‘Armoede is dé grote uitdaging voor Europa’

Julien van Geertsom, voorzitter MI-IS, partnership Urban Poverty
Julien van Geertsom, voorzitter MI-IS, partnership Urban Poverty

Aan de vooravond van zijn pensionering praat Julien van Geertsom van het Europese Partnership Urban Poverty nog altijd bevlogen over de aanpak van armoede in Europa, waarbij hij een sleutelrol ziet voor Europese steden.

Waarom is dit partnership zo belangrijk?

Van Geertsom, voorzitter van de Belgische overheidsdienst voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding (MI-IS) en één van de trekkers van het Partnership, vertelt hoe het tot stand kwam: “Dat is terug te voeren tot 2010, toen de Europese Commissie het programma Europa 2020 opstelde. Daarin werd onder andere opgenomen dat in 2020 het aantal mensen dat binnen Europa in armoede leeft, met 20 miljoen moet zijn afgenomen. Dat gebeurt niet vanzelf – sterker nog, we zien armoede binnen Europa toenemen, vooral onder kinderen. En juist kinderarmoede moet prioriteit hebben, want wie in armoede opgroeit, mist kansen om een volwaardige rol te spelen in de samenleving. En dat kost de samenleving uiteindelijk veel meer dan de aanpak van armoede. Europa heeft dus behoefte aan een sterk sociaal beleid. Ook omdat Europa nu door veel burgers als boeman gezien wordt en we met dat sociaal beleid echt kunnen laten zien dat Europa helpt. Steden spelen hier een cruciale rol, omdat daar de innovatie en creativiteit geconcentreerd is die tot de oplossing kan leiden, maar ook omdat het probleem van de armoede zich vooral in steden voordoet.

Het Partnership Urban Poverty bestaat uit de lidstaten België, Frankrijk, Duitsland, Griekenland en Spanje, de stadsregio’s Brussel en Ile de France en zeven steden: Birmingham (Engeland), Daugavpils (Letland), Kortrijk (BE), Keratsini-Drapetsona (Estland), Lille (Frankrijk), Lödz (Polen) en Timisoara (Roemenië). Daarnaast zijn ook de organisaties EAPN, Eurochild, FEANTSA, UN Habitat, Eurocities, EUKN en URBACT betrokken.

Wat wil het partnership Urban Poverty precies bereiken?

Van Geertsom: “Het partnerschap richt zicht op vier onderwerpen: kinderarmoede, achterstandswijken, dakloosheid en de kwetsbaarheid van de Roma. Het actieplan telt 12 actiepunten die volgens een geïntegreerde aanpak van plaatsgerichte en mensgerichte oplossingen zijn opgesteld. Bij plaatsgerichte oplossingen kun je denken aan het verbeteren van de leefbaarheid door renovatie in de wijk, bij mensgerichte oplossingen aan sociaal-economische integratie binnen wijken. Het mooie van dit partnership is dus dat we deze twee benaderingen bundelen.”

Van Geertsom is bezig aan zijn laatste dagen in functie. Als we hem spreken op 26 januari, staat hij aan de vooravond van zijn laatste werkweek. Op woensdag 31 januari, zijn laatste werkdag, presenteert hij voor het Europese Parlement het actieplan van het partnership, dat gecoördineerd wordt door België en Frankrijk. “We hebben de maatschappelijke consultatie afgerond. We gaan ons nu richten op de implementatie, onder andere door lokale pilots te starten, op de bekendheid van het actieplan en ook op de toekomst, voorbij de Europa2020-strategie. Zo willen we onder andere de discussie opstarten over de toekenning van sociale cohesiefondsen. Steden hebben nu nog geen toegang tot deze en andere fondsen, of ze moeten enorme drempels nemen, terwijl ze, zeker wanneer ze samenwerken in lokale pacten – een soort city deals – enorme slagen kunnen slaan in de bestrijding van armoede. Ook een fonds als het EFRO (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling), dat nu vaak vooral voor de infrastructuur van achterstandsgebieden wordt ingezet, kan wellicht gebruikt worden voor andere doeleinden – bijvoorbeeld kinderopvang – als dat effectiever blijkt in de bestrijding van armoede.

Een andere aanbeveling is bijvoorbeeld dat de EU zich dwingender opstelt in sommige aanbevelingen, zodat ze minder als vrijblijvend worden ervaren door lidstaten. “Bijvoorbeeld de aanbevelingen in een rapport uit 2013 over Social Investment, waarin het belang wordt onderstreept om in elke levensfase in mensen te investeren”, licht Van Geertsom toe. In de strijd tegen dakloosheid stellen we ‘housing first’ centraal – zorg eerst voor huisvesting en kijk dan naar onderliggende problemen, want uit onderzoek blijkt dat dit effectiever is. Bovendien willen we bepaalde rechten van kinderen verankeren in een zogenaamde Child Guarantee, in navolging van de Youth Guarantee waar de lidstaten zich eerder aan conformeerden. Hierin kan bijvoorbeeld het recht op kindervang worden vastgelegd. Want kinderopvang blijkt van groot sociaal-cultureel belang voor de ontwikkeling van kinderen. Daarnaast is ook de bestrijding van discriminatie, bijvoorbeeld in het geval van de Roma, een belangrijk speerpunt.”

Dus meer geld en beter beleid?

Ja, maar niet alleen dat. Het gaat niet alleen om geld en beleidswijzigingen, maar ook om kennisdeling. Better funding, better policy, better knowledge, dat was de insteek van het Pact van Amsterdam en langs die lijn hebben wij ook ons actieplan opgesteld. Dus naast het beschikbaar stellen van fondsen en het dwingender opstellen van aanbevelingen, moet er ook een beter apparaat komen om gegevens uit lidstaten te verzamelen en beschikbaar te maken. Want zonder goede analyses geen goed beleid en voor die analyses hebben we meer gegevens nodig dan onze referentiebron EU-SILC ons nu biedt.

Het partnership gaat nog een jaar door. Van Geertsom neemt op 1 februari met een gerust hart afscheid: “Ik heb het partnerschap zien groeien en de afgelopen jaren steviger zien worden. Ik heb alle vertrouwen dat men over een tijdje de vruchten plukt van de maatregelen en dat is uiteindelijk het belangrijkste.”

Laat een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *