‘Blijf elkaar ontmoeten in de City Deal’
De City Deal Kennis Maken is sinds 2017 ondergebracht bij het Regieorgaan SIA, de organisatie die samenwerking tussen onderwijs, bedrijfsleven en publieke instellingen wil bevorderen. Tijd om eens samen met voorzitter van het bestuur Huib de Jong te kijken naar hoe het gaat met de City Deal.’Voor het netwerk is het heel belangrijk dat de ontmoetingen blijven doorgaan.’
De City Deal is nu vijf jaar bezig. Wat valt je op als je kijkt naar de verbinding tussen stad en hoger onderwijs?
De Jong: “De City Deal vind ik passen in een veel breder klimaat rond kennisinstellingen. Het inzicht dat innovatie gekoppeld is aan kennisontwikkeling stamt al uit de jaren ’90 in de vorige eeuw. Sindsdien wordt er steeds meer een beroep gedaan op de kennisinstellingen om ook een zichtbare maatschappelijke bijdrage te leveren. Bij dat klimaat hoort ook de City Deal. De focus van de City Deal ligt dan dan vooral op de grootstedelijke vraagstukken. De steden zijn toch concentratiegebieden van economische ontwikkeling, maar ook van sociale uitdagingen. Ze zijn op zoek naar inzetbare kennis om die uitdagingen en mogelijkheden aan te gaan. Ik vind het leuk om te zien dat het in eerste instantie heel sterk gekoppeld was aan universiteiten en hogescholen, maar dat we in de verschillende projecten en programma’s nu ook steeds meer het mbo gekoppeld aansluit. Dat vind ik wel een heel mooie ontwikkeling.”
Wat je steeds meer ziet is dat kennisinstellingen de verplichting hebben om een impact te leveren. Wat houdt dat volgens jou precies in?
“Bij de universiteit, maar het geldt voor alle kennisinstellingen, is de focus heel sterk gericht op het doen van onderzoek en het leveren van onderwijs als een soort min of meer op zichzelf staande activiteit. Dan zie je dat de maatschappij toch vragen stelt. Waarom doe je het? Wat hebben wij eraan? Welke bijdrage lever je aan de publieke sector, of aan het bedrijfsleven om te kunnen innoveren? Wat is de aansluiting bij de arbeidsmarkt? Die impact is vooral lokaal zichtbaar. Ik weet zelf vanuit de kennisinstellingen hoezeer dit speelt en de komst van de City Deal sloot dan ook heel erg aan op wat er al aan ontwikkeling was. Ze bood de mogelijkheid, in samenwerking met de gemeente en met lokale en regionale bedrijven en instellingen, om daar handen en voeten aan te geven.”
Waarom past de City Deal zo goed bij het Regieorgaan?
“Het sluit qua aanpak heel goed aan bij de faserende aanpak die we binnen Regieorgaan SIA hebben. Enerzijds start je met de vraag van hoe enthousiasmeer je. Dat gaat, vaak op basis van individuele projecten. Dan kom je langzamerhand in het stadium waarbij die individuele projecten probeert op te schalen. Dan gaat het over structureren en het ook lange termijn onderdeel laten zijn van het normale pakket van de samenwerking.”
Zijn er bepaalde projecten of steden in de City Deal die je de afgelopen zijn opgevallen?
“Er zijn natuurlijk allemaal mooie individuele projecten. Een voorbeeld vind ik het Urban Living Lab in Breda, waarbij onderwijs met reële problemen in de stad aan de slag gaat, en waarin de studenten van al die verschillende instellingen ook in staat zijn om met hun creativiteit een bijdrage te leveren. Dan zie je heel mooi dat het enerzijds gaat over die impact genereren, maar dat heeft direct ook een relatie met vragen over burgerschap. Hoe ga je die studenten ook daadwerkelijk onderdeel laten zijn van die stad? Hetzelfde zie je bijvoorbeeld ook bij de projecten in Twente. Hier willen ze dat iedere student actief is geweest in de stad. Dat geldt voor de ROC van Twente, voor Saxion en voor de Universiteit Twente. Ik vind dat heel mooi om te zien.”
Wat levert het de samenleving op?
“Je zult altijd zien dat het ene wel lukt, en het andere niet. Het mooie van de City Deal, is dat dat ook kan. Je kunt ook experimenteren. De graadmeter voor deze vraag wat die meerwaarde is, is de reactie die uit de samenleving komt. Je ziet dat de belangstelling is voor die samenwerking, ook vanuit maatschappelijke organisaties en bedrijven. Kijk naar de mooie onderteken momenten die plaatsvinden. Er is dan ook enorme behoefte om met die kennisinstellingen, met die studenten, samen te werken. Soms gaat het om het oplossen van hele concrete problemen. Maar ik zie ook bedrijven die, gezien de arbeidsmarkt, ook heel graag met die studenten kennis willen maken, omdat zij ook de toekomstige werknemers kunnen zijn.”
Wat zie je vanuit het perspectief van de hogescholen allemaal gebeuren? Hoe past dat bij de grotere strategie waar SIA aan werkt?
“De hogescholen hebben traditioneel al een heel sterke relatie met de regio waarin ze werken, en dat is per definitie in het beroepsonderwijs. Wat er nu gebeurt met de City Deal is het meer structureren, en vaste afspraken maken. De partners gaan meer duurzame contracten met elkaar aan. Die structurering, vaak ook onder regie van de gemeente, is een heel belangrijke stap die we op dit ogenblik aan het aan het maken zijn, en dat past ook heel goed bij waar Regieorgaan SIA op dit moment mee bezig is. We zijn nu zo’n twintig jaar bezig met onderzoek in de hogescholen. Dat is onderzoek samen met partners in de regio, maar ook heel sterk gekoppeld aan het onderwijs. Dus daar zie je ook al de parallel met wat er in de City Deal gebeurt. Ook wij zitten nu ook in de fase van verduurzaming van de samenwerking. Daarbij kijken we ook wordt naar de vraag hoe de hogescholen met bedrijfsleven en publieke sector een lange termijn visie gaat ontwikkelen dat een onderdeel wordt van een bredere strategie, niet alleen van de hogescholen, maar ook van de partners in die regio.”
Jullie zijn als Regieorgaan SIA dus hier eigenlijk al twintig jaar mee bezig. Het was ook niet meer dan logisch dat de City Deal bij jullie onder de paraplu kwam?
“Ja. Alle programma’s, die het Regieorgaan SIA draait op dit moment, hebben als heel belangrijk criterium ook om middelen ter beschikking te stellen voor zichtbare maatschappelijke impact. Om die reden zie je ook dat de projecten van Regieorgaan SIA vaak van relatief korte duur zijn. Waar promotietrajecten bij de universiteiten vier of vijf jaar duren zijn de projecten van Regieorgaan SIA zijn wat kort cyclischer. Die hebben dus vaak maximaal twee jaar als perspectief, met name ook om in die samenwerking met instellingen en bedrijven die directe relatie met problemen en vragen daar zichtbaar te maken. We werken ook altijd vraaggericht. Dus het belang van de partners moet volstrekt zichtbaar zijn in de projecten. Volgens mij zijn dat allemaal kenmerken die bij de City Deal terug komen. In die zin vind ik het logisch dat het bij ons belegd is.”
Laten we even kijken naar de toekomst. Wat zou je de City Deal partners, de steden en de instellingen aan of willen adviseren voor de komende jaren, met oog op opschaling en intern inbedden in het onderwijs?
“Ik zou de verschillende partners in de stad toewensen dat binnen de kennisinstellingen die maatschappelijke impact echt ook heel expliciet een onderdeel is en wordt van de strategie. Vervolgens wens ik ook de steden toe dat ze lange termijn visies neerleggen waarin ze garanties kunnen geven voor de langere termijn samenwerking en de ondersteuning. Datzelfde geldt ook voor de partners in de stad. Alleen zo kun je echt netwerken en samenwerkingsverbanden opzetten. Daarbij maak je dan met elkaar meer lange termijn afspraken over de samenwerking en wat we over en weer van elkaar kunnen verwachten. Het gaat niet per definitie om geld, maar over de vraag van hoe je menskracht met elkaar kunt delen en zichtbaar aanwezig zijn in elkaars organisaties. Dan krijg je echte verduurzaming. Het begint altijd met de projecten, waarin mensen ervaren dat het meerwaarde heeft. Als je daarvan wat meer langere termijn afspraken kunt maken, zou dat volgens mij een enorme opbrengst zijn voor de stad.”
Wat bedoel je precies met garanties van ondersteuning? Zou dat bijvoorbeeld betekenen dat er binnen de gemeente een vaste aanspreekpunt is voor begeleiding van die studenten en onderzoekers?
“Dat is één element ervan. Het begint bij politiek commitment. Nu zijn in de steden de collegeprogramma’s weer zo’n beetje afgerond. Die zijn per definitie heel divers. Soms zie je wel en soms zie je niet in die college programma’s de relatie met die kennisinstellingen word benoemd. Het zou eigenlijk meer structureel moeten zijn, en meer vanzelfsprekend moeten zijn dat de relatie met onderwijs ook een onderdeel is van de collegeafspraken. En dat voor de kennisinstellingen en de partners in de stad die gemeente dan voorspelbaar wordt in haar commitment naar die samenwerking.”
Denk je dat de City Deal nog steeds groeit? We hebben behoorlijke stappen gemaakt sinds 2017?
“Ja. Je ziet nog steeds dat er steden aansluiten. We zitten nu op 20 steden, Eindhoven was de laatste die aansloot. Ik denk dat die groei wel doorgaat. Je ziet overigens ook steeds meer instellingen die lokale en regionale samenwerking onderdeel maken van hun strategie en daar ook projecten op definiëren. Dat wordt steeds breder. Daarom is, denk ik, die opschaling ook belangrijk. Ik kijk van begin af aan mee, ik vind het echt fantastisch en ben een fan van wat Rowinda Appelman allemaal doet, samen met haar mensen. De kennisdeling, steeds meer mensen bij elkaar brengen en van daaruit ook nadenken over de vraag: wat kunnen we van elkaar leren? Dat moet doorzetten in de komende periode. Dat zie je bij het inzetten op die opschaling dat er ook masterclasses en bijeenkomsten te worden georganiseerd om dat leren van elkaar ook tot een structuur te maken. Dat vind ik echt heel erg belangrijk.”
Wil je verder nog iets meegeven aan het City Deal Netwerk?
“Ik denk dat voor het netwerk het heel belangrijk is, dat, vanuit de verschillende verantwoordelijkheden, die ontmoetingen blijven doorgaan. Op de landelijke Kennisdelingsdag komen alle partijen bij elkaar. Van het politieke niveau, de leiding van de instellingen en bedrijven, tot ook de mensen die dag-in dag-uit bezig zijn om hier te proberen handen en voeten aan te geven. Ik denk dat dit soort oploopjes heel belangrijk is, maar ook dat de ontmoetingen van die verschillende geledingen vanuit die verschillende verantwoordelijkheden in de komende periode echt moeten worden doorgezet. Zodat je op die verschillende niveaus en vanuit die verschillende verantwoordelijkheden leert van elkaar en ziet je hoe het enthousiasme er in kan houden.”
Laat een reactie achter