Lering trekken uit wat wél en wat niét goed gaat, brengt City Deal Kennis Maken verder

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Henk Mulder vertelt over de Wetenschapswinkel van de Rijksuniversiteit Groningen. Foto: Florencia Jadia

Op donderdag 23 mei kwamen de directe contactpersonen van de City Deal Kennis Maken bijeen op de derde landelijke Kennisdelingsdag van de City Deal. Opnieuw was een bijzondere locatie gekozen: de EnergyBarn op de Zernike Campus in Groningen. In deze eigentijdse, duurzame ruimte, gemaakt door studenten van de Hanzehogeschool en het Alfa-college in opdracht van energieproeftuin EnTranCe, werd het gezelschap welkom geheten door projectleider Rowinda Appelman en gastheer Paul van der Wijk, bestuurslid van de Hanzehogeschool.

“Welkom in de EnergyBarn”, sprak Van der Wijk. “De EnergyBarn is een grote loods, een tijdelijk gebouw dat wanneer het wordt afgebroken volledig herbruikbaar zal zijn. Daarmee is de EnergyBarn er niet alleen voor praktisch gebruik, maar ook om het nadenken te stimuleren over creatief gebruik. En vandaag hopelijk ook om de kennismaking binnen de City Deal te intensiveren.” Van der Wijk schetste hoe de Hanzehogeschool sinds het begin betrokken is bij het Akkoord van Groningen, het samenwerkingsverband tussen Hanzehogeschool, Rijksuniversiteit Groningen, het Universitair Medisch Centrum Groningen en de gemeente, dat in 2009 gesloten werd en waaraan inmiddels ook de ROC’s deelnemen. Van der Wijk benoemde de complexiteit van een dergelijke samenwerking: “enerzijds zijn we bestuurders van complexe organisaties en anderzijds hebben we elkaar als organisaties ook nodig en is samenwerking van groot belang. Vandaag is ook weer een mooi moment om uit te wisselen hoe je die twee zaken goed bij elkaar brengt.”

Het DNA van kennissteden

Vervolgens is het woord aan niemand minder dan Peter den Oudsten, de burgemeester van Groningen. “Welkom in Groningen! Ik wilde deze bijeenkomst graag naar onze stad halen, om ook mensen die hier niet vaak komen de kans te geven om te voelen wat voor soort stad dit is. Daarnaast vind ik het belangrijk om ook het DNA van de kennissteden naar ons toe te halen zodat we dit in onze eigen kennisinstellingen van dichtbij meemaken.”

Burgemeester Den Oudsten. Foto: Florencia Jadia

De burgemeester schetste hoe Groningen na de gemeentelijke herindeling zo’n 230.000 inwoners telt en daardoor met Eindhoven stuivertje wisselt als ‘vijfde stad van Nederland’ en “dus niet slechts een stadje in het Noorden” is. “En met 60.000 studenten zijn we bij uitstek een onderwijsstad en ook daarom is de City Deal Kennis Maken voor ons van belang. Die studenten maken deel uit van de bevolking en moeten we dus in het stedelijk weefsel zien op te nemen. Dat zorgt voor specifieke vraagstukken die ook centraal staan in de thematiek van de City Deal.”

Daarnaast wil Den Oudsten ervoor waken dat de studentencultuur te veel overheerst. “We zijn niet alleen een stad met veel studenten – de gemiddelde leeftijd van de Groninger is 35 – maar ook helaas met veel armoede. Door de zichtbaarheid van de studenten dreigt die arme kant een beetje weggedrukt te worden in de stad.” En om de brede welvaart in de stad te stimuleren, is het ook zaak om afgestudeerden te behouden voor de stad. “We moeten zorgen dat studenten hier een goed leven hebben, ook na hun studie en dus moeten we zorgen voor banen.”

Klimaat van onzekerheid

Tot slot vroeg Den Oudsten aandacht voor de recente aardbeving, die een dag voor de bijeenkomst plaatsvond. “Ik ben ook burgemeester geweest van Enschede. Daar hebben we te maken gehad met een Vuurwerkramp. Dat was één klap, met grote gevolgen. Maar bij aardbevingen is het altijd onzeker. En als een versterkingsoperatie niet op gang komt, ontstaat een psychologisch klimaat van onzekerheid. Dat speelt niet zozeer in de stad, maar wel in de omgeving. De gaskraan moet dicht. Er is hier in Groningen de veel kennis opgebouwd over energie en die kennis kunnen we benutten bij het vinden van alternatieven voor het gas. Bovendien kunnen en moeten we als sterke en gezonde stad onze regio ook meenemen in de economische transitie. Dat zie je in Europa ook steeds vaker gebeuren.”

Nadat de burgemeester de aanwezigen een leerzame dag heeft toegewenst, vertelt Rowinda over de aanwezige solar auto waarmee de Groningse studenten van Top Dutch Solar Racing in oktober voor het eerst deelnemen aan de World Solar Challenge en over de Anomatic Coffee Machine, ofwel: de koffiefiets. Op deze geavanceerde ‘hometrainer’ van Ditmar van Dam en zijn team zet je met je zelf bijeen gefietste energie een kopje koffie, op een koffieautomaat die aan de fiets verbonden is. Zo wordt energieverbruik tastbaarder. Vervolgens ligt Rowinda het programma van de Kennisdelingsdag toe.

Tot slot van het plenaire programma vertellen Anna-Lucia Rijff en Marjolein Inklaar van Talentweb over hun organisatie waarbij talentvolle jongeren samen oplossingen zoeken voor maatschappelijke problemen en proberen afgestudeerden te behouden voor de stad door netwerkactiviteiten te organiseren.

De dames van Talentweb. Foto: Florencia Jadia

Rowinda deelt nog mee dat er op 2 juli een informatiebijeenkomst plaatsvindt over de nieuwe financiële regeling van de City Deal Kennis Maken en dat de volgende grote en openbare Kennisdelingsdag op vrijdag 1 november in Den Bosch plaatsvindt. Ook kondigt ze aan dat op maandag 27 mei de online communitytool van de City Deal Kennis Maken in gebruik genomen wordt. De direct contactpersonen van de City Deal ontvangen dan een uitnodiging om lid te worden van de tool die door het ministerie van BZK is aangeboden.

Ochtendsessies: van hybride leeromgevingen tot online communities

Hierna verdelen de aanwezigen zich over de deelsessies van het ochtendprogramma. Loes Damhof en Ilja Boor vertellen over het Comenius Netwerk. Beide wonnen een Comeniusbeurs en vertellen hoe dat hun leven veranderd heeft. Boor houdt zich nu bezig met het stimuleren van zelfregie bij studenten. De beurs van 100.000 euro die zij als senior fellow heeft verworven, maakt dit mogelijk. Damhof ontving drie jaar geleden de eerste Comenius beurs als teaching fellow. Zij benutte de 50.000 euro om zich in te zetten voor Futures Literacy; het vermogen om met een onzekere toekomst om te gaan. Door haar succesvolle inspanningen heeft het College van Bestuur ervoor gezorgd dat ze haar werk met een eigen team kon voortzetten toen het beursbedrag op was. In de groepssessie die hierna plaatsvond waren de belangrijkste inzichten dat zowel het College van Bestuur als docenten in beweging moeten komen om onderwijsvernieuwing op gang te brengen en dat steden en kennisinstellingen elkaar opzoeken vanuit opgaven (Groningen) of kansen (Leiden).

In de sessie over een effectieve ‘learning community’ onder leiding van Erica Aalsma van de Leermeester draaide het om de vraag ‘hoe maak je een blijvend lerend netwerk’? Aalsma ontwerpt hybride leeromgevingen en voort samen met Ilya Zitter het onderzoek Hybride Alliantie uit. Steeds meer ontwikkelingen in de samenleving vragen om hybride leeromgevingen. Niet voor niets werd het in 2016 door het platform beroepsonderwijs tot belangrijkste innovatie gekroond. En in 2015 constateerde de OESO al dat het onderwijs transformeert naar een netwerksysteem waar hybride leeromgeving verbinding maken.

Maar wat heb je nodig voor zo’n leeromgeving? Een veilige omgeving, betrokkenheid van de buitenwereld en co-creatie. Aalsma bespreekt de theorie van de ‘boundary crossing’ en welke persoonlijke eigenschappen nodig zijn. In ieder geval een open blik en bereidheid het gesprek aan willen gaan. De werkelijkheid is vaak weerbarstig, door verschillende agenda’s, ‘taal’ en perspectieven. Strijdige belangen belemmeren het leerproces, maar het maatschappelijke vraagstuk blijft een bindende factor. Door identificatie, coördinatie, perspectiefuitwisseling en transformatie zoek je de verbinding op de grens. Dat is boundary crossing. Voor de City Deal Kennis Maken betekent dat dat er tussenpraktijken ontstaan, lerende gemeenschappen zoals Talentweb dat in de plenaire sessie aan bod kwam. Om tot die tussenpraktijken te komen, moeten er in de City Deal strategische keuzes gemaakt worden. De deelnemers oefenen vervolgens onder leiding van Aalsma met het opstellen van zo’n constructie voor hun eigen stad.

In hun deelsessie over het Akkoord van Groningen, schetsen Marieke Zwaving en Geert Kamminga van de gemeente Groningen de ontstaansgeschiedenis, het succes en de uitdagingen van deze City Deal ‘avant la lettre’. In 2007 gestart als bestuurlijk overleg kwam het in 2009 tot een bestuurlijk akkoord met focus op de thema’s energie en healthy aging. In 2018 ontstond een nieuwe strategische agenda met als inzet: meer maatschappelijke impact bereiken. Een belangrijk onderdeel vormen initiatieven die de vele internationale studenten en expats zich welkom laten voelen en zorgen voor hun integratie in de stad, met initiatieven als ‘Get going in Groningen’, ‘At home in Groningen’ en ‘Make in the North’. Maar ook sociaal-maatschappelijke initiatieven zoals WIJS (Wijk Inzet door Jongeren en Studenten) en de in Groningen ontwikkelde solar auto komen voort uit de samenwerking die door het Akkoord van Groningen ontstond. Ondanks uitdagingen die de eigen agenda’s van deelnemende partners in elke samenwerking met zich meebrengen, ziet de toekomst er goed uit, doordat nu ook de mbo-instellingen aansluiten. Met de ambitie om de banden met het bedrijfsleven aan te halen en meer programmatisch samen te werken, beginnen de partners aan een nieuw hoofdstuk van het Akkoord.

In de vierde deelsessie van het ochtendprogramma stonden Rowinda Appelman en Evan Schaafsma, communicatieadviseur van Agenda Stad bij het ministerie van BZK, stil bij strategische communicatie vanuit de City Deal en de rol die het nieuwe online platform van de City Deal hierbij kan spelen. Na een demonstratie van de mogelijkheden van het online platform, zoals het plaatsen van berichten, agenda-items en documenten, ofwel in thematische groepen ofwel in de besloten omgeving van een eigen ‘stadsgroep’, worden er ideeën uitgewisseld. Bij sommigen bestaat vooral de behoefte om aan de externe zichtbaarheid te werken en successen op een groter podium uit te dragen. Schaafsma geeft aan dat hij als redacteur van Agenda Stad probeert zo’n podium te bieden maar dat het ophalen van die successen juist vaak een uitdaging vormt waaraan de online community een belangrijke bijdrage kan leveren. Anderen vragen zich af hoe PleinBZK, zoals de tool heet, op stadniveau kan bijdragen aan de ontkokering; bijvoorbeeld door verschillende dependances, zoals de campus Den Haag van de Universiteit Leiden, te verbinden. Dit wordt meegenomen in de verdere opzet van de online tool.

Lunchen in de zon. Foto: Florencia Jadia

Middagsessies: toekomstbestendige ‘skills’ en governance

Na een goed verzorgde lunch die door velen benut werd om buiten in de stralende zon verder te praten over de lessen uit het inspirerende ochtendprogramma, ging men in de middagsessies verder de diepte in.

Voor een kopje koffie moest hard gewerkt worden. Ditmar van Dam demonstreert zijn koffiefiets. Foto: Florencia Jadia.

De sessie over de strategische agenda pakt de draad weer op waar men op 20 februari tijdens de vorige bijeenkomst gebleven was. Renske Heemskerk en Siu-Siu Oen van het ministerie van OCW vertellen over de input die ze inmiddels verzameld hebben. Daarbij ligt de focus op de relatie tussen hoger onderwijs en samenleving. De input die tijdens de vorige bijeenkomst verzameld werd bestaat veelal uit dromen over ecosystemen waarin community engagement de norm is en er geen schotten zijn tussen mbo, hbo en wo. In de sessie vandaag is o.a. gereflecteerd op de input van OESO-onderwijsexpert Van Damme: door de opkomst van kunstmatige intelligentie (AI) neemt de vraag naar ‘non-routine analytical skills’ toe (onderzoeksvaardigheden, probleemoplossend vermogen), maar ook de vraag naar interpersonal skills (sociale en ethische vaardigheden).

In de intervisiesessie over governancestructuren binnen de City Deal, begeleid door Rowinda, stonden vragen centraal als: hoe ga je om met stuurgroepen? Hoe verhoudt de werkgroep/stuurgroep zich tot de bestuurders? En: hoe wordt besloten – top down vanuit thema’s of juist bottom up? Lastige dilemma’s en elke stad bleek hierin zijn eigen aanpak te volgen. Kim Hoeks en Miriam Jager, van resp. de gemeente Nijmegen en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN), vertelden aan de hand van een casus over hun governancestructuur, gevolgd door kwartiermaker Elianne Rookmaaker die hetzelfde deed voor Ede-Wageningen. Dit leidde o.a. tot discussies over de keuze voor een stuurgroep óf een klankgroep – een keuze die de rol van bestuurders en daarmee ook de speelruimte voor de functionele uitvoerders bepaalt en begrenst. Zo bleek in Nijmegen ene ambtelijke kerngroep en een bestuurlijke stuurgroep ingericht, terwijl men hier in Zwolle aan voorbij gegaan is. In Zwolle werden bestuurlijk vier thema’s meegegeven en in werksessies per thema worden vraag en aanbod door mensen uit het veld aan elkaar verbonden. En in Ede-Wageningen is wel het benodigde bestuurlijke commitment, maar geen directe bestuurlijke ‘groep’. Contactpersonen dragen daar zorg voor de bestuurlijke terugkoppeling in de eigen organisatie aansprekende successen worden wel gezamenlijk bestuurlijk gevierd.

Daarnaast was er veel aandacht voor het monitoren en het aanhaken van zowel bestuurders als je eigen achterban. Met ook attentie voor groepen die nog wel eens vergeten worden maar wél belangrijk zijn, zoals faculteitsdirecteuren. Rowinda geeft tijdens de sessie aan dat ze de komende tijd de governancestructuren per stad inzichtelijk zal maken. Hier werd enthousiast op gereageerd.

Kirsten Lelieveld (gemeente Leiden) geanimeerd in gesprek met deelnemers uit ‘s-Hertogenbosch tijdens een rondetafelgesprek. Foto: Florencia Jadia

De laatste deelsessie van het middagprogramma bestond uit vier rondetafelgesprekken. Deelnemers kregen de gelegenheid om achtereenvolgens aan drie van de vier tafels aan te schuiven, waarin na een toelichting van de tafeldame of –heer, ruimte was voor discussie en uitwisseling rond de thema’s. Henk Mulder van de Rijksuniversiteit Groningen gaf een toelichting op de werking van de wetenschapswinkel van de RuG, die wetenschappelijke kennis en onderzoek beschikbaar stelt voor maatschappelijke vraagstukken. Doordat studenten voor hun werkzaamheden voor de wetenschapswinkel studiepunten krijgen, kan de winkel voor non-profitorganisaties gratis werken. Daarom kan de wetenschapswinkel al 40 jaar bestaan. Eigenlijk zijn er zes verschillende wetenschapswinkels met een verschillende capaciteit en focus. De wetenschapswinkel filosofie onderzocht bijvoorbeeld nieuwe samenlevingsvormen die o.a. gevolg zijn van krapte op de woningmarkt. Hoe verdeel je de lasten eerlijk in zulke woonvormen? Dit leidde tot een handzame brochure voor mensen die zo’n nieuwe woonvorm overwegen. Een ander voorbeeld is een onderzoek van de wetenschapswinkel van Natuurwetenschappen, naar een onverlicht fietspad. Er was uit veiligheidsoverwegingen behoefte aan verlichting, maar omdat de omgeving de habitat is van een vleermuis, mocht deze diens nachtleven niet verstoren. Uiteindelijk is groen ledlicht gevonden dat de vleermuizen niet hindert. Het onderzoek haalde zelfs het landelijke nieuws met krantenkoppen als ‘Groen licht voor de vleermuizen’.

De intakefase is belangrijk bij de wetenschapswinkel. Vaak kent een ingediend vraagstuk meerdere facetten en is het zaak de juiste invalshoek en dus opleiding aan te haken. Daar moeten de docenten vervolgens ook nog bereid zijn mee te werken. Studenten willen vaak wel. Ze raken bovendien gemotiveerder omdat ze merken dat er daadwerkelijk mensen baat hebben bij hun onderzoek. Mulder kan inmiddels door jarenlange ervaring een goede inschatting maken bij welke opleidingen er ruimte in het programma is en waar de meer praktijkgerichte onderzoekers te vinden zijn die mee willen werken.

Lisanne Brakenhoff nam ons aan de volgende rondetafel mee langs de ontstaansgeschiedenis van de Campus Groningen, die feitelijk bestaat uit twee campussen: de Healthy Ageing Campus in het centrum van de stad en de Zernike Campus waar we vandaag te gast zijn. Brakenhoff schetst mooi hoe enerzijds de Campus een vlucht heeft genomen en hoe waardevol het is dat de Campus Groningen sinds eind 2018 in het Campus-overzicht van het ministerie van EZK is opgenomen en anderzijds ook hoe uitdagend het is om als zeer diverse partners gezamenlijk één gebied te ontwikkelen. De organisatie verloopt langs drie lijnen: programmeren (slim omgaan met de community, campus aantrekkelijk maken), ruimtelijk (hoe kan de campus doorgroeien?) en campus services (facilitair, hoe kan men hier ‘proeven’ dat het goed georganiseerd is?). Bij beide campussen samen werken zo’n 20.000 mensen. Er is nog geen studentenhuisvesting op de campus, maar dit wordt wel verkend omdat het de levendigheid ten goede zou komen. Grote uitdaging bij de doorontwikkeling blijft dat de Campus in het leven geroepen is vanuit gezamenlijke ambities die iedereen voelt, maar dat eigen belang toch vaak de bovenhand voert. Zo voert elke organisatie op het terrein rondom haar eigen gebouwen een eigen parkeerbeleid.

Aan de derde rondetafel treffen we Michiel Kastelijn die bevlogen vertelt over het initiatief Make it in the North. Het ‘expat centre voor Noord Nederland’ dat in 2014 werd opgericht, beoogt hiermee een ‘one stop shop’ te zijn voor expats die met hulp zowel de formaliteiten van hun verblijf kunnen regelen, als ook kennis kunnen maken met de cultuur en gewoonten via sociale activiteiten. “Het contact begint ook al in het buitenland, voordat men in Noord-Nederland arriveert”, licht Kastelijn toe. Ook voor Make it in the North bleek het Akkoord van Groningen de belangrijke katalysator; daar constateerden de deelnemende partijen, onder leiding van het bedrijfsleven, dat er geen goede voorziening was die alle kennis en dienstverlening bundelde waar expats behoefte aan hebben. Naast het ontzorgen van expats draait het bij Make it in the North ook eenvoudigweg om het ontsluiten van informatie. Kastelijn: “Voorheen zeiden buitenlandse talenten vaak: er is hier niks te doen. Dat klopte natuurlijk niet, maar was onze fout: er was simpelweg te weinig informatie in het Engels, over activiteiten. Met initiatieven zoals het project Here and Now ontsluiten we nu het culturele aanbod in onze regio en maken dat via een API beschikbaar voor hergebruik op andere platformen.”

Managing director Frederic van Kleef lichtte aan de laatste tafel ‘zijn’ Aletta Jacobs School of Public Health toe. Een samenwerkingsverband tussen universiteit, hogeschool en academisch ziekenhuis met één duidelijk doel: meer gezonde levensjaren creëren. De ‘school’ is een netwerk van onderzoekers en partners die kennis over gezond leven, gebaseerd op fundamenteel onderzoek, actief uitdragen door middel van onderwijs, advies en samenwerking. Dat gebeurt in de vorm van ‘meet-ups’ tussen wetenschappers, opleidingsprogramma’s en samenwerking met maatschappelijke partners.

Excursie: student en wijk worden WIJS van wijkinzet

Op weg naar winkelcentrum Paddepoel en WIJS. Foto: Florencia Jadia

Als ‘uitsmijter’ van de Kennisdelingsdag werden de deelnemers na de middagsessies getrakteerd op een tweetal excursies. Eén in de omgeving van de EnergyBarn, op de innovatieve EnTranCe Campus, met de Energy Academy, het nieuwe aardbevingslab en StartupCity. De andere excursie bracht de deelnemers letterlijk in beweging, want na een fietstocht van de campus naar winkelcentrum Paddepoel, werd men daar bijgepraat over WIJS, door studenten die daar dit wijkcentrum bemensen en bewoners helpen met hun vraagstukken. Zo is er een juridisch steunpunt, vertelt Gerben Knol die als student HBO Recht en vrijwilliger betrokken raakte bij WIJS en er nu afstudeert. Naast het door juristen-in-spé bevolkte steunpunt is er ook een ondernemerssteunpunt, waar tweedejaars studenten bedrijfseconomie buurtbewoners helpen bij o.a. het maken van een ondernemingsplan. Maar WIJS doet vel meer, zoals het project Streetwise, waarbij studenten sociale dienstverlening langs de deuren gaan om bewoners te vragen naar ontwikkelingen in de wijk, in afstemming met de buurtopbouwwerken. Of buddyprojecten, zoals het project waarbij statushouders door een-op-een contact met studenten van WIJS in de praktijk informeel leren integreren. Inmiddels zo vertelt Vincent Hazelhoff, is ook de Rijksuniversiteit aangehaakt bij WIJS. Hazelhoff vertegenwoordigt zelf bij WIJS de Wetenschapswinkel Taal, Cultuur en Communicatie. Van daaruit werd bijvoorbeeld een weerstandsmeter ontwikkeld die helpt bij het archeologische onderzoek naar de resten van het klooster van Thesinge.

Harald Hilbrants (staand links) vertelt over WIJS op locatie in Winkelcentrum Paddepoel. Foto: Evan Schaafsma

Dat WIJS aan de weg timmert, illustreert mede-oprichter Harald Hilbrants: “We hebben deze ruimte in bruikleen van de SNS Bank die naast ons gevestigd is. Bij de bank, die zich ook sterk profileert op maatschappelijke betrokkenheid, was men zo onder de indruk van ons werk, dat ze nu hebben aangeboden om samen met hen in één nieuwe verbouwde ruimte op te gaan. Uiteraard blijven we volledig onafhankelijk opereren, maar de bank profiteert van de uitstraling van ons maatschappelijke werk en wij besparen huisvestingskosten. En die maken het weer mogelijk dat we binnenkort ons tweede wijkcentrum openen, in de Korreweg”.

Geïnspireerd door dit succesvolle praktijkvoorbeeld waarbij samenwerkende kennisinstellingen – naast de Hanzehogeschool en inmiddels de Rijksuniversiteit, leveren ook de ROC’s een belangrijke bijdrage aan WIJS – meerwaarde voor de wijk creëren, fietsen de deelnemers terug naar de EnergyBarn waar onder het genot van een drankje de dag wordt doorgenomen alvorens de terugreis aan te vangen met een rugzak vol inspiratie.

Rowinda Appelman praat de zaal vol betrokken contactpersonen van de City Deal bij over de laatste ontwikkelingen. Foto: Florencia Jadia

‘Succes van City Deals rust niet alleen op ‘best practices’ maar ook op ‘best people”

Ongeveer dertig City Deal makers van Agenda Stad kwamen op 15 mei bijeen in Molen de Ster in het centrum van Utrecht. Waar binnen de City Deals de partners veel kennis en ervaringen met elkaar uitwisselen, gebeurt dat nog niet al te vaak tussen de verschillende deals. Wat werkt wel, wat werkt niet? Een Community of Practice-dag in Utrecht voor de projectleiders van de verschillende deals.

Vanuit het ministerie van BZK en Agenda Stad trapte Natalie Burgers, hoofd van Team Regio, het eerste blok van de dag af, dat in het teken stond van de City Deal Elektrische Deelmobiliteit. Ze gaf een korte inleiding hoe binnen BZK het programma Stad nu opnieuw georganiseerd is in Team Regio, waaronder ook Woondeals en Regiodeals horen. “De hele basis hiervoor is te vinden in het regeerakkoord: werken als één overheid om maatschappelijke thema’s verder te brengen. Het is mooi hoe de City Deals daar op aanhaken. Dat loopt als een rode draad door alle deals, ook de Woon- en Regiodeals. Daarom is het goed dat we vandaag bij elkaar zijn. Wat werkt wel, wat werkt niet. Dat vertalen we verder. De behoefte bij BZK is groot om daarover meer te horen.”

‘Niet alleen best practices maar op best people’

En dat er veel gebeurt rondom de City Deals, benadrukte Frank Reniers, programmamanager Stad, van het ministerie van BZK. Hij gaf een korte opsomming van wat hij de afgelopen week voorbij heeft zien komen. Zo was Bart Stoffels met de City Deal Klimaatadaptatie op bezoek in Rotterdam om te kijken wat er vanuit de City Deal kan worden toegevoegd aan het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid. De City Deals Kennis Maken, Waarde van Groen en Blauw in de Stad en Voedsel op de Stedelijke Agenda hadden belangrijke bijeenkomsten. De City Deal Woonabonnement heeft een voet tussen de deur gekregen bij de Europese Investeringsbank om dat project op te schalen. Bij de City Deal Zicht op Ondermijning is onlangs Groningen als tiende stad toegetreden.

Frank Reniers (foto Ramon van Jaarsveld, Clickshots Evenementenfotografie)

Elke City Deal probeert een werkvorm voor zichzelf te maken, stelde Reniers. “Opvallend is dat er geen werkvorm voor City Deals in het algemeen is. Er is geen Community of Practice. Mijn doel is dan ook dat niet elke City Deal het wiel uit hoeft te vinden, maar dat ze van elkaar leren en elkaars slimmigheden gebruiken en verder brengen. Voor de City Deals die nu nog lopen, maar ook voor de zes nieuwe deals die we starten en verkennen. Het succes van de City Deals hangt niet alleen af van best practices maar van best people. De mensen die de drijver zijn achter de City Deals: jullie.”

De rol van de trekker

De projectleiders van de City Deals en andere betrokken deelden verder hun ervaringen. Een uitdaging waar veel van hen tegenaan lopen is de beperkte tijd die iedereen heeft. Hoe maak je keuzes? Een City Deal doen mensen er vaak bij, niet echt fulltime. Kees van Reijden, secretaris van de City Deal Elektrische Deelmobiliteit ziet zichzelf als accu die deze City Deal moet opladen. “Mijn uitdaging is wel de vraag hoe je ervoor zorgt dat mensen bij de les blijven. De deal is ondertekend, maar nu moeten we ook echt wat gaan doen. Je merkt dat een Deal kan verzanden door dagelijkse activiteiten.”

Een ander punt dat als belangrijk wordt gezien, is het meekrijgen van bestuurders. Maar hoe krijg je na een collegewisseling nieuwe bestuurders weer mee? Dan blijkt de handtekening die onder een City Deal staat weer heel belangrijk te zijn om op terug te vallen. Er ligt veel goud klaar in een City Deal, stelt een van de aanwezigen. “Hoe organiseren we dat het zichtbaar wordt en wordt opgepakt? Dat zou ik graag meer zien.” Bij Elektrische Deelmobiliteit doen de projectontwikkelaars dat, die zijn aan het bouwen, de kranen staan er. Zij hebben de business case. De projectontwikkelaar steekt zijn nek uit, aldus Van Reijden. “De drijfveer om deze City Deal echt uit te voeren zit bij de commerciële jongens. Dat is een toegevoegde waarde. Daarom krijgen we ook echt iets van de grond, namelijk appartementen die worden aangeboden met elektrische deelmobiliteit.”

Meerdere projectleiders herkennen zich in dat beeld. De wil is er zeker, maar City Deal-partners hebben een vorm van trekker nodig om ook echt dingen samen te doen.

Marc Noordhoek is trekker van de City Deal Zicht op Ondermijning en doet dat voor 2,5 dag. “Als je maar een halve dag per week hebt, moet je echt een balans vinden tussen de inzet en het te bereiken doel. Ik heb de partners gezegd dat wanneer ze meedoen dat niet vrijblijvend is, anders kost het energie en levert het niets op.”

Lomboxnet

Een van de deelnemers aan de City Deal Elekrische Mobiliteit is Lomboxnet. Directeur Robin Berg gaf een korte presentatie van het succesvolle project, dat in de wijk Lombok een eigen grid heeft gebouwd en de eerste bi-directionele laadpaal neerzette die 24 uur per dag eigen energie kan leveren. Het haalde veel media en dat zorgde onder meer voor meerdere proeftuinen en een samenwerking met Renault. “Utrecht wordt de eerste stad ter wereld met 150 bi-directionele laadpalen. Wij gaan die komende jaren plaatsen.”

Robin Berg (LomboXnet) vertelt (foto: Ramon van Jaarsveld, Clickshots Evenementenfotografie)

Met Renault heeft Lomboxnet het concept We Drive Solar ontwikkeld, waarbij verhuurders van appartementen elektrische deelauto’s aanbieden bij de verhuur van appartementen. In een project aan de Lange Nieuwstraat in Utrecht doet al 60 procent van de bewoners van een appartementencomplex mee. “Het aardige is dat de handtekening onder de City Deal en af en toe aandacht voor ons belangrijker is geweest dan elke maand over ons project vergaderen. Wij worden benaderd door projectontwikkelaars die gelezen hebben dat alle grote steden meedoen, maar ook Neprom, beleggers en grote ontwikkelaars. Iedereen is aanspreekbaar vanwege die handtekening. Wij merken dat dit zijn werk doet. We hebben nu 60 opdrachten en allerlei leads in City Deal-gemeenten maar ook daarbuiten, bij automerken. En dat is precies wat we willen, zo’n zwaan-kleef-aan effect. Dat het niet alleen blijft bij Utrecht maar overal in het land.”

Voedsel verbindt

De dag ging verder in de Voedseltuin in de wijk Overvecht, een gemeenschappelijke tuin waar wijkbewoners meewerken aan de productie van groenten, fruit en kruiden. Hier vertelde Henk Renting, inhoudelijk expert, meer over de City Deal Voedsel op de Stedelijke Agenda. “De Voedseltuin is een prachtig voorbeeld hoe voedsel verbindt. Het is een plek waar voedsel groeit, een sociale plek, geeft een groene infrastructuur en verbindt de wijk onderling, zoals jongeren en cateraars. Juist in steden ontstaat verbinding op zulke concrete plaatsen. Die verbinding is wat wij met de City Deal willen doen.”

Die verbinding is volgens Renting goed van de grond gekomen tussen verschillende beleidsdomeinen, tot aan strategisch adviesniveau, maar ook met kennisinstellingen als PBL en het Voedingscentrum is dat gelukt. Dat heeft gezorgd voor die kracht. De City Deal is ook inspirerend geweest voor provincies. “Er is een soort parallelle dynamiek ontstaan bij de provincies, in alle 12 provincies zijn mensen met voedsel bezig.” Sommige verbindingen zijn minder goed gelukt, zoals met rijksniveau, stelt Renting. Steden willen het vooral invulling geven, maar op rijksniveau is de aandacht voor voedsel aan het afbrokkelen.

Henk Renting in de Voedseltuin (foto: Ramon van Jaarsveld, Clickshots Evenementenfotografie)

City Deal Kennis Maken

Rowinda Appelman, kwartiermaker van de City Deal Kennis Maken, vertelde kort over haar ervaringen. Ze begon met een grote dosis enthousiasme met een rondje Nederland om mensen van allerlei niveaus met elkaar te verbinden en organiseerde later conferenties en intervisiebijeenkomsten. Toen OCW kwam met 1 miljoen euro om impulsen te geven aan steden, kwamen de partners echt in beweging. De komende periode komt er nog eens 3,7 miljoen euro bij. “Het was dus echt opbouwwerk. Ik ben als een soort missionaris elke keer opnieuw het verhaal gaan vertellen.” En waar de City Deal aanvankelijk in een niche in de onderwijssector zat, is het nu onderdeel van de Strategische Agenda van OCW. “Door maar voort te bouwen zijn we gekomen tot waar we nu staan. Nog steeds zijn alle 19 steden aan boord. Heel veel steden willen dan ook een vervolg.” Appelman is nu bezig samen met Agenda Stad om te kijken of er met PleinBZK een besloten intranet kan worden opgezet waar alle netwerkpartners onderling kunnen communiceren.

Learning Lab Lombok

Weer terug in de wijk Lombok bezoekt de groep projectleiders het Learning Lab Lombok in het Stadsklooster, een van de projecten die hoort bij de City Deal Kennis Maken. “Academisch onderwijs moet dicht bij de community staan. Het moet betekenisvol zijn voor zowel student als maatschappij”, aldus Jeroen Vermeulen van de Universiteit Utrecht. “Hier wordt lokale kennis verbonden met de kennis die studenten met zich meebrengen.”

Bezinning in het Stadsklooster (foto: Ramon van Jaarsveld, Clickshots Evenementenfotografie)

Het project draait om sociaal ondernemerschap. De studenten werken samen met de professionals aan nieuwe oplossingen die vraagstukken verder brengen. Een van de projecten is de Voorkamer, een woonkamer waar nieuwkomers (statushouders, vluchtelingen) en mensen uit de wijk elkaar kunnen ontmoeten. Het project kan meer betrokkenheid van de wijk krijgen. De studenten worden ingezet om te kijken hoe dat kan worden bevorderd. “Als student brengen we een frisse blik, een andere invalshoek”, zegt een van hen. Een ander zegt dat ze na haar studie ook altijd betrokken zal blijven bij de Voorkamer. Kwartiermaker Sander van Zandvoort wordt hier erg blij van. “Dit noem ik al winst: dat de studenten meer bewust zijn geworden van hun omgeving. Dit project creëert burgerschap. We hebben 30.000 studenten in Utrecht. Stel je voor dat we die allemaal die blik kunnen meegeven. Dat is pas winst voor de samenleving.”

Den Haag op zoek naar stedelijke innovaties voor Dag van de Stad

Robert van Asten. Foto: Martijn Beekman

Het begon drie jaar geleden in Utrecht als evenement waar stedelijke professionals leren van elkaars aanpak van hedendaagse stedelijke opgaven als verdichting, verduurzaming en sociale cohesie. Inmiddels is de Dag van de Stad een begrip geworden. Dit jaar verwelkomt Den Haag op 28 oktober in het World Forum 2000 ‘stadsmakers’. Gastheer Robert van Asten, wethouder Mobiliteit, Cultuur en Strategie en organisator Frank Reniers van het ministerie van BZK over het belang van innovatie.

“Toen begin dit jaar de oproep verscheen voor gaststeden voor de Dag van de Stad 2019 hoefde ik niet lang na te denken”, vertelt Van Asten. “Na succesvolle edities in Utrecht en Amersfoort vond het college in Den Haag het een uitgelezen kans om gastheer te worden van dit mooie evenement. Enerzijds omdat een G4-stad als Den Haag koploper is in de vele transformatieopgaven waar Nederlandse steden voor staan, anderzijds omdat we als internationale kennisstad leergierig zijn en graag op de Dag van de Stad de oplossingen letterlijk naar ons toe laten komen.”

Erkenning

Ook bij Agenda Stad, het programma van het ministerie van BZK dat initiatiefnemer is van de Dag van de Stad en samen met partners als de G4 en G40, de VNG, het Netwerk Kennissteden en Platform31 verantwoordelijk is voor de organisatie, sprong men een gat in de lucht toen het bid van Den Haag binnenkwam. Programmamanager Frank Reniers: “Het is toch erkenning van het succes van de afgelopen edities. Niet alleen het feit dat Den Haag als derde stad van Nederland een heel enthousiast bid uitbracht, maar ook het feit dat er dit jaar maar liefst drie steden een gooi deden naar de Dag van de Stad. Ook Ede en Den Bosch kwamen met een mooi voorstel, maar uiteindelijk gaven de aanpak en instelling van Den Haag de doorslag.”

“Die aanpak is dat we bezoekers van de Dag van de Stad graag kennis laten maken met de praktijk”, vult Van Asten aan. “We organiseren op 28 oktober verschillende stadssafari’s waarin we bezoekers laten zien hoe wij in Den Haag invulling geven aan de grote opgaven van deze tijd. Zo brengen we een bezoek aan het Central Innovation District, de vierkante kilometer die begrensd wordt door de drie intercitystations in Den Haag, en waarbinnen meer dan 1000 bedrijven – nieuwe industrieën, dienstverleners en startups – het hart vormen van de regionale banenmotor die Den Haag is. En naar baanbrekende projecten als Proeftuin op Zee, een gebied van 10 bij 10 zeemijl op open zee, waar we metingen verrichten naar wind en stroming, maar ook onderzoek doen naar zeewierteelt en drijvende zonnepanelen.”

Wijsheid

“Den Haag heeft stadsmakers duidelijk veel te bieden”, beaamt Reniers. “Door de bijzondere ligging, ingeklemd tussen zee en andere gemeenten, gecombineerd met de trek naar de stad – een tendens die we ook internationaal zien – heeft Den Haag ook een grote verdichtingsopgave.” Van Asten: “En dat brengt natuurlijk veel vraagstukken met zich mee rond leefbaarheid, klimaatadaptatie en mobiliteit. Hoewel we graag aan andere stadsmakers laten zien hoe wij met ónze opgaven omgaan, hebben we natuurlijk ook niet de wijsheid in pacht. Daarom is onze instelling voor 28 oktober ook: laten we vooral van elkáár leren.”

Frank Reniers

Reniers: “En dat is voor ons als organisatoren ook waar de dag voor staat: ‘voor en door stedelijke professionals’. Omdat de belangrijkste les van ons programma Agenda Stad ook is: de grote vraagstukken van nu vragen om samenwerking tussen steden of tussen steden en regio’s. Geïnspireerd door ‘onze’ City Deals – het instrument waarin Nederlandse steden een thematische alliantie aangaan en zo versnelling creëren in hun gedeelde opgaven – zie je nu ook steeds meer andere vormen van gelijkwaardige samenwerking ontstaan, zoals Regiodeals en Woondeals.”

Oproep: dien je idee in!

Van Asten: “Juist het feit dat Den Haag zo’n gevarieerde stad is, met een internationale uitstraling, een stevige kenniseconomie, een groene uitstraling en een sterke reputatie als evenementenstad voor o.a. topsport- en muzikale evenementen, verbinden we ons graag met steden die één of meer van die kenmerken of opgaven met ons delen, om ook van hen te kunnen leren. De Dag van de Stad is daarvoor dé gelegenheid.”

“Maar dan moeten die steden die opgaven wel kenbaar maken”, vult Reniers aan. “Precies!”, zegt Van Asten. “Daarom roepen we steden – ambtenaren en bestuurders, maar ook de kennisinstellingen en actieve burgers op om hun innovatieve oplossingen – en ook de dilemma’s waar ze mee worstelen, uiterlijk 7 juni in te dienen als programmaonderdeel van de Dag van de Stad. En, niet te vergeten, ook het bedrijfsleven, want een gezond en bloeiend ondernemersklimaat is óók cruciaal voor een vitale stad.”

Op Dedagvandestad.nl kunnen good practices en dilemma’s, innovatieve producten en diensten, worden ingediend. Een jury beoordeelt de inzendingen en stelt samen met de indieners een sterk programma samen dat verschillende werkvormen kent, zoals lagerhuisdebatten, pecha kucha’s, dragons’ dens en walkshops.

Bekijk ook de video-oproep van Den Haag, waarin wethouder Van Asten stadsmakers uitnodigt ideeën in te sturen.

Van impact claimen, naar impact meten

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

De afgelopen twee jaar is binnen de City Deal Kennis Maken (CDKM) gewerkt aan het versnellen en versterken van de samenwerking tussen kennisinstellingen en stedelijke partners. Dergelijke samenwerkingen dienen een tweeledig doel. Enerzijds gaat het om het aanbieden van de stad als leeromgeving aan studenten. Anderzijds kunnen de studenten – en docenten en onderzoekers – via de projecten die zij doen, een bijdrage leveren aan het oplossen van complexe, maatschappelijke vraagstukken. Met deze manier van werken willen kennisinstellingen hun impact op de stedelijke samenleving vergroten. We gingen met impactonderzoeker Karen Maas in gesprek over de vraag hoe kennisinstellingen hun maatschappelijke impact op strategische manier kunnen vergroten.

Begin met het waarom

‘Begin met het waarom’. Zo luidde het simpele advies van de Britse organisatieadviseur Simon Sinek in zijn gelijknamige boek en TED-talk (hier te zien). Volgens Sinek zijn de sterkste, innovatiefste en meest daadkrachtige bedrijven en mensen degenen die weten waarom ze doen wat ze doen.

Bron: Journalism Lab, 2019

Zijn verhaal maakt hij inzichtelijk met behulp van een simpel model: de golden circle. Volgens Sinek is succes op de lange termijn afhankelijk van de mate waarin organisaties gedreven worden door een sterk ‘waarom’. Het ‘hoe’ en ‘wat’ volgen daaruit. Of in de woorden van Sinek zelf: “People don’t buy what you do, they buy why you do it. And what you do simply proves what you believe.”

Het belang van impact meten

Karen Maas, impactonderzoeker en wetenschappelijk directeur van Impact Centre Erasmus (ICE), kan zich vinden in het model van Sinek. “Strategisch handelen volgt in mijn ogen de golden circle van Sinek. De eerste stap is om te bepalen welk maatschappelijk vraagstuk je met elkaar wilt oplossen en waarom je juist dat vraagstuk wil oplossen. Als je dat eenmaal weet, heb je een vergezicht. Vanaf dat vergezicht kan je dan terugredeneren. Welke projecten lopen er al? Over welke middelen beschikken we? Welke resultaten boeken we nu? En waar zitten nog hiaten? Op basis van die kennis en visie kan je bijsturen en ervoor zorgen dat je echt toewerkt naar dat vergezicht en op zinvolle wijze invulling geeft aan je ambities.”

Karen Maas

Volgens Maas ontbreekt het vaak aan een koppeling tussen het ‘wat’, ‘hoe’ en ‘waarom’. “Want wat je nu ziet, is dat er op het niveau van het ‘wat’ heel veel gebeurt. In tal van kleinschalige en concrete projecten worden resultaten geboekt en daar wordt ook de meeste lol beleefd. Op dat niveau doen studenten waardevolle leerervaringen op en worden ook mensen uit de buurt geholpen. Alleen wil dat niet zeggen dat daarmee ook op stedelijk niveau grote, complexe stedelijke vraagstukken worden opgelost. Stedelijke armoede los je niet op door een paar leuke projecten met studenten.”

Het gevaar van ‘overpromise’ ligt op de loer: dat er meer beloofd wordt dan waargemaakt kan worden. Kunnen we echt verwachten van studenten dat ze tijdens hun opleiding al significante bijdragen kunnen leveren aan het oplossen van wicked problems, zoals armoede, segregatie of klimaatadaptatie? Zeker wanneer de resultaten die in deze projecten worden geboekt niet gemeten en expliciet gemaakt worden is dit bijzonder lastig. Ook Maas zet hier haar vraagtekens bij. “Ja, dat intrigeert en irriteert me eerlijk gezegd wel in het sociale domein. Iedereen wil de wereld veranderen, maar niemand durft kritisch te zijn op wat hij doet. Hoe is dat nu toch mogelijk? Ik snap dat gewoon niet. Misschien ben ik daar teveel econoom voor. Je hebt gewoon een bepaalde hoeveelheid tijd en middelen te besteden. Als je iets wilt bereiken, is het toch belangrijk dat je weet hoe je die beperkte tijd en middelen zo goed mogelijk kan besteden? Je ziet bij maatschappelijke projecten echter vaak dat de claim wordt gemaakt dat complexe vraagstukken opgelost gaan worden, maar je ziet maar zelden dat ook uitgelegd wordt hoe ze dat gaan doen. Het blijft dan onduidelijk hoe het kleine (het ‘wat’) en het grote (het ‘waarom’ en het ‘hoe’) met elkaar in verbinding staan.”

Organisaties kunnen het kleine en het grote met elkaar verbinden, door serieus werk te maken van het meten van de impact van hun activiteiten. Maas definieert impact als ‘het effect van een organisatie of project op de maatschappij’. “Om impact te meten is het vooral belangrijk om duidelijk te krijgen wat je wilt bereiken. Pas dan kan je op een zinnige manier aan de slag met het meten van impact. Want je kan alles meten. Daarom is dat vergezicht zo belangrijk. Je moet weten wat je uiteindelijk wil bereiken en pas dan kan je formuleren wat daarin belangrijke variabelen zijn. Op die manier beantwoord je dan de vraag: wanneer zijn wij tevreden met de resultaten van een project?”

Het impactpad

Kennisinstellingen en projectleiders die werk willen maken van impactmeting, kunnen gebruik maken van het mede door Maas ontwikkelde impactpad. Ze ontwikkelde het impactpad samen met collega’s van Avance, Social Enterprise NL en het Impact Centre Erasmus. Het impactpad kan worden gezien als een trap met vijf treden die organisaties idealiter doorlopen als ze inzicht willen krijgen in de maatschappelijke effecten van hun projecten. De eerste trede is het expliciet maken van het maatschappelijk probleem dat opgelost dient te worden. Het is belangrijk om daarbij een analyse te maken van het probleem, door bijvoorbeeld met stakeholders en deskundigen in gesprek te gaan. Vanuit dat onderzoek kunnen expliciete impactdoelstellingen geformuleerd worden. Het gaat dus om een uitwerking van het ‘waarom’ (de sociale missie) en het ‘wat’ (de tastbare resultaten). De volgende trede is het uitwerken van het verandermodel – wat is de ‘Theory of Change’? – en het betrekken van belangrijke stakeholders bij het project (studenten, onderzoekers, bewoners, ambtenaren, etc). Terwijl het project gaande is, is het belangrijk om de directe resultaten inzichtelijk te maken: laten zien hoeveel mensen bereikt zijn met het project, hoeveel uren zijn geïnvesteerd, hoeveel trainingen zijn gegeven, en hoeveel producten zijn gemaakt. Het meten van de resultaten geeft ‘harde’ data in handen. Om de impact te meten, is een goed opgezet sociaalwetenschappelijk onderzoek nodig. Denk aan het afnemen van vragenlijsten, doen van diepte-interviews of vormen van participatieve observatie, bijvoorbeeld in de groep waar het project op is gefocust. De juiste methode hangt af van de effecten die worden beoogd. De laatste trede is het uitwerken van de resultaten in een rapportage en deze aan te vullen met opbrengsten van ander onderzoek die gelijknamige effecten voor ogen hebben.

Het meten van impact is dus geen eenmalige exercitie voor organisaties om aan de buitenwereld te vertellen dat ze goed bezig zijn. Impact meten moet een continu en cyclisch proces zijn dat organisaties structureel doorlopen als ze willen dat ze met hun activiteiten veranderingen in de samenleving realiseren. Hiervoor is, ondanks niet altijd gemakkelijk, een kritische en eerlijke houding naar het eigen project nodig. Immers is het mogelijk dat het een project in een negatief daglicht zet. Volgens Maas zijn impact meten en een kritische houding noodzakelijke voorwaarden als je als organisatie echt wilt leren: “Als je gewoon een mooi verhaal wilt brengen, dan kan je beter wat mooie casussen verzamelen en daar een inspirerend verhaal van bouwen. Maar als je het echt serieus neemt, als je echt wilt weten hoe datgene wat jij doet bijdraagt aan het grotere geheel, dan moet je goed nadenken over wat je wilt bereiken en hoe je dat dan in kaart kan brengen. Idealiter is het een constante leercyclus.”

Nieuwe, uitgebreide versie Brexit Impact Scan voor alle overheden gelanceerd

Op 11 maart 2019 is de nieuwe versie van de Brexit impact scan voor alle overheden gelanceerd door Europa decentraal. De inhoud van de scan is geactualiseerd, uitgebreid met nieuwe informatie en bevat nu veel meer specifieke informatie op het gebied van de interne bedrijfsvoering.

De impactscan helpt alle overheden om zich voor te bereiden op de mogelijke gevolgen van de Brexit  – deal en no-deal – en biedt waar mogelijk handelingsperspectieven om adequaat om te gaan met eventuele negatieve gevolgen. In de scan moet men een keuze maken voor het soort overheid waar men de scan voor wil invullen: gemeenten, provincies, rijksoverheidsorganisaties of  waterschappen. Het doorlopen van de scan levert advies op maat op over de mogelijke impact van de Brexit, welke stappen er genomen moeten worden voor de voorbereiding hierop en waar men verdere informatie kan vinden.

Overheden die de scan al hebben gedaan wordt aangeraden om de scan nogmaals te doen vanwege de geactualiseerde en nieuwe informatie.

De Brexit impact scan voor overheden is in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door Europa decentraal gemaakt. Eind 2018 verscheen de eerste versie. De scan is te vinden via brexitimpactscan.europadecentraal.nl.

Lees het uitgebreide bericht op Rijksoverheid.nl

 

Impact meten om het verschil te maken!

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Claudia de Graauw
Claudia de Graauw

Claudia de Graauw helpt met haar onderzoeksbureau organisaties bij het inzichtelijk maken van de effecten van beleid. In haar werk richt ze zich op het meten van impact en het doen van gerichte evaluaties. Door goed te meten, zo stelt ze, kunnen projecten hun doelstellingen beter realiseren.

Ook voor de projecten binnen de City Deal Kennis Maken (CDKM) is het meten van impact waardevol. In onderstaand gesprek legt ze uit hoe aandacht voor impact kan leiden tot betere uitkomsten van projecten.

Is impact meetbaar?

“Ja, dat is het zeker. De impact van projecten waarbij de stad als rijke leeromgeving benut wordt, kan je gewoon meten. Om het heel simpel te maken: je moet bedenken hoe een bedoeld effect eruit zou moeten zien. Dus wat is de ideale situatie? En wat zijn de indicatoren daarvan? Als je die eenmaal hebt opgesteld, kan je gaan meten.”

Kan je een voorbeeld geven?

“Neem bijvoorbeeld het thema eenzaamheid. Stel dat je met een studentenproject iets aan de eenzaamheid in de stad wilt doen. Allereerst stel je dan een aantal indicatoren op, bijvoorbeeld het aantal mensen dat aangeeft eenzaam te zijn, de manier waarop mensen die eenzaamheid ervaren, of andere variabelen die jij belangrijk vindt. Dat kan van alles zijn. Het ligt maar net aan het beoogde doel van het project. Het is van belang om een aantal indicatoren uit te zoeken die je later wilt meten en deze vervolgens meetbaar te maken. Bij langdurige projecten meet je deze indicatoren dan een paar keer. Het liefst doe je dat elk jaar, want over het algemeen kan je niet verwachten dat je binnen een paar maanden al effect ziet. Op die manier meet je. En dan moet je op een bepaald moment gaan beslissen: heeft het voldoende effect of niet? En gaan we ermee door of niet?

Daarnaast is er ook nog het leereffect bij je leerlingen. Ook dat kan je op deze manier aanpakken: welke vaardigheden moeten ze leren, welke kennis doen ze op, aan welke competenties werken ze? Dan begin je met een nulmeting, wat konden en wisten de leerlingen voor het programma begon, en wat kunnen en weten ze na afloop van het programma.”

Dat klinkt heel simpel eigenlijk?

“Ja, ik vertel het nu in vijf minuten, maar de uitvoering is een stuk lastiger. Het is echt belangrijk om in een project tijd in te bouwen voor het meten van effecten. De eerste stap is, zoals gezegd, om te beginnen met het formuleren van duidelijke indicatoren. Waar wil ik effecten bereiken en hoe meet ik die? Want je kan een heel groot vangnet uithangen en hopen dat er dan iets nuttigs uitkomt, maar dat is niet handig. Het blijft dan heel vaag en nietszeggend. Hoe concreter je het maakt, hoe beter je het kan meten. Als je eenmaal weet je wat je wilt meten, dan splits je dat verder uit zodat je ook weet welke methode daarvoor het beste werkt. Dat kan een vragenlijst, een interview, een observatie, een logboek of een combinatie daarvan zijn. De moeilijkheid zit erin om de juiste indicatoren te formuleren en deze meetbaar te maken.”

Claudia de Graauw

Claudia de Graauw

Hoe meet je de impact van een specifiek project op een groter systeem waarin heel veel variabelen en krachten een rol spelen?

“Het is belangrijk om heel goed af te bakenen waar jij mee bezig bent en een uitspraak over wilt doen. Als jouw studenten in Amsterdam-Noord in een specifieke wijk bezig zijn, dan moet je niet zeggen: we zijn bezig geweest met de eenzaamheid in Amsterdam. Dat is namelijk niet waar. Je hebt iets gedaan in die specifieke wijk in Amsterdam-Noord. Je moet dus in je ambities heel specifiek zijn. Dan kan je vervolgens ook op dat niveau effecten meten. Om andere effecten uit te filteren, kun je werken met controlegroepen, bijvoorbeeld dezelfde doelgroep in een andere wijk die niet mee heeft gedaan aan je project. Als de andere omstandigheden gelijk zijn, kun je het verschil in de verandering toewijzen aan je project.”

Om impact te kunnen meten is het afbakenen van doelstellingen dus heel belangrijk. Toch worden ambities vaak op systeemniveau geformuleerd. Kan dat ook schadelijk zijn?

“Je moet proberen om het abstracte en het concrete goed aan elkaar te linken. Als je in beleidsstukken en bestuurlijke praatjes hoog van de toren blaast dat dankzij studenten de eenzaamheid in een wijk kan verminderen, dan moet je dat ook hard kunnen maken. En is het belangrijk om de projecten erop in te richten. Als we bij het voorbeeld eenzaamheid blijven: mensen zijn niet eenzaam tussen 1 september en 31 december. Ook die andere kwartalen zijn ze eenzaam. En om eenzaamheid op te lossen is veel meer nodig dan een groepje studenten dat één keer per kwartaal langs komen om koffie te drinken en vragenlijsten af te nemen. Als je echt impact wilt, moet je het grootser aanpakken. Je kan ook proberen om die studenten iets op te laten zetten, waardoor mensen elkaar gaan leren kennen. En dat het ook gaande blijft als die studenten weer weg zijn. Wat je soms ziet is dat er een behoorlijk complex probleem bij studenten wordt neergelegd. Studenten kunnen ontzettend innovatief zijn, maar ze zijn ook nog aan het leren. Ze krijgen dan wel begeleiding van de hogeschool of universiteit, maar mijn ervaring is dat die begeleiding vaak toch best beperkt is en dat ze behoorlijk aan het zwemmen zijn. Daar moet een goede tussenweg in gevonden worden. Het is niet mogelijk om alles bij die studenten neer te leggen en ze vervolgens in het diepe gooien.

Als je hele grote ambities op systeemniveau wilt realiseren, dan moet je ook investeren in projecten die dat hele systeem kunnen beslaan. Dus niet een klein project in Amsterdam-Noord, maar honderden projecten die zich op eenzaamheid in de hele stad richten. En dat wil dus ook zeggen dat er vanuit het onderwijs intensief begeleid moet worden, waarbij docenten voldoende tijd hebben om samen met die studenten stappen te zetten. Als dergelijke randvoorwaarden niet goed geregeld zijn, dan is het onmogelijk om echte impact maken.”

Hoe voorkom je dat er plichtmatigheid ontstaat in al het meten?

“Het is vooral belangrijk dat er iets gedaan wordt met de uitkomsten van je onderzoek. Er wordt zoveel gemeten waar vervolgens niets mee wordt gedaan. Dan verlies je het draagvlak voor je onderzoek en wordt het alleen maar een last. Gelukkig merk ik dat er bij de meeste mensen ook een sterke wil bestaat om hun eigen projecten te verbeteren. Soms ontmoet ik ook wel mensen die het vooral doen voor een subsidiegever, maar meestal gaat het om intern gebruik. Als mensen het doen omdat het moet, dan zullen ze in de verdediging schieten als er verbeterpunten worden aangedragen. Maar mensen echt intrinsiek gemotiveerd zijn, dan zullen ze veel eerder geneigd zijn om aan de slag te gaan en het project en de impact ervan te verbeteren.”

Oh oh Dag van de Stad: Den Haag gaststad DvdS 2019!

Na een bidbookprocedure waarin enthousiaste voorstellen ontvangen werden uit Den Bosch, Ede en Den Haag, heeft de jury besloten Den Haag voor te dragen als gaststad voor de Dag van de Stad op 28 oktober 2019.

“Het was een moeilijke beslissing”, aldus programmamanager Frank Reniers van Agenda Stad, dat de Dag van de Stad organiseert met partners als de G4, G40, Platform31 en VNG. De jury, bestaande uit de secretaris-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Maarten Schurink en burgemeester Lucas Bolsius van Amersfoort, gaststad van de afgelopen Dag van de Stad, liet zich uiteindelijk overtuigen door de aantrekkelijke presentatie, de grondige uitwerking, de insteek van het programma en de kwaliteit van de excursies of ‘stadssafari’s’ zoals Den Haag ze gedoopt heeft.

De jury constateerde dat alle drie bidbooks voldeden aan de gestelde eisen. Den Haag presenteerde het bidbook in de vorm van een website, waarin ook een videoboodschap was opgenomen. Daarin houdt wethouder Boudewijn Revis een warm pleidooi voor zijn stad en maken we kennis met een aantal van de excursielocaties. Ede stuurde ook een video in, waarin burgemeester René Verhulst hoogstpersoonlijk zijn stad als gaststad aanprijst, als koploper op het thema ‘food’. Gezond en duurzaam voedsel voor iedereen, in een schone omgeving’, dat is het devies van Ede. Den Bosch diende naast een video waarin zelfs met Bossche bollen werd geschermd, een aanstekelijke presentatie in en scoorde punten met veel bestuurlijke commitment en het veelzijdige en goed bereikbare congrescentrum 1931. Waar Den Haag het ruime congrescentrum World Forum opperde, diende Ede de kazerneterreinen van de voormalige Mauritskazerne in als hoofdlocatie, een authentieke en inspirerende omgeving.

Maar uiteindelijk gaf de uitwerking van het programma, de organisatorische slagkracht en de excursies de doorslag. De jury was ervan overtuigd dat alle kandidaatsteden in staat waren een inspirerend en uitdagend programma te bieden tegen de achtergrond van hun mooie stad waarin een verscheidenheid aan innovatieve organisaties en bedrijven werken aan de stedelijke vraagstukken van vandaag en morgen, maar Den Haag kwam met het meest overtuigende voorstel. Naast 15 stadssafari’s op uiteenlopende terreinen als energie, welzijn, kennis en moderne stedenbouw, was ook de leergierige houding van Den Haag doorslaggevend: “We doen hier veel goed en delen onze kennis graag met anderen, maar wij hebben niet overal de antwoorden op en willen daarom vooral ook heel graag leren van andere steden”, zo gaf directeur Economie, Mobiliteit en Ruimte Peter Kievoet van Den Haag te kennen bij de overhandiging van het bidbook. Deze uitgestoken hand past naadloos bij de opzet van de Dag van de Stad, oordeelde de jury, omdat het een gezamenlijke dag is, vóór en dóór bestuurders, wetenschappers, actieve inwoners en ondernemers, waarin we leren van elkaars successen én van elkaars falen.

Den Haag is blij met de toekenning, vertelt wethouder Mobiliteit, Cultuur en Strategie Robert van Asten: “Wij zijn ontzettend trots dat wij in 2019 gaststad mogen zijn voor de Dag van de Stad. Den Haag is in veel opzichten uniek, als regeringshoofdstad en als groeistad met een enorme diversiteit maar met beperkte ruimte, ingeklemd tussen zee en andere gemeenten. Maar in veel opzichten zijn onze opgaven ook dezelfde als die van andere steden. Want ook wij willen economisch weerbaar blijven, ons aanpassen aan het veranderende klimaat en oog hebben voor een circulaire economie en andere manieren om de transitie naar duurzame economie in te vullen. En we willen dat iedereen in onze stad meedoet en mee kán doen. Daarom laten wij op 28 oktober niet alleen graag in verschillende stadssafari’s zien hoe wij omgaan met deze opgaven, maar zijn we vooral ook heel benieuwd naar de lessen die andere steden uit succesvolle – en minder succesvolle – initiatieven getrokken hebben. Laten we op maandag 28 oktober in het World Forum vooral van elkaar leren!”

Nadere informatie over het programma van De Dag van de Stad in Den Haag volgt uiteraard. Reniers: “We willen heel graag Ede en Den Bosch bedanken voor de tijd die en het enthousiasme dat zij gestoken hebben in hun bidbook. We zijn vereerd dat zij deze jaarlijkse inspiratiedag over stedelijke vraagstukken wilden organiseren en we gaan zeker nog in gesprek om te kijken hoe de slimme stedelijke innovaties waarmee zij zich onderscheiden ook een plek in het programma kunnen krijgen.”

De kracht van kennis: Twee jaar City Deal Kennis Maken

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Het afgelopen jaar heeft Kennisland expertsessies voor studenten, docenten, onderzoekers en kennismakelaars georganiseerd en interviews afgenomen met betrokkenen van de City Deal Kennis Maken om belangrijke lessen te verzamelen over de samenwerking tussen stad en kennisinstelling. Een overzicht daarvan is opgesteld in een krant die de titel draagt: ‘De kracht van kennis: Twee jaar City Deal Kennis Maken’. De krant werd voor het eerst overhandigd aan het netwerk van de City Deal Kennis Maken tijdens het ambtelijk evenement met Minister van Engelshoven op 20 februari 2019. Bekijk de krant hier.

 

Een viering van de bloei van de stad

Toespraak Nicolaas Beets bij symposium ECU Future of Cities, 20 februari 2019 Utrecht. Foto: Rob Acket

“We vieren de bloei van de stad”, startte professor Erik Stam, hoofd van de Utrecht University School of Economics de Future of Cities conferentie in Utrecht op 20 februari. Maar hoe ziet de toekomst van die stad eruit? Die vraag stond centraal op de bijeenkomst in de goedgevulde Utrechtse Jacobikerk, waaronder veel internationale studenten.

Dat het goed gaat met de stad, daar was iedereen het al snel over eens in Utrecht. Voor het eerst sinds 2008 woont wereldwijd meer dan de helft van de mensen in een stedelijke omgeving. Dat aantal neemt maar liefst met 1 miljoen per week toe. Ook in Nederland krijgen de stedelijke regio’s een steeds sterkere positie. “Ze zijn steeds meer een fijne plek om te leven”, aldus Stam. “Dat was nog niet zo heel lang geleden anders.”

Motor van de economie

Nicolaas Beets, speciaal gezant voor de stad van het ministerie van BZK, bezoekt veel steden in Europa en ervaart ook de positieve draai die het imago van de stad heeft gemaakt. “Over steden wordt nu heel anders gedacht dan een paar jaar geleden”, deelde hij de zaal mee. “Als het tegenwoordig in Europa over ‘de stad’ gaat, wordt er niet langer over achterstanden gesproken, over armoede en segregatie. Nu hebben we het over de stad als koploper, de stad als motor van de economie. Er wordt zelfs gesproken van de ‘triomf van de stad’, naar een spraakmakend boek van Edward Glaeser, hoogleraar economie aan de universiteit van Harvard.”

‘Mensen die meer willen’

Dat heeft volgens Beets, die op de bijeenkomst minister Ollongren verving, te maken met de opkomst, ongeveer vanaf de eeuwwisseling, van een nieuw soort economie in de steden: een economie die draait om kennis en creativiteit. “Voor die nieuwe economie is de stad de meest geschikte plek. Grote steden trekken immers slimme mensen aan. Die komen elkaar tegen en werken samen, en daardoor verspreidt nieuwe kennis zich snel. Het ene nieuwe inzicht leidt tot het andere en zo ontstaat de vernieuwing waar de economie op draait. De geschiedenis van de stad is de geschiedenis van mensen die het leven onder de arm nemen en denken: ik wil meer, ik wil iets anders, ik wil doorleren, ik wil een onderneming starten, ik wil andere mensen ontmoeten. Of: ik wil uit mijn comfortzone komen en kijken wat er dan allemaal gebeurt. Die mensen treffen elkaar in de stad. Want daar gebeurt het.”

Toespraak Nicolaas Beets bij symposium ECU Future of Cities, 20 februari 2019 Utrecht. Foto: Rob Acket

Een goede stad is als een ster

Volgens Beets functioneert een goede stad net als een ster. De stad trekt mensen aan en versnelt de sociale interactie en productie. Precies zoals sterren massa samenpersen en feller schijnen naarmate ze groter zijn. “Kortom, in een goede stad groeien de voordelen van het samenleven harder dan de nadelen.”

De kracht van Nederlandse steden, aldus de speciaal gezant voor de stad, is dat ze functioneren in een netwerk. “We hebben in Nederland niet één grote megastad. En je kunt ook niet zeggen dat de rest van Nederland een suburb is van Amsterdam. Nee, er zijn verschillende centra die min of meer equivalenten zijn van elkaar. Om die netwerkkracht te dienen, en om in te spelen op de dynamiek in de stad, hebben we als overheid beleid gemaakt. Dat noemen we de Agenda Stad.”

Samen de stad maken

Hoe de toekomst van steden er precies uitziet, kan Beets niet zeggen in Utrecht. “Wat ik wel weet is dat wij samen die stad maken: jullie, de steden zelf, het Rijk, maatschappelijke partners en bedrijfsleven. Ik ben ervan overtuigd dat de dynamiek in de stad ook in de toekomst doorgaat.”

Vragen uit de zaal bij symposium ECU Future of Cities, 20 februari 2019 Utrecht. Foto: Rob Acket

Moeten we in Nederland de Randstad versterken en uiteindelijk Nederland tot één grote stad maken?, zo vraagt een van de aanwezigen? Nee, stelt Beets. “Hier in Nederland is het niet ‘Randstad versus de rest’. We hebben al metropoolregio’s en de netwerken zullen alleen maar sterker worden. Ook de samenwerking over de grenzen heen wordt steeds steviger. Er valt daar nog zoveel te winnen. Het is essentieel dat we ons hier op richten. De toekomst van Nederland ligt namelijk in een bredere Europese context. Voor urgente thema’s als de energietransitie en betere mobiliteit hebben we elkaar nodig.”

Een andere vraag is of Nederland in potentie een natiestaat is? Ja, maar dat is niet gewenst, stelt Beets. Juist de regionale identiteiten die we hebben, zijn zo bijzonder. “Die moeten we behouden. De kleur van de individuen is wat Nederland sterkt maakt.”

Vragen uit de zaal bij symposium ECU Future of Cities, 20 februari 2019 Utrecht. Foto: Rob Acket

Snel groeien maar gezond blijven

Peter Steijn, themadirecteur Gezonde Stad van de gemeente Utrecht vertelt verder over de uitdagingen om als snelgroeiende stad tegelijk een gezonde stad te worden. Utrecht groeit van alle Nederlandse steden het hardst en zal de komende twintig jaar nog eens 80.000 inwoners erbij krijgen. “We willen ook een schone stad worden. Daarvoor willen we investeren in schone mobiliteit, de nodige faciliteiten, meer groen en meer oplaadpunten voor auto’s. Smart technology kan ons helpen te versnellen.” Het aantal startups in Utrecht bloeit als nooit tevoren. “Maar de toekomst blijft onzeker. Een ding is zeker, en dat zijn wij, de inwoners van Utrecht. We moeten samenwerken aan een betere toekomst voor ons allen.” Steijn roept dan ook om het gesprek met de inwoners aan te gaan.

Wat is de rol van het bedrijfsleven daarbij, met name voor de transitie naar een meer groene economie? Een paneldiscussie tussen Helen Toxopeus, onderzoeker aan het Sustainable Finance Lab, Peter Hein van Mulligen van CBS en Martijn Dekker van Shell komt ook tot de conclusie dat het samen moet gebeuren. “Elke speler moet zijn verantwoordelijkheid nemen in deze transitie”, aldus Toxopeus. “Klimaatverandering is geen hobby van hipsters, we zitten er met zijn allen in.”

Lees hier de belangrijkste spreekpunten uit de toespraak die Nicolaas Beets namens minister Ollongren uitsprak en bekijk zijn begeleidende presentatie.

Eerste ronde geopend voor voorstellen VERDuS SURF Pop-up 2019

NWO heeft op 5 februari de nieuwe ronde geopend voor de VerDuS Surf Pop-up, waarmee onderzoekers financiering kunnen aanvragen voor kleine projecten op het gebied van kennisontwikkeling en innovatie in steden. Voorstellen kunnen tot en met 4 april worden ingediend.

De ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, Binnenlandse Zaken en Economische Zaken en Klimaat, lanceerden samen met de NWO, Platform31 en NRPO SIA het kennisinitiatief Verbinden van Duurzame Steden (VerDus). Het programa Smart Urban Regions of the Future (SURF) maakt hier onderdeel van uit en bestaat uit projecten die bijdragen aan de leefbaarheid van stedelijke regio’s en maatschappij, wetenschap en beleid aan elkaar verbinden.

Voor deze nieuwe ronde is VerDuS SURF op zoek naar onderzoeken die aansluiten op op één of meerdere van de vijf maatschappelijke domeinen ruimte, wonen, bereikbaarheid, economie en bestuur. Met name aanvragen op het gebied van ‘wonen en bebouwde omgeving’, ‘economie’ en de complexe ruimtelijke samenhang tussen deze opgaven, worden op prijs gesteld. Voor de subsidieronde is 300.000 euro beschikbaar voor innovatief wetenschappelijk onderzoek, kennisoverdracht, het ontwikkelen van een tool of het toepasbaar maken van onderzoek. Projecten dienen een looptijd van maximaal 12 maanden te hebben en een maximale projectbegroting van 50.000 euro.

Agenda Stad benut de onderzoeken van VerDuS graag voor de ontwikkeling en opzet van City Deals.

Lees meer op de website van VerDuS SURF.