Nano-Challenges: oplossingsmotor én vliegwiel voor maatschappelijke vraagstukken

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Studenten aan het werk in het EnschedeLAB
Studenten aan het werk in het EnschedeLAB

Van eenzaamheid onder internationale studenten tot het helpen van oudere mensen om via digitale tools hun sociale contacten te onderhouden. Ook de tweede corona-golf brengt uitdagingen mee in de wijken van Enschede. Studenten van verschillende kennisinstellingen werkten samen daarvoor oplossingen uit in de Nano-Challenges van het EnschedeLAB.

Het EnschedeLAB is hét City Deal Kennis Maken project in de Twentse hoofdstad. In dit lab werken studenten Universiteit Twente, Saxion Hogeschool, ROC van Twente en AKI/ArtEZ samen aan échte vraagstukken uit de stad. Ze worden daarbij uitgedaagd om over de grenzen van hun instelling heen te kijken naar vernieuwende oplossingsrichtingen die de stad verder helpen. Vraagstukken die erg specifieke kennis vereisen, worden binnen één van de instellingen/opleidingen voorgelegd. Andere vraagstukken die meerdere soorten kennis, en dus een multidisciplinaire aanpak, vereisen, kunnen binnen een minor worden behandeld.

Nano-Challenge

Of ze worden uitgezet als Nano-Challenge. Het is sinds kort de nieuwe aanpak van stedelijke vraagstukken door studenten van het EnschedeLAB, vertelt coördinator Wiro Kuipers. “Afgelopen maart hadden we nog het idee om met het EnschedeLAB een programma te ontwikkelen dat zou passen bij de opleidingen en waar studenten twee dagen in de week aan de slag zouden gaan met stedelijke vraagstukken. Dat bleek praktisch onhaalbaar.

Geïnspireerd door het verhaal uit Utrecht van Erik Mooij met de Challenges ben ik naar onze regiegroep gestapt met het idee voor een eigen Challenge in Enschede: een Nano-Challenge, waar studenten in vier dagen tijd ervaringen opdoen met samenwerken met andere disciplines aan maatschappelijke vraagstukken, en met ontwerptools. Doel daarbij is niet om uitgekauwde oplossingen te bedenken voor deze vraagstukken, maar meer oplossingsrichtingen. Die kun je dan verder brengen in het onderwijs als estafette binnen projecten van verschillende opleidingen van de kennisinstellingen. Andere studenten pikken het weer op en brengen het weer verder. Denk aan afstudeerprojecten. Zo wordt de Nano-Challenge een oplossingsmotor en tegelijk een vliegwiel voor het oppakken van de maatschappelijke vraagstukken. Elk kwartiel willen we zo’n Nano-Challenge opzetten.”

Vraagstukken uit de stad

Het afgelopen kwartiel, in de maand september, zag het debuut van de Nano-Challenges. In de eerste challenge stonden drie stedelijke vraagstukken centraal in het kader van corona. Deze vragen waren ingediend door drie maatschappelijke organisaties uit de stad: welzijnsorganisatie Twentse Alliantie, de Leerkring Eenzaamheid Jongeren en de Twentse Naobers. In totaal 28 studenten van voornamelijk Saxion en AK AKI/ArtEZ I werkten, verdeeld over zeven gemengde groepen, samen aan oplossingen voor de drie aangedragen vraagstukken. “De vragen waren opgesteld eigenlijk vanuit een post-corona insteek, maar de actualiteit heeft ons ingehaald. Ze werden weer helemaal actueel”, aldus Kuipers.

Zo bleek in de eerste lockdown van de corona-pandemie dat niet alleen ouderen zich eenzaam voelden maar ook jongeren. Zeker degenen die vanuit een ander land in Enschede zijn komen wonen om hier te studeren of te promoveren. Voor deze jongeren zijn toen weliswaar allerlei initiatieven ontplooid, alleen zelden mét hen. Kuipers: “Om te voorkomen dat ze een volgende keer weer buiten de boot vallen was het doel om met de Nano-Challenge dit vraagstuk samen met die doelgroep aan te pakken.”

Een andere vraag die relevant is, zo bleek uit de eerste lockdown, is hoe je kwetsbare mensen, die niet digitaal of technisch vaardig zijn, kunt helpen met digitale tools. Waar de meeste mensen tijdens de lockdown dankzij die tools hun werk konden blijven doen, en hun sociale contacten konden onderhouden, konden ouderen en digibeten dat niet. Hoe zorg je ervoor dat deze groep mensen betrokken blijft? En in contact met familie en vrienden?

Het derde vraagstuk was ook corona-gerelateerd. Daarbij keken studenten naar oplossingen om vanuit de betrokkenheid van inwoners om te gaan met de toenemende zorgvraag in de komende jaren. Hoe kunnen we die het hoofd bieden? Op welke manier kunnen we dat samen doen? Hoe bewegen we van ‘Ziekte en Zorg’ naar ‘Gezondheid en Gedrag’? In de coronacrisis werd duidelijk dat hele nieuwe manieren van samenwerken mogelijk zijn en hoe we elkaar nodig hebben om uit de crisis te komen. Moeten inwoners niet ook actiever en vroegtijdiger worden betrokken bij zorg?

Oplossingsrichtingen

Wat leverde de Nano-Challenge op? “Er zijn zeven oplossingsrichtingen gekomen die best wel praktisch zijn. Van het inzamelen van bestaande devices om deze te hergebruiken voor kwetsbare groepen tot het idee en om een gezamenlijke zaterdagmiddag lunch te organiseren, waarbij met dezelfde ingrediënten, de deelnemers online samen koken en eten. Op 17 november is dat meteen uitgevoerd.”

Een ander idee was om een app/platform te ontwikkelen, waarop studenten elkaar online kunnen leren kennen op basis van soortgelijke eigenschappen of interesses, aangevuld met een fysieke plek waar je elkaar kunt treffen. Twee studenten zijn dit nu gaan uitvoeren.

Werken met échte context

Wiro Kuipers, trekker van de City Deal in Enschede.

Wiro Kuipers, trekker van de City Deal in Enschede.

Wat vonden de studenten ervan? Kuipers: “Een deel deed verplicht mee, een deel vrijwillig. Vooral vonden ze het samenwerken met andere opleidingen en studierichtingen, waar ze normaal niet zo snel in contact mee zouden komen, erg leuk. Ook het werken met echte context, om met echte vraagstukken aan de slag te gaan, vonden ze erg leuk. Sommige studenten hadden wel het gevoel alsof ze met de handrem erop moesten werken. Dat deden we bewust in de eerste twee dagen. We willen namelijk dat ze zich eerst goed verdiepen in de context, hoe het in elkaar zit, waar de mensen echt behoefte aan hebben. Dan pas kun je oplossingen verzinnen, een betere afweging maken en de nodige reflectie doen of een oplossing daadwerkelijk effect heeft. Je moet dus eerst zicht hebben of mensen er echt iets aan hebben.”

Kuipers gaat verder: “Wat we hebben gemerkt is dat studenten nog niet zo scherp hebben wat de opdrachtgevers precies kunnen. Even een app ontwikkelen is niet zo makkelijk voor een welzijnsorganisatie waar vijf mensen werken die samen 80 uur in een week. Of dat die organisatie weinig financiële ruimte heeft. Of de neiging om maar subsidie van de gemeente te vragen. Volgende keer willen hen meer bijstaan om dat bewustzijn mee te geven.”

Op 26 november vindt de volgende Nano-Challenge plaats. Er hebben al ruim 20 studenten zich aangemeld. Er staat deze keer maar één vraagstuk centraal: hoe kunnen we de overlast van rokers in wijken rond schoolterreinen beperken? Het gaat om wijken rond schoolterreinen en ziekenhuizen, waar wordt gehandhaafd op het rookverbod. Rokers zoeken nu andere plekken, en dat kan als gevolg hebben dat ze overlast veroorzaken, met afval, stankoverlast of geluidshinder. Hoe zouden we die overlast kunnen beperken zonder te verzanden in de zoveelste stoppen-met-roken campagne? Kuipers kijkt er naar uit: “Deze zal geheel in het Engels zijn. Ik ben echt benieuwd wat voor concepten de studenten verzinnen om deze overlast terug te dringen. Het is een lastige casus maar wel heel leuk.”

Meer informatie over het EnschedeLAB en de Nano-Challenges: www.enschedelab.nl

Oude ambachten en nieuwe technieken helpen Leeuwarder coronavraagstukken

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Leeuwarden
Leeuwarden. Foto: Pieter Verbeek.

Hoe blijf je als museum interactief in deze coronatijd? Hoe handhaaf je in een stadspark wanneer het lekker weer is en mensen willen genieten? Studenten van hogeschool NHL Stenden, het Friesland College werkten samen aan deze vragen in de Corona Challenge van de City Deal Kennis Maken Leeuwarden. Dat deden ze ook met studenten uit Valencia en Bulgarije.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

Met Leeuwarden als City Lab zijn vijftien jonge denkers, doeners en makers op 9 oktober aan de slag gegaan in drie Corona Challenges. De eerste was een opdracht van het Fries Natuur Museum. Dit museum bestaat voor een groot deel uit aanraak-activiteiten voor kinderen. Hoe kan het museum deze interactiviteit handhaven in Coronatijd? Het tweede vraagstuk kwam van de gemeente Leeuwaren zelf. Die wilde weten hoe Stadshandhaving Prinsentuin tegelijkertijd de coronaregels kon handhaven én de leuke sfeer van het park kon behouden.

Het derde vraagstuk kwam van de winkeliers van de Nieuwe Oosterstraat, ook wel bekend als B-Street. Sinds de coronatijd staan hier veel zwerffietsen, achtergelaten door studenten die weer tijdelijk bij hun ouders gingen wonen. Wat is een duurzame, groene manier om de fietsen op te ruimten? Kunnen we de fietsen hergebruiken?

De Corona Challenge was opgezet om in post-corona oplossingen te bedenken voor deze stedelijke vraagstukken. Helaas haalde actualiteit het weer in. Door nieuwe coronamaatregelen moest de samenwerking grotendeels verhuizen naar een online omgeving in plaats van de Leeuwarder maakplaatsen D’Lab en Frisian Design Factory, waar de studenten zouden samenwerken. Uiteindelijk werd het een hybride event. Op 23 oktober konden de studenten hun ideeën pitchen op de Dag van de Duurzaamheid tijdens een event.

craft your future

Oude ambachten en nieuwe technieken

De Challenges zijn een samenwerking met Learning Hub Friesland, een partij die nog niet eerder was aangehaakt bij de City Deal Kennis Maken in Leeuwarden. Deze stichting faciliteert Europese samenwerking voor scholen in Friesland, legt Erna van der Werff uit, directeur en medeoprichter. “Europa biedt veel kansen voor docenten en studenten maar van alle regio’s maakt Friesland nog het minst gebruik van de financiering hiervoor. Daarom zijn wij gestart en zoeken wij naar thema’s die spelen in de regio. Waar liggen ambities en uitdagingen om internationale projecten mee te op te zetten?”

De Corona Challenge is dan ook opgezet volgens de uitgangspunten van Craft Your Future, een van de programma’s van het Learning Hub Friesland, waarin het Friesland College samenwerkt met de Polytechnische Universiteit van Valencia (hbo) en een oude ambachtsschool in Tryavna, Bulgarije. Centraal in Craft Your Future staan vakmanschap en ambacht als bron voor innovatie en duurzaamheid: het hergebruik van traditionele ambachten gecombineerd met nieuwe technieken in een circulaire economie. “Wat kunnen we leren van het vakmanschap van toen voor de vraagstukken waar we nu tegenaan lopen?”, licht Van der Werff toe. In de Corona Challenge gold dat voor de drie vraagstukken, waarmee de studenten in Leeuwarden aan de slag gingen. De internationale studenten uit Bulgarije en Spanje dachten actief van afstand mee.

Samenwerking

Erna Van der Werff, Learning Hub Friesland.

Erna Van der Werff, Learning Hub Friesland.

De samenwerking tussen de City Deal Kennis Maken Leeuwarden en de Learning Hub is afgelopen zomer gestart toen Van der Werff in contact kwam met Roland Kuipers (NHL Stenden) en Corrie Ponne (gemeente Leeuwarden). Alle drie waren ze enthousiast om samen te werken. Van der Werff: “We hebben al langer de wens om samen te werken met NHL Stenden. Dit was onze kans om iets moois op te zetten.” Voor de City Deal Kennis Maken was dit een mooie kans om zichzelf goed in de praktijk neer te zetten, stelt Ponne. “Dit was een mooie gelegenheid om het concept, de naam, en het idee van de City Deal meer bekendheid te geven. Met de Corona Challenge konden we bedrijven en andere partijen laten kennismaken met de werkwijze en hoe het eraan toegaat in de City Deal. De Corona Challenge heeft het multidisciplinair en multi-level samenwerken goed laten zien in de praktijk.”

Kuipers: “Wat het Learning Hub verder toevoegt is het internationale aspect. We werken nu samen met andere regio’s in Europa. Dat deden we nog niet in Friesland. Er was echt een gap. Daar sluit dit goed op aan.”

Input van studenten

Wat leverde de Challenge op? “Er ontstond een mooie, open en constructieve samenwerking tussen verschillende kennisinstellingen en studenten uit Spanje en Bulgarije. De studenten waren erg enthousiast”, kijkt Van der Werff terug. “Door de verscherpte coronamaatregelen werd een flink appèl gedaan op ons doorzettingsvermogen, inventiviteit en de bereidheid tot samenwerken. Maar dat heeft goed uitgepakt.”

De drie opdrachtgevers, die de Challenges inbrachten, waren erg blij met de input van de studenten. Zo hadden de studenten voor het Fries Natuur Museum een prototype gemaakt via een 3D printer van een stokje waarmee je coronavrij de touchscreens kan bedienen in het museum. Dat kon meteen worden getest en verder ontwikkeld.

De foto toont een lachende Corrie Ponne

Corrie Ponne, gemeente Leeuwarden.

“Bij de twee andere Challenges waren de opdrachtgevers onder de indruk van de denk- en organisatiekracht van de studenten en waren ze blij verrast over hoe samenwerking met studenten kan verlopen”, vertelt Ponne. “Het is belangrijk om dat soort signalen te delen om zo ook de impact van de gedachte van de City Deal te vergroten.”

Voor het park bedachten de studenten een app om bezoekers te helpen om 1,5 meter afstand te bewaren. Ook kan je bij de ingang van het park een QR-code scannen om te zien hoeveel mensen in het park zijn. Ponne: “Om eenzaamheid tegen te gaan heeft de app ook een chatfunctie waarmee je in contact kan komen met anderen in het park, die je niet kent. Zonder dichtbij elkaar te komen. Het idee erachter is dat veel mensen de hele dag eenzaam thuis en in het park in contact met anderen kunnen komen. Dat hoorde niet bij de opdracht, maar dat hebben de studenten zelf erbij bedacht. Dat is echt mooi.” Voor de winkelstraat bedachten de studenten een bankje gemaakt van fietsen, waarop je goed afstand kan houden.

Over eigen grens kijken

Een onverwachte uitkomst is ook dat zelfs in coronatijd, waarin het grootste gedeelte van de activiteiten online plaatsvindt, op 23 oktober een voor studenten inspirerend event kon worden georganiseerd, voegt Van der Werff toe. “Wij zijn overtuigd dat het multidisciplinaire en multi-level karakter van het event hieraan ten grondslag ligt. Niet alleen hbo en mbo studenten, -van opleidingen variërend van European Studies tot Media, Games & IT en Creatief Vakman-, maar ook bedrijfsleven, culturele sector en overheid waren betrokken. Studenten leren hierdoor over hun eigen ‘hokje’ heen te kijken en ongeacht hun opleiding en niveau, samen te werken met verschillende disciplines. Dit zijn waardevolle competenties voor hun toekomst.  Wij zouden dit in ons werkveld ook vaker cross-cultureel moeten werken. Over onze grenzen heen kijken.”

een lachende Roland Jan Kuipers

Roland Kuipers, NHL Stenden.

Over grenzen gesproken, ook de samenwerking met de Spaanse en Bulgaarse studenten verliep goed. “Frappant was hoe de verschillende landen anders omgingen met corona”, vertelt Kuipers. “In Bulgarije waren ze er niet echt mee bezig, terwijl de Spaanse studenten een hele strenge lockdown achter de rug hadden. Zo zie je dat het ook anders kan in Europa. We zijn in ons doel geslaagd. De Corona Challenge is een goed voorbeeld van hoe samenwerken met andere partijen goed werkt en dat het goede ideeën oplevert. Learning Hub Friesland heeft met haar aanstekelijke enthousiaste wijze van organiseren en inzet van internationale contacten een nieuw accent aan de City Deal Kennis Maken gegeven. Dat smaakt naar meer. Ik hoop dat we in april en mei een nieuwe ronde Challenges kunnen doen, en dan echt fysiek bij elkaar te komen.”

‘Verbind eenzame mensen in de stad met de samenleving’

Dirk de Wachter

Door de strengere maatregelen in de coronacrisis zitten we weer noodgedwongen meer thuis. Dat leidt tot meer vereenzaming. Zeker in de stad, waar mensen meer langs elkaar heen leven dan in dorpen. De Antwerpse psychiater en ‘verdrietdokter’ Dirk de Wachter roept op om juist nu vooral op elkaar te letten. En met elkaar tegenslag te verwerken.

Dat eenzaamheid een probleem is, weten we al jaren. Zo’n 43 procent van de Nederlanders van 19 jaar en ouder zegt eenzaam te zijn, en één op de tien mensen in ons land voelt zich zelfs ernstig of zeer ernstig eenzaam. De verwachting is dat het aantal eenzame mensen in Nederland alleen nog maar stijgt. Er is voorspeld dat in 2040 zes miljoen Nederlanders zullen zijn. De coronamaatregelen maken die eenzaamheid veel groter. Mensen die al alleen zijn moet nu omgaan met de moeilijkheden van de lockdown. Dirk de Wachter schreef vorig jaar een boek over hoe je beter kan omgaan met ongelukkig zijn, namelijk door tegenslag te omarmen in plaats van het te negeren of te willen voorkomen.

Hoe werkt dat precies?

De Wachter: “Tegenslag moet je niet wegduwen uit de achterpoort. Anders komt het weer dubbel en dwars terug. Je moet het onder ogen zien met de mensen om je heen, en het met elkaar samen verwerken. Ongelukkig zijn hoort nu eenmaal bij het leven. Dat is onvermijdelijk. Er is altijd gedoe in ons leven. Of het nu in onze relaties is, dat onze kinderen onze dromen niet waarmaken, of in onze gezondheid. Mensen in onze omgeving worden ziek, of sterven. Daar moeten we mee omgaan. Het is een illusie te denken dat ongeluk er niet zal zijn, ook al doen we ons best op Instagram en Facebook. Als we onder ogen durven zien dat het er is komen we verder. Tegenslag moet je durven delen met anderen, liefst niet op Facebook maar in vertrouwen. Dat geeft verbondenheid, zo raken we aan elkaar gehecht.  Het is de paradox van het leven. Verdriet is ook de aanleiding voor liefde. Zonder verdriet was er ook geen liefde.”

Denk je dat we dan door de tegenslag in deze coronacrisis, en de afstand die we moeten houden, hechter kunnen worden met elkaar?

“Ik hoop dat we nu beseffen hoe belangrijk nabijheid is. De mens is niet gemaakt om in een afgesloten bubbel te leven, maar is een sociaal wezen die zijn energie, zijn levenslust, zelfs zijn bestemming, vindt in het contact met anderen. We zijn sociale dieren die met elkaar samenleven. Het succes van de mens als diersoort hangt er vanaf. We zijn alleen maar door samenwerking geëvolueerd tot zo’n vernuftig wezen. We vergeten het vaak omdat onze geschiedenis vaak om individuen gaat, die op standbeelden staan, maar alle grote uitvindingen in onze geschiedenis zijn resultaat van samenwerking. Het is cruciaal voor de mensheid. Juist nu ondervinden we in deze tijd hoe belangrijk contact met elkaar is. Daarom moeten het samenzijn koesteren, ook in de kleine bubbel waarin we ons nu kunnen bewegen. Daarvoor kunnen we nieuwe media en technologie gebruiken om elkaar op te zoeken. Ik hoop echt dat we onthouden hoe belangrijk samenzijn is als straks de corona voorbij is. Want het menselijk geheugen is helaas maar kort.”

Waarom is eenzaamheid vooral in de stad zo groot?

“Juist in grote en middelgrote steden heb je veel eenzame en verlaten mensen. Ik denk dat we daarin Nederland en België goed kunnen vergelijken, we zijn op wereldschaal eigenlijk één groot stadsnetwerk. Deze coronatijd maakt het voor hen alleen nog maar zwaarder, omdat we niet naar buiten kunnen. Let daarom op de eenzaamheid in de eigen omgeving. Kijk in je vrienden- en kenniskring om te kijken wie je kan helpen. Je hoeft niet ver te kijken. Zoek ze op via nieuwe media, ga eens wandelen met elkaar. Een vriendelijk woord, een praatje kan mensen al heel erg helpen. Zo kunnen we van de corona maatregelen iets heel erg belangrijks en betekenisvol maken.

Wat kunnen stad- en beleidsmakers doen om het probleem tegen te gaan?

“Vanuit de stad moeten we heel erg inzetten op die sociale verbinding. Meer mensen wonen alleen dan ooit, daarom is het zo belangrijk dat we die verbinding van mensen onderling stimuleren. Maar dat moet vanuit bottom-up gebeuren, anders werkt het niet. Denk aan straatfeesten, al is dat nu geen goed voorbeeld natuurlijk. In deze lockdown-tijd is het dus belangrijk om de eenzame medemens op te zoeken. Denk aan ouderen, vluchtelingen, mensen met psychiatrische problemen, mensen uit andere culturen. Probeer ze te verbinden met de rest van de samenleving. Ook urbanisatie kan daarin een rol spelen. Zorg voor gemeenschappelijke ruimtes in de wijken, meer groen, gemeenschappelijke plekken in de buitenruimte en huizen waar mensen elkaar kunnen treffen.”

U staat ook wel eens bekend als de ‘verdrietdokter’. Waar komt die term vandaan?

“Dat is een term die mijn dochter voor mij heeft bedacht, toen ze een jaar of vijf was en op de kleuterschool zat. Ik had uitgelegd wat mijn werk precies is. Ze vertelde in de klas dat haar vader een verdrietdokter was. Die term klopte natuurlijk, want mensen kwamen bij mij met verdriet, tekorten en beperkingen. Een kindermond is heel waarachtig.”

De oproep van De Wachter sluit aan bij de campagne ‘Een klein gebaar kan het verschil maken’, die minister Hugo de Jonge eerder deze maand startte. De Jonge roept iedereen hiermee op juist contact te maken en aandacht te hebben voor ‘mensen dichtbij én wat verder weg’.

Crisis kan leiden tot mooiere samenleving

Hadassa Meijer

Nog steeds zijn de sporen van de vuurwerkramp in de wijk Roombeek twintig jaar geleden te zien in de Enschedese samenleving. In het Huis van Verhalen in de wijk kunnen mensen terecht die de ramp hebben meegemaakt. Trekker en ChristenUnie-raadslid Hadassa Meijer ziet de veerkracht van de stad dan ook vooral in de mensen. “We zijn mooiere mensen geworden. We zijn meer bewust geworden dat we elkaar nodig hebben.”

Op 13 mei 2000 ontplofte midden in de woonwijk Roombeek in Enschede een vuurwerkfabriek. Gevolg: 23 doden, bijna duizend gewonden en tweehonderd woningen verwoest. Een daarvan was een studentenhuis waar Hadassa Meijer woonde. Op het moment dat het gebeurde was ze net aan het kamperen buiten de stad met haar studentenvereniging. “We waren ongeveer 40 kilometer ver van Enschede maar konden rookpluimen in de verte zien. Toen andere mensen uit de groep in een auto naar de radio hadden geluisterd, kwamen ze naar me toen om te zeggen dat het foute boel was. En dat ik naar huis moest bellen om mijn ouders te laten weten dat ik veilig was. Op het acht uur journaal zagen we pas de beelden. Je blijft hopen dat het meevalt, maar ik zag al snel dat er allerlei straten volledig verwoest waren, waaronder die van mij. Al mijn spullen was ik kwijt, zoals foto’s en dagboeken. Mijn geschiedenis was weg, zo voelde het.”

Impact van de ramp

Net als bij alle andere getroffenen was de impact van de ramp enorm op het leven van Meijer. “Je bent je basis veiligheidsgevoel kwijt en je thuis. Dat hakte er harder in dan je van te voren kan bedenken. Ik schrok van elk geluid en kon niet ontspannen. Ik voelde me nergens thuis. Ik had het gevoel alsof ik overal te gast was. De nieuwe kleren, de nieuwe bank. Het voelde allemaal alsof het niet van mij was. Pas een half jaar na de ramp kreeg ik een eigen nieuwe plek. Ik ben in de tussentijd wel zes keer verhuisd van logeeradres. Ik had destijds een stageplek in de Tweede Kamer, maar dat liep niet goed. Ik was mijn concentratie kwijt.”

Na de ramp woonde Meijer in een andere stad. Haar wens was echter altijd om terug te keren naar Roombeek. “Teruggaan naar Enschede was, op het trouwen met mijn man na, de beste keuze uit mijn leven. We vonden in 2007 een mooi project in een Hofje, waar we nu nog wonen. Ons huis grenst aan de achtertuin van mijn oude studentenhuis. Het voelde dan ook als een enorme overwinning toen we er kwamen wonen. Het is een beetje als het verhaal van Job uit de Bijbel, hoe ik teruggekeerd ben in Roombeek.”

Huis van Verhalen

Hadassa Meijer

In 2011 werd Meijer benaderd door het Huis van Verhalen in de wijk om in het bestuur te komen. Dit  ontmoetingscentrum zet de verhalen centraal van wijkbewoners die de vuurwerkramp hebben meegemaakt. Ook is er aandacht voor verhalen over wederopbouw en verhalen van mensen die nu in de wijk wonen. De stichting verkeerde in financieel zwaar weer en dreigde opgeheven te worden. Dankzij twee financiële meevallers en de inzet van Meijer kon de stichting toch verder. Het Huis van Verhalen is een plek waar mensen hun verhaal kwijt kunnen. “Dat is zo belangrijk”, stelt ze. “Als mensen hun verhaal kunnen vertellen kunnen ze opnieuw hun huis bouwen en thuiskomen. Daar begint het. Wij zijn een luisterend oor voor ze, we hebben oprechte belangstelling. We laten de mensen weer mens zijn. We zijn als je moeder vroeger die je opwachtte uit school met een kopje thee, om je verhalen te horen.”

Nog steeds komen mensen er om te praten over de ramp. De verhalen zijn best schrijnend af en toe, vertelt Meijer. “Denk aan verhalen van mensen die al die jaren niet terug durfden naar de wijk, uit angst voor herinneringen. Of een militair met PTSS die hier een hele middag heeft zitten praten over hoe hij destijds had geholpen in de wijk.” Inmiddels is het Huis van Verhalen veel breder georiënteerd, en is iedereen welkom die behoefte heeft aan een luisterend oor. “We maken allemaal wel eens rotte dingen mee in de samenleving. Ook rondom corona hebben mensen behoefte om te praten. We zijn nu een Buurthuis 2.0, met bijzondere aandacht voor de vuurwerkramp. Het is een veilige plek waar je niet raar wordt aangekeken omdat je er nog steeds mee worstelt.”

Corona

Nu heeft Enschede, net als de rest van Nederland, te maken met een nieuwe crisis: de coronacrisis. Kan Enschede lessen daarvoor meenemen uit de vuurwerkramp? Meijer: “Er is echt een groot verschil. Na de vuurwerkramp waren de kaders heel duidelijk: wat er moest gebeuren. We moesten meteen in actie komen, want mensen hadden geen dak meer boven hun hoofd. We waren heel proactief. Nu overkomt corona ons allemaal, we worstelen er allemaal mee, we zitten met zijn allen thuis. We missen de actiestand zoals na de vuurwerkramp. Wat we destijds hadden geleerd uit de Bijlmer-ramp was om aandacht te hebben voor nazorg. Daarom hadden we dat beter geregeld dan toen. Dat hielp om proactief te zijn.”

Maar wat zeker een les is uit de vorige ramp is de veerkracht van de stad, stelt Meijer. “Die veerkracht zie ik terug in hoe mensen hun levens zijn gaan leiden na de ramp. We zijn mooiere mensen geworden. We zijn meer bewust geworden dat we elkaar nodig hebben. Ik zou het fijn vinden om de lessen van toen te vertalen naar nu. Daarom hebben we met de gemeenteraad de motie Duurzame Wederopbloei unaniem aangenomen. We willen laten zien wat voor veerkracht er is in de stad. Al die initiatieven die er zijn ontstaan na corona, een voorbeeld is de lichtpuntjesactie van de stichting Present, die mensen helpt die eenzaam zijn. Kijk eens wat een goede dingen er zijn. Als we elkaar vasthouden komen we er beter uit. Beter dan wanneer je alleen maar voor jezelf bezig bent.”

Meijer hoopt dat er wel echt vaart kan worden gemaakt met de motie. Het gevaar ligt om zaken eerst te goed te willen regelen. Zoals dat gebeurde bij de regelingen na de vuurwerkramp. In het begin was er een ruimhartige regeling voor de gedupeerden. Helaas was er ook een klein groepje mensen die er misbruik van maakte. Daarom werd een tweede regeling heel anders opgezet om dat te voorkomen. Dat leidde ertoe dat de uitvoeringskosten hoger uitvielen dan wat de mensen kregen. “Dat is wel een leerpunt. We moeten zoeken naar de goede balans daarin.”

Wat Meijer graag terugziet op het stadhuis is de energie en passie die ze ziet bij de vrijwilligers van het Huis van Verhalen. “Mensen willen meer bijdragen dan we denken. Mijn wens is dan ook dat we na corona komen we in een prettigere samenleving, waar we meer oog hebben voor elkaar, meer relatie met elkaar. Je ziet nu al in Twente dat er een babyboom is aan het ontstaan door corona. De focus is meer komen te liggen op het gezin. Door het meer thuiszitten krijg je meer van elkaars leven mee.”

 

 

‘Elke regio heeft zijn eigen verhaal’

Floor Milikowski (Foto: Fjodor Buis)

Jarenlang heeft Nederland geïnvesteerd in steden die het toch al goed deden. Dat ging ten koste van kansarme regio’s. Het succes van de stad sijpelt daar nauwelijks door. Floor Milikowski reisde langs deze regio’s door voor haar boek ‘Een klein land met verre uithoeken’. Op de Dag van de Stad geeft ze een last lecture over deze welvaartskloof.

Wat wil je de stadmakers op de Dag van de Stad in je last lecture meegeven?

“Ik wil vooral duidelijk maken hoe groot het verschil is tussen kansrijke en kansarme regio’s in ons land. Het enorme succes van de grote steden in ons land heeft allerlei effecten op andere delen in het land. Die worden leeggezogen bijvoorbeeld, mensen trekken er weg, voorzieningen verdwijnen. Tegelijkertijd zie je dat op veel van die plekken nieuwe dynamiek ontstaat. Wat ik wil meegeven is dat elke plek zijn eigen verhaal heeft, zijn eigen historie. Als stadmakers moet je het juiste gevoel daarbij krijgen. Wat in Roermond werkt, werkt niet in Helmond. Stadmakers kunnen veel, maar ik denk dat ze wel regie nodig hebben vanuit Den Haag over de economische toekomst. Hoe precies, dat moeten we uitzoeken. We moeten niet terug naar het type nota’s ruimtelijke ordening uit de vorige eeuw, maar er is wel weer behoefte aan meer visie op de toekomst van Nederland en aan regie om steden, dorpen en netwerken met elkaar te verbinden.

In je boek staat de welvaartskloof tussen Randstad en kansarme regio’s centraal. Hoe is die kloof ontstaan?

“Eigenlijk begon het al met de overgang van de industriële naar de diensteneconomie. Die laatste is vooral geconcentreerd in de creatieve klasse, die massaal verhuisde naar grootstedelijke omgevingen, waar de restaurants, musea en theaters te vinden zijn. The rise of the creative class, noemde Richard Florida het. Sinds de jaren ’80 is die trek naar de stad echt goed op gang gekomen. Wereldwijd is de kenniseconomie inmiddels nu de belangrijkste sector en is geclusterd in steden, waar jonge hoogopgeleiden, getalenteerden en creatievelingen wonen en werkzaam zijn. Die steden zijn verbonden aan internationale economische netwerken. Amsterdam is misschien wel meer verbonden met New York of Singapore dan met Sittard of Emmen. Kapitaal, kennis en ideeën verspreiden zich via die netwerken en raken  losgezongen van de rest van het land. Dat is overigens allemaal gestimuleerd door onze overheid.”

Hoe bedoel je?

“De overheid heeft met bewust beleid economische kansrijke regio’s willen versterken, zoals Schiphol, de haven van Rotterdam en in later stadium Brainport. Er is daarom veel minder geïnvesteerd in kansarme regio’s. Dus op het moment dat de fabrieken sloten in Emmen en andere industriesteden, de zoutwinning in Groningen ermee ophield en de mijnen sloten in Zuid-Limburg, was er voor die plekken weinig toekomst. Er is een periode geweest waarin iedere gemeente in Nederland een nieuw theater en een bibliotheek bouwde in de hoop daarmee kenniswerkers aan te trekken, maar zo simpel werkt het niet. In de Randstad ontstond een steeds sterkere concentratie van hoogopgeleide, goed verdienende mensen. En dat ging ten koste van andere regio’s.

Op heel veel plekken is krimp een gegeven, dat zal je zo goed mogelijk moeten faciliteren zodat die plekken leefbaar blijven voor degenen die achterblijven. Voor veel regio’s is er echter best wel veel mogelijk. Arnhem heeft het bijvoorbeeld in zich om samen met Nijmegen een sterk economische regio te vormen. Alleen beide steden weigeren het om samen te werken. Ze kennen hele verschillende culturen en er is ook minder behoefte om optimaal economisch te presteren. Het is er sneller prima zo.  Misschien moet je dat ook niet willen veranderen. Elke regio heeft dus zijn eigen verhaal.”

Wat kunnen we doen om de kloof te verkleinen?

“Er zijn investeringen van openbare infrastructuur nodig. Je ziet duidelijk hoe langs de snelwegen A2 en A7 en de HSL-lijn sterke economische clusters zijn ontstaan. Meer hoogwaardig snel openbaar vervoer naar de regio’s is door problemen met de HSL-Zuid, de Noord-Zuidlijn en de Betuwelijn bijvoorbeeld best wel gestagneerd. Nu luidt er wel weer een oproep voor. Overigens is met de komst van sneller openbaar vervoer of betere wegen wel weer een keerzijde: het kan leiden tot verder leegzuigen van de kansarme regio’s. Verder kennen sommige gebieden nog steeds geen goed internet. Laten we daar ook glasvezel brengen. Verder pleit ik voor slimmer doelgerichter economisch beleid, waarbij het meer draait om innovatie van economische sectoren. Die zitten niet alleen in de Randstad.”

Is er een belangrijke rol weggelegd voor Den Haag?

“Ja, maar niet weer zoals het vroegere spreidingsbeleid van rijksdiensten en kunstmatig economisch beleid. We moeten op zoek naar waar de economische dynamiek met veel potentie zit, waar ondernemers bezig zijn innovatie. Nu blijkt dat de groei van Schiphol zijn grenzen heeft bereikt en over de meerwaarde van deze groei wordt getwijfeld, is het tijd om ons blik te verruimen. De winst zit in de groei van nieuwe economische sectoren en producten. Als je daar slim naar kijkt kun je ze met innovatiesubsidies laten opbloeien. En zo meer balans in Nederland krijgen. De regio Eemshaven en Delfszijl heeft te maken met terugtrekkende bevolking en veel sloop. Nu is daar rond de haven een enorme economische cluster ontstaan, mede dankzij de datakabel die daar binnenkomt. Daar zijn bedrijven als Google en Siemens op afgekomen, en er is een hele energiesector omheen opgebouwd. In Sittard en Geleen zie je rond DSM allerlei innovatieve bedrijven ontstaan zijn, waar vanuit triple helixverband wordt samengewerkt.

Er gebeurt zoveel op zoveel plekken buiten de Randstad. Dat verraste mij hoe divers en veelzijdig dit is. Het is dus aan de ene kant heel hoopvol hoeveel er gebeurt, aan de andere kant is het schrijnend hoe weinig we doen om de belemmeringen daarvoor weg te nemen.”

Maar het idee achter Agenda Stad is om de steden te versterken als economische motoren van ons land. Vergroot dat dan ook juist die kloof?

“Na de Tweede Wereldoorlog voerde Nederland het beleid om kansarme regio’s te ondersteunen, vanuit een egalitair idee. Samen zullen we eerlijk delen, was het idee. Vanaf de jaren ’80 is dat onder Lubbers veranderd. Shell-topman Gerrit Wagner deed een onderzoek naar de economie en concludeerde: ‘Don’t back the losers but pick the winners’. Dat werd de nieuwe focus. Toen globalisering zijn intrede deed moest Nederland veel meer gaan concurreren met steden en regio’s in andere landen. Het werd een logische keuze om te kiezen voor het versterken van de steden. destijds niet voorzien was dat het zou leiden tot zulke enorme verschillen tussen de regio’s, zeker met de opkomst van het neoliberalisme en privatisering van de woningmarkt. Het heeft de trek naar de stad versneld en de leegloop in de krimpregio’s.

Agenda Stad heeft gelijk om in te zetten op de motoren van de economie. Alleen nu zie je de keerzijde.  Gelukkig is de koffie in andere delen van het land ook goed, zijn daar ook goede theaters en bibliotheken en door de betere internetverbinding groeit de interesse om verder weg te wonen van de Randstad. Niet voor niets zie je dat iemand als Rem Koolhaas een expositie doet over het platteland.”

Het platteland is weer in opkomst?

“Ja. Buiten de stad is wel nog ruimte, fysiek en figuurlijk, voor vernieuwing en voor experimenten. Toen in de steden alle leegstaande gebouwen beschikbaar waren was dat een bron van wederopstanding van de steden. Inmiddels is de ruimte daar nu schaars. De echte pioniers en avonturiers vinden de stad nu minder aantrekkelijk en trekken naar buiten. Uit frustratie over te dure steden en het gebrek aan ruimte maar ook vanwege de schoonheid en de romantiek.”

‘Alleen te voet krijg je echt voeling met de stad’

Lopen. Het is zo vanzelfsprekend dat niemand zich er mee bezig houdt. Daarom zetten steden, departementen en andere partijen zich in de City Deal Ruimte voor Lopen in voor de lopende mens. Of het nu gaat om gezondheid, duurzame mobiliteit en het stimuleren van een loopcultuur. Een van de deelnemende steden is Tilburg. Wethouder Mario Jacobs vertelt waarom.

Wat zijn uw ervaringen met lopen?

“Ik woon op loopafstand van het stadhuis, dus ik loop elke dag naar mijn werk. De wandeling naar huis na een werkdag helpt me om af te schakelen, het geeft me rust. Ook in mijn functie als wethouder openbare ruimte loop ik relatief veel door de stad. Dé enige manier waarop je voeling krijgt met de stad, en hoe de openbare ruimte functioneert, is te voet of met de fiets. Als je reist met de auto zit je in een cocon, je hebt geen relatie met je omgeving en de mensen om je heen. Als je loopt kom je juist mensen tegen. Dat maken van contacten, daar geniet ik erg van.”

Waarom zet u zich als wethouder zo in voor dit thema?

“Omdat er zoveel bij komt kijken als je een gebied toegankelijk maakt voor voetgangers. Een straat is bijvoorbeeld zoveel meer dan een weg. Het is een gebied waar we verblijven, waar we elkaar kunnen ontmoeten. Als je op die straat meer ruimte maakt voor lopen, creëer je ook meer ruimte voor kinderen om te spelen. Je maakt het aantrekkelijker voor ouderen om naar buiten te gaan. Dat voorkomt eenzaamheid en het is gezonder. Het hangt allemaal met elkaar samen. Dat sociale element bij het toegankelijk maken vn een gebied voor voetgangers vergeten we wel eens.”

Hebben we volgens u onvoldoende oog voor voetgangers?

“Ja, in Tilburg, als ook in heel Nederland. Onze ambities hier in de stad zijn om ervoor te zorgen dat de openbare ruimte toegankelijk wordt voor iedereen. Voor jong en oud, voor beperkt en niet-beperkt. Iedereen moet er gebruik van kunnen maken. Iedereen moet een ommetje kunnen lopen. De afgelopen coronaperiode heeft het mij verbaasd hoeveel mensen het lopen hebben ontdekt. Ineens zie ik mijn buren, die altijd overal voor de auto pakken, een rondje lopen na het eten. Je ziet veel meer mensen dan voorheen gebruik maken van de openbare ruimte. Dan zie je ze ook opletten hoe aantrekkelijk hun omgeving is. De inrichting van de openbare ruimte bepaalt immers hoe fijn je je voelt, naast dat lopen natuurlijk heel gezond is. Het zit al tussen de oren hier op het gemeentehuis, nu moeten we dat ook voor elkaar krijgen op straat.”

Wethouder Mario Jacobs

Wat bedoelt u daarmee precies?

“Daar bedoel ik mee dat we aan de voorkant bij herinrichting meer rekening houden met voetgangers. Denk aan bredere of toegankelijke stoepen, waar ouderen met rollators en mensen met kinderwagens makkelijk en veilig kunnen lopen. We moeten uitkijken dat we ons niet blindstaren op de gezonde dertigers bij herinrichtingsplannen, maar ook oog houden voor bijvoorbeeld kinderen van acht of oudere mensen. Het zit hem in kleine dingen. Kijk bijvoorbeeld naar een wegomleiding. Voor de auto’s is het perfect geregeld hoe deze moet omrijden, voor fietsers meestal ook, maar voor voetgangers is het lang niet altijd duidelijk. Dat is ook in Tilburg het geval. Wat wij dan willen is dat er ook een goede, veilige omleidingsroute komt voor voetgangers. Je wilt niet dat ouderen met een rollator op de weg moeten lopen, toch? Het klinkt simpel, maar dat is het niet. Juist in dit soort kleine dingen zie je hoe een stad omgaat met voetgangers.”

Hoe gaat Tilburg met hen om?

“Eerlijk, Tilburg is van oudsher echt een autostad. We maken langzaam een omslag in het activeren van andere vormen van mobiliteit en we werken aan een vriendelijker straatbeeld dat de Tilburger uitnodigt tot meer bewegen. Zodat deze gezonder wordt of blijft.”

Wat is de grootste potentie of kans voor Tilburg als het gaat om meer ruimte voor lopen?

“Ik denk dat de grootste potentie hier in Tilburg is dat we hier in het gemeentehuis voetgangers serieus nemen. Dan volgt de rest vanzelf. Dus ook de mensen die werken aan het onderhoud en ervoor zorgen dat ook daar voetgangers serieus worden genomen. Daar zit de potentie in plaats van in een megalomaan project. Het gaat om cultuurverandering. Dat geldt dus voor iedereen. Ook de horeca-eigenaar moet aan de voetganger denken als hij zijn terras uitbouwt op de stoep, of de aannemer die met zijn busje de stoep blokkeert. Hoe krijg je dat voor elkaar? Door ze erop aan te spreken dat ze meer aandacht hebben voor fietsers en voetgangers. We kunnen het bij de aannemers die we inhuren bijvoorbeeld opnemen bij aanbestedingen. Dat kun je dan controleren. Bij horeca en winkels gaan we vooral in overleg met de organisaties die hen verenigingen.”

Praat u met andere wethouders over het belang van lopen, en wat ze daarin zouden kunnen betekenen vanuit hun portefeuilles?

“Ja, ik spreek er ook over met andere wethouders. Met name met mijn collega van gezondheid. We hebben immers gezamenlijk als doel Tilburg gezonder te maken. Daarvoor moeten we de openbare ruimte zo inrichten dat de Tilburger meer gaat bewegen. Hoe langer ouderen naar buiten kunnen, hoe gezonder dat is. We willen bijvoorbeeld meer beweegaanleidingen aanleggen, zoals speeltoestellen en bankjes. We zijn nu bezig met het aanleggen van zogeheten zilverroutes, wandelmogelijkheden rond verzorgingstehuizen, waar genoeg bankjes staan voor de ouderen om even uit te rusten en elkaar te ontmoeten. Met scholen doen we iets soortgelijks. We organiseren schouwen met kinderen. Zij vertellen hoe ze zich voelen in de openbare ruimte rond hun school. Hoe veilig voelen ze zich? Om te fietsen en te spelen. We betrekken ze er echt bij.”

Wat hoopt u te bereiken met deelname aan de City Deal?

“Wat onze deelname aan de City Deal Ruimte voor Lopen moet opleveren is dat we met de andere steden vooral van elkaar kunnen leren. Los van de City Deal waren we natuurlijk in Tilburg al hiermee begonnen. We hebben het International Charter for Walking ondertekend en daarmee aangegeven lopen een prominente rol te geven in ons beleid. Ik zie de City Deal dan ook vooral als vehikel om te leren van anderen. En niet opnieuw zelf het wiel te hoeven uit te vinden. Ik vind het ook heel positief dat dit onderwerp ook bij het ministerie op de agenda staat. Ook andere steden zien in dat het essentieel is om ruimte te maken voor lopen in de stad. Ik denk dat dit Tilburg weer vooruit helpt. We moeten het nu wel waarmaken. Dat we het Charter hebben ondertekend helpt daarbij, je committeert je aan een breder geheel, het houdt je scherp. Dat geldt ook voor de City Deal. Als je ondertekent ga je ervoor. Je moet de stappen zetten die je aankondigt.”

Hoe ziet u Tilburg over tien jaar wat betreft lopen in de stad?

“Tilburg is dan een gebied waar overal ruimte is voor lopen. Een gebied dat ontzettend prettig voelt, en dat mensen verleidt om de deur uit te gaan. We zijn nu flink bezig om meer groen aan te leggen. Dat moet koelte bieden voor warme perioden, zoals afgelopen zomer. Ook maken we groenverbindingen, zodat je als wandelaar vanuit de stad zo naar het buitengebied van de stad kunt lopen. Het was verrassend hoeveel mensen tijdens de coronatijd dat buitengebied hebben gevonden om te wandelen en te fietsen. De waardering voor dat gebied is echt gegroeid. Ik hoop dat het zo blijft. Tilburg zo inrichten kunnen we overigens niet alleen als gemeente. Daar hebben we de hulp voor nodig van de Tilburgers.”

Op 8 oktober vond de aftrap van de City Deal Ruimte voor Lopen plaats tijdens het Nationaal Voetgangerscongres in Leeuwarden. Vanwege de COVID19-crisis heeft de ondertekening het karakter van een ‘estafette’: de verschillende partners ondertekenen de City Deal de komende periode. Binnenkort lees je op Agendastad.nl meer over deze City Deal!

‘Laat burgers grote problemen oplossen’

Eva Rovers, foto Niels Vlug

Klimaatverandering, armoede, eenzaamheid. Grote vraagstukken in de stad kunnen beter goed worden aangepakt door burgers erbij te betrekken, stelt Eva Rovers. Op de Dag van de Stad geeft ze een Last Lecture over het ‘practivisme’. ‘Laat gewone mensen meedenken, en je krijgt oplossingen waar bijna iedereen zich in kan vinden.’

In een wereld die door klimaatverandering onomkeerbaar verandert, waarin de politiek niet meer voor de mensen lijkt op te komen maar meer voor de multinationals, waar overbevolking, oorlog en vervuiling heerst, is het moeilijk om niet moedeloos te worden. Zeker nu we ook nog eens een wereldwijde pandemie kennen, die een enorme impact heeft op ons persoonlijke leven. Cultuurhistoricus en schrijfster Eva Rovers ervoer deze moedeloosheid en ging voor haar boek Practivisme, een handboek voor heimelijke rebellen op zoek naar wat je kan doen om die verlammende machteloosheid tegen te gaan, en als burger echt in actie te komen.

Practivisme

“Door grote problemen zoals klimaatverandering voelde ik me onmachtig”, vertelt Rovers. “Ik kan keurig mijn plastic afval scheiden, en minder in een vliegtuig stappen, maar heeft dat wel zin? Leidt dat tot verandering? Daarom ben ik gaan uitzoeken wat ik als individu nu echt kan bereiken. Wat zijn de voorwaarden voor succesvolle verandering? Wat er uitkwam is dat je individueel best wel wat kan bereiken, maar dat als het gaat om grootschalige veranderingen we het echt samen moeten doen. Het is een open deur natuurlijk maar in de praktijk zie je toch dat dit samenwerken heel moeizaam gaat. We hebben altijd geleerd dat een beter milieu bij jezelf begint. Deels is dat zo, maar het gevolg is dat we zijn gaan denken dat je niet mee kunt doen dan een paar aanpassingen maken in je persoonlijk leven. Zaken als systeemverandering en politiek klinken dan ook ver weg. Maar ook daar hebben we als ‘gewone burgers’ invloed , veel meer dan we denken, maar daar is wel een brede beweging voor nodig.”

Als voorbeeld noemt Rovers de luchtvaart en de impact op het milieu. “Je kan kiezen om zelf minder te vliegen, maar dat verandert het systeem niet. Het aanbod aan goedkope vluchten blijft en daarmee de enorme vraag ernaar. Het is soms letterlijk goedkoper om vanuit Eindhoven, via Dublin, naar Amsterdam te vliegen, dan met de trein te gaan. Dat is toch idioot? Dit systeem krijg je helaas niet alleen met individuele keuzes veranderd. Dat moet op landelijk niveau worden aangepakt, op internationaal niveau.”

Burgerberaad

Eva Rovers, foto Niels Vlug

Eva Rovers, foto Niels Vlug

Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je als individu er geen invloed op kunt uitoefenen, stelt Rovers. “Eerst probeer je het zelf. Probeer je bijvoorbeeld met een petitie of tijdens een inspraakavond iets te bereiken. Als dat niets oplevert, word je er moedeloos van en laat je het erbij zitten. Dat is zonde, want er is heel veel wat je kan doen.” Om burgers beter te helpen hun invloed uit te oefenen wijst Rovers naar de inzet van het burgerberaad, de zogeheten Citizens’ Assembly. “Hierin worden gewone mensen geloot om mee te denken over een oplossing voor een maatschappelijk probleem.”

Dat dit werkt is al bewezen in het katholieke Ierland, waar een burgerberaad besloot over de versoepeling van de abortuswetgeving. Maar ook voor heel andere problemen kan een burgerberaad worden ingezet. Afgelopen zomer schreef Frankrijk heel stilletjes geschiedenis. Nooit eerder hadden burgers zo direct invloed op het klimaatbeleid van een  nationale regering. President Macron nam 146 van 149 aanbevelingen over van een onafhankelijk burgerberaad, dat van hem de vraag had meegekregen na te denken over hoe Frankrijk haar broeikasgassen drastisch kan verlagen. Deze Convention Citoyenne pour le Climat bestond uit 150 gelote burgers. Om de mensen te vinden selecteerde de Franse regering ruim 250.000 telefoonnummers willekeurig. Toen is men gaan bellen met de vraag of mensen mee wilden doen.

Ook in Nederland, met het groeiende wantrouwen tussen burger en politiek, kan het burgerberaad een belangrijke rol spelen, stelt Rovers. “Dit instrument gebruikt de wijsheid van de massa. Dat leidt tot oplossingen die veel effectiever zijn en meer draagvlak hebben, dan maatregelen die van bovenaf worden opgelegd. Ook op lokaal niveau kunnen burgerberaden een belangrijke rol spelen. Klimaatmaatregelen raken onze persoonlijke leefomgeving: onze huizen, de inrichting van wijk of stad. En hoe belangrijk die leefomgeving is, hebben we door de coronacrisis nog maar eens gezien, toen we ineens meer gingen wandelen en onze kinderen meer op straat gingen spelen. Daar willen wat over te zeggen hebben.”

Extreem publiek debat

Waar in eerste instantie de Nederlander braaf de coronamaatregelen opvolgde om het aantal mensen op de intensive care te verlagen, groeit het verzet ertegen naarmate het virus blijft hangen. Volgens Rovers komt dat omdat deze maatregelen van bovenaf zijn bepaald. “Zolang je mensen er niet bij betrekt zal er weerstand ontstaan. Er is een polariserend publiek debat omheen ontstaan. Het past helemaal bij het publieke debat van uitersten dat we al jarenlang kennen. Extreme meningen krijgen nu eenmaal meer aandacht, worden vaker geliked en geretweet.”

Met als gevolg dat de politieke besluitvorming de oren er naar laat hangen. Politici luisteren graag naar de samenleving, en gebruiken daarvoor steeds vaker sociale media. Overigens zie je het ook terugkomen op de klassieke inspraakavonden in gemeenten. Ook hier overheersen de extreme meningen. Vooral mensen die het niet eens zijn met plannen komen naar zo’n avond. Rovers: “Als de politiek alleen maar luistert naar de uitersten, krijg je een gepolariseerd denken. Er ontstaat een vertekend beeld van wat er in de samenleving speelt. Gaat het bijvoorbeeld om plaatsing van windmolens, dan krijg je het beeld dat er maar twee groepen zijn: de voor- en de tegenstanders. Het grote midden hoor je niet, de groep die onder bepaalde voorwaarden wel en onder andere voorwaarden tegen zijn. Die genuanceerde mening wordt het hoofd gezien.”

Met een burgerberaad voorkom je dit, stelt ze. In een burgerberaad heb je immers een dwarsdoorsnede van je land of stad. De mensen die erin zitten krijgen de tijd en de ruimte om met elkaar en met experts in gesprek te gaan. “Zo komen ze tot een oplossing die het beste is voor iedereen. Het collectieve belang is leidend. Mensen komen er snel achter dat er altijd overlappende gemeenschappelijke belangen zijn. Iedereen wil bijvoorbeeld een veilige leefomgeving voor hun kinderen. Als je dat gebruikt als uitgangspunt wordt het gesprek al snel een stuk harmonischer. Belangrijk is dat er voorafgaand aan een burgerberaad wel politiek commitment is. Anders krijg je het tegenovergesteld effect. Als een advies in de bekende bureaulade belandt zullen mensen teleurgesteld zijn en zich weer meer afkeren van de politiek.”

Corona is dan ook als een generale repetitie voor wat er gaat gebeuren in de samenleving, stelt Rovers. “De energietransitie moet bijvoorbeeld binnen nu en twee jaar echt vorm gaan krijgen. Dat betekent grote veranderingen op straat- en wijkniveau. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat maatregelen daarvoor worden gedragen door de straat? Door mensen erbij te betrekken krijg je betere oplossingen en veel meer steun voor ingrijpende maatregelen.” De toekomst lijkt dus aan het burgerberaad.

Utrecht richt pijlen op preventie met Corona-Challenge

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Utrecht werkt vanuit de City Deal Kennis Maken al langer met Challenges om studenten te betrekken bij maatschappelijke vraagstukken in de stad­. Logisch dat de Corona Challenge dit najaar aansluit bij deze ‘typisch Utrechtse’ aanpak. ‘Hoe krijg je meer aandacht voor gezondheidspreventie in tijden van corona?’

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

Begin oktober vond op de Dag van de Duurzaamheid de finale plaats van de Sustainable Campus Challenge. Zo’n honderd studenten van de Universiteit Utrecht, ROC Midden-Nederland en de Hogeschool Utrecht bogen zich, helemaal coronaproof, over de vraag hoe het Utrecht Science Park duurzamer kan worden ingericht.

De deelnemers waren in groepen verdeeld aan de hand van vier thema’s: leefbaarheid, energie, circulariteit en mobiliteit. Drie dagen de tijd kregen ze de tijd om een idee erover uit te werken. Vier groepen mochten door naar de finale om hun idee te pitchen. De winnende groep kreeg een award uitgereikt door Lot van Hooijdonk, locoburgemeester en wethouder Duurzaamheid en Milieu. De winnaar van de Challenge was een idee om al het koffiedik dat dagelijks op het Science Park overblijft te recyclen naar nieuwe koffiebekers. Andere ideeën gingen over mensen meer bewustmaken van hun footprint, het tegengaan van eenzaamheid onder patiënten van het UMC en om de Stichting Studenten Huisvesting (SSH) te helpen om hun bewoners mee te krijgen in de duurzame energietransitie.

Studenten werken samen op 1,5 meter afstand tijdens de Sustainable Campus Challenge.

Typisch Utrechtse aanpak

Het werken in Challenges is een echt typisch Utrechtse aanpak, stelt Erik Mooij projectleider onderwijsinnovatie bij de HU en van de Utrecht Challenge Alliantie (UCA), de organisatie die de Challenge heeft georganiseerd. De Challenge Alliantie is het project in Utrecht dat onder de vlag van de City Deal Kennis Maken wordt gevoerd. “De Challenge is de vorm waarmee we in Utrecht studenten willen betrekken bij vraagstukken uit de stad. We organiseren ze op zo’n manier dat studenten van alle onderwijspartners kunnen deelnemen, dus van Hogeschool, Universiteit Utrecht en ROC Midden Nederland. De Challenge is georganiseerd als pressure cooker. Het is een kortlopend programma rond een stedelijk vraagstuk, waar studenten uit verschillende disciplines, opleidingen en levels samenwerken. Een brede multidisciplinaire aanpak dus. Design thinking is daarbij de methode om toe te werken naar een oplossing.”

Daarnaast is het ook doel dat de studenten daarop aanvullend skills ontwikkelen, die ze tijdens de Challenge kunnen toepassen. Als voorbeeld noemt Mooij interdisciplinair samenwerken. “Dat leren we ze aan via bepaalde procesvormen. Hoe werk je toe naar consensus? Hoe kom je tot gedragen oplossingen? Welke vormen gebruik je om iedere discipline aan bod te laten komen? We hebben coaches die de studenten hierbij begeleiden. Er is veel aandacht voor reflectie. Een technische student van een ROC, een student planologie van de universiteit of een sociaal werker van de hogeschool, het scheelt nogal in hun kijk op de wereld, hun aanpak hun expertise. Het helpt het proces heel erg als we hen in het begin helpen uitzoeken wat ze aan elkaar hebben.”

Erik Mooij.

Erik Mooij.

Wat de Challenge Alliantie wil bereiken is met de Challenges is dat de problemen een eigenaar krijgen. Mooij: “Bijvoorbeeld dat de SSH echt campagnes gaat ontwikkelen voor gedragsverandering onder huurders, waarbij studenten dan een rol gaan spelen.”

Corona-Challenge

“Voor 2020 stonden twee Challenges gepland”, vertelt Mooij. “In het voorjaar een over gezondheid en in het najaar een over duurzaamheid. Toen de lockdown startte hebben we de Challenge over gezondheid besloten uit te stellen. Het was zo onduidelijk wat wel en niet kon. Daarom hebben we deze verplaatst naar eind november. Omdat de Challenge over gezondheid goed paste, besloten we de corona-gelden van de Corona Challenge van de City Deal Kennis Maken daarvoor te gebruiken.  Het beoogde onderwerp voor juni was preventie. Dat hebben we vastgehouden voor november. Hoe krijg je meer aandacht voor gezond leven in tijden van pandemie? De komende weken gaan we dit verder uitwerken.”

In november zijn wederom dezelfde drie kennisinstellingen betrokken. Ze werken samen met de Health Hub Utrecht. Dit is een samenwerkingsverband, voortgekomen uit de gelijknamige City Deal, van ziekenhuizen, gemeente en Provincie met de kennisinstellingen, die een regionale gezondheidsagenda heeft opgesteld. Het thema is actueler dan ooit, stelt Mooij. “Tot aan Hugo de Jonge zelf toe weet niemand precies wat voor gezondheidsbeleid we het beste kunnen maken rond corona, een virus dat we nog niet echt goed kennen. Hoe kun je vanuit volksgezondheid ervoor zorgen dat we met zijn allen weerbaarder worden? Hoe kun je zelf zorgen dat je minder besmettelijk bent, of minder ernstig ziek wordt? Hoe kun je goed leven op afstand? Hoe blijf je gezond? Straks gaan de sportscholen weer dicht en werken we weer vooral vanaf huis. Met studenten willen we gaan kijken wat dit betekent voor bepaalde groepen in de Utrechtse samenleving: jongeren, ouderen, mensen met een specifieke achtergrond. Hoe kun je gezond blijven tijdens de pandemie? Hoe kunnen we de weerstand op peil houden als we weer vanaf huis werken?”

Weerbare stad

Ook de vraag wat het betekent voor de stad Utrecht staat centraal. Wat moet de stad doen om dit mogelijk te maken? Wat werkt, wat niet? “We willen daarvoor in de Challenge de kracht van creativiteit prikkelen”, legt Mooij uit. “Of het nu komt van technische hoek, de sociaalwetenschappelijke of creatieve hoek. Hoe kun je samen out-of-the-box oplossingen bedenken die vanuit de medische hoek nooit zouden worden bedacht. Zo willen we komen tot een gezonde, weerbare stad. Een stad, waarin de inwoners weten hoe ze zich moeten bewapenen tegen het virus. Hoe ze goed kunnen leven ondanks alle beperkingen.”

Corona zelf geeft de Challenge wel een heel ander gevoel dan vorige edities. Dat merkte Mooij al bij de Challenge die net is afgerond. “Als we nu de beelden zien van de Challenge van vorig jaar zie je de studenten dicht op elkaar samenwerken en brainstormen, bij wijze van spreken praktisch bij elkaar op schoot. Dat is zo’n ander gezicht dan nu, waar de anderhalve meter afstand wordt gehouden. Dat zorgt voor een andere dynamiek. Het heeft ook zeker invloed op het proces en zelfs op het fysiek samenwerken als je steeds die 1,5 meter afstand moet houden en steeds je handen moet wassen. Het scheelt echt in de interactie en contact met elkaar. Nabijheid doet wat met het sociale proces. Het duurde ook wat langer voordat de teams als team gingen functioneren. Je zit eerst elkaar aan te kijken: wie heb ik nu precies tegenover me? Het proces komt trager op gang en het duurt langer voordat je goede afstemming bereikt. Maar gelukkig konden we door en gingen de studenten hier goed mee om. Want hun inzet en betrokkenheid bepaalt uiteindelijk het succes van de Challenge.

Studenten werken samen aan de Sustainable Campus Challenge.

Studenten werken samen aan de Sustainable Campus Challenge.

Een beter imago van studenten dankzij de City Deal

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In bijna geen enkele andere stad dan in Delft vormen studenten zo’n groot onderdeel van de bevolking. Dankzij de City Deal Kennis Maken dragen zij bij aan de samenleving. Burgemeester van Delft Marja van Bijsterveldt is trots over wat is bereikt de afgelopen twee jaar in de stad.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Organisatie & Sturing en Externe Verbinding.

Hoe gaat het met de City Deal Kennis Maken in Delft?
Van Bijsterveldt: “Het staat er goed voor. Er is veel draagvlak in de stad voor de samenwerking tussen gemeente en de kennisinstellingen over de maatschappelijke vraagstukken die er leven. Onze band met de TU Delft is van nature altijd al sterk geweest. Nu is dankzij de City Deal Kennis Maken ook onze band met De Haagse Hogeschool, en Hogeschool InHolland versterkt. Dat heeft wel een extra impuls gekregen. Daar ben ik blij mee, want we hebben de hogescholen de afgelopen periode ook zien groeien in de stad.”

Wat zijn successen van de afgelopen twee jaar?
“Wat naar mijn idee een hele goede keuze is geweest is dat we het Stadslab Delft hebben opgezet in de wijk Tanthof. Hier voeren studenten en docenten gezamenlijk een onderzoeksagenda uit op dit moment.  Zo krijgt het project een concrete vertaling en wordt het ook meteen boeiender voor studenten. Wat betekent vergrijzing of de energietransitie voor de wijk? Wat zijn de ontwikkelingen en hoe kunnen we daar slim en goed op inspelen? Het geeft dus focus en zorgt ervoor dat je niet in een soort abstractie allerlei dingen aan het onderzoeken bent. Voor studenten vind ik het heel belangrijk dat ze niet alleen achter hun bureau zitten en werken met kennis en theorie, maar dat ze in gesprek gaan met burgers. Zo krijg je in de smiezen hoe weerbarstig het soms kan zijn om een bepaald idee met burgers te bespreken. De tekentafel is vaak makkelijker dan de praktijk, daar krijg je feedback. En dat is juist ook voor studenten buitengewoon leerzaam.”

Bewoners, professionals en kennisinstellingen in gesprek tijdens de kennismarkt van het Stadslab Vergrijzing op 7 februari

Kennis ophalen bij inwoners van de wijk Tanthof in het Stadslab.

Het contact met studenten en andere bewoners is dus heel belangrijk?
“Ja. Naast het in praktijk brengen van theoretische kennis zijn veel studenten ook actief met vrijwilligerswerk in de stad. Dat is minder verbonden aan de City Deal, maar ook hier zie je weer wat jonge mensen met kennis voor de stad kunnen betekenen. Ze geven bijvoorbeeld technieklessen op scholen of kijken heel concreet in deze coronatijd hoe ze kunnen helpen in het terugduwen van besmettingscijfers onder studenten. De footprint van studenten in de stad is erg groot. Dat kent ook zijn grenzen voor wat betreft de acceptatie van de andere Delftenaren. In het vrijwilligerswerk en het werk van de City Deal in Tanthof zien zij dat studenten niet alleen de luitjes zijn van de feestjes en partijen, maar ook echt iets bijdragen. Werken aan het imago van de studenten is voor ons als gemeente en voor de TU Delft belangrijk. Zo houden we in de toekomst draagvlak voor de studenten in de stad. Mensen krijgen toch op een andere manier te maken met studenten en merken hoe leuk het is. Die jonge creatieve mensen, ja, die ook af en toe een avondje doorzakken, hebben ook heel veel te melden en bij te dragen aan de samenleving.”

Wat levert het Stadslab op voor de inwoners?
“Het zet mensen in de wijk echt aan het denken, zoals bij het duurzaam maken van je huis. We werken bijvoorbeeld samen met bewonersorganisatie Tanthof om te kijken naar energietransitie. Het is een jaren 70- wijk met veel dezelfde woningen dus je kunt veel dezelfde oplossingen toepassen. Daar organiseren wij in het wijkcentrum demonstraties voor. De komende tijd willen we een stap verder zetten door de eenvoudige maatregelen door mbo-studenten te laten uitvoeren. Die komen dan echt met een gereedschapskist bij de mensen thuis voor klussen, zoals het plakken van radiatorfolie of isolatie. Dat sluit mooi aan bij een beweging die we als Delft aan het maken zijn. We willen naast een stad van bedenken en innoveren ook de stad van maakindustrie zijn. We geloven heel erg in de interactie van het bedenken en maken. Dat daar komt uiteindelijk innovatie uit voort.”

Burgemeester Marja van Bijsterveldt van Delft.

Burgemeester Marja van Bijsterveldt van Delft.

Hoe verloopt de samenwerking tussen de partners?
“Goed. Het is natuurlijk altijd een vraag hoe je het gaande houdt. De ambtelijke betrokkenheid is groot. Daarnaast organiseren we een keer per jaar een bestuurlijke sessie waar de besturen van de hogescholen, TU en wij als college B&W present zijn. In Tanthof worden we dan helemaal bijgepraat. Het is bedoeld om iedereen betrokken te houden. Een hele belangrijke spin in het web in de organisatie is onze kennismakelaar, die we anderhalf jaar geleden hebben aangesteld. Dat is echt een aanrader voor andere steden. Gerben Helleman is toevallig geboren in de wijk Tanthof en ook daar opgegroeid. Hij kent de wijk door en door. Dat scheelt zoveel, je hebt je voeten in de wijk staan. Hij zorgt ervoor dat we dichtbij de mensen blijven en niet wegzweven met allerlei mooie projecten die dan niet aanslaan.”

Wat zou u nog graag willen zien in de toekomst van de City Deal Kennis Maken in Delft?
“Wat we in Tanthof hebben gedaan, -het maken van een gezamenlijke onderzoeksagenda en die samen met burgers, studenten en docenten oppakken-, willen we ook in andere wijken gaan doen. We kijken daarvoor in de Kuyperwijk, en hebben contact met de universiteiten van Leiden en Rotterdam om daarbij aan te sluiten. Dat zou wel een verrijking zijn voor de City Deal Kennis Maken in Delft. Techniek en technologie hebben we hier al, juist die andere kant is wat onderbelicht. Natuurlijk kunnen Hogeschool InHolland en De Haagse Hogeschool dat adresseren en het zou interessant zijn om dat ook met Leiden en Rotterdam te doen. Verder denk ik dat we echt trots kunnen zijn op de City Deal Kennis Maken en dat we het daarom breder zouden moeten opschalen richting Europa. Kennis inzetten voor onze samenleving is natuurlijk niet alleen nationaal belang, maar ook Europees belang. Kennis benutten, jonge mensen inspireren, dat gaat veel breder dan alleen Nederland.”

Wat zou u graag zien op landelijk niveau in de City Deal? Waar liggen kansen voor verdere samenwerking?
“Ik hoop echt van harte dat de City deal geborgd wordt. Het loopt nu tot eind 2021. Zou heel jammer zijn als het wegvalt. Ik denk dat er nog een poosje ondersteuning moet zijn vanuit het Rijk.  Dan kan je met elkaar nadenken over het verbinden van nieuwe voorwaarden en velden. Dat is in overleg met OCW de komende tijd. Mijn beeld is dat veel steden en universiteiten en hogescholen enthousiast zijn hierover. Het heeft op meerdere plekken de band tussen gemeente en hogescholen versterkt en draagt bij aan de uitdagingen waar steden voor staan. Bij ons is het mooie dat we nu ook kijken hoe de mbo-instellingen erbij betrekken. Dat je jongeren ook echt inspireert.”

Het centrum van Delft. Foto: Pieter Verbeek.

Het centrum van Delft. Foto: Pieter Verbeek.

U bent sinds kort de nieuwe voorzitter van het Netwerk Kennissteden Nederland? Ziet u daar nog een rol weggelegd in relatie met de City Deal?
“De City Deal komt voort uit Agenda Stad. We zien de City Deal dan ook als één van onze wapenfeiten. Bij veel ontwikkelingen spelen universiteiten een rol, en hun positie wordt steeds sterker. Vroeger waren het een soort eilanden waar kennis opgebouwd werd, maar de sociale en maatschappelijke impact groeit steeds meer. Daarom willen we als Netwerk Kennissteden Nederland dan ook bijdragen aan de borging van de City Deal. Leiden gaat dat trekken en, in gesprek met OCW en de kennisinstellingen, voorstellen doen hoe we dat kunnen vormgeven. De komende periode staan in elk geval versterking en versnelling centraal op drie thema’s: het vergroten van de maatschappelijke impact van kennis, het versterken van kennisintensieve ecosystemen en het brengen van stedelijke randvoorwaarden naar een hoger niveau. We hebben op het afgelopen bestuurdersdiner hiermee een doorstart gemaakt met het aanbieden van ons position paper “Impact van kennis” aan minister Van Engelshoven.”

Meer weten over de verschillende studentenprojecten in Delft: https://studentenonderzoekindelft.nl/
Lees het position paper ‘Impact van Kennis’ van het Netwerk Kennissteden Nederland.

Uitbreiding Mentoren op Zuid krijgt vorm

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Binnen de meerjarige samenwerking van het Expertisecentrum Maatschappelijke Innovatie van Hogeschool Rotterdam met het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid (NPRZ) ontstond zes jaar geleden de vraag naar extra aandacht voor de talentontwikkeling van leerlingen op Zuid. Zo ontstond het initiatief om studenten van Hogeschool Rotterdam scholieren die in de kwetsbare wijken in dit deel van de stad te begeleiden op school. Het programma Mentoren op Zuid is sindsdien een groot succes. Met geld van de City Deal Kennis Maken krijgt het van de Rotterdamse City Deal partners de kans om  het programma dit jaar verder uitbreiden. Ondanks de komst van corona.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

In het programma Mentoren op Zuid brengen studenten van Hogeschool Rotterdam en Thomas More Hogeschool twintig weken één uur per week door met een scholier in een van de wijken op Zuid, zowel in het voortgezet als basisonderwijs. Naast de City Deal Kennis Maken zijn onder meer ook de gemeente Rotterdam, het Rabobank Rotterdam Fonds en andere fondsen betrokken als financiers. “We zijn ooit gestart in één klas met 25 leerlingen en een groep studenten. Momenteel doen ruim 1200 studenten van verschillende opleidingen van de hogeschool én Pabo-studenten van Thomas More Hogeschool mee”, vertelt Jos Heinerman trots. Als programmamanager geeft ze leiding aan een klein projectteam van vier mensen die Mentoren op Zuid ontwikkelen en in goede banen leiden. “Onze ambitie is dat we uiteindelijk doorgroeien naar tweeduizend studenten.”

Jos Heinerman.

Jos Heinerman.

Want het levert echt wat op , stelt Heinerman. “Ons doel is om kinderen uit kwetsbare omgevingen te helpen, daar waar het noodzakelijk is. Mentoren op Zuid ontstond dan ook vanuit een vraag uit de praktijk. Extra aandacht voor jongeren in Rotterdam-Zuid is onontbeerlijk en NPRZ vroeg of we dat konden oppikken. Ik gun iedere leerling een mentor, een maatje, iemand die het verschil maakt. Iemand die je uitdaagt en ondersteund een extra stap te maken. We redeneren te vaak vanuit achterstand. In dit programma denken we juist vanuit potentieel. Onze mentoren helpen de jongeren meer vertrouwen te krijgen in zichzelf en in hun toekomst. Of soms helpen ze gewoonweg om een wiskundecijfer op te halen.”

Rolmodellen

Dat de mentoren studenten zijn brengt iets extra’s, aldus de programmamanager. “Ze staan dichter bij de jongeren dan volwassenen. Daarom nemen jongeren eerder iets aan van hen. Het zijn meer rolmodellen.”

Om mee te doen kunnen scholen zich aanmelden. Dat kunnen in principe alle scholen zijn, maar de nadruk ligt tot nu vooral op vmbo-scholen. Inmiddels biedt het programma scholieren ook door de leerjaren heen begeleiding aan. Elk jaar krijgen ze dan een andere mentor. Voor de studenten levert het meedoen studiepunten op. Bij een aantal opleidingen is Mentoren op Zuid een standaard vak in het curriculum, zoals bij de Pabo, Social Work, lerarenopleidingen, Pedagogisch Educatief Professional; bij andere opleidingen is het een eigen of hogeschoolbreed keuzevak. Studenten kiezen er in dat geval zelf voor. Voordat ze als mentor starten krijgen ze een training en tijdens de twintig weken worden ze begeleid door docenten. Studenten kunnen, als ze een keer studentmentor zijn geweest, ook als betaalde bijbaan werken als studentenmedewerker. Ze worden dan als begeleider toegevoegd aan een nieuwe groep studenten.

“De studenten vinden het vaak geweldig om mee te doen”, vertelt Heinerman. “Zeker degenen die het als keuzevak doen kiezen er echt voor. Ze hebben vertrouwen dat deelname hen wat oplevert en noemen het betekenisvol en verrijkend. Ze leren bepaalde competenties, zoals mensenkennis, hoe om te gaan met onverwachte situaties en ze zien het als verrijking van hun wereldbeeld. Sommige studenten gaan ook weleens met wat vooroordelen de wijken in. Dan blijkt in de praktijk dat de kinderen daar dezelfde dromen hebben, die ze zelf vroeger ook hadden en de diversiteit een verrijking . Het is echt een rijke levenservaring, dat merken we in de feedback van de studenten.

“Ik ben dankbaar dat we als mbo’ers stage hebben kunnen lopen tussen hbo’ers. Ik dacht dat de hbo’ers vooroordelen zouden hebben, maar we zijn nooit anders zijn behandeld.”
Bouchra Bouzalmad, student Begeleider specifieke doelgroepen aan het Albeda.

Mentoren op Zuid heeft voor de studenten een digitale app ontwikkeld om hen te helpen met methodiek, studiemateriaal en een digitale toolkit. In de app bereiden de mentoren iedere week hun bijeenkomst voor. Docenten volgen het proces en geven feedback en verzorgen iedere week een intervisie bijeenkomst voor de studenten.

Viering samenwerking Albeda en Gemeente met MoZ.

Viering samenwerking Albeda en Gemeente met MoZ.

Uitbreiding

Dit jaar staat uitbreiding van het programma in de stad hoog op de agenda. Heinerman: “We zijn daarvoor benaderd vanuit de City Deal samenwerking in Rotterdam. We hebben de ambitie om zoveel mogelijk leerlingen en studenten te betrekken, en te werken naar een meer inclusieve samenleving. Vanuit de City Deal is ons doel: uitbreiding naar de noordkant van de stad en meer opleidingsinstituten en studenten betrekken.”

“Als ik mijn opleiding af heb, wil ik een baan zoeken als coach. Ik heb vast vaardigheden geleerd die ik dan kan toepassen.”
Chaima Bouazati, student Begeleider specifieke doelgroepen aan het Albeda.

Een aantal voornemens bij de uitbreiding zijn al gehaald. Zo zet Thomas More Hogeschool dit jaar al extra studenten in. Die starten in november, bij het begin van het nieuwe onderwijskwartaal. En zijn er bij Hogeschool Rotterdam meerdere opleidingen nieuw aangesloten. De grootste uitbreiding is echter te vinden bij het mbo. “Naast hbo-studenten doen nu ook mbo-studenten van niveau 4 mee van de opleiding Onderwijsassistent aan het Albeda College”, vertelt Heinerman-. “Afgelopen februari zijn we daarvoor een pilot gestart om te kijken of het  project. in deze opleiding past. Vijf groepen studenten deden mee, en de ervaring was positief. Vanaf dit schooljaar is MoZ dan ook standaard onderdeel van het curriculum. In november starten de eerste mbo-studenten als standaard onderdeel van hun programma. Nu verkennen we of het ook bij andere opleidingen past van het Albeda. Ook met het Zadkine ROC hebben we nu gesprekken.” Bij het programmabureau zelf lopen ook nog eens twee studenten van het Albeda college stage van de opleiding persoonlijk begeleider. We verkennen zo, of het ook bij die opleiding zou passen. Daarnaast heeft de uitbreiding naar het noorden van de stad stappen gemaakt. Naast een school in West en Blijdorp doet nu ook een school in de wijk Zevenkamp mee. mee.

Corona

De komst van Covid-19 heeft wel een gat geslagen in de uitbreidingsplannen. Heinerman: “Doordat scholen en opleidingen veel energie kwijt zijn aan het realiseren van het reguliere onderwijs, is de uitbreiding wel wat vertraagd. En als programma hebben we veel energie moeten stoppen in online mentoring in plaats van live op locatie werken. Dat is nog niet bij alle scholen gelukt. Soms komt het omdat leerlingen niet over de juiste devices beschikken, soms hebben scholen zelf moeite om het eigen onlineonderwijs en de online omgeving op te tuigen. Dan is Mentoren op Zuid net wat te veel. Het vraagt toch iets extra’s van een school. Tegelijkertijd hebben we tijdens de coronatijd ook nieuwe contacten gekregen van scholen die juist nu het contact met kinderen thuis belangrijk vinden. Zelf hebben we ons gericht op het verbeteren van onze methodiek, om Teams in te richten en de training van de mentoren online te maken. Er zijn weinig plekken waar we met zijn allen bij elkaar kunnen komen, gezien de anderhalve meter afstand die we moeten houden. We zijn nu ook scenario’s aan het maken voor de mengvormen die ontstaan: de combinatie van live mentoractiviteiten en online mentoring.”

“Mentoren op Zuid heeft me laten inzien dat het belangrijk is dat je je goed voorbereidt. Anders zit je elkaar maar aan te staren. Bij een klas kun je nog een beetje improviseren, maar een-op-een niet.”
Debby van Meenen, volgde MoZ in de basisschoolklas waar ze toevallig vorig jaar stage liep. 

Een mentor aan het werk met een leerling.

Een mentor aan het werk met een leerling in Rotterdam-zuid.