Leeuwarden bouwt aan lerend ecosysteem in City Deal

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In het kader van de City Deal Kennis Maken bundelen gemeente en onderwijsinstellingen in Leeuwarden de krachten met bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen. Zo willen ze gezamenlijke relevante vraagstukken oplossen. Motto daarbij: ‘De Stad als campus, de regio als proeftuin.’ Trekkers Friso Douwstra, wethouder Leeuwarden, en bestuursvoorzitter Erica Schaper van NHL Stenden vertellen meer over deze unieke krachtenbundeling. 

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Organisatie & Sturing en Externe Verbinding.

Hoe vaart de City Deal in Leeuwarden?
Schaper: “Volgens mij gaat het heel erg goed. Langzamerhand komen de verbindingen tot stand die we voor ogen hadden. Er zijn in Friesland meerdere Living Labs, die hebben we nu hebben geïnventariseerd. Van al die parels willen we een mooie ketting maken, een groot lerend ecosysteem. We willen geen losse initiatieven, maar ze versterken, en dwarsverbanden laten ontstaan. Kortom, de City Deal komt echt als geroepen.”

Douwstra: “Begin dit jaar hebben we dit ecosysteem rond de City Deal in de stad opgetekend. Van onderwijs, bedrijfsleven tot gemeente en inwoners. Nu willen we al die onderdelen verstevigen en uitwerken in praktische programma’s. Hoe kunnen we de verschillende velden zo koppelen dat mensen de boot niet gaan missen? Net als andere delen in Noord-Nederland hebben we in Leeuwarden en regio te kampen met 22 procent krimp en een dalende arbeidsmarkt. We hebben nu al tekorten in bepaalde sectoren, waaronder de topsectoren. Daar willen we samen met onderwijs iets aan doen.”

Wethouder Friso Douwstra. Foto: Gemeente Leeuwarden.

Hoe koppel je onderwijs aan dit soort maatschappelijke vraagstukken?
Douwstra: “We hebben in de regio Leeuwarden al een water campus, een dairy campus en een energiecampus,en  daarnaast de kenniscampus en RuG Campus Fryslan. We willen de krachten bundelen van de verschillenden campussen en gebruikmaken van elkaars faciliteiten en organisatiekracht. Daarbij staan de SDG’s centraal: arbeidsmarkt, armoede, landbouw en duurzaamheid. We willen mensen opleiden voor deze duurzame issues, in thema’s waarin we als regio sterk in zijn en waar daadwerkelijk arbeid en werk te vinden is. Op al die campussen is Leeuwarden al een proeftuin. We willen daarnaast ook launching customer zijn en een doorlopende leerlijn opbouwen richting onze topsectoren.”

Schaper: “Er zijn al initiatieven die erg goed lopen die dat laten zien. Zoals de Toerisme Alliantie. Deze is opgezet door bedrijven, wij leveren daar als NHL Stenden een kennisbijdrage aan. Vanuit de opleiding Tourism & Leisure hebben we een onderzoeksgroep opgezet die onderzoek doet ten behoeve van de alliantie over verschillende kenmerken van Friesland, zoals hoe we onze gastvrijheid kunnen vergroten. We bekijken nu ook nog een nieuw initiatief hoe we als hogeschool de gemeente verder kunnen helpen met circulair inkopen. Hier zijn verschillende opleidingen bij betrokken. Via de City Deal samenwerking komen verschillende werkelijke vraagstukken uit de praktijk in ateliers, living labs, terecht, waar docenten en studenten er samen met gemeenten aan werken.”

De thema’s en uitgangspunten waar jullie mee werken komt uit de Kennisagenda Fryslân dat onderdeel is van het Hoger Onderwijs Akkoord Fryslân. Hoe verhoudt dit akkoord zich tot de City Deal?
Schaper: “In Friesland hadden we het Hoger Onderwijs Akkoord al, waarin we thema’s zoals hospitality, agri food en watertechnologie en een kleine cluster rond cyber safety groot wilden maken. In het Akkoord proberen we samen met onderwijs, bedrijfsleven, studenten om de thema’s groter te maken. We gebruiken daarvoor de City Deal als smeermiddel. We weten elkaar als partners nog beter te vinden. Ook initiatieven om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt erbij te betrekken doen mee. De City Deal is daarvoor een extra aanleiding.”

Wat zijn de belangrijkste uitdagingen waar jullie voor staan in deze fase van de samenwerking?
Schaper: “De belangrijkste uitdaging hier in Friesland is dat we hele mooie dingen met elkaar doen, maar dat we minder goed zijn om dat te laten zien, om onszelf op de borst te slaan. We zijn redelijk bescheiden. We hadden laatst een conferentie van hogescholen, met het thema ‘Is hoger onderwijs futureproof?’. Als je ziet wat voor samenwerking er is met provincie en gemeenten dat is dat echt heel bijzonder. Daar praten we te weinig over, we dragen het te weinig uit.”

Erica Schaper. Foto: NHL Stenden.

Wat voor rol zouden bestuurders daarbij kunnen spelen?
Schaper: “We hebben gezamenlijk het Hoger Onderwijs Akkoord uitgewerkt maar nu moeten we het verder brengen en kijken welke strategie we willen. We moeten als bestuurders elkaar daar proberen op te zoeken en de lat hoger leggen voor thema’s als watertechnologie en toerisme.”

Douwstra: “De bestuurders hebben een voorbeeldrol. Ze moeten de mooie plannen niet alleen met hun mond belijden maar ook met daden. Als gemeente moet je durven te kijken over je gemeentegrenzen heen. Het gaat niet alleen om Leeuwarden, maar over de hele regio. Alle bestuurders hebben we daarvoor hard nodig. We moeten op één lijn komen, in plaats van op al die verschillende thema’s en tafels. Dat begint nu vruchten af te werpen en dat is mooi.”

Het Innovatie Pact Fryslân zetten jullie in als strategisch platform. Wat houdt dat in?
Douwstra: “In het Innovatie Pact Fryslân zijn alle hbo’s, mbo’s, overheden en bedrijfsleven en inwoners bij betrokken om de innovatiekracht en het ondernemerschap van de provincie te versterken. De uitvoeringsorganisatie van dit Pact adviseert, inspireert en vormt coalities. Waar nodig ontwikkelen wij nieuwe programma’s en projecten, altijd in samenwerking opgezet en door alle partners gedragen. Thema’s zoals watertechnologie en landbouw willen we provinciebreed al beginnen op basisschoolniveau. Erica en ik zijn de trekkers daarbij.”

Schaper: “We hebben nu afgesproken om de partijen nu specifiek in Friesland in kaart te brengen. En de thema’s te claimen. De City Deal is een extra stimulans om dat voor elkaar te krijgen. Nu moeten we de strategie verder ontwikkelen.  We kijken bijvoorbeeld hoe Brainport Eindhoven dat voor elkaar heeft gekregen.”

Wat kunnen andere steden in de City Deal leren van jullie aanpak in Leeuwarden?
Douwstra: “Zoek de samenwerking op met anderen. Durf je invloed te delen en maak afspraken zoals bij het Hoger Onderwijs Akkoord. We hebben gekozen voor de zaken zoals in onderstaand plaatje. Durf vooral te kiezen. Zet niet in op alle sectoren maar kies voor datgene waar je sterk in bent en kies ervoor om dan daarin een proeftuin te worden.”

Schaper: “Wat wel echt specifiek is voor onze regio is dat we hele korte lijnen hebben. We hebben echt een ecosysteem. Dat komt ook dankzij het IPF, waarbij we heel regelmatig met de betrokken partijen om tafel zitten. Dat maakt het zo bijzonder. Er is ruimte om met zaken te experimenteren.”

Wat kan de City Deal landelijk nog toevoegen voor jullie?
Schaper: “Wij kijken naar andere voorbeelden. Lukt het daar ook om talent naar de regio te trekken? Buiten de Randstad gaat het nu eenmaal anders, we willen juist leren van regio’s die vergelijkbaar zijn. Tegelijkertijd kunnen we ook van de Randstad leren. Daar is bijvoorbeeld veel kennis aanwezig hoe je internationaal talent aan je kan binden.

Douwstra: “Als het lokaal en regionaal niet goed wordt opgebouwd dan is het landelijk ook een grote luchtbel.  Het mooie van de City Deals is dat die dat voor elkaar krijgt. Partijen komen echt bij elkaar en daardoor krijgen vraagstukken echt praktisch handen en voeten. Het wordt van onderop opgebouwd. Niet van bovenaf. En dat is belangrijk.”

Smart Dairy Campus, Leeuwarden.

Met kennis bijdragen aan de echte wereld

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Met wetenschappelijke kennis een bijdrage leveren aan de maatschappij. Dat is niet alleen een van de doelen van de City Deal Kennis Maken, maar ook van de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. Onder leiding van professor Marjolein Zweekhorst is de VU bezig met de implementatie van Community Service Learning in het onderwijs.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en Studenten.

Een onderdeel hiervan is de ontwikkeling van een opleiding en afstudeerproject voor masterstudenten om interdisciplinair onderzoek uit te voeren in samenwerking met de samenleving. Zweekhorst won een Comenius Leadership Fellow om dit interdisciplinaire onderwijs uit te bouwen op de VU.

Wat houdt dit precies in, Community Service Learning oftewel CSL?
“We zijn officieel gestart in 2018 met het project A Broader Mind hier op de VU. We willen de blik van de studenten verbreden. We willen hen beter uitrusten om in deze wereld succesvol en betekenisvol te kunnen zijn. Dat vraagt van hen onder andere dat zij nadenken over wie ze zijn, hoe ze naar de wereld en hun rol in de samenleving kijken en hoe ze zich tot anderen verhouden. Een van de onderdelen daarvan is de cursus Community Service Learning, waarbij in onder andere projecten de gemeente gelinkt wordt met onderwijs, en theorie in de praktijk kan worden toegepast. In plaats van een fictief onderzoek kunnen studenten onderzoek in de praktijk in en met de stad uitvoeren. Met CSL-activiteiten leggen de studenten verbanden tussen wetenschappelijke kennis en de praktijk. Dat ze zo een bijdrage kunnen leveren aan de echte wereld, daar worden ze enthousiast van. Op professioneel gebied ontwikkelen ze zich in communicatievaardigheden en het creëren van een professioneel netwerk, op persoonlijk vlak ontwikkelen ze zich door om te leren gaan met diversiteit, met verandering en door nieuwe interesses te ontdekken. Stel je voor, we hebben 25.000 studenten hier rondlopen. Het zou toch mooi zijn als ook maar een deel van de opdrachten die zij maken een bijdrage kan leveren aan de maatschappij.

Marjolein Zweekhorst, VU.

Dat klinkt wel als heel veel?
“Ja, en daar zijn we dan ook nog niet. We zijn begonnen met het uitvoeren van pilotstudies om daar van te leren. Het is belangrijk CSL zo uit te voeren dat de gemeenschap er ook iets aan heeft. Wat heeft de maatschappij eraan als studenten onderzoek doen? We willen de maatschappij ook iets ‘terug geven’. We hebben heel duidelijk bij het begin van het Broader Mind project afgesproken dat we willen voorkomen dat de studenten met zijn allen de stad inrennen om dan aan te bellen bij een huis met een vragenlijst, waar de week ervoor ook al studenten aan de deur stonden met een  andere vragenlijst. We zoeken naar grotere thema’s die we kunnen opsplitsen in deelvragen. Deze deelvragen kunnen geadresseerd worden door studenten van verschillende opleidingen. Een  bijvoorbeeld is eenzaamheid. Daar kampen best veel mensen mee in Amsterdam. Je kunt daar in verschillende cursussen mee aan de slag gaan. Waarbij de ene cursus bij voorkeur voortbouwt op de uitkomst van een andere cursus of andere deelvragen beantwoord. Studenten van sociale wetenschappen kunnen andere vragen adresseren dan gezondheidswetenschappers of informatica studenten.”

Waarom is het zo complex?
De vragen uit de maatschappij kunnen meestal niet door 1 discipline beantwoord worden en daarnaast  passen ze meestal niet direct in het onderwijs. Er moet een vertaalslag gemaakt worden, zodat de CSL opdracht past in de leerdoelen en de onderwijsprogramma’s. Ook samen werken met meerdere opleidingen in dezelfde maatschappelijke projecten is nieuw. We zijn nu heel jaar bezig. Onderwijs is net een mammoettanker, het is weinig flexibel, terwijl de maatschappij dat juist wel is. Het onderwijscursusaanbod staat al maanden vast. Daarnaast hebben veel cursussen veel studenten. CSL in kleine groepjes zie je makkelijk voor je, maar wat kan je doen met  cursussen waarin  grote aantallen studenten participeren.”

Wat hebben de CSL-cursussen de samenleving te bieden?
“CSL kan verschillende vormen aannemen: onderzoek ten behoeve van advisering bij maatschappelijke vraagstukken; interventie studies; evaluatie studies, mentoren en ondernemerschap. We hebben een paar mooie samenwerkingsprojecten gedaan, zoals met de OV-coach in Amsterdam, het Leger des Heils, en Vooruit. We hebben bijvoorbeeld het afgelopen jaar met verschillende cursussen binnen verschillende opleidingen gewerkt aan een project op het gebied van eenzaamheid in de wijk Nieuw-West. We hebben vragen opgehaald uit de wijk waarmee de studenten aan de slag zijn gegaan tijdens het cursorisch onderwijs. We hebben ze uiteraard voorbereid op de samenwerking met ngo’s en wijkbewoners.”

Wat zijn voorbeelden van maatschappelijke vraagstukken die bij jullie binnenkomen?
“Naast het voorbeeld van eenzaamheid, is een ander voorbeeld een omgevingsonderzoek, dat studenten hebben uitgevoerd op de Zuidas. Die omgeving is heel erg veranderd met de komst van de grote internationale bedrijven. Er wonen nu veel expats en jonge gezinnen. De vraag die de gemeente voorlegde was of de zorg- en welzijnsfaciliteiten in de wijk nog aansloten op de populatie? Sommige vragen zijn heel erg theoretisch, anderen vergen juist veel contact met wijkbewoners. Bijvoorbeeld de vraag hoe je in een bepaalde buurt de sociale cohesie kan vergroten. De vragen komen van verschillende kanten binnen, zoals de gemeente, stadsdelen, maar ook NGO’s en andere maatschappelijke organisaties. Mijn ambitie is om het nog eenvoudiger te maken voor maatschappelijke organisaties en docenten in het onderwijs om elkaar te vinden.”

Volgend jaar willen jullie gaan starten met de cursus en het project Community service interactive and interdisciplinary (CSI2)? Wat wordt dit precies?
“In de cursus identificeren en analyseren Masterstudenten maatschappelijke problemen met verschillende betrokkenen uit de samenleving. In het project voeren de studenten in interdisciplinaire teams onderzoek uit naar de geïdentificeerde problemen, samen met maatschappelijke partijen. De resultaten worden gepresenteerd en besproken in een bredere context. Dit jaar zijn we bezig met de voorbereiding ervan. Een van de thema’s waar we aan gaan werken is het probleem plastic. Het idee is dat verschillende opleidingen gezamenlijk onderzoek uitvoeren naar het thema, onder andere studenten milieuwetenschappen, biochemie, economie, sociale wetenschappen, en godgeleerdheid. Het eindwerkstuk wordt het resultaat van een echt interdisciplinaire studie. Binnen het thema plastic verschillen de visies. De ene zegt niet recyclen maar verbranden, de ander juist andersom. Het is dan ook juist interessant om dit probleem interdisciplinair aan te pakken.”

De VU. Foto: Flickr Creative Commons/Roxana.

Waarom is interdisciplinair werken zo belangrijk?
“Omdat complexe maatschappelijke problemen niet vanuit één discipline te adresseren zijn. Echter de universiteit is nog steeds  voornamelijk disciplinair georganiseerd. Daarom hebben wij in ons Comenius Leadership Fellow programma interdisciplinair werken centraal gezet. Het is best een uitdaging. Veel mensen zijn namelijk disciplinair opgeleid. Aan het eind van hun studie moeten ze ineens samenwerken met andere opleidingen en de maatschappij, terwijl ze dat niet gewend zijn. Volgend studiejaar willen we pilots gaan draaien op het gebied van onder andere plastic.”

Wat kunnen andere onderwijsinstelling van jullie aanpak leren?
“Ik denk dat anderen veel kunnen leren van wat wij hier leren. We hebben geluk dat we deze projecten kunnen doen, omdat we daar nu door de Comenius Leadership Fellow financiële ondersteuning voor hebben. De geleerde lessen kunnen we delen. Leer alsjeblieft van wat er al is. Het heeft geen zin om met zijn allen het wiel opnieuw uit te vinden.”

Kun je een voorbeeld noemen?
“Onze intermediaire rol is bijvoorbeeld heel belangrijk om de vertaalslag te maken van maatschappelijk vraagstuk naar student. Het is nog niet altijd heel makkelijk om partners te laten aansluiten op het onderwijs. Daarnaast is de vraag welke competenties  je nu echt leert en op welk niveau. Eind dit jaar hopen we ook bijvoorbeeld  meer inzicht te hebben in CSL competenties en de  leerlijn. Dit kan ook behulpzaam zijn voor anderen. Maak daar gebruik van. We willen onze bevindingen ook open access publiceren. We kunnen niet veel fouten maken in de maatschappij tijdens CSL activiteiten, negatieve dingen worden immers langer onthouden. Ik zou heel graag samenwerken met andere universiteiten, dus als ze geïnteresseerd zijn kom ik graag met ze in contact. om samen te werken en kijken wat elders werkt.”

Excellente aanpak voor risicostudenten

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Risicostudenten meenemen in een ontwikkelde aanpak voor excellente studenten, de Saxion Honours Approach. Programmadirecteur Marike Lammers van de Saxion Top Talent programma’s gaat daar met haar team mee aan de slag. Ze kreeg daarvoor een Comenius Leadership Fellow beurs van 250.000 euro. ‘We willen de studenten motiveren en inspireren door hun talenten als startpunt te nemen.’

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Interne Verbinding.

Waarom zijn jullie met de Honours Approach gestart?
“In 2010 zijn we met de Saxion Hogeschool gestart met deze zoektocht naar een juiste vorm van uitdagend onderwijs. In die tijd hadden we het vooral over dat we in Nederland ingedut waren in het hoger onderwijs en een zesjescultuur hadden. We wilden met deze aanpak de excellente student weer prikkelen om het beste uit zichzelf te halen.”

Wat houdt de aanpak precies in?
“In de Honours Approach vormen de studenten een community met medestudenten, docenten en professionals. Op basis van ervaringen in een authentieke leeromgeving, dus buiten de schoolbanken, gaan studenten aan de slag met het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten. Studenten reflecteren op voor hun betekenisvolle ervaringen samen met leden van de community. Zo krijgen ze meer inzicht in hun eigen talenten, voorkeuren en passies. Op deze manier werken studenten aan hun persoonlijke, professionele ontwikkeling. Door dingen buiten de gebaande paden, dus niet in een klassikale setting , te proberen, wilden wij juist mensen meer laten leren. Echt verbinding maken tussen de mensen en met de opdrachten is daarbij essentieel.”

Wat is de kracht van deze methode?
“Je leert in een community, waarin je elkaar kent. Het is een veilige omgeving. In deze methode is dan ook veel aandacht voor onderlinge relaties. In de groep weet je van elkaar wat er speelt. De community is hecht, men respecteert elkaar. Ook de docenten horen erbij. Ieders inbreng is waardevol. De feedback van de medestudenten is net zo belangrijk als die van de docent. Wat we hebben ontdekt is dat het heel erg belangrijk is dat ze werken aan echte dingen, in de rijke leeromgeving. We hebben vanuit de Saxion zo’n 400 studenten in verschillende Top Talent programma’s. Zo hebben we bijvoorbeeld een groep die zich bezig houden met Changing Cities, hoe de stad beter leefbaar kan worden gemaakt. Daar voeren ze allerlei opdrachten uit.”

Marike Lammers.

Waarom is die rijke leeromgeving zo belangrijk?
“We zoeken hierbij bijvoorbeeld een interdisciplinaire aanpak, waarbij studenten van verschillende opleidingen en studies mixen. Techneuten werken samen zorgstudenten bijvoorbeeld, dat zijn hele andere karakters. Met verschillende karakters krijg je ook weer ander soort feedback en een andere kijk op de wereld. Een gesprek erover heeft echt waarde. Laat je medestudenten doorvragen en vooruitkijken. Wat doe je met die inzichten? Die geven je richting voor je volgende leerbehoefte. Door al die behoeftes te verzamelen maak je dus samen dat leeronderwijs. Je wordt bijna elkaars coach en docent. We denken in groepsprocessen, met elkaar. We zorgen ervoor dat iedereen input gegeven heeft. We geven in de Honours Approach dan ook expliciet geen cijfers. Als je dingen van elkaar leert maar ook over jezelf leert, betekent dat uit je comfort zone komen. Dan kom je in je leerzone. Als je te ver gaat raak je in je paniekzone. Dat is niet plezierig. Die grens is voor iedereen persoonlijk, en dat maakt leren zo moeilijk.”

Wat levert dat op bij de studenten?
“Ze waarderen heel erg de persoonlijke benadering. Je durft meer in de veiligheid van de community. Dat levert niet alleen inzichten op, maar ook vertrouwen. Daardoor staan ze steviger in hun schoenen en zeggen ze zich veel meer een professional te voelen dankzij deze aanpak. Als je kijkt wat de doelgroep erover zegt is dat ze bij de community het gevoel krijgen van acceptatie. Als je een score zou moeten geven van tussen 1 en 5, scoort de Honours Approach een 4.1. Dat komt zeg maar overeen met een 8,5. Dat krijg je niet snel van studenten in een normale onderwijs setting. Het roert me dat dit zo gewaardeerd wordt. Ook wordt er in de community gereflecteerd op de doelen die studenten willen bereiken en hoe zij daar kunnen komen.”

Hoe zit het met docenten?
“Voor docenten is het best een moeilijk concept. Ze moeten echt meer als procesbegeleider en coach optreden en ervoor zorgen dat iedereen wordt uitgedaagd en gehoord. Dat is dus compleet anders denken dan vanuit de traditionele manier van onderwijs of vakgebied die veel over inhoud gaat. Als docent stap je in en ga je mee in de ervaringsverhalen. Je bent niet een specialist zoals je gewend bent,  je hebt hooguit meer levenservaring die je meebrengt. Op deze manier leer je zelf ook heel veel, samen met studenten en door hun feedback. Dat moet je omarmen.”

En nu gaan jullie dit concept dus ook toepassen op risicostudenten?
“Ja, we hebben we de beurs aangevraagd om aan te tonen dat dit voor iedereen waardevol zou kunnen zijn. Wat nu als je dit toepast op ‘risicostudenten? Als daar significant duidelijk wordt dat het werkt kan het voor iedereen waardevol zijn. Daarom hebben we voor deze groep gekozen. Met risicostudenten bedoel ik geen palliatieve benadering maar heb ik het over het type student die rechtstreeks van de middelbare schoolt afrolt en doorstoomt naar het hbo, omdat dat van hem of haar wordt verwacht. Mensen die dus eigenlijk niet gemotiveerd zijn, vaak niet weten wat ze echt willen, en waarbij het risico op uitval groot is. Wij willen met dit concept meteen de eerstejaars bereiken. Statistisch gezien valt daar al 30 procent uit. Door niet alleen met je vakgebied bezig te zijn, maar ook met jezelf in deze benadering, kom je mogelijk eerder achter waar je verborgen talenten liggen, je interesses.”

Hoe ver zijn jullie nu met de Honours-klas voor risicostudenten?
“We zijn in september vorig jaar gestart met een training voor studieloopbaanbegeleiders om hen mee te nemen in het gedachtengoed van de Saxion Honours Approach. Dit bestaat uit werkvormen om ze te laten ervaren hoe het zou kunnen zijn als coach. De focus van deze training ligt op het bouwen van veilige communities binnen de klas zodat er een supportnetwerk in de klas ontstaat waarin studenten elkaar zien en helpen. Daarnaast zijn we afgelopen februari een apart traject gestart voor studenten met een hoog risico op uitval om de Honours Approach te ervaren. Die hebben zich aangemeld daarvoor. Een laatste traject waarmee nu het komende jaar mee van start gaan is met een klas, waarin mensen zitten van uit vier totaal verschillende opleidingen: techniek, recht, zorg en economie.  Uiteindelijk willen we toe naar dit soort interdisciplinaire vormen in het reguliere onderwijs. We zijn nu bezig de curricula en roosters aan te passen en hoe we het programma kunnen inrichten zodat studenten een betekenisvolle ervaring kunnen opdoen en hoe docenten als coach een ervaring kunnen opdoen. .

Hoe zie je de toekomst van deze aanpak?
Uiteindelijk denk ik persoonlijk dat het onderwijs zal veranderen in allerlei vormen waarin je kennis tot je neemt zonder daarbij per se een docent bij nodig hebt. Onderwijs moet een transitie maken naar meer verantwoordelijkheid voor student over hun leerproces. Om kennis te laten beklijven heb je elkaar nodig. Het leren wordt voorop gesteld, niet de stof. Hier bij Saxion moeten we de studenten benaderen als talentvolle jonge professionals die begeleiding in hun ontwikkeling nodig hebben in plaats van hen te benaderen als consumenten van onze vakken. De primaire focus ligt dan niet op kennisoverdracht, maar op het coachen van studenten om eigenaar te worden van hun leerproces, studenten uit te dagen om in interdisciplinaire settingen te werken en talenten te ontdekken en dan de kritische reflectie te stimuleren. De maatschappij is complex en daarom moeten we studenten voorbereiden op turbulente, onzekere en complexe werkomgevingen. Gebruikmaken van elkaars inzichten en in dialoog zijn met elkaar aangaan is daarbij heel waardevol, vind ik.”

 ‘Studenten zien hele andere dingen dan wij ambtenaren’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In Nijmegen werken gemeente, Radboud Universiteit, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) en ROC samen aan een aantal thema’s. Het afgelopen jaar stond het thema Integrale wijkaanpak centraal. Kim Hoeks, adviseur strategie bij de gemeente vertelt over de succesvolle projecten daarbij.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

Wie ben je?
“Ik ben vanaf januari vanuit de gemeente onderdeel van het kernteam van de City Deal in Nijmegen. Daarvoor heb ik twee jaar bij de gemeente gewerkt als trainee, waarbij ik onder meer een half jaar samenwerkte met Hans van Oerle, die de City Deal hier in de stad opzette. Zo ben ik betrokken geraakt bij de City Deal Kennis Maken. Inmiddels werk ik als adviseur strategie en hou ik me onder meer bezig met de afstemming van de partners van de City Deal in de stad. We werken in één kernteam met vier aanjagers uit de betrokken partijen.”

Hoe staat het met de City Deal in Nijmegen?
“Het gaat hier goed. We hebben dit jaar twee mooie projecten afgerond. Het eerste project was een project in de het stadsdeel Nieuw-West, waar zowel studenten van de Radboud Universiteit en de Hogeschool Arnhem-Nijmegen onderzoek deden. Dit stadsdeel bestaat uit de wijken Hees, Hesveld en Neerbosch-Oost, de laatste twee behoren tot het laagste woningbouwsegment van de stad. Er zijn veel sociale huurwoningen en lage huren. De Radboud-studenten hebben gekeken naar het basisonderwijs in de wijk. Wat zijn de kansen en mogelijkheden voor kinderen tussen 0 en 12 jaar? De HAN-studenten deden participatief actieonderzoek samen met de wijkteams. Die hebben echt met de mensen in de wijk gewerkt, en gekeken waar kansen lagen voor een betere samenwerking met  de partners als gemeente en woningcorporaties. Hun uiteindelijke product is een verbetering van het samenwerkingsverband tussen professionals uit de eerste en tweede lijn. De wijk heeft echt kunnen profiteren van hun aanbevelingen.”

Nijmeegse en Gentse studenten werken samen in de wijk.

Wat was de aanleiding voor onderzoek in deze wijken?
“Deels is afgesproken met de partners om als eerste thema binnen de City Deal te focussen op de integrale wijkaanpak in Nieuw-West. De documentaire ‘De Witte Vlucht’, over drie basisscholen met elk een ander systeem hier in het stadsdeel, is de aanleiding geweest voor de Radboud studenten om te focussen op de kansen en mogelijkheden van kinderen in het basisonderwijs.  Na het zien van de documentaire wilden de studenten hierop doorgaan. De meeste brieven die scholen sturen zijn in het Nederlands. Maar als de mensen in de wijk ze niet kunnen lezen, omdat ze een taalachterstand hebben. Moet je dan het onderwerp misschien in een andere taal opschrijven? Het is een wijk met een complexe opgave, waar nog veel onduidelijk is. Hoe kun je als gemeente daar een boost aan geven? Daarom heeft de wijk dan ook de focus bij de City Deal en zijn de studenten gevraagd er onderzoek te doen. De studenten zien weer hele andere dingen die wij als gemeenteambtenaren niet meer zien. De Radboud-studenten hebben als een van hun aanbevelingen dan ook voor ambtenaren om meer de wijk in te gaan.”

Wat was het tweede project?
“Het tweede project was een uitwisseling met studenten uit Gent. Ook hier lag de focus in Nieuw-West. De opdracht was om scenario’s te maken voor 2050 voor zowel de wijkeconomie, het sociaal domein als voor duurzame stedelijke ontwikkeling. Wat zijn de kritische zekerheden, en vooral wat zijn de kritische onzekerheden? Hoe verandert de samenleving? Op welke manier digitaliseert de economie? Daaromheen hebben de studenten scenario’s ontwikkeld. Die hebben ze door middel van werksessies, speeddates gedeeld met wijkbewoners en professionals. Ze zijn bijvoorbeeld gaan eten met wijkbewoners. Over een paar weken is er een terugkoppeling, een informatieavond. Ook schrijven ze een stukje voor de wijkkrant en zorgen ze na de zomer voor terugkoppeling aan mijn collega’s. We hebben dezelfde oefening gedaan in de wijk Nieuw-Gent, maar dan nu wat concreter. Het is mooi als studenten meer toewerken naar oplossingen. Ze komen op basis van hun aanbevelingen met één scenario voor de toekomst. Hoe zit het bijvoorbeeld met verticale moestuinen? Zijn er straks nog wel auto’s, of is alles groen?”

Hoe verloopt de samenwerking met de partners in Nijmegen?
“Die gaat erg goed. We hebben de laatste tijd wel wat wisselingen van de wacht gehad. Zowel bij ons, als bij de HAN en Radboud. Afgelopen april hebben we een nieuwe herstart gedaan met het kernteam. We komen nu weer elke drie weken bij elkaar. De focus ligt op nieuwe projecten, meer communicatie, -laten zien wat je als stad allemaal doet-, en ook kijken we of we een fysieke plek kunnen vinden van waaruit we kunnen werken. Met de Impulsregeling vanuit OCW, die voor iedere stad in de City Deal 30.000 euro beschikbaar maakt voor projecten, willen het komend jaar als thema de Gezonde Stad uitwerken. Dat willen we doen in een andere wijk.”

Hoe gaan jullie dat aanpakken?
“Dit doen we op verschillende manieren. We gaan kijken of er al vakken en opleidingen met dit thema zijn gelieerd. We kijken hoe we de middelen kunnen gebruiken om er een boost aan te geven. Naast een fysieke plek, willen we workshops organiseren en projectbegeleiding. Hoe gaan we studenten aantrekken van de universiteit, hogeschool, maar ook mbo? Zo’n subsidie helpt daarbij. Maar vooral gaan we gewoon starten. We zien wel waar we allemaal tegenaan lopen. Tezijnertijd kijken we wel hoe we dat dan verbeteren. Als je te lang wacht verlies je de energie van de studenten en docenten. We hebben al een coalitie in Nijmegen genaamd ‘Groen Gezond en in Beweging’ met onder meer de universiteit, het RUMC, GGD en gemeente. Doel is om Nijmegenaren vitaler en gezonder te laten leven. Omdat de HAN al zo’n mooie infrastructuur heeft met de Labs, voorheen de Spark Centresen de wijkdocenten willen we hen er ook bij betrekken bij het gezonde stad verhaal. We kijken nu hoe we een goede start kunnen maken. Dat wordt ergens eind augustus.”

Waarom hebben jullie ook het mbo benaderd om mee te doen?
“Ik vind het heel belangrijk dat mbo meedoet. Het is weer een heel ander type onderwijs, veel meer praktijkgericht. Juist dat kunnen we heel goed gebruiken in onze projecten. Als gemeente kunnen we veel van die praktijkkennis opsteken, en ik denk de studenten van de Radboud en de HAN ook in hun manier van denken. En natuurlijk andersom ook. De City Deal is een goede aanbeveling om verder te kunnen. Het is juist zo belangrijk dat studenten leren de maatschappelijke context beter te begrijpen, en tegelijkertijd ervaring in de praktijk op te doen. Dat zijn dingen die je in de schoolbank niet leert. We hopen dan ook snel met de Gezonde Stad mee te doen. Een uitdaging is nog hoe je het borgt in het curriculum van de betrokken opleidingen. Meegaan naar Gent was een mooie ervaring, maar het leverde de studenten geen studiepunten. En dat is wel weer jammer.

Volgende jaar weer Gent?
“De Europese subsidie voor de uitwisseling was eenmalig. Daarom moeten we ook kijken hoe we toekomstbestendige financiering kunnen regelen voor dit soort projecten, naast het curriculum. Met die opdracht zijn we naar huis gegaan. Eind  van de zomer gaan we in gesprek om te kijken of we deze projecten in 2020 weer kunnen doen.”

Wat kunnen jullie nog gebruiken vanuit de landelijke City Deal?
“Er zijn meer steden bezig met een thema als de Gezonde Stad.  Hoe stel je gezondheid bij je bewoners centraal en hoe maak je daaromheen beleid? Het is interessant om te leren hoe andere steden het doen. Wat komt er bij jullie uit? Wat werkt, wat niet? Het inbedden van zo’n thema in het curriculum is ook iets waar meerdere steden mee worstelen. Daarom kan de City Deal als landelijk platform fungeren om daarover met elkaar te sparren en kennis uit te wisselen.”

Wat kunnen andere steden leren van jullie?
“Ik denk dat het project met Gent duidelijk laat zien hoe je als City Deal ook succesvol kunt zijn over de grens. Niet alleen Nederland is een voorloper. Ik denk dat we met de City Deal de kans hebben om andere steden in Europa te laten aanhaken. Dat wil ik graag meegeven aan andere steden: kijk over de grenzen.”

Uitwisseling studenten Nijmegen en Gent.

Naar een zelfsturende student

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

De Universiteit van Amsterdam (UvA) is bezig met de ontwikkeling van Zichtbare Leerlijnen Creator (ZLC), een webapplicatie waarmee studenten meer controle krijgen over hun leerproces. Ook goed voor de vaardigheden die nodig zijn in de vele projecten van de City Deal Kennis Maken, stelt Ilja Boor, Comenius seniorfellow en docent aan de UvA en initiatiefnemer van de applicatie.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en Studenten.

Wat doet de Zichtbare Leerlijnen Creator precies?
“De ZLC integreert persoonlijke leerresultaten van studenten met de opbouw en samenhang van leerlijnen. Hiermee ontvangen studenten doorlopend gerichte feedback met de cyclus Feed-up (waar ga ik naar toe?), Feedback (waar sta ik nu?) en Feed-forward (hoe ga ik verder?). Het continu doorlopen van deze feedback-cyclus dicht het gat tussen waar studenten staan, waar ze heen moeten en hoe daar te komen. Kortom, met de ZLC krijgen studenten een krachtige tool in handen om zelfgestuurd te leren en worden ze beter toegerust om te kunnen floreren in de toekomstige samenleving.”

Het is voor zowel studenten als docenten?
“Het komt vaak voor dat bij een nieuw collegeblok studenten bepaalde informatie horen die ze nog niet kennen. Voor docenten is dat een verrassing dan. Hoe kan dat? Dat hebben we toch al eerder behandeld? Docenten kunnen de applicatie gebruiken voor het efficiënt bepalen van welke voorkennis, op welk niveau verondersteld mag worden en hierover met studenten praten bij aanvang van een vak. En nog belangrijker, docenten krijgen nu snel en overzichtelijk inzicht in welke leerdoelen studenten lastig vinden en wat ze makkelijk afgaat.  En kunnen, als het nodig is, hier het onderwijs op aanpassen. Studenten kunnen weer efficiënt zien waar specifieke kennis en vaardigheden aan bod komen, op welke manier dit gebeurt, en op welk niveau en wijze ze worden getoetst.Bovendien, krijgen studenten feedback op hun eigen leerresultaten over welke leerdoelen ze wel en welke niet beheersen.”

Ilja Boor. Foto: Liesbeth Dingemans.

Wordt de app al gebruikt?
“Momenteel hebben we een bètaversie lopen op acht bacheloropleidingen van de faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica hier aan de UvA. Docenten en studenten kunnen hun feedback hierop nog geven. We zijn geïnspireerd geraakt door de tool Zichtbare Leerlijnen, die in Utrecht wordt gebruikt en hebben een eigen applicatie ontwikkeld zodat we ook leerlijndoelen aan eindtermen (of eindkwalificaties) kunnen koppelen. Het project bestaat uit twee fases. In de eerste fase richten we samen met docententeams de tool in. Tijdens vijf docententeambijeenkomsten bespreken we wat studenten aan het eind van de leerlijnen en studie moeten kunnen. Welke kennis, vaardigheden en attitude worden verwacht en op welk niveau? Om vervolgens alles met elkaar te koppelen. In de tweede fase, het volgend jaar gaat draaien, verbinden we leerdoelen met persoonlijke leerresultaten van studenten. Fase één is afgerond en het proces waarin docententeams samenwerken heeft al zoveel opgeleverd.

Zoals wat?
“We kwamen er achter dat we niet altijd doen in de studie wat we beloven. Aan het eind van de docententeambijeenkomsten stellen we namelijk altijd drie vragen: (1) doen we wat we willen doen?; (2) doen we dingen niet wat we wel willen doen?; en (3) doen we dingen wel die we niet willen doen? Het lijken hele simpele vragen maar ze geven veel inzicht. Hieruit is bijvoorbeeld gekomen dat een vaardigheid als kritisch denken te weinig aan bod komt en nu ontwikkelen we onderwijs hiervoor. De tool is fantastisch wat er allemaal in komt. Dankzij het proces eromheen werken docententeams beter samen en discusieren ze met elkaar op een heel praktisch niveau over onderwijs. Ook vakcoördinatoren kunnen er veel aan hebben. Waar staat hun vak in het curriculum? Waar staan studenten in de leerlijn, wat hebben ze al gehad en wat gaan ze het volgende vak doen?

Wat wordt de volgende stap met de applicatie?
“Met het Comenius-geld is de volgende stap om meer zelfsturing onder studenten te stimuleren. Wat mij altijd heeft gestoord is dat het in het onderwijs vooral gaat om of je het vak wel of niet haalt. Je hoor helemaal niets over het leerproces. Nu koppelen we leerdoelen aan tentamenvragen. Met de app kun je zelf zien welke onderdelen je beheerst, en welke niet. Wat ga je doen om die ook te beheersen? Studenten kunnen dus meer zelf sturen. Wat is het doel om dit te leren? Welk beheersingsniveau wordt van mij verwacht? Met de app zie je in één oogopslag waar je staat in je leerproces op basis van je eigen leerresultaten. Wat ga je doen om de gaten te dichten? Samen met je mentor kun je kijken welke stappen nodig zijn.”

Hebben jullie de studenten erbij betrokken?
“Als we straks echt de try-out doen betrekken we ze erbij. Wat zou jij nodig hebben? We gaan werken met panels en focusgroepen. We zijn nu dus bezig met de koppeling van toetsvragen en leerdoelen en later in het academisch jaar willen richting die tweede fase, die zelfsturing.

Wat kan de City Deal Kennis Maken hiervan leren?
“Ik wil graag meegeven hoe belangrijk het procesniveau is. Hoe krijg je het voor elkaar dat deze innovatie gedragen wordt in een opleiding? Hoe docententeams echt met elkaar en in een opleiding samenwerken? Veel van de projecten in de City Deal draaien om de zogeheten 21st Century Skills. Zo blijkt het steeds belangrijker om samen te werken met andere disciplines. Ook zijn onze grote flexibiliteit en lerend vermogen cruciaal in de toekomstige maatschappij, waarin ontwikkelingen elkaar in steeds hoger tempo opvolgen. Een van de essentiële vaardigheden die studenten voorbereiden om succesvol te functioneren in deze maatschappij is zelfgestuurd leren. Onderwijsvormen die studenten uitdagen om hierin te excelleren zijn dus onontbeerlijk. Deze tool maakt die skills inzichtelijk. Teams kunnen zo heel overzichtelijk zien waar de gaten liggen.”

Interprofessioneel leren voor de toekomst van de zorg en welzijn

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Dit jaar zijn de Hogeschool Arnhem-Nijmegen (HAN) en het Radboudumc gestart met de eerste projecten voor interprofessioneel samenwerken en opleiden (IPE). Hierin leren ze over en met studenten uit de andere zorg- en welzijnsopleidingen de fijne kneepjes van interprofessionele samenwerking. Want dat is hoe de toekomst er uit ziet, stelt programmamanager Ivo Hendriks.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Interne Verbinding.

Gezondheidswetenschapper en bedrijfskundige Hendriks is als programmamanager bij de HAN de laatste jaren de drijvende kracht bij de Sparkcentres. Hier werken studenten, docenten, onderzoekers en professionals van verschillende disciplines intensief samen in interprofessionele zorg- en welzijnsverlening en doorlopende onderzoekslijnen die gerelateerd zijn aan de innovatieagenda van een wijk.

In de wijken

Van het multidisciplinair samenwerken in de wijken gaat hij zich nu in zijn nieuwe functie als programmanager ook richten om het interprofessioneel leren met verschillende opleidingsniveaus hoger op de agenda te zetten in Nijmegen en omstreken. Om de nieuwe generaties klaar te stomen voor de toekomst. De duidelijke link met de praktijk in de wijken blijft. “We zijn met allerlei maatschappelijke vraagstukken bezig. Dat is raar om te doen vanuit de campus. Als hoger onderwijs willen we de verbinding met de regio versterken. Zo willen we meer maatschappelijke waarde creëren. En dat krijg je wanneer je praktijk, onderzoek en onderwijs samen organiseert.”

En dat lukt al aardig met Sparks?
“Met Sparks zijn we nu een jaar of zeven bezig, waarbij groepen van ongeveer 30 studenten met onderzoekers en docenten werken in 17 wijken in Arnhem, Nijmegen, maar ook omliggende gemeenten als Wijchen en Bemmel. We hebben in die wijken vaste wijkdocenten aangesteld met een zorg- en welzijn achtergrond. Samen met professionals in die wijken werken ze aan onderzoekvragen. Het idee erachter is om de kennis en kunde van de studenten in te zetten in de praktijk. De studenten staan daadwerkelijk met hun voeten in de klei om met professionals aan de slag te gaan om zo te komen tot innovatieve oplossingen. Nu doen 1200 studenten per jaar hier in deze wijken ervaring op. Ik zie nog meer groei. Het zal me niet verbazen als we volgend jaar tussen de 20 en 25 locaties hebben. Ook verwacht ik dat we met meer multilevel, van mbo, hbo tot en met wo nog meer gaan groeien. ”

De volgende stap is nu dus interprofessioneel leren. Waarom is dat zo belangrijk?
“We hebben in ons land eigenlijk een luxe situatie op het gebied van zorg en welzijn. We kunnen ons nog steeds een-op-een behandelsituaties veroorloven. We kennen eigen specialisten en eigen huisartsen. Elke arts maakt weer zijn of haar eigen diagnostiek en de behandelingen worden allemaal afzonderlijk uitgevoerd. Als je kijkt naar hoe het zorgveld verandert kunnen we dat ons de komende jaren niet meer permitteren. Kijk alleen al naar het aantal openstaande vacatures in de zorg. We moeten dus echt zoeken naar andere manieren van hoe we onze zorg en welzijn gaan inrichten.”

Wat voor andere manieren van werken?
“We moeten toe naar meer samenwerking, meer collectiviteit. Eigenlijk zoals de Wmo al voor ogen had. Met meer informele collectieve voorzieningen, en de shift van curatie naar preventie. Omdat de mensen steeds ouder worden, en dus ook zieker, verandert ook de zorgvraag. Het gaat vaak niet alleen om enkelvoudige klachten, maar er komen andere issues eromheen. ,. Kortom professionals moeten meer gaan samenwerken. We moeten meer patiëntgericht gaan werken in plaats van klacht gericht. Nu kennen we al voorbeelden van ketenzorg, maar dat moet straks veel meer netwerkzorg worden: professionals pakken in gezamenlijkheid de problemen rond een patiënt op. Daarbij weet je wat de ander doet en wat deze kan. Je leert elkaars jargon en bent complementair aan elkaar, in plaats van gefragmenteerd. Daarom is het nu belangrijk om in te zetten op het interprofessioneel leren.”

En hoe ver zijn jullie nu?
“We laten nu zeven of acht opleidingen van de HAN uit het zorg- en welzijndomein in het tweede jaar een dag in de week interprofessioneel werken. Later dit jaar willen de koppeling maken met geneeskunde van het Radboudumc. Daarvoor hebben we een twee jaar geleden een convenant getekend. Interprofessioneel opleiden doe je samen. Nu zijn we bezig om te kijken hoe we de curricula kunnen laten aansluiten, zodat we samen  het onderwijs kunnen vormgeven. Vanuit geneeskunde heb je dan bijvoorbeeld huisartsen en specialisten, vanuit onze opleiding paramedisch personeel, verpleegkundigen en sociaal werkers. Maar we zijn er nog niet, het kost heel wat moeite om al die opleidingen met hun eigen curricula uitgelijnd te krijgen. Alles is opleidingsgewijs georganiseerd met bijvoorbeeld eigen beroepveldscommissies, financiële constructies en systemen van beloning.”

De Hogeschool Arnhem-Nijmegen

 Hoe doe je dat?
“Door op zowel strategisch als op operationeel niveau mensen mee te krijgen zodat ze het belang onderschrijven van interprofessioneel leren. Daar moet synergie tussen zitten. We hebben ook net een IPE-Meet Up gehad, waarin we samen hebben gekeken hoe we het gaan faciliteren. Er zijn in Nijmegen en Arnhem een kleine 60.000 studenten, als je het goed organiseert kun je echt wel een impact maken. Dat lukt alleen met een multilevel aanpak voor de praktisch relevante vraagstukken, zodat de maatschappij er iets aan heeft én de studenten er iets van leren.”

Hoe kan de City Deal Kennis Maken hieraan bijdragen?
“Ik geloof enorm in de meerwaarde van het interprofessioneel leren. Zeker als studenten leerervaring opdoen in een reële context, met echte complexe problemen. Dat geloof helpt me verder. Als anderen ook de noodzaak inzien kunnen we echt stappen maken. De City Deal helpt ons aansluiten bij de landelijke ambities. Maar ook hebben gemeenten en kennisinstellingen zich via de City Deal duidelijk hier aan gecommitteerd. De projectleiders van de City Deal hier in de regio helpen ons met middelen, en de politici dragen het de noodzaak ervan uit. Ook krijgen we vanuit andere delen van het land best practiceste zien. ”

Den Haag op zoek naar stedelijke innovaties voor Dag van de Stad

Robert van Asten. Foto: Martijn Beekman

Het begon drie jaar geleden in Utrecht als evenement waar stedelijke professionals leren van elkaars aanpak van hedendaagse stedelijke opgaven als verdichting, verduurzaming en sociale cohesie. Inmiddels is de Dag van de Stad een begrip geworden. Dit jaar verwelkomt Den Haag op 28 oktober in het World Forum 2000 ‘stadsmakers’. Gastheer Robert van Asten, wethouder Mobiliteit, Cultuur en Strategie en organisator Frank Reniers van het ministerie van BZK over het belang van innovatie.

“Toen begin dit jaar de oproep verscheen voor gaststeden voor de Dag van de Stad 2019 hoefde ik niet lang na te denken”, vertelt Van Asten. “Na succesvolle edities in Utrecht en Amersfoort vond het college in Den Haag het een uitgelezen kans om gastheer te worden van dit mooie evenement. Enerzijds omdat een G4-stad als Den Haag koploper is in de vele transformatieopgaven waar Nederlandse steden voor staan, anderzijds omdat we als internationale kennisstad leergierig zijn en graag op de Dag van de Stad de oplossingen letterlijk naar ons toe laten komen.”

Erkenning

Ook bij Agenda Stad, het programma van het ministerie van BZK dat initiatiefnemer is van de Dag van de Stad en samen met partners als de G4 en G40, de VNG, het Netwerk Kennissteden en Platform31 verantwoordelijk is voor de organisatie, sprong men een gat in de lucht toen het bid van Den Haag binnenkwam. Programmamanager Frank Reniers: “Het is toch erkenning van het succes van de afgelopen edities. Niet alleen het feit dat Den Haag als derde stad van Nederland een heel enthousiast bid uitbracht, maar ook het feit dat er dit jaar maar liefst drie steden een gooi deden naar de Dag van de Stad. Ook Ede en Den Bosch kwamen met een mooi voorstel, maar uiteindelijk gaven de aanpak en instelling van Den Haag de doorslag.”

“Die aanpak is dat we bezoekers van de Dag van de Stad graag kennis laten maken met de praktijk”, vult Van Asten aan. “We organiseren op 28 oktober verschillende stadssafari’s waarin we bezoekers laten zien hoe wij in Den Haag invulling geven aan de grote opgaven van deze tijd. Zo brengen we een bezoek aan het Central Innovation District, de vierkante kilometer die begrensd wordt door de drie intercitystations in Den Haag, en waarbinnen meer dan 1000 bedrijven – nieuwe industrieën, dienstverleners en startups – het hart vormen van de regionale banenmotor die Den Haag is. En naar baanbrekende projecten als Proeftuin op Zee, een gebied van 10 bij 10 zeemijl op open zee, waar we metingen verrichten naar wind en stroming, maar ook onderzoek doen naar zeewierteelt en drijvende zonnepanelen.”

Wijsheid

“Den Haag heeft stadsmakers duidelijk veel te bieden”, beaamt Reniers. “Door de bijzondere ligging, ingeklemd tussen zee en andere gemeenten, gecombineerd met de trek naar de stad – een tendens die we ook internationaal zien – heeft Den Haag ook een grote verdichtingsopgave.” Van Asten: “En dat brengt natuurlijk veel vraagstukken met zich mee rond leefbaarheid, klimaatadaptatie en mobiliteit. Hoewel we graag aan andere stadsmakers laten zien hoe wij met ónze opgaven omgaan, hebben we natuurlijk ook niet de wijsheid in pacht. Daarom is onze instelling voor 28 oktober ook: laten we vooral van elkáár leren.”

Frank Reniers

Reniers: “En dat is voor ons als organisatoren ook waar de dag voor staat: ‘voor en door stedelijke professionals’. Omdat de belangrijkste les van ons programma Agenda Stad ook is: de grote vraagstukken van nu vragen om samenwerking tussen steden of tussen steden en regio’s. Geïnspireerd door ‘onze’ City Deals – het instrument waarin Nederlandse steden een thematische alliantie aangaan en zo versnelling creëren in hun gedeelde opgaven – zie je nu ook steeds meer andere vormen van gelijkwaardige samenwerking ontstaan, zoals Regiodeals en Woondeals.”

Oproep: dien je idee in!

Van Asten: “Juist het feit dat Den Haag zo’n gevarieerde stad is, met een internationale uitstraling, een stevige kenniseconomie, een groene uitstraling en een sterke reputatie als evenementenstad voor o.a. topsport- en muzikale evenementen, verbinden we ons graag met steden die één of meer van die kenmerken of opgaven met ons delen, om ook van hen te kunnen leren. De Dag van de Stad is daarvoor dé gelegenheid.”

“Maar dan moeten die steden die opgaven wel kenbaar maken”, vult Reniers aan. “Precies!”, zegt Van Asten. “Daarom roepen we steden – ambtenaren en bestuurders, maar ook de kennisinstellingen en actieve burgers op om hun innovatieve oplossingen – en ook de dilemma’s waar ze mee worstelen, uiterlijk 7 juni in te dienen als programmaonderdeel van de Dag van de Stad. En, niet te vergeten, ook het bedrijfsleven, want een gezond en bloeiend ondernemersklimaat is óók cruciaal voor een vitale stad.”

Op Dedagvandestad.nl kunnen good practices en dilemma’s, innovatieve producten en diensten, worden ingediend. Een jury beoordeelt de inzendingen en stelt samen met de indieners een sterk programma samen dat verschillende werkvormen kent, zoals lagerhuisdebatten, pecha kucha’s, dragons’ dens en walkshops.

Bekijk ook de video-oproep van Den Haag, waarin wethouder Van Asten stadsmakers uitnodigt ideeën in te sturen.

Studenten verbinden met de samenleving

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Wilfred Fischer en Mandy Müller.
Wilfred Fischer en Mandy Müller.

Bij het leggen van de verbanden tussen samenleving en onderwijs zijn tussenpartijen van onmisbaar belang. Juist zij kunnen als onafhankelijke partij de vraag vanuit de stad laten aansluiten op de behoeften van docenten en studenten. Voorloper op dit gebied is de Academie van de Stad, die al elf jaar stedelijke vraagstukken vertaalt naar opdrachten voor studenten en young professionals. Een gesprek met Wilfred Fischer en Mandy Müller.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

Startte de Academie van de Stad in het beginjaar 2008 nog met vier projecten. Nu werken de 19 vaste medewerkers en 35 uitzendkrachten jaarlijks aan 160 projecten in verschillende steden. Daarbij zijn zo’n tweeduizend studenten betrokken. In totaal hebben in elf jaar 12.000 studenten meegedaan aan de Academie van de Stad. Ze hebben 65.000 studiepunten behaald en aan ruim 1000 projecten meegewerkt.

Verbinding met de samenleving

Dat Wilfred Fischer, oprichter en directeur van de Academie, aanwezig was bij de allereerste bijeenkomst van de City Deal Kennis Maken, is dan ook niet verwonderlijk. “Ik denk dat de City Deal mede op ons model is geïnspireerd. Een van de pijlers in de Strategische Agenda van OCW, destijds door minister Bussemaker opgesteld, was namelijk verbinding met de samenleving. Academie van de Stad is hier een mooi voorbeeld van. Wij zijn dan ook betrokken geweest bij de voorbereiding van de City Deal en bij de eerste sessies aanwezig geweest.”

Wat is het geheim van jullie succes?
Fischer: “We zijn een onafhankelijke speler, daarom kunnen we goed het overzicht houden en werken zonder belangen. Daarnaast hebben we het proces om projecten echt te laten slagen en impact te laten hebben goed onder de knie gekregen de afgelopen jaren.”

Waarom lukt het steden en kennisinstellingen zelf niet altijd? Waarom is dat proces zo lastig?
Fischer: “Ons missiewerk geldt voor beide kanten. Wij weten wat nodig is vanuit de studenten. De opdrachtgever is vaak nog niet bewust van de bijdrage die onderwijs kan leveren aan de samenleving. Dat geldt andersom precies hetzelfde bij de onderwijsinstellingen. Er komt veel kijken bij projecten met externe opdrachtgevers, veel afstemming is nodig. Docenten en hoogleraren zijn soms huiverig om mee te werken omdat het niet past binnen de uren in hun taakplaatje. Dat zorgt er soms voor dat beide partijen elkaar moeilijk vinden, en niet de juiste mensen naar voren schuiven. De capaciteit aan beide kanten is vaak te beperkt, er is niet iemand vrijgemaakt om zo’n opdracht goed te begeleiden. Waar ga je naartoe als je een vraag wilt uitzetten? Welke instellingen, welke faculteit, welke opleiding, welke contactpersoon? De City Deal kan daarbij helpen.”

Wat is jullie rol precies als Academie bij zulke projecten?
“Wij houden als onafhankelijke partij het overzicht van waar vragen het best kunnen worden neergelegd, wat de behoeftes zijn van studenten voor hun studiepunten en leerdoelen. Soms is er bij een project geen concreet eindresultaat behaald, maar hebben de studenten wel wat geleerd. De onderwijsinstelling is dan tevreden, maar het beeld bij de opdrachtgever kan blijven hangen dat er niks is bereikt. Dat is een spanningsveld dat veel voorkomt in de samenwerking tussen stad en onderwijs. Wij proberen daar zo goed mogelijk onze weg in te vinden. Zo’n 10-15% van de onderwijsprojecten zijn misschien matig of niet geslaagd voor opdrachtgevers, maar voor de studenten juist wel.”

Studenten doen enquêtes in de stad voor de Academie van de Stad.

Dat klinkt inderdaad niet zo veel. Hoe zorg jullie als coördinator bij de projecten ervoor dat alle partijen tevreden zijn?
Müller: “We werken met actuele vraagstukken, met echte vragen. Je moet de vraag daarom zo herformuleren dat het goed past bij de onderwijsdoelen. Zo kun je goed zoeken naar de juiste opleidingen. Waar ga je naartoe met je vraag? Bij de Hogeschool van Amsterdam werken al vijfduizend mensen, wie ga je benaderen met je vraag? Het is belangrijk dat je een kennisnetwerk opbouwt, en dat hebben wij de afgelopen elf jaar gedaan.”

Het doel is om ook de studenten meer te laten bijdragen aan die samenleving. Hoe bouw je iets duurzaams op?
Müller: “We hebben vaste projectformules opgezet, waarvan door de jaren heen bewezen is dat ze werken. We hebben bijvoorbeeld de Springlevende Wijk-formule. Studenten wonen in de wijk, waar zij zich inzetten voor buurtbewoners. Dit zijn gemotiveerde mensen die zich daadwerkelijk verantwoordelijk voelen. Ook proberen deze studenten bewoners en andere doelgroepen (en ook soms opdrachtgevers) in hun kracht te zetten zodat zij het zelf kunnen als de studenten weggaan. Het gaat vooral om wijken waar bijvoorbeeld armoede of eenzaamheid heerst, of waar andere uitdagingen spelen. Met de studenten willen we reuring creëren en voorkomen dat bijvoorbeeld ouderen geïsoleerd wonen. De studenten organiseren bijvoorbeeld een Taalcafé of een formulierencafé, waar ze bewoners helpen met invullen van formulieren.

Studenten helpen ouderen in de wijk.

Fischer: “Een andere soort projectformule is wanneer een gemeente bijvoorbeeld onderzoek wil doen op korte termijn naar de mening van bewoners. Dan zorgen wij voor pas-afgestudeerden die tegen betaling dit uitvoeren. Dat wij altijd gemotiveerde mensen vinden is een deel van ons succes. Andere voorbeelden zijn het Coach-huis en het Talentenhuis dat we hebben georganiseerd waarbij studenten vmbo-leerlingen helpen die het moeilijk hebben op school. Studenten doen, naast aandacht voor de opleiding, leuke dingen met hen, zoals samen eten.”

Hoe weet je of het werkt?
Fischer: “In 2015 hebben we methodes ontwikkeld om onze impact te meten. We willen studenten zich verantwoordelijk laten voelen voor de maatschappij en buurtbewoners meer betrokken maken, hen meer directe invloed geven op hun buurten. En we willen dat opdrachtgevers en onderwijs meerwaarde ervaren van het met elkaar samenwerken. We meten dit aan de hand van onze administratie en verschillende enquêtes. Bij ieder project doen we een evaluatie met opdrachtgever en onderwijsinstelling. Naast gemeenten zijn dat ook welzijnsorganisaties, politie, brandweer en zorginstellingen. Alle uitkomsten bundelen we op een theoretisch onderbouwde manier in ons impact jaarverslag.”

Wat kunnen de City Deal deelnemers leren van de Academie van de Stad?
Fischer: “Ik raad aan om veel tijd te besteden aan de vraagarticulatie. Afgebakende projecten zijn noodzakelijk, zeker ook vanwege het verwachtingsmanagement. Onderwijs en opdrachtgever moeten samen bewust zijn dat studenten niet gegarandeerd al het resultaat boeken en dat de leerdoelen al een resultaat op zich zijn. Als je als opdrachtgever alleen maar kijkt naar resultaten van een project is dat riskant. Je bent geen consultancybureau dat gaat voor harde resultaten, je wil immers ook dat studenten leren in het project. Verder is het belangrijk dat je ervoor zorgt vanuit de opdrachtgever dat er tijd vrijkomt om het project te begeleiden. Je bent niet klaar wanneer je een match hebt met onderwijs en studenten. Dan begint het pas. Er komt heel veel organisatie bij kijken. Het succes van een project zit hem echt in de begeleiding ervan. Je moet er in geloven, en de student stimuleren. Je moet er bovenop blijven zitten. Anders gaat het niet werken. De City Deal biedt een hele positieve impuls, maar zijn de randvoorwaarden wel voldoende? Wordt er genoeg tijd en aandacht vrijgemaakt vanuit de opdrachtgevers? Als dat niet zo is, ben ik bang dat veel projecten niet zullen slagen. En dan ebt het enthousiasme weer weg, en dat zou ik heel jammer vinden. Een goede tussenpartij kan daarbij dus helpen.”

Meer weten? Kijk op de website van Academie van de Stad.

‘Je moet de vertaalslag goed organiseren’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Om verbanden tussen samenleving en onderwijs te leggen kunnen tussenpartijen meerwaarde bieden. Gertjan de Werk zette bij het Leiden Delft Erasmus Centre for Sustainability diverse kennisontwikkelingsprogramma’s op samen met gemeenten en provincies. Nu werkt hij vanuit de TU Delft als interim transitiemanager Circulaire Bouw bij de Provincie Zuid-Holland in een soortgelijke rol.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en Externe Verbinding.

“Het is belangrijk dat je als tussenpersoon beseft dat je met verschillende werelden te maken hebt, die niet één-op één op elkaar passen. Ze spreken allebei een andere taal, maar hebben dat niet altijd door. Zorg daarom dat je eerst leert samenwerken, voordat je gaat samenwerken”, stelt De Werk. “Als associate director bij het Centre for Sustainability was ik de opening naar de universiteiten, nu ben ik een opening naar het provinciehuis. Dat wordt toch vaak nog ervaren als een soort kluis.”

Gertjan de Werk.

Met het team Circulair Zuid-Holland verkent De Werk hoe de provincie en haar stakeholders optimaal met en van elkaar kunnen leren om de transitie optimaal samen vorm te kunnen geven: Hoe benut je de nieuwste wetenschappelijke inzichten, help je ondernemers effectief en zorg je voor de goede aanpassingen in beleid?

Wat is volgens jou de meerwaarde van tussenpartijen bij de samenwerking tussen onderwijs en samenleving?
“Vaak wordt besloten dat er moet worden samengewerkt tussen universiteiten en gemeenten, wordt het niet concreet gemaakt en wordt er niet goed doorgedacht over wederzijdse doelen Je huurt wat studenten in, dan komt het wel goed, zo lijkt het idee. Vaak wordt dan vergeten dat studenten maar één doel voor ogen hebben, en dat is op tijd hun studiepunten halen. Docenten hebben vaak als doel, zo snel mogelijk die studenten laten slagen. Dit strookt maar zelden met de doelen van bijvoorbeeld beleidsmakers: die willen input voor hun beleid, niet in de vorm van een afstudeerrapport van 80 pagina’s. Bestuurders en strategen zien heel vaak, terecht, de meerwaarde van deze samenwerking. Maar hebben vaak conflicterende doelen.. Het vergt dus tolken, vertalers. De vertaalslag van wetenschappelijke inzichten naar bruikbare input voor de praktijk moet je echt goed organiseren. Dat kost tijd en capaciteit. En daar kunnen andere partijen een rol spelen.”

Waarom gaat de verbinding soms zo lastig en zijn juist die tussenpartijen nodig?
“Als je als overheid de nieuwste inzichten wilt krijgen moet je die ophalen. Dat is dan meestal de strateeg binnen de afdeling die beleidsvragen eerst ophaalt om dan uit te zetten bij een universiteit. Maar je hebt ook iemand nodig bij de universiteit die de vragen op de juiste plek uitzet en zorgt dat de juiste output uit de wetenschappers komt, ook nog in de juiste vorm. Het kost dus echt capaciteit. Bij CfS hebben we daar bijvoorbeeld een Postdoc voor ingezet. Die heeft dan mooi het overzicht bij meerdere universiteiten van waar de juiste mensen zitten, stelt een gezamenlijke kennisagenda op en onderhoudt de contacten. Hij of zij zorgt ervoor dat de goede vraag op de juiste plek terechtkomt, zodat er gericht studenten mee aan het werk kunnen, als het een vraag is die überhaupt door een student kan worden beantwoord. Vervolgens kan hij de informatie filteren, de wetenschappelijke input vertalen naar de juiste vorm, en samen met de strateeg de vorm en inhoud zo aanpassen dat het weer terug kan naar de provincie, gemeente of Rijk die de opdracht uitzette. Het is overigens vaak effectiever om een dialoog te organiseren met de juiste wetenschappers.”

Dat is best wel een intensief proces dus?
“Ja. Zeker als je je beseft dat van alle informatie uit de studentenrapporten slechts 2 procent van directe meerwaarde is voor beleid en echt nieuwe inzichten oplevert. Het goede nieuws is wel, dat degene die het leest, wel meteen goed in het onderwerp zit. Maar zeker 80 procent van de kennis die we nodig hebben voor vraagstukken als de circulaire economie of de energietransitie is er al. Wetenschappers weten al veel meer dan nu wordt benut voor beleid. Voor een groot deel zit de verklaring daarvoor in het ontbreken van de goede vertaalslag en bijbehorende organisatie van de samenwerking binnen de trippel helix. En die zit hem in de processen.”

Is structurele samenwerking wel mogelijk dan?
“Ja. Maar daar moet er wel wat gebeuren. Zowel bestuurders als grote ondernemers hebben er geen idee van wat bepaalde thema’s precies inhouden, wat overigens logisch is. Wat houdt circulair precies in? Daar is niemand het over eens. De juiste vragen worden niet gesteld. Wetenschappers zouden hierin een rol kunnen spelen. Nu zie je vaak dat er eerst een onderzoek wordt uitgezet bij bijvoorbeeld TNO of Arcadis. Die beginnen dan weer eerst met de definitie van circulair, en gaan daarna een kader stellen. Het gaat helemaal niet om de definitie, maar om wat je samen wilt bereiken, gezamenlijke doelen: dat kan zijn minder milieu-impact, minder gebruik van kritieke grondstoffen of minder toxisch bouwen.”

Provinciehuis Zuid-Holland

Hoe doe jij dat als transitiemanager?
“Als transitiemanager wil ik effectieve innovatieve systemen bouwen in deze regio. We zijn nu bezig welke vraag waar naar toe moet. Actief hebben we daar beleidsthema’s aan vast gekoppeld, die we effectief inzetten. Als je aan de slag gaat met studenten moet je goed nadenken wat je wilt, wat je ervoor over hebt. Vaak zie je dat bedrijven en overheden daarmee eigenlijk vooral één doel hebben: het binnenhalen van talent. Over de kwaliteit van een traject wordt niet lang nagedacht. En dat is erg jammer. Natuurlijk zijn er ook goede voorbeelden te vinden. Maar voordat je begint, vraag je dan eerst af hoeveel tijd je er voor over hebt en wat je eruit wilt halen? Als je de waarde van de wetenschappelijke resultaten niet goed duidt dan krijg je er veel last bij als je gaat samenwerken met elkaar.”

Wat raadt je het netwerk van de City Deal Kennis Maken aan bij complexe samenwerkingen?
“Wat ik zou aanraden voor de City Deal is om meer te gaan organiseren op thema’s, op maatschappelijke vraagstukken die spelen in alle deelnemende steden, Ik zou de kennisontwikkeling en capaciteit organiseren rondom een dergelijke kennisagenda. Dan kun je duidelijk laten zien waar je kennis kunt laten landen. Bijna alle steden hebben dezelfde problematiek. Denk aan mobiliteit en energietransitie. De opgedane kennis en rapporten moeten geen losstaand product zijn, maar voortborduren op vorige. Er is  een soort vertaalplatform nodig. Dan kun je als City Deal je meerwaarde hebben en kan het fenomeen City Deal leiden tot leiderschap voor innovatie met impact.”

Kun je een voorbeeld noemen?
“Denk bijvoorbeeld aan de Omgevingswet die in 2021 in gaat. Dat brengt vraagstukken met zich mee die in alle steden spelen. Hoe ziet een autoloze binnenstad eruit? Hoe kun je de kwaliteit van leven verbeteren? Het is zowel ontwerpend als onderzoekend. Je kunt hier zowel als docent, studenten als strateeg je ei kwijt. Pak je rol als City Deal hierbij. Neem twee tot drie belangrijke thema’s en richt daaromheen een onderzoekshub op waar je periodiek met baanbrekende visies komt en waar je onderwijs- en onderzoeksprogramma’s kunt laten landen. Voorlopers kun je hier ook aan koppelen. Dan gaat het echt leven. Belangrijk is dat je dit landelijk inricht. Nu is het nog te vaak op lokaal en regionaal niveau ingericht en dan hangt te vaak nog af van personen. Als we in Nederland structureel deze thema’s willen aanpakken dan kan dit een goede vorm zijn. Zo kunnen de partijen in de City Deal van en met elkaar leren.”

‘Samenwerken aan maatschappelijke thema’s doet muren verdwijnen’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Sinds ’s-Hertogenbosch zich vorig jaar aansloot bij de City Deal Kennis Maken is er een mooie overlegstructuur ontstaan tussen gemeente en de zeven onderwijsinstellingen in de stad. Juist de deelname  van het mbo maakt deze samenwerking hier zo bijzonder. Voortrekker daarbij is Ufuk Kâhya wethouder duurzame mobiliteit en talentontwikkeling.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Externe Verbinding.

Wat gebeurt er allemaal in de stad ’s-Hertogenbosch rond de City Deal?
“We hebben hier in de stad zeven onderwijsinstellingen, van mbo, hbo tot wo. Van unieke instellingen als de Jheronimus Academy of Data Science (JADS), uniek in zijn soort op het gebied van datascience, tot de enige hbo in ons land die zich bezighoudt met cabaret en kleinkunst. In totaal hebben we hier 30.000 studenten. Kortom, we hebben in de stad veel creativiteit, veel datagerichte kennis maar ook veel op het gebied van agrifood. Een heel compleet palet. De City Deal is een mooi vliegwiel om hen allemaal in gezamenlijkheid te laten opereren. Hierbij zien we geweldige mogelijkheden om studenten van verschillende onderwijsorganisaties, verschillende opleidingsniveaus en verschillende disciplines samen te brengen.”

Ufuk Kâhya wethouder duurzame mobiliteit en talentontwikkeling.

Wat zijn thema’s die hoog op de agenda staan?
“We hebben de focus gelegd op het thema Positieve Gezondheid. Hoe zorg je voor welzijn en welbevinden van de inwoners? Dit thema bekijken we vanuit de verschillende invalshoeken. De instellingen werken daar op gelijkwaardige manier mee samen. Zo hebben studenten van TU Eindhoven bijvoorbeeld een biobrug ontworpen, een ecoduct die helemaal van biologisch materiaal is opgebouwd en dus ook biologisch afbreekbaar is. De ontwerpers hebben het samen gemaakt met vakstudenten van onze mbo-opleidingen. Zo leren ze met elkaar samenwerken. De tekenaars van de TU zijn een onmisbare schakel, maar ook de gouden handen van de mensen die het ontwerp in elkaar zetten. Het is een mooi voorbeeld hoe wo en mbo samenwerken. Verder hebben we vanuit de gemeente een lokaal fonds Onderwijs Innovatie opgezet. Daaruit hebben we het Open Data Lab opgericht, waarin studenten samenwerken aan thema’s als ICT, Data en Agrifood. We zijn nu bezig om de eerste projecten op te zetten. Vanuit ’s-Hertogenbosch proberen we veel meer in te bedden om mooie samenwerkingen te laten ontstaan. Voorheen werken studenten vooral vanuit hun eigen studie aan een thema. Als ze dan de arbeidsmarkt opkomen leren ze samenwerken met mensen uit andere disciplines. Nu doen ze dat al voordat ze die arbeidsmarkt opgaan.”

Wat is het belangrijkste wat de City Deal heeft gebracht?
“Het mooie van de City Deal is dat er in ’s-Hertogenbosch een overlegstructuur is ontstaan tussen de gemeente en de zeven instellingen. Voorheen was dat veel meer incidenteel. Dankzij de City kunnen we veel meer een collectieve agenda vormgeven voor het onderwijs in de stad. Gezamenlijk gaan we dan ook een onderwijsvisie voor de stad vormgeven, die ik in november op de volgende kennisdelingsdag van de City Deal wil presenteren. Ook willen we met alle partijen de internationale community in de stad meer met elkaar verbinden. Als start hebben we een aantal weken geleden alle internationale studenten in ’s-Hertogenbosch uitgenodigd op het stadhuis. Het is allemaal geen onderdeel van de City Deal, maar het is wel allemaal ontstaan door de verbinding daaruit, de gesprekken die er door zijn ontstaan. Het is veel meer dan de Deal alleen.”

Waarom hebt u zich er zo voor ingezet om als stad mee te doen aan de City Deal Kennis Maken?
“Omdat de City Deal ervoor zorgt dat de stad als laboratorium fungeert voor het onderwijs. De onderwijsinstellingen werken er samen aan Positieve Gezondheid. Daarbij komen thema’s langs als schone lucht, fysieke gezondheid, gezonde leefomgeving, maar ook data. Ieder kan er met zijn eigen expertise goed aan meewerken. Het unieke is dat mbo, hbo en wo hieraan samenwerken. Dankzij deze projecten krijgen de studenten ook meer binding met de stad. In plaats van hier naar college te komen en dan ‘s middags weer de trein te pakken naar hun woonplaats komen ze via de projecten in contact met de lokale samenleving, met lokale vraagstukken. De gemeente neemt hun input rond die vraagstukken serieus mee in beleidsontwikkeling. En dat geeft de studenten weer een stuk waardering en erkenning voor hun creatieve talent.”

Welke kant wilt u verder op met onderwijs in ’s-Hertogenbosch?
“Ik zie de City Deal als een mooie start van een bredere samenwerking van de instellingen met elkaar en met de samenleving. Het is mooi dat het werken aan maatschappelijke thema’s de muren tussen mbo, hbo en wo doet verdwijnen. En dat er een agenda ontstaat met een gezamenlijke ambitie die vorm en inhoud geeft aan het onderwijs van de toekomst. Er bestaan al langer samenwerkingen, tussen de verschillende onderwijsinstellingen. Door de City Deal komen deze samenwerkingen hoger op de agenda en krijgen projecten een betere kans om bij slagen een vaste plek te krijgen in het curriculum. Zo ontstaat nieuwe kennis waar andere projecten op voortborduren. Er is een gezamenlijkheid ontstaan die buiten de eigen sector kijkt en dat vind ik echt een grote winst naar de toekomst toe.”

Wat verwacht u verder van de City Deal?
“Ik hoop dat het zowel blijft fungeren als een vliegwiel op lokaal niveau maar ook dat we door de City Deal landelijk van elkaar kunnen leren wat wel en wat niet werkt. Ik verwacht dat er dankzij de City Deal meer structurele samenwerkingen ontstaan tussen kennisinstellingen en dat deze ruimte creëert voor initiatieven. Dat de City Deal nu wordt verlengd is dan ook heel mooi. Zo krijgen de netwerken die er door zijn ontstaan duurzamer vorm. Ze dragen bij aan de intrinsieke motivatie, energie en waardering die de studenten krijgen door te werken met echte maatschappelijke thema’s, echte actoren en door het verbinden van beroepspraktijken. Die krijgen ze minder wanneer ze alleen werken met theoretische vraagstukken. Is die energie en waardering voor de studenten niet het allerbelangrijkst van alles?”

Over welke kennis zou u vanuit ’s-Hertogenbosch graag landelijk wat willen uitwisselen?
“Ik zou graag met andere steden willen delen hoe bij ons dat structurele overleg is ontstaan en hoe we verder gaan met de gezamenlijke ambities die daaruit zijn voortgekomen. We werken samen aan een onderwijsvisie die sectoroverstijgend is. Dat is echt vernieuwend. En dat is echt te danken aan de City Deal en de ontmoeting die daaruit is voortgekomen.”

Hoe ziet dat structurele overleg er precies uit?
“Naast een bestuurlijk niveau, hebben we ook een ambtelijke werkgroep waar vertegenwoordigers van scholen en gemeenten samenkomen. Die wordt geleid door de kartrekker, zoals wij die noemen: Marjolein Rojo. Zij brengt de verschillende initiatieven in kaart en zorgt voor het kunst van het verbinden. Zij is de tussenpersoon tussen de verschillende partijen en zorgt ervoor hoe opdrachten gezamenlijk kunnen worden uitgevoerd. Daarvoor smeedt ze slimme coalities van verschillende disciplines en instellingen. Deze samenwerking is echt de meerwaarde van deze City Deal. Het is de taak van Marjolein om deze meerwaarde te benutten. Zo landen de vraagstukken bij de teams van studenten uit de verschillende disciplines.”

Op 1 november is volgende kennisdelingsdag van de City Deal in ’s-Hertogenbosch. Wat kunnen we zoal verwachten?
“Op 1 november zullen we onze onderwijsvisie presenteren en daarnaast twee projecten uit de City Deal laten zien. Daarnaast organiseren we verschillende workshops en laten we hotspots zien in de stad. Vooral krijgt de dag veel input van studenten zelf. Daar gaat het tenslotte om. Dat is de kern van de City Deal. We willen die dag laten zien wat voor verschillende vormen van talenten onze stad te bieden heeft.”