadsheid
Schopman vraagt of daar wel ruimte voor is, aangezien ambtenaren gehouden zijn aan beleidslijnen en politieke verantwoordelijkheid. Ter Haar geeft aan dat het ook in belang van de politici is als ambtenaren hen helpen voorkomen dat ze ‘in een valkuil lopen’ en niet klakkeloos opdrachten uitvoeren waarvan ze weten dat die niet goed uitvoerbaar zijn. Hij constateert dat er soms te weinig tegendraadsheid is en dat ministeries vaker mensen moeten aannemen die wellicht niet meteen ‘in hun straatje passen’. Volgens Ter Haar is ‘Den Haag’ nog teveel op zichzelf gericht en is er te weinig oog voor hoe de samenleving het doet en hoe andere overheidsorganisaties het doen. “Ik heb nog nooit zo vaak het woord ‘verkokering’ gehoord als de afgelopen jaren. Dat beseffen we ons bij het Rijk nog onvoldoende. Daarom hebben wij in een rapportage ook een hartstochtelijk betoog gehouden om die verkokering aan te pakken.”
Eva Kunseler van PBL herkent de signalen van Ter Haar uit het onderzoek Leren Institutionaliseren dat PBL en NSOB samen verrichten en waarover je elders op Agendastad.nl meer kunt lezen. “In ons onderzoek dat zich deels richtte op dealvormen, zagen we dat er in de breedte weinig kennis is over hoe je zo’n deal inricht. Er zijn eigenlijk twee patronen: het gaat om mensen, mensen die inzien dat je het samen moet doen. Maar die ervaren het toch vaak alsof ze een Gideonsbende zijn, een voorhoede die de organisatie moet meenemen. En dat is het tweede patroon; in hoeverre worden deze vormen van samenwerking gedragen door de organisatie? Vaak is het nog een ‘niche’.
Ter Haar noemt het voorbeeld van City Deals, waar hij als voormalig DG Sociale Zekerheid bij betrokken is geweest. Volgens hem zijn City Deals een goede manier om kennis op te doen en nieuwe samenwerkingen te verkennen. Om dat kansrijk te maken moet je volgens Ter Haar van begin af aan bedenken hoe je de opschaling organiseert. “Besef dat je de kennis uit deals nodig hebt om beleid goed vorm te geven.” Daarnaast is de gelijkwaardige samenwerking volgens Ter Haar belangrijk. En tegelijkertijd moeilijk voor het Rijk. “Als het Rijk zich ergens mee bemoeit, dan zijn ze vaak weer meteen de baas en in die deals zie je dat het eigenaarschap gedecentraliseerd is, met het Rijk als ‘meedenker’.”
Het samenspel
Van Kalles, van het IBP Vitaal Platteland geeft aan dat in haar programma het Rijk echt aan tafel zit om mee te denken, samen met drie andere overheden. Daarmee onderscheidt de aanpak zich volgens Van Kalles van de ‘klassieke dealaanpak’ waar het ‘competitieve element’ tussen regio’s vaak bepalend is. Ze benadrukt dat het gast om het ‘samenspel’: alle partijen moeten ook duidelijk maken wat ze vragen van het Rijk en gezamenlijk onderzoek je wanneer welke partij het best tot zijn recht komt.
Annelies Kroeskamp vertelt dat er vanuit het Rijk ook andere samenwerkingsvormen dan deals zijn gestart, zoals de nationale programma’s Rotterdam Zuid en Groningen en het programma rond de marinierskazerne in Zeeland. “Dat zijn voorbeelden van een meerjarige commitment vanuit het Rijk aan partners. City Deals ontstaan echt vanuit innovatie en kennis. Daar zit ook nauwelijks geld bij en dat is ook de kracht: er ontstaat dan een ‘coalition of the willing’. Bij Regiodeals is die zak geld er wel en je ziet dan ook soms ‘perverse prikkels’. Volgens Ter Haar zijn Regiodeals geen goed voorbeeld van gelijkwaardige samenwerking omdat het Rijk 900 miljoen euro beschikbaar stelde ‘en zelf bepaalt waar het geld naartoe gaat’.
Moderator Bartele Boersma breekt in en geeft aan dat in de chat de decentralisatie gezien wordt als een geïsoleerde opgave, waarbij het Rijk wel faciliteert maar niet echt interdisciplinair samenwerkt. En sommige deelnemers vragen zich hardop af of ‘dwarsdenken’ nou wel zo bevorderlijk is voor je carrière als rijksambtenaar….
Eva Kunseler geeft aan dat je echt ambtenaren moet werven met specifieke competenties voor dit type werk. Medewerkers die goed een link kunnen leggen met vakexperts bij departementen én met de buitenwacht. En die mensen moet je in teams bij elkaar brengen en zo wat meer afstand geven van de organisatiekokers.
Olga van Kalles vertelt over haar meegebrachte foto waarop ze met IBP-collega’s in een Fries weiland uitleg krijgt van een boer die kampt met bodemdaling. De foto symboliseert voor Van Kalles de verbinding. “Ik geloof dat vraagstukken juist in de ontmoeting met al die verschillende partijen gaan leven. En ik geloof erg in de kracht van mensen, ontmoeten verbinden. Het ging in deze ontmoeting niet om één perceel van een boer, maar om een heel gebied. Samen kijk je wat er nodig is in een groter perspectief, maar je houdt het samen ook klein. En dan kijk je wat je samen al hebt aan geld, regelruimte en kennis en dat is vaak heel wat.
Ruimte krijgen
“Maatwerk dus?”, parafraseert Schopman. “Ja”, bevestigt Van Kalles, die toevoegt dat dat vraagt om ruimte. Ruimte die je krijgt van je organisatie om terug te komen met ‘iets anders’ dan waar je voor op pad gestuurd bent, ruimte om lef te tonen. En: de legitimiteit hebben om iets te mógen doen.
Ter Haar herkent dit. “Als je iets wil aanpakken, zet er dan een interbestuurlijk team voor op. Trek mensen los uit hun organisatie en geef ze een mandaat. Het gebeurt gelukkig her en der al, maar nog te weinig”. Schopman vraagt hoe je democratische verantwoording beter een plek geeft bij onontkoombare maatschappelijke opgaven. Volgens Ter Haar kun je vrijwel elke opgave goed ‘bottom-up’oppakken. “De decentrale aanpak is een goede methode. We weten wat er moet gebeuren, het is alleen een kwestie van doen.” Daarbij is het borgen van het mandaat van de organisatie belangrijk zodat het niet vrijblijvend wordt.
Kroeskamp oppert dat dit wel het risico met zich meebrengt dat het een ‘bestuurlijk ding’ wordt. “De kunst is: heb je ook voldoende draagvlak bij bijvoorbeeld burgercollectieven, raadsleden et cetera.”
Kunseler benadrukt dat goed communiceren heel belangrijk is, en dat de afstemming goed georganiseerd is. En er moet ruimte zijn voor fouten. Dit wordt door de andere sprekers beaamd. Ter Haar: het leuke van kennisontwikkeling is dat het fout moet kunnen gaan. Zoals Annelies Kroeskamp al aangaf: het begint bij de burger en je moet goed uitleggen wat je doet en waarom. Doe je dat niet, dat zet je jezelf klem.
Iedereen bereiken
Vervolgens vertelt Annelies Kroeskamp over haar meegebrachte afbeelding, een plaatje van Fokke en Sukke die jargon als ‘win-win’ en ‘benchmark’ op de hak nemen. Kroeskamp: “Dat zie ik altijd als de uitdaging: hoe schrijven we het op zodat iedereen het begrijpt? Dat bureaucratische, hoog over en interessante, dat mag er wel een beetje vanaf. Daar is ook aandacht voor in de Staat van het Bestuur: hoe de samenleving zich ontwikkelt en hoe je groepen moet bereiken. Daar hebben we als Rijk nog veel stappen in te zetten.
Van Kalles beaamt dat taal heel belangrijk is. “Wij zochten in ons programma naar experimenteerruimte en dan ontdek je al gauw dat iedereen zijn eigen taal spreekt. Dat zie je in alle lagen.” Volgens Kroeskamp is het ook belangrijk dat je uitlegt wat je nodig hebt van een partner om resultaat te boeken. Ter Haar geeft aan dat je als ambtenaar erg wordt getraind in ‘verhullend communiceren’, zodat iedereen het zijne kan lezen in een plan. “Je moet aan de voorkant gewoon helder zijn in taal en dat kan heel goed zonder jargon.”
Kunseler schetst dat je ook in een kader, een gemeenschappelijke taal, spreekt als je samenwerkt. Dat is ook nodig om samen eenduidige doelen te formuleren. “Je creëert samen ook een nieuwe werkelijkheid dus die ene taal is nodig om er met elkaar in gezogen te worden.”
Vanuit de chat, zo meldt Bartele Boersma, wordt gesuggereerd om plannen meer op het taalniveau ‘B1’ op te schrijven.
Fucking goed
Kunseler heeft een fragment meegebracht uit het seminar over het onderzoek ‘Leren institutionaliseren‘ waarin programmamanager Agenda Stad Frank Reniers over het creëren van ruimte om te leren van City Deals zegt: “Iedereen is druk dus is het moeilijk om die ruimte te vinden. Daarom moet het leuk, lekker en inhoudelijk fucking goed zijn.” Een mooi voorbeeld van helder taalgebruik, vinden de tafelgasten en de deelnemers op de chat. Kunseler licht toe dat Reniers hiermee aangaf dat een deal moet aansluiten bij waar partijen behoefte aan hebben, zodat ze met zo’n aanpak mee willen doen. Ze vraagt daarnaast ook aandacht voor het organiseren van leerprocessen.
Van Kalles sluit zich hierbij aan: “Leg bestuurlijk vast: we willen leren!” Sommige professionals hebben die bescherming nodig om te voelen dat ze de ruimte hebben om te leren. Kunseler geeft aan dat de juist instrumenten van belang zijn om te kunnenleren, zoals de Community of Practice van Agenda Stad of de LNV-Verbinders. Kroeskamp noemt het voorbeeld van twee Regio Deals waarin Grensoverschrijdende Samenwerking een rol speelt. “Partijen hebben elkaar nu door die Regio Deals gevonden en verwijzen ook naar elkaar. Die gezamenlijkheid was eranders niet geweest.”
Ter afronding vraagt Schopman alle sprekers nog om een laatste ‘gouden tip’ Kunselaar geeft aan: “Zoek die ander op, ga in gesprek!” en pleit daarnaast voor ‘leerdebatten’ naast verantwoordingsdebatten. Ter Haar zegt: “Zou fijn zijn als we met elkaar afspreken dat we alleen nog beleid maken dat werkt. Dat kan door kleinschalig te beginnen en het uit te bouwen. Nu modderen we vaak door omdat het interessant kan zijn om wat te roepen.” Van Kalles geeft aan dat het belangrijk is om een ander ook het podium te gunnen, zodat je ook ‘collectief kunt shinen’ omdat je het tenslotte ook samen doet. Kroeskamp bepleit ruimte: “Doe het samen en laat ruimte!” Het laatste woord is aan de deelnemers op de chat. Bartele Boersma: “Deelnemers geven aan: het is belangrijkom een heldere hulpvraag neer te leggen, niet alleen bij beleidsmakers, maar ook bij burgers.”
Laat een reactie achter