Utrecht richt pijlen op preventie met Corona-Challenge

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Utrecht werkt vanuit de City Deal Kennis Maken al langer met Challenges om studenten te betrekken bij maatschappelijke vraagstukken in de stad­. Logisch dat de Corona Challenge dit najaar aansluit bij deze ‘typisch Utrechtse’ aanpak. ‘Hoe krijg je meer aandacht voor gezondheidspreventie in tijden van corona?’

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

Begin oktober vond op de Dag van de Duurzaamheid de finale plaats van de Sustainable Campus Challenge. Zo’n honderd studenten van de Universiteit Utrecht, ROC Midden-Nederland en de Hogeschool Utrecht bogen zich, helemaal coronaproof, over de vraag hoe het Utrecht Science Park duurzamer kan worden ingericht.

De deelnemers waren in groepen verdeeld aan de hand van vier thema’s: leefbaarheid, energie, circulariteit en mobiliteit. Drie dagen de tijd kregen ze de tijd om een idee erover uit te werken. Vier groepen mochten door naar de finale om hun idee te pitchen. De winnende groep kreeg een award uitgereikt door Lot van Hooijdonk, locoburgemeester en wethouder Duurzaamheid en Milieu. De winnaar van de Challenge was een idee om al het koffiedik dat dagelijks op het Science Park overblijft te recyclen naar nieuwe koffiebekers. Andere ideeën gingen over mensen meer bewustmaken van hun footprint, het tegengaan van eenzaamheid onder patiënten van het UMC en om de Stichting Studenten Huisvesting (SSH) te helpen om hun bewoners mee te krijgen in de duurzame energietransitie.

Studenten werken samen op 1,5 meter afstand tijdens de Sustainable Campus Challenge.

Typisch Utrechtse aanpak

Het werken in Challenges is een echt typisch Utrechtse aanpak, stelt Erik Mooij projectleider onderwijsinnovatie bij de HU en van de Utrecht Challenge Alliantie (UCA), de organisatie die de Challenge heeft georganiseerd. De Challenge Alliantie is het project in Utrecht dat onder de vlag van de City Deal Kennis Maken wordt gevoerd. “De Challenge is de vorm waarmee we in Utrecht studenten willen betrekken bij vraagstukken uit de stad. We organiseren ze op zo’n manier dat studenten van alle onderwijspartners kunnen deelnemen, dus van Hogeschool, Universiteit Utrecht en ROC Midden Nederland. De Challenge is georganiseerd als pressure cooker. Het is een kortlopend programma rond een stedelijk vraagstuk, waar studenten uit verschillende disciplines, opleidingen en levels samenwerken. Een brede multidisciplinaire aanpak dus. Design thinking is daarbij de methode om toe te werken naar een oplossing.”

Daarnaast is het ook doel dat de studenten daarop aanvullend skills ontwikkelen, die ze tijdens de Challenge kunnen toepassen. Als voorbeeld noemt Mooij interdisciplinair samenwerken. “Dat leren we ze aan via bepaalde procesvormen. Hoe werk je toe naar consensus? Hoe kom je tot gedragen oplossingen? Welke vormen gebruik je om iedere discipline aan bod te laten komen? We hebben coaches die de studenten hierbij begeleiden. Er is veel aandacht voor reflectie. Een technische student van een ROC, een student planologie van de universiteit of een sociaal werker van de hogeschool, het scheelt nogal in hun kijk op de wereld, hun aanpak hun expertise. Het helpt het proces heel erg als we hen in het begin helpen uitzoeken wat ze aan elkaar hebben.”

Erik Mooij.

Erik Mooij.

Wat de Challenge Alliantie wil bereiken is met de Challenges is dat de problemen een eigenaar krijgen. Mooij: “Bijvoorbeeld dat de SSH echt campagnes gaat ontwikkelen voor gedragsverandering onder huurders, waarbij studenten dan een rol gaan spelen.”

Corona-Challenge

“Voor 2020 stonden twee Challenges gepland”, vertelt Mooij. “In het voorjaar een over gezondheid en in het najaar een over duurzaamheid. Toen de lockdown startte hebben we de Challenge over gezondheid besloten uit te stellen. Het was zo onduidelijk wat wel en niet kon. Daarom hebben we deze verplaatst naar eind november. Omdat de Challenge over gezondheid goed paste, besloten we de corona-gelden van de Corona Challenge van de City Deal Kennis Maken daarvoor te gebruiken.  Het beoogde onderwerp voor juni was preventie. Dat hebben we vastgehouden voor november. Hoe krijg je meer aandacht voor gezond leven in tijden van pandemie? De komende weken gaan we dit verder uitwerken.”

In november zijn wederom dezelfde drie kennisinstellingen betrokken. Ze werken samen met de Health Hub Utrecht. Dit is een samenwerkingsverband, voortgekomen uit de gelijknamige City Deal, van ziekenhuizen, gemeente en Provincie met de kennisinstellingen, die een regionale gezondheidsagenda heeft opgesteld. Het thema is actueler dan ooit, stelt Mooij. “Tot aan Hugo de Jonge zelf toe weet niemand precies wat voor gezondheidsbeleid we het beste kunnen maken rond corona, een virus dat we nog niet echt goed kennen. Hoe kun je vanuit volksgezondheid ervoor zorgen dat we met zijn allen weerbaarder worden? Hoe kun je zelf zorgen dat je minder besmettelijk bent, of minder ernstig ziek wordt? Hoe kun je goed leven op afstand? Hoe blijf je gezond? Straks gaan de sportscholen weer dicht en werken we weer vooral vanaf huis. Met studenten willen we gaan kijken wat dit betekent voor bepaalde groepen in de Utrechtse samenleving: jongeren, ouderen, mensen met een specifieke achtergrond. Hoe kun je gezond blijven tijdens de pandemie? Hoe kunnen we de weerstand op peil houden als we weer vanaf huis werken?”

Weerbare stad

Ook de vraag wat het betekent voor de stad Utrecht staat centraal. Wat moet de stad doen om dit mogelijk te maken? Wat werkt, wat niet? “We willen daarvoor in de Challenge de kracht van creativiteit prikkelen”, legt Mooij uit. “Of het nu komt van technische hoek, de sociaalwetenschappelijke of creatieve hoek. Hoe kun je samen out-of-the-box oplossingen bedenken die vanuit de medische hoek nooit zouden worden bedacht. Zo willen we komen tot een gezonde, weerbare stad. Een stad, waarin de inwoners weten hoe ze zich moeten bewapenen tegen het virus. Hoe ze goed kunnen leven ondanks alle beperkingen.”

Corona zelf geeft de Challenge wel een heel ander gevoel dan vorige edities. Dat merkte Mooij al bij de Challenge die net is afgerond. “Als we nu de beelden zien van de Challenge van vorig jaar zie je de studenten dicht op elkaar samenwerken en brainstormen, bij wijze van spreken praktisch bij elkaar op schoot. Dat is zo’n ander gezicht dan nu, waar de anderhalve meter afstand wordt gehouden. Dat zorgt voor een andere dynamiek. Het heeft ook zeker invloed op het proces en zelfs op het fysiek samenwerken als je steeds die 1,5 meter afstand moet houden en steeds je handen moet wassen. Het scheelt echt in de interactie en contact met elkaar. Nabijheid doet wat met het sociale proces. Het duurde ook wat langer voordat de teams als team gingen functioneren. Je zit eerst elkaar aan te kijken: wie heb ik nu precies tegenover me? Het proces komt trager op gang en het duurt langer voordat je goede afstemming bereikt. Maar gelukkig konden we door en gingen de studenten hier goed mee om. Want hun inzet en betrokkenheid bepaalt uiteindelijk het succes van de Challenge.

Studenten werken samen aan de Sustainable Campus Challenge.

Studenten werken samen aan de Sustainable Campus Challenge.

Een beter imago van studenten dankzij de City Deal

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In bijna geen enkele andere stad dan in Delft vormen studenten zo’n groot onderdeel van de bevolking. Dankzij de City Deal Kennis Maken dragen zij bij aan de samenleving. Burgemeester van Delft Marja van Bijsterveldt is trots over wat is bereikt de afgelopen twee jaar in de stad.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Organisatie & Sturing en Externe Verbinding.

Hoe gaat het met de City Deal Kennis Maken in Delft?
Van Bijsterveldt: “Het staat er goed voor. Er is veel draagvlak in de stad voor de samenwerking tussen gemeente en de kennisinstellingen over de maatschappelijke vraagstukken die er leven. Onze band met de TU Delft is van nature altijd al sterk geweest. Nu is dankzij de City Deal Kennis Maken ook onze band met De Haagse Hogeschool, en Hogeschool InHolland versterkt. Dat heeft wel een extra impuls gekregen. Daar ben ik blij mee, want we hebben de hogescholen de afgelopen periode ook zien groeien in de stad.”

Wat zijn successen van de afgelopen twee jaar?
“Wat naar mijn idee een hele goede keuze is geweest is dat we het Stadslab Delft hebben opgezet in de wijk Tanthof. Hier voeren studenten en docenten gezamenlijk een onderzoeksagenda uit op dit moment.  Zo krijgt het project een concrete vertaling en wordt het ook meteen boeiender voor studenten. Wat betekent vergrijzing of de energietransitie voor de wijk? Wat zijn de ontwikkelingen en hoe kunnen we daar slim en goed op inspelen? Het geeft dus focus en zorgt ervoor dat je niet in een soort abstractie allerlei dingen aan het onderzoeken bent. Voor studenten vind ik het heel belangrijk dat ze niet alleen achter hun bureau zitten en werken met kennis en theorie, maar dat ze in gesprek gaan met burgers. Zo krijg je in de smiezen hoe weerbarstig het soms kan zijn om een bepaald idee met burgers te bespreken. De tekentafel is vaak makkelijker dan de praktijk, daar krijg je feedback. En dat is juist ook voor studenten buitengewoon leerzaam.”

Bewoners, professionals en kennisinstellingen in gesprek tijdens de kennismarkt van het Stadslab Vergrijzing op 7 februari

Kennis ophalen bij inwoners van de wijk Tanthof in het Stadslab.

Het contact met studenten en andere bewoners is dus heel belangrijk?
“Ja. Naast het in praktijk brengen van theoretische kennis zijn veel studenten ook actief met vrijwilligerswerk in de stad. Dat is minder verbonden aan de City Deal, maar ook hier zie je weer wat jonge mensen met kennis voor de stad kunnen betekenen. Ze geven bijvoorbeeld technieklessen op scholen of kijken heel concreet in deze coronatijd hoe ze kunnen helpen in het terugduwen van besmettingscijfers onder studenten. De footprint van studenten in de stad is erg groot. Dat kent ook zijn grenzen voor wat betreft de acceptatie van de andere Delftenaren. In het vrijwilligerswerk en het werk van de City Deal in Tanthof zien zij dat studenten niet alleen de luitjes zijn van de feestjes en partijen, maar ook echt iets bijdragen. Werken aan het imago van de studenten is voor ons als gemeente en voor de TU Delft belangrijk. Zo houden we in de toekomst draagvlak voor de studenten in de stad. Mensen krijgen toch op een andere manier te maken met studenten en merken hoe leuk het is. Die jonge creatieve mensen, ja, die ook af en toe een avondje doorzakken, hebben ook heel veel te melden en bij te dragen aan de samenleving.”

Wat levert het Stadslab op voor de inwoners?
“Het zet mensen in de wijk echt aan het denken, zoals bij het duurzaam maken van je huis. We werken bijvoorbeeld samen met bewonersorganisatie Tanthof om te kijken naar energietransitie. Het is een jaren 70- wijk met veel dezelfde woningen dus je kunt veel dezelfde oplossingen toepassen. Daar organiseren wij in het wijkcentrum demonstraties voor. De komende tijd willen we een stap verder zetten door de eenvoudige maatregelen door mbo-studenten te laten uitvoeren. Die komen dan echt met een gereedschapskist bij de mensen thuis voor klussen, zoals het plakken van radiatorfolie of isolatie. Dat sluit mooi aan bij een beweging die we als Delft aan het maken zijn. We willen naast een stad van bedenken en innoveren ook de stad van maakindustrie zijn. We geloven heel erg in de interactie van het bedenken en maken. Dat daar komt uiteindelijk innovatie uit voort.”

Burgemeester Marja van Bijsterveldt van Delft.

Burgemeester Marja van Bijsterveldt van Delft.

Hoe verloopt de samenwerking tussen de partners?
“Goed. Het is natuurlijk altijd een vraag hoe je het gaande houdt. De ambtelijke betrokkenheid is groot. Daarnaast organiseren we een keer per jaar een bestuurlijke sessie waar de besturen van de hogescholen, TU en wij als college B&W present zijn. In Tanthof worden we dan helemaal bijgepraat. Het is bedoeld om iedereen betrokken te houden. Een hele belangrijke spin in het web in de organisatie is onze kennismakelaar, die we anderhalf jaar geleden hebben aangesteld. Dat is echt een aanrader voor andere steden. Gerben Helleman is toevallig geboren in de wijk Tanthof en ook daar opgegroeid. Hij kent de wijk door en door. Dat scheelt zoveel, je hebt je voeten in de wijk staan. Hij zorgt ervoor dat we dichtbij de mensen blijven en niet wegzweven met allerlei mooie projecten die dan niet aanslaan.”

Wat zou u nog graag willen zien in de toekomst van de City Deal Kennis Maken in Delft?
“Wat we in Tanthof hebben gedaan, -het maken van een gezamenlijke onderzoeksagenda en die samen met burgers, studenten en docenten oppakken-, willen we ook in andere wijken gaan doen. We kijken daarvoor in de Kuyperwijk, en hebben contact met de universiteiten van Leiden en Rotterdam om daarbij aan te sluiten. Dat zou wel een verrijking zijn voor de City Deal Kennis Maken in Delft. Techniek en technologie hebben we hier al, juist die andere kant is wat onderbelicht. Natuurlijk kunnen Hogeschool InHolland en De Haagse Hogeschool dat adresseren en het zou interessant zijn om dat ook met Leiden en Rotterdam te doen. Verder denk ik dat we echt trots kunnen zijn op de City Deal Kennis Maken en dat we het daarom breder zouden moeten opschalen richting Europa. Kennis inzetten voor onze samenleving is natuurlijk niet alleen nationaal belang, maar ook Europees belang. Kennis benutten, jonge mensen inspireren, dat gaat veel breder dan alleen Nederland.”

Wat zou u graag zien op landelijk niveau in de City Deal? Waar liggen kansen voor verdere samenwerking?
“Ik hoop echt van harte dat de City deal geborgd wordt. Het loopt nu tot eind 2021. Zou heel jammer zijn als het wegvalt. Ik denk dat er nog een poosje ondersteuning moet zijn vanuit het Rijk.  Dan kan je met elkaar nadenken over het verbinden van nieuwe voorwaarden en velden. Dat is in overleg met OCW de komende tijd. Mijn beeld is dat veel steden en universiteiten en hogescholen enthousiast zijn hierover. Het heeft op meerdere plekken de band tussen gemeente en hogescholen versterkt en draagt bij aan de uitdagingen waar steden voor staan. Bij ons is het mooie dat we nu ook kijken hoe de mbo-instellingen erbij betrekken. Dat je jongeren ook echt inspireert.”

Het centrum van Delft. Foto: Pieter Verbeek.

Het centrum van Delft. Foto: Pieter Verbeek.

U bent sinds kort de nieuwe voorzitter van het Netwerk Kennissteden Nederland? Ziet u daar nog een rol weggelegd in relatie met de City Deal?
“De City Deal komt voort uit Agenda Stad. We zien de City Deal dan ook als één van onze wapenfeiten. Bij veel ontwikkelingen spelen universiteiten een rol, en hun positie wordt steeds sterker. Vroeger waren het een soort eilanden waar kennis opgebouwd werd, maar de sociale en maatschappelijke impact groeit steeds meer. Daarom willen we als Netwerk Kennissteden Nederland dan ook bijdragen aan de borging van de City Deal. Leiden gaat dat trekken en, in gesprek met OCW en de kennisinstellingen, voorstellen doen hoe we dat kunnen vormgeven. De komende periode staan in elk geval versterking en versnelling centraal op drie thema’s: het vergroten van de maatschappelijke impact van kennis, het versterken van kennisintensieve ecosystemen en het brengen van stedelijke randvoorwaarden naar een hoger niveau. We hebben op het afgelopen bestuurdersdiner hiermee een doorstart gemaakt met het aanbieden van ons position paper “Impact van kennis” aan minister Van Engelshoven.”

Meer weten over de verschillende studentenprojecten in Delft: https://studentenonderzoekindelft.nl/
Lees het position paper ‘Impact van Kennis’ van het Netwerk Kennissteden Nederland.

Uitbreiding Mentoren op Zuid krijgt vorm

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Binnen de meerjarige samenwerking van het Expertisecentrum Maatschappelijke Innovatie van Hogeschool Rotterdam met het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid (NPRZ) ontstond zes jaar geleden de vraag naar extra aandacht voor de talentontwikkeling van leerlingen op Zuid. Zo ontstond het initiatief om studenten van Hogeschool Rotterdam scholieren die in de kwetsbare wijken in dit deel van de stad te begeleiden op school. Het programma Mentoren op Zuid is sindsdien een groot succes. Met geld van de City Deal Kennis Maken krijgt het van de Rotterdamse City Deal partners de kans om  het programma dit jaar verder uitbreiden. Ondanks de komst van corona.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

In het programma Mentoren op Zuid brengen studenten van Hogeschool Rotterdam en Thomas More Hogeschool twintig weken één uur per week door met een scholier in een van de wijken op Zuid, zowel in het voortgezet als basisonderwijs. Naast de City Deal Kennis Maken zijn onder meer ook de gemeente Rotterdam, het Rabobank Rotterdam Fonds en andere fondsen betrokken als financiers. “We zijn ooit gestart in één klas met 25 leerlingen en een groep studenten. Momenteel doen ruim 1200 studenten van verschillende opleidingen van de hogeschool én Pabo-studenten van Thomas More Hogeschool mee”, vertelt Jos Heinerman trots. Als programmamanager geeft ze leiding aan een klein projectteam van vier mensen die Mentoren op Zuid ontwikkelen en in goede banen leiden. “Onze ambitie is dat we uiteindelijk doorgroeien naar tweeduizend studenten.”

Jos Heinerman.

Jos Heinerman.

Want het levert echt wat op , stelt Heinerman. “Ons doel is om kinderen uit kwetsbare omgevingen te helpen, daar waar het noodzakelijk is. Mentoren op Zuid ontstond dan ook vanuit een vraag uit de praktijk. Extra aandacht voor jongeren in Rotterdam-Zuid is onontbeerlijk en NPRZ vroeg of we dat konden oppikken. Ik gun iedere leerling een mentor, een maatje, iemand die het verschil maakt. Iemand die je uitdaagt en ondersteund een extra stap te maken. We redeneren te vaak vanuit achterstand. In dit programma denken we juist vanuit potentieel. Onze mentoren helpen de jongeren meer vertrouwen te krijgen in zichzelf en in hun toekomst. Of soms helpen ze gewoonweg om een wiskundecijfer op te halen.”

Rolmodellen

Dat de mentoren studenten zijn brengt iets extra’s, aldus de programmamanager. “Ze staan dichter bij de jongeren dan volwassenen. Daarom nemen jongeren eerder iets aan van hen. Het zijn meer rolmodellen.”

Om mee te doen kunnen scholen zich aanmelden. Dat kunnen in principe alle scholen zijn, maar de nadruk ligt tot nu vooral op vmbo-scholen. Inmiddels biedt het programma scholieren ook door de leerjaren heen begeleiding aan. Elk jaar krijgen ze dan een andere mentor. Voor de studenten levert het meedoen studiepunten op. Bij een aantal opleidingen is Mentoren op Zuid een standaard vak in het curriculum, zoals bij de Pabo, Social Work, lerarenopleidingen, Pedagogisch Educatief Professional; bij andere opleidingen is het een eigen of hogeschoolbreed keuzevak. Studenten kiezen er in dat geval zelf voor. Voordat ze als mentor starten krijgen ze een training en tijdens de twintig weken worden ze begeleid door docenten. Studenten kunnen, als ze een keer studentmentor zijn geweest, ook als betaalde bijbaan werken als studentenmedewerker. Ze worden dan als begeleider toegevoegd aan een nieuwe groep studenten.

“De studenten vinden het vaak geweldig om mee te doen”, vertelt Heinerman. “Zeker degenen die het als keuzevak doen kiezen er echt voor. Ze hebben vertrouwen dat deelname hen wat oplevert en noemen het betekenisvol en verrijkend. Ze leren bepaalde competenties, zoals mensenkennis, hoe om te gaan met onverwachte situaties en ze zien het als verrijking van hun wereldbeeld. Sommige studenten gaan ook weleens met wat vooroordelen de wijken in. Dan blijkt in de praktijk dat de kinderen daar dezelfde dromen hebben, die ze zelf vroeger ook hadden en de diversiteit een verrijking . Het is echt een rijke levenservaring, dat merken we in de feedback van de studenten.

“Ik ben dankbaar dat we als mbo’ers stage hebben kunnen lopen tussen hbo’ers. Ik dacht dat de hbo’ers vooroordelen zouden hebben, maar we zijn nooit anders zijn behandeld.”
Bouchra Bouzalmad, student Begeleider specifieke doelgroepen aan het Albeda.

Mentoren op Zuid heeft voor de studenten een digitale app ontwikkeld om hen te helpen met methodiek, studiemateriaal en een digitale toolkit. In de app bereiden de mentoren iedere week hun bijeenkomst voor. Docenten volgen het proces en geven feedback en verzorgen iedere week een intervisie bijeenkomst voor de studenten.

Viering samenwerking Albeda en Gemeente met MoZ.

Viering samenwerking Albeda en Gemeente met MoZ.

Uitbreiding

Dit jaar staat uitbreiding van het programma in de stad hoog op de agenda. Heinerman: “We zijn daarvoor benaderd vanuit de City Deal samenwerking in Rotterdam. We hebben de ambitie om zoveel mogelijk leerlingen en studenten te betrekken, en te werken naar een meer inclusieve samenleving. Vanuit de City Deal is ons doel: uitbreiding naar de noordkant van de stad en meer opleidingsinstituten en studenten betrekken.”

“Als ik mijn opleiding af heb, wil ik een baan zoeken als coach. Ik heb vast vaardigheden geleerd die ik dan kan toepassen.”
Chaima Bouazati, student Begeleider specifieke doelgroepen aan het Albeda.

Een aantal voornemens bij de uitbreiding zijn al gehaald. Zo zet Thomas More Hogeschool dit jaar al extra studenten in. Die starten in november, bij het begin van het nieuwe onderwijskwartaal. En zijn er bij Hogeschool Rotterdam meerdere opleidingen nieuw aangesloten. De grootste uitbreiding is echter te vinden bij het mbo. “Naast hbo-studenten doen nu ook mbo-studenten van niveau 4 mee van de opleiding Onderwijsassistent aan het Albeda College”, vertelt Heinerman-. “Afgelopen februari zijn we daarvoor een pilot gestart om te kijken of het  project. in deze opleiding past. Vijf groepen studenten deden mee, en de ervaring was positief. Vanaf dit schooljaar is MoZ dan ook standaard onderdeel van het curriculum. In november starten de eerste mbo-studenten als standaard onderdeel van hun programma. Nu verkennen we of het ook bij andere opleidingen past van het Albeda. Ook met het Zadkine ROC hebben we nu gesprekken.” Bij het programmabureau zelf lopen ook nog eens twee studenten van het Albeda college stage van de opleiding persoonlijk begeleider. We verkennen zo, of het ook bij die opleiding zou passen. Daarnaast heeft de uitbreiding naar het noorden van de stad stappen gemaakt. Naast een school in West en Blijdorp doet nu ook een school in de wijk Zevenkamp mee. mee.

Corona

De komst van Covid-19 heeft wel een gat geslagen in de uitbreidingsplannen. Heinerman: “Doordat scholen en opleidingen veel energie kwijt zijn aan het realiseren van het reguliere onderwijs, is de uitbreiding wel wat vertraagd. En als programma hebben we veel energie moeten stoppen in online mentoring in plaats van live op locatie werken. Dat is nog niet bij alle scholen gelukt. Soms komt het omdat leerlingen niet over de juiste devices beschikken, soms hebben scholen zelf moeite om het eigen onlineonderwijs en de online omgeving op te tuigen. Dan is Mentoren op Zuid net wat te veel. Het vraagt toch iets extra’s van een school. Tegelijkertijd hebben we tijdens de coronatijd ook nieuwe contacten gekregen van scholen die juist nu het contact met kinderen thuis belangrijk vinden. Zelf hebben we ons gericht op het verbeteren van onze methodiek, om Teams in te richten en de training van de mentoren online te maken. Er zijn weinig plekken waar we met zijn allen bij elkaar kunnen komen, gezien de anderhalve meter afstand die we moeten houden. We zijn nu ook scenario’s aan het maken voor de mengvormen die ontstaan: de combinatie van live mentoractiviteiten en online mentoring.”

“Mentoren op Zuid heeft me laten inzien dat het belangrijk is dat je je goed voorbereidt. Anders zit je elkaar maar aan te staren. Bij een klas kun je nog een beetje improviseren, maar een-op-een niet.”
Debby van Meenen, volgde MoZ in de basisschoolklas waar ze toevallig vorig jaar stage liep. 

Een mentor aan het werk met een leerling.

Een mentor aan het werk met een leerling in Rotterdam-zuid.

Kennissteden Nederland intensiveren samenwerking

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Marja van Bijsterveldt, burgemeester van Delft en voorzitter van het Netwerk Kennissteden Nederland heeft op 12 oktober het position paper ‘Impact van kennis’ aangeboden aan de minister van OCW. Minister van Ingrid van Engelshoven reageerde met “Ik hecht veel belang aan een intensieve samenwerking van gemeenten met het hoger onderwijs. Die verbinding schept kansen voor studenten en voor de uitdagingen waar Nederland voor staat.”

Het Netwerk Kennissteden Nederland bestaat uit steden met een universiteit, de VSNU, Vereniging van Hogescholen en KENCES. Na tien jaar voorzitterschap heeft burgemeester Lenferink van Leiden het stokje overgedragen in september.

Impact van Kennis

Het Netwerk Kennissteden zet met ‘Impact van Kennis’ in op de versterking van de kennis- en innovatiekracht van Nederland als kennisland. Van Bijsterveldt benoemt de bijdrage van het netwerk aan inzicht in en aanpak van maatschappelijke en economische opgaven. Hiertoe biedt de position paper een actieagenda met als thema’s:

  • Maatschappelijke impact van kennis vergroten
  • Kennisintensieve ecosystemen versterken
  • Verbeteren stedelijke randvoorwaarden, in het bijzonder studentenhuisvesting en internationalisering.

Allianties

Het netwerk vormt allianties op deze thema’s. Iedere alliantie wordt aangejaagd door een bestuurlijk trekker, een wethouder van een kennisstad die dagelijks leiding geeft aan het onderwerp. Vanuit een één-overheidsgedachte is het Rijk betrokken als belangrijke samenwerkingspartner, ambassadeur en adviseur. In het bijzonder de departementen BZK, EZK en OCW zijn actieve samenwerkingspartners.

Van Bijsterveldt geeft met enthousiasme en overtuiging aan zich als nieuwe voorzitter in te zetten voor het versterken van de samenwerking tussen kennissteden, universiteiten, hogescholen en het rijk. “Wanneer we van elkaar leren en gezamenlijk een doel stellen vergroten we de impact van kennis.”

‘De City Deal Kennis Maken is een mooi voorbeeld voor andere landen’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Katja Rusinovic.
Katja Rusinovic.

Onderzoeker Katja Rusinovic is sinds juni gestart als Lector Grootstedelijke Ontwikkelingen aan de Haagse Hogeschool. De City Deal Kennis Maken komt op allerlei vlakken terug in haar werk. Zo werkt ze samen met buitenlandse universiteiten aan een onderzoek naar maatschappelijke betrokkenheid van het hoger onderwijs.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Docenten & Onderzoekers en Externe Verbinding.

Grootstedelijke vraagstukken zijn niet nieuw voor Rusinovic. Al twintig jaar werkte ze als onderzoeker en docent aan thema’s als migratie, burgerschap, sociale mobiliteit, onderwijs en huisvesting, met name gericht op de vier grote steden in Nederland en in het bijzonder op Den Haag en Rotterdam. De laatste jaren was ze al werkzaam aan de Haagse Hogeschool als senior onderzoeker van het Kenniscentrum Governance of Urban Transitions. In haar nieuwe functie volgt ze Vincent Smit op, die sinds 2005 het Lectoraat Grootstedelijke Ontwikkelingen leidde en afgelopen zomer met pensioen ging.

Wat voor projecten doe je in deze nieuwe functie?
“Natuurlijk heb ik van Vincent Smit een aantal projecten overgenomen, maar ik heb ook een aantal eigen projecten meegenomen. Zo werk ik aan het SiA- RAAK Mkb project Naar Verantwoorde Rebellie over collectieve woonvormen in steden. We gaan er vanuit dat steeds meer ouderen langer thuis blijven wonen. Het beleid wordt daar ook op toegespitst, maar er is een groeiende groep ouderen die op zoek is naar een vorm van collectief wonen. Initiatieven daarvoor komen moeizaam van de grond. Samen met bestuurders en sociale ondernemers kijken we daar naar. Een ander project waar we afgelopen april, samen met onder meer de gemeente Den Haag en Rotterdam, de Erasmus Universiteit Rotterdam, Kieskompas en de VNG, aan zijn begonnen is het in kaart brengen van de maatschappelijke impact van corona. Zowel op sociaaleconomisch gebied, gezondheid als op het vertrouwen dat mensen hebben in instanties. Later deze maand doen we een derde meting en eind dit jaar organiseren we focusgroepen  met groepen mensen die het hardst zijn getroffen, zoals ZZP’ers, migranten en jongeren. Het project dat het dichtst bij de City Deal Kennis Maken staat is het Erasmus+ onderzoek naar Socially Engaged Universities, maatschappelijk betrokken universiteiten. Daar werk ik al langer aan.”

Wat houdt dit project precies in?
“In dit onderzoeksproject staat de vraag centraal hoe kennisinstellingen, gemeenten en maatschappelijke partners beter kunnen samenwerken aan vragen vanuit de samenleving. Er zijn vijf steden betrokken in een soort tandemconstructie die bestaat uit een gemeente en een lokale kennisinstelling. Zo is vanuit Nederland de gemeente Delft  in dit onderzoek betrokken samen met de Haagse Hogeschool. Daarnaast participeren Exeter, Parma, Maagdenburg en Gent samen met kennisinstellingen uit die steden. Vanuit dit netwerk delen we de lessen uit de verschillende landen met elkaar. We laten allemaal een aantal voorbeelden zien. Ik heb daarin vanuit Nederland de City Deal Kennis Maken ingebracht als case hoe kennisinstellingen, gemeenten en maatschappelijke partners samenwerken en daarbij studenten betrekken. Op dit moment zoomen we in op de City Deal Kennis Maken Delft en op de rol van de kennismakelaar in de stad, Gerben Helleman. Welke voordelen heeft zijn rol voor de samenwerking tussen de partijen? ”

Hoe doen we het in Nederland met die samenwerking, vergeleken met de andere landen?
“In Nederland is de samenwerking tussen gemeenten, kennisinstellingen en maatschappelijke partners steeds meer gemeengoed. Hoge scholen, maar ook universiteiten zien een maatschappelijke rol voor zichzelf weggelegd. Dat heeft natuurlijk een extra vlucht gekregen dankzij de City Deal Kennis Maken. In landen als Engeland en Italië zie je dat de klassieke onderzoeksuniversiteiten verder af staan van maatschappelijke partijen en de gemeente dan in Nederland. Hier is verbinding met de samenleving al veel meer aan de orde, zeker bij hogescholen waar onderzoek en onderwijs al in het teken staat van aansluiting op de praktijk. Onderzoeksvragen worden geformuleerd in co-creatie met maatschappelijke partijen. Universiteiten worden vooral nog steeds afgerekend op het aantal internationale peer review artikelen dan op de maatschappelijke opgave. Op hogescholen is meer ruimte voor andere vormen van kennisbenutting, zoals podcasts en infographics. Daarom vind ik die samenwerking tussen universiteiten en het hbo zo belangrijk. Samen werk je veel breder en voeg je andere accenten toe.”

Waarom heb je de City Deal Kennis Maken Delft als voorbeeld ingebracht?
“De City Deal Kennis Maken is echt een mooi voorbeeld van samenwerking, waarbij het uitgangspunt is dat verschillende kennisinstellingen samenwerken op gelijke voet met gemeenten. Ineens gaan verschillende kennisinstellingen met elkaar om tafel om aan dezelfde onderzoeksvraag te werken en studenten daarbij te betrekken. Dat maakt deze samenwerking zo bijzonder. Vanuit Erasmus+ wordt er dan ook echt met interesse naar gekeken. Dit is een mooi voorbeeld voor andere landen.”

De Haagse Hogeschool.

De Haagse Hogeschool.

Je bent zelf dus ook nauw betrokken bij de City Deal Kennis Maken?
“Ja, zowel vanuit het Erasmus+ project als vanuit mijn rol als lector. Het is echt mooi te zien wat er sinds de eerste sessie ruim twee jaar geleden is bereikt in Delft. We hebben een kennismakelaar die zorgt voor succesvolle verbinding van de gemeentelijke en maatschappelijke opgaven aan kennisinstellingen. Dat heeft een hele rits projecten opgeleverd in de wijk Tanthof. Ook in Den Haag werk ik nu samen met de kwartiermakers Jetse en Annet aan een City Deal-project. Den Haag ontwikkelt nu het Central Innovation District tussen de drie stations in de binnenstad. Naast woningbouw moet hier ook een economische impuls en een boulevardcampus komen. Voor de gemeente Den Haag is een van de vragen hoe de sociale en fysieke opgaven in dit gebied elkaar kunnen vinden? Hoe verbind je ze? Daarom gaan komend jaar op de thema’s eenzaamheid, sociale cohesie en gezondheid studentenprojecten van start om deze verbinding tot stand te brengen. Studenten van de TU Delft doen bijvoorbeeld onderzoek hoe je ervoor kan zorgen dat ontmoeting in de fysieke publieke ruimte een plek krijgt, om zo eenzaamheid tegen te gaan. Vanaf januari gaan ook studenten van de Universiteit Leiden en de Haagse Hogeschool mee doen.”

Wat voor uitdagingen loop je tegenaan door corona?
“Allereerst vind ik het mooi hoe de City Deal de Corona Challenge heeft opgezet. Corona leidt tot allerlei nieuwe opgaven en vraagstukken in de stad. Denk aan de 1,5 meter samenleving. Hoe geef je dat bijvoorbeeld vorm in hoogbouw? Hierover wordt vanuit Delft een tweedaagse challenge voor studenten georganiseerd. Natuurlijk heeft corona voor het onderzoek zelf wel de nodige uitdagingen opgeleverd. De wijk ingaan voor onderzoek kan nu deels niet meer. Dus moeten we kijken naar andere manieren van onderzoek doen. Een deel van de interviews gaat via Teams. Natuurlijk kun je bepaalde doelgroepen daarmee niet bereiken. Daar zul je wel echt de wijk voor in moeten. Maar door corona word je selectiever wat wel of niet kan.”

Hoe zie je de toekomst van de City Deal?
“De manier van samenwerken die de City Deal Kennis Maken heeft voorgebracht is van meerwaarde. Daarom is het belangrijk dat we die samenwerking verduurzamen, zodat deze echt wordt ingebed in de verschillende betrokken instellingen. Natuurlijk hopen we allemaal van harte dat de CDKM-regeling een verlenging krijgt na 2021 en dat deze nog lang blijft bestaan, maar we moeten nu ook al gaan nadenken hoe we de samenwerking organiseren met of zonder de subsidie. Daar moeten we niet pas in december volgend jaar mee beginnen.”

Nieuwe communicatie City Deal Kennis Maken

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

De eerste Corona Challenges zijn van start en verschillende steden zijn nieuwe projecten begonnen.

In deze nieuwe powerpoint vindt u alle nieuwe overzichten en projecten vanuit de steden. Onderstaande filmpjes laten de eerste Corona Challenges in Zwolle, Enschede, Arnhem en Breda.

Ook handig om de voortgang in alle 19 steden te zien in één interactieve landkaart : alle projecten, partners, doelen én leerpunten.

 

Studenten over de rijke leeromgeving

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In de 19 steden van de City Deal Kennis Maken zijn onderwijsvernieuwers bezig met allerlei trajecten om de samenwerking te bevorderen tussen stad en kennisinstellingen. Steeds meer universiteiten sturen in navolging van de hogescholen hun studenten de campus af, de samenleving in. Op 12 oktober komen de bestuurders van alle City Deal partners samen voor een diner met minister Van Engelshoven. Maar wat willen de studenten eigenlijk?

Rowinda Appelman (CKDM) en Renske Heemskerk (OCW) deden eerder deze maand een rondje langs een dertigtal studenten van de landelijke studentenfocusgroep. Zij vertegenwoordigen ROC’s, hogescholen en universiteiten uit de steden die meedoen aan de City Deal. De input uit de focusgroep sessies nemen ze mee naar het bestuurdersdiner.

Is de kennisinstelling verantwoordelijk?

Wat vinden de studenten nu eigenlijk zelf van de verbinding met de samenleving? Is hun ROC, hogeschool of universiteit ervoor verantwoordelijk dat zij in aanraking komen met de stad? En zo werken aan echte opdrachten uit de stad, op stage gaan, de wijk ingaan, en samenwerken met echte partners en organisaties?

De meeste studenten vinden van wel. Zoals Iris, studente geschiedenis in Leiden. “Nu zie je dat er een groep mensen wordt opgeleid, die eigenlijk geen idee heeft wat ze straks kunnen en waar ze hun kennis kunnen inzetten. Als je dat al gaat proeven in maatschappelijke opdrachten tijdens je studie leer je dat. Zes procent van de studenten gaat echt werken als onderzoeker. De rest moet wel in de maatschappij een baan vinden. Ik vind het toch echt een plicht dat een opleiding je daarbij helpt.” “Het is toch het doel dat universiteiten en hbo’s mensen goed voorbereiden op de maatschappij? Dit is een essentieel onderdeel ervan”, zegt Bas, voorzitter van studentenmedezeggenschapsraad aan de Christelijke Hogeschool Ede. Imke, student communicatie aan Avans hogeschool in Breda vindt het enorm belangrijk dat er tijdens je studie een keuzemogelijkheid is om in de stad te werken aan een maatschappelijke uitdaging. Verplicht hoeft voor haar niet. “School moet daar echter wel echt een rol in spelen om die keuze structureel aan te bieden.”

Binding met de stad

Luca en Ayla, studenten bouwkunde in Heerlen, zijn het daarmee mee eens. “Als student zit je toch een aantal jaren in de stad. Er is altijd wel een uitdaging waar je je voor kunt inzetten. School moet dat faciliteren.” Maar, het moet wel goed in elkaar zitten. Nu hangt succes van maatschappelijke projecten te veel af van een docent, hoe gepassioneerd die ook is. Daarom is het belangrijk dat de verbinding met de samenleving echt onderdeel is van het curriculum. Daar is Galoeh, student en teamlid Community Service Learning (CSL) aan de VU het mee eens. ‘Het valt of staat met een gedegen infrastructuur voor dit soort verbindingen.’

De meeste mensen vinden niet dat het verplicht moet zijn in een opleiding. Monique, student bestuurskunde in Deventer, vindt echter van wel, al is het maar één vak. “Nu zie je dat studenten in Deventer helemaal geen binding hebben met de stad.”

Overigens zijn maatschappelijke projecten niet voor alle opleidingen interessant, stellen sommige studenten. Thijs, student technische wis- en natuurkunde aan de TU Delft, denkt zelfs dat het hoge niveau van de prestigieuze masters aan TU Delft minder zal worden, als de studenten projecten in de stad moeten gaan doen. Werken aan maatschappelijke opdrachten kan daar prima naast de studie.” Dat denkt Manouk, student geneeskunde aan de Universiteit Twente, ook wel. “Hier op de UT willen veel mensen iets extra’s doen naast hun studie, zoals een bestuursjaar. Er is veel aandacht om bij te dragen aan de universiteit, studenten of de stad. De wil is er echt wel.”

Studiepunten of andere erkenning?

Is er een beloning nodig om studenten aan te sporen om zich in te zetten voor de stad waarin ze wonen? De meeste studenten van de focusgroep vinden van wel. Anke denkt dat studiepunten een belangrijke motivatie zijn, maar vindt dat het vak niet verplicht moet zijn binnen de studie. Het moet wel echt je eigen initiatief zijn.” Manouk voegt daaraan toe: “Studiepunten motiveren meer, maar ik denk dat je met andere manieren van erkenning meer gemotiveerde studenten krijgt bij maatschappelijke projecten.”

Thijs gelooft meer in andere vormen van erkenning, zoals een vergoeding of een compensatie, zoals je die nu ook al krijgt voor bestuurscommissie werk. Anderen stellen een oorkonde voor of honors op je diploma.

Wanneer studenten in aanraking moeten komen met de samenleving tijdens hun studie, blijkt een groot discussiepunt te zijn in de focusgroepen. De meeste studenten zeggen dat het goed is niet in het eerste jaar te beginnen met maatschappelijke projecten. Er komt dan al genoeg op je af: studeren, op kamers wonen, nieuwe werkvormen en vriendschappen. Galoeh stelt voor dat wel in het eerste jaar de maatschappij dan naar het klaslokaal komt, als een soort training om te werken met echte data. De meeste studenten stellen echter het derde of vier jaar voor om te beginnen met een project in de stad. Dan zit je gedegen in de stof, en heb je de kennis en ervaring om ermee aan de slag te gaan. Alle studenten zijn het echter met elkaar eens dat in elk jaar van de studie wél de mogelijkheid zou kunnen worden aangeboden, op verschillende manieren.

Inspraak studenten

En hoe zit het met de erkenning van docenten? Vaak zijn voor de maatschappelijke opdrachten namelijk geen uren vrijgemaakt. De waardering is dan alleen voor de eigen carrière van de docent. Op de VU is dat geen probleem, stelt Galoeh. Het CSL team is volgens hem een van de innovatiekindjes van de VU. “Daar is dan ook veel erkenning voor.” Jens, student aan de Haagse Hogeschool, vindt dat de kwaliteit per project nog te veel verschilt. “Het ligt erg aan de docent en hoe die de kar trekt.” Een manier om die kwaliteit te verbeteren is door studenten te laten meedenken. Meerdere studenten uit de focusgroep pleiten voor meer inspraak over de maatschappelijke projecten in de stad. Zoals Galoeh aangeeft, “Bij Community Service Learning is de docent ook niet altijd expert. Hij weet het antwoord ook niet. Ik vind daarom dat studenten inspraak moeten hebben op de kwaliteit van hun studie.” Overigens gebeurt het meedenken al in verschillende projecten, zoals in het EnschedeLab en het project Leren met de Stad in Leiden, vertellen de studenten uit deze steden. Dit zou een landelijk groeiende beweging moeten zijn.

Inter- en multidisciplinair werken

En hoe zit het met dat inter- en multidisciplinaire werken, dat centraal staat bij veel van de projecten in de stad? Het klinkt zo mooi, maar werkt het in de praktijk? Nogal lastig, zo blijkt uit de rondgang onder de studenten. Dat komt vooral omdat het verschil tussen de studenten van universiteit, hbo of mbo zo groot is. “Het idee is heel goed, het is een weerspiegeling van de werkelijkheid. Na je studie moet je ook met andere disciplines samenwerken. Maar het werkt alleen als het robuust wordt neergezet. Nu loopt het soms goed de mist in”. “We moeten echt zoeken naar een manier dat het echt voor iedereen zinvol is. Nu matcht het vaak niet”, zegt Ayla. Het vraagt daarom dan ook veel van docenten om de spanningen tussen studenten van hbo en universiteit te doorbreken, stelt Anke.

Input voor de bestuurders

De belangrijkste punten die de studenten mee willen geven aan de bestuurders tijdens het diner op 12 oktober is dan ook dat ze meer met studenten in gesprek gaan over concepten, projecten en opzetten. “Betrek ze vanaf het begin erbij.” Dit geldt zowel voor de instellingen als voor het landelijk netwerk.  Daarnaast pleiten de studenten zelf voor een onderlinge kennisuitwisseling van City Deal projecten. “Waarom zouden studenten niet op één dag bij elkaar kunnen komen, als een soort Dutch Design Week en elkaars projecten zien? We kunnen dan heel veel van elkaar en de verschillende aanpakken leren. De City Deal is namelijk ook voor een groot deel bedoeld om studenten meer met de samenleving te verbinden”.

Een derde punt dat ze willen meegeven is dat multi/interdisciplinariteit toegevoegde waarde heeft, maar dat het lastig is. De studenten benadrukken wel dat de kennisinstellingen hier op moeten blijven inzetten. “Het moet echt goed georganiseerd worden en met de juiste studies, nu gaat het vaak mis of is het lastig de meerwaarde te vinden.”

Verder stelt de focusgroep dat werken met de stad toegankelijk moet worden voor alle studenten die dit willen. Dit betekent ook dat het belangrijk is dat het onderdeel is van de opleiding. Als het iets extra is of vrijwillig, dan is het voor studenten met een functiebeperking, of studenten die mantelzorger zijn of niet voldoende financiële middelen niet mogelijk deel te nemen. Dit kan vanaf het eerste jaar, of pas later met meer ervaring. Het gaat er met name om dat het wordt aangeboden als keuze binnen de studie, en niet dat de student er zelf veel naar moet zoeken. Beloning ervoor wordt zeer gewaardeerd.

Als laatste willen ze meegeven dat er ruimte is voor innovatie binnen de instelling. “Wees niet bang voor veranderingen.”

Corona Challenge Amsterdam wil eenzaamheid bespreekbaar maken

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Begin oktober is het Week tegen Eenzaamheid. Ook in het Amsterdamse stadsdeel Nieuw-West is dit probleem groot. In het kader van de Corona Challenge van de City Deal Kennis Maken organiseert de Kennisalliantie Eenzaamheid, met de Hogeschool van Amsterdam, een fotowedstrijd om het probleem bespreekbaar te maken.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Studenten.

Eenzaamheid komt in alle wijken voor, maar Nieuw-West scoort hierop net weer wat slechter dan de rest van de stad Amsterdam. Zeker één op de zes inwoners in het stadsdeel voelt zich eenzaam. Het is dan ook een van de thema’s van de Buurtcampus Nieuw-West, een initiatief van Hogeschool van Amsterdam (HvA) en Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA). Hier kunnen wijkbewoners aankloppen met problemen en vragen waarmee zij rondlopen in hun wijk. De onderzoekers, studenten en docenten van de HvA gaan ermee aan de slag. Het mes snijdt aan twee kanten: voor de studenten is het een rijke leeromgeving, de bewoners krijgen er activiteiten en diensten voor terug in hun wijk.

Kennisalliantie Eenzaamheid

Buurtcampus Nieuw-West is een van de partners in de Kennisalliantie Eenzaamheid, die verder o.a. bestaat uit de VU, HvA, Combiwel, Stadsdeel Nieuw-West en VoorUit. De alliantie is opgezet om, samen met hulp van studenten, kennis te verzamelen, te delen en te borgen over eenzaamheid in Nieuw-West. Welke interventies werken goed in het stadsdeel? In hoeverre sluiten ze aan, en hoe kunnen ze beter? De partners willen de kennis gebruiken voor het opzetten, monitoren en aanscherpen van initiatieven tegen eenzaamheid.

De alliantie is onderwerp van onderzoek in de City Deal Kennis Maken als een voorbeeld van een samenwerking tussen verschillende kennisinstellingen en praktijkorganisaties. Daarom kwam de Corona Challenge al snel terecht op het thema eenzaamheid. “Begin oktober is het de Week tegen Eenzaamheid en we wilden iets bedenken om te doen”, vertelt Barbara Bijlstra, community manager Buurtcampus Nieuw-West. “Door de coronatijd moest dat niet iets zijn waarbij groepen mensen bij elkaar zouden komen. En zo kwamen we uit op een fotowedstrijd, waarmee we het thema eenzaamheid bespreekbaar willen maken.”

Barbara Bijlstra.

Taboeonderwerp

Eenzaamheid is namelijk best wel een taboeonderwerp, legt Bijlstra uit. “Mensen geven niet graag toe dat ze eenzaam zijn. We zien soms mensen, die elke week langskomen met een vraag. Dat is duidelijk hun moment van contact met andere mensen. Maar ze zullen niet makkelijk toegeven dat ze eenzaam zijn. Daarom wilden we iets bedenken om dit probleem bespreekbaar te maken. De fotowedstrijd is een middel daartoe. In de wedstrijd kiest een jury straks begin oktober vijf winnende foto’s. Daarmee organiseren we een reizende expositie door Nieuw-West om aan de hand van de foto’s op laagdrempelige locaties, zoals buurtkamers, wijkcentra en bibliotheken, het gesprek aan te gaan over eenzaamheid. Op 12 november gaat de expositie van start in de OBA in Osdorp, een van de wijken van Nieuw-West.”

Het gaat niet zozeer om welke foto technisch het mooist is, maar om de ervaringsverhalen die er achter zitten, benadrukt Bijlstra. “Nu, meer dan ooit, is eenzaamheid herkenbaar voor iedereen. Door de coronatijd hebben we allemaal meer thuisgezeten. We hebben meegemaakt dat er minder sociale contacten zijn, dus ook studenten bijvoorbeeld, of mensen die normaal een druk sociaal leven hebben. Iedereen kan er nu meer bij voorstellen dat je contacten moet missen, zoals de wekelijkse hockey of de collega’s. Die ervaring willen we inzetten om dit onderwerp nu breed in te zetten en het gesprek aan te gaan.”

Corona Challenge

Bij de Corona Challenge vullen de alliantiepartners elkaar goed aan. Studenten van het project VoorUit, die huisvesting in de wijk hebben in ruil voor een aantal uur per week waarbij ze zich inzetten voor de wijk en bewoners, zijn momenteel actief om bewoners te activeren voor de fotowedstrijd. Dat doen ze onder meer door het uitdelen van flyers. Die delen ze uit aan bewoners met wie ze al een relatie hebben via hun activiteiten. De studenten die betrokken zijn bij Buurtcampus Nieuw-West krijgen zelf ook als opdracht voor hun opleiding om op een foto eenzaamheid in beeld te brengen, en doen mee aan de wedstrijd. Met de hashtag #isditeenzaamheid zijn de foto’s te zien op instagram. De foto’s zijn heel laagdrempelig via WhatsApp in te sturen.

De jury bestaat uit een student die in Nieuw-West woont, een fotograaf die actief is in de wijk en vrouw die oprichter is van een mantelzorggroep. Er worden vijf winnaars gekozen. Vijf foto’s die eenzaamheid het best weergeven. Rond de expositie wordt een programma georganiseerd waarbij de ervaringsverhalen achter de foto worden gedeeld. Ook zal een expert van de HvA of VU spreken over eenzaamheid en worden verschillende projecten van studenten in de wijk gedeeld met de buurtbewoners. Van Ergotherapie, Interaction Engineering tot Toegepaste Psychologie.

Zo zal er uit het contact tussen studenten, onderzoekers, docenten en buurtbewoners hopelijk meer oog komen voor een groeiend probleem in onze samenleving. Meer dan anderhalf miljoen Nederlanders voelt zich ernstig eenzaam.

Kleurrijke flats in Nieuw-West. Foto: Ramon Boersbroek/Flickr Creative Commons.

Lees hier de uitslag van de fotowedstrijd.

Burgers verbeteren met digitalisering de leefbaarheid in eigen wijk

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Hoe kunnen wijkbewoners met digitale data en instrumenten bijdragen aan een veilige en woon- en leefomgeving? In Den Bosch gaan onderzoekers, docenten en studenten van de Avans Hogeschool en het Koning Willem I College hiermee aan de slag onder de naam ‘Wijkmakers On The Move’. Het is een van de 15 onderzoeksprojecten die in juni vanuit de City Deal Kennis Maken onderzoeksregeling subsidie kreeg.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Externe Verbinding.

Hoe kan je met digitalisering de leefbaarheid verbeteren in een wijk? Er is geen betere kennispartner te bedenken die een ontwerponderzoek naar dit onderwerp kan dragen dan het lectoraat Digitalisering en Veiligheid van de Avans Hogeschool in Den Bosch. Het werd vier jaar geleden opgezet en is een van de weinige lectoraten in Nederland die zich bezighoudt met de maatschappelijke impact van digitalisering op lokale gemeenschappen. Hier vind je naast enkele technici vooral juristen, sociologen, ethici en bestuurskundigen. “Dit project past inderdaad precies bij hoe wij hier werken”, benadrukt lector Ben Kokkeler. “Als hogeschool staan praktijkprojecten bij ons centraal. Onderzoek moet onmiddellijk toepasbaar zijn. Binnen een jaar moet je kennis kunnen ontsluiten zodat de samenleving er ook echt wat mee kan, van burgers, BOA’s tot sociale wijkprofessionals. En dat staat ook bij dit project centraal.”

Wijkmakers On The Move

Binnen Avans wordt ‘Wijkmakers On The Move’ gedragen door de lectoraten Digitalisering en Veiligheid en Leven Lang in Beweging onder leiding van lector John Dierx. Ook docenten en studenten van het ROC Koning Willem I College maken deel uit van het onderzoekteam. Sinds juni zijn in totaal een kleine vijftien onderzoekers, waarvan sommigen ook docent zijn, begonnen met het project. Drie studenten zijn in dienst genomen als assistent-onderzoeker. Uiteindelijk zullen later dit collegejaar ongeveer 300 2e jaars studenten veiligheidskunde, sociaal werk, marketing & communicatie betrokken worden bij het onderzoek in de wijken, van zowel Avans als Willem I College.

Ben Kokkeler. Foto: Avans.

Wat houdt het project precies in?.
“De gemeente Den Bosch is recent een campagne gestart om samen met betrokken burgers in alle veertien Bossche wijken de leefbaarheid en sociale veiligheid te versterken. Als ‘toonaangevende datastad’ wil de gemeente met data bijdragen aan het geluk van bewoners en bedrijven in de stad. Onze ‘Wijkmakers’, -onderzoekers, docenten en studenten van Avans en het Koning Willem I College-, starten daarmee nu alvast in vier wijken. Daarbij werken we nauw samen met vier of vijf ambtelijke werkgroepen van de gemeente, die ook in die wijken werken. We voeren ontwerponderzoek uit samen met burgers en professionals in de vorm van living labs: Stadslabs per wijk. Zij brengen daarbij expertises in uit de domeinen sport en bewegen, digitalisering en sociale veiligheid. De 300 studenten bieden we op deze manier vroeg in hun opleiding de kans systematisch te leren kijken naar de sociale impact van digitale middelen, en de ethische vragen die dat oproept bij burgers, en bij hen. De resultaten vertalen we uiteindelijk naar een structurele inbedding van de Stadslab-aanpak in het onderwijs van de betrokken opleidingen.”

Wat gebeurt er straks concreet in de vier wijken?
“Wij gaan eerst kijken hoe we kunnen samenwerken met bestaande initiatieven in deze vier wijken in Den Bosch. We brengen mensen bij elkaar die al bezig zijn met een project of initiatief om een wijk beter of veiliger te maken. Wij helpen hen daarvoor een betere basis leggen, in de vorm van digitale platforms en toegang tot digitale data die gemeente, politie en brandweer over hen beheren. Burgers die bijvoorbeeld een eigen buurtkrant of appgroep hebben, krijgen op die manier meer mogelijkheden om te anderen te mobiliseren en organiseren. En professionals als wijkagenten en BOA’s kunnen per thema, campagne en doelgroep voor een ander kanaal kiezen en bijvoorbeeld meer met beeld en geluid doen, in plaats van alleen maar cijfers en tekst. Uiteindelijk moet elke wijk een alternatief platform, een eigen buurtportfolio krijgen dat volstrekt veilig en ontsloten is voor de burgers, zodat zij filmpjes en foto’s kunnen delen, à la YouTube en andere sociale media, maar veiliger, en onder toezicht van de Nederlandse autoriteiten. Met een technisch filter en de juiste beheervorm door burgercollectieven en professionals zorgen wij ervoor dat het zo’n platform en beeldback AVG-proof is.”

Wat is het doel?
“Ons doel is om over een jaar in alle vier de wijken zulke digitale informatieplatformen op maat te hebben, zodat burgercollectieven zelf de data van en over de bewoners in hun wijk op verantwoorde wijze kunnen gebruiken. Zo leert men begrijpen wat in de eigen wijk gebeurt en krijgen initiatieven van burgers ondersteuning. En dat is belangrijk, want te veel van dit soort initiatieven stranden uiteindelijk toch weer.”

Waar ligt dat aan?
“Ten eerste omdat er gewoon geen mandaat wordt neergelegd bij de wijkbewoners. Na een pilot gaat het al weer snel back to business, en is hun rol uitgespeeld. Dat leidt tot teleurstelling bij de burgers. Een wethouder knipt wel een lintje door, maar wie er daarna over het budget gaat wordt vaak niet goed geregeld. Ten tweede worden pilots en projecten weliswaar vaak begeleid door wetenschappers, maar worden ze totaal niet systemisch ingebed in de cultuur en in de actuele eisen van de wijkbewoners. Als factoren als digitaal en technologie niet worden meegenomen, zoals bijvoorbeeld toegang tot data, gaat dat ten koste van de levensvatbaarheid van een project. Ten derde moet je positief blijven: mensen in de wijken empoweren zodat ze hun verantwoordelijkheid voor hun wijk kunnen oppakken, ze niet bevoogden, alles qua AVG van ze weg houden, waardoor ze toch wel zelf aan t improviseren gaan, onder de radar van de overheid. Dan raak je op voorhand mensen kwijt die toch al geen vertrouwen in de overheid hebben. We weten dat het een gevecht kan zijn om iets van je wijk te maken als je van ver moet komen, zeker als je wijk het niet zo goed doet op gebied van inbraken, overlast op straat of verkeersveiligheid. Die positiviteit is dan moeilijk op te brengen.”

Het centrum van Den Bosch. Foto: Flick Creative Commons/Carolin’s Light Stories.

Hoe zie je Den Bosch over pakweg vier jaar als dit allemaal lukt?
“de gemeente wil als ‘toonaangevende datastad’ het geluk van alle burgers verhogen. Meer werk en welvaart, maar ook meer veiligheid en geluk in eigen buurt. Wij hebben dan in zeker tien van de 14 wijken buurtpreventie initiatieven op een goed digitaal fundament gezet, ze de middelen, kennis en kunde gegeven om zelf hun eigen informatievoorziening te regelen. Dat betekent dus in de komende vier jaren geleerde lessen delen tussen de wijken. Qua technologie en beheer door burgercollectieven willen we deze digitale buurtportfolio’s  laten doorgroeien tot veilige Nederlandse platforms, die niet draaien op Amerikaanse servers. Zo kunnen burgers zich daadwerkelijk vrij voelen om data te delen en in die platforms samen te werken met professionals van de gemeente.”

Wat zou je hieruit kunnen meegeven aan het landelijke City Deal netwerk?
“Gedurende het komende jaar gaan we onze lessons learned delen met het landelijke City Deal-netwerk. Ik denk dat de anderen vooral wat kunnen leren van de rol van digitale data en technologie als stuw -en organisatiekracht vanuit de wijk. En met onze collega-lectoraten in het Platform Stad en Wijk delen we actief onze ervaringen over impact-analyse van sociale, ethische en juridische aspecten. In Brabant delen we onze ervaringen in een thematisch leernetwerk van de Werkplaats Sociaal Domein, waarin we rond het thema ‘Publiek-sociale datacommons’ samenwerken met de Provincie N-Brabant, de gemeenten Den Bosch, Breda en Helmond, de Veiligheidsregio’s, zorgorganisatie Thebe Extra en een groot burgercollectief als Midden-Brabant Glas. Ook op dit gebied van sociale innovatie met digitale technologie is Brabant top in Europa.”

Den Bosch

Extra punten wanneer je drukke plekken in Zwolle vermijdt

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Hoe moet de 1,5 meter samenleving nu precies worden ingericht? Dat is een vraag waarmee Zwolle, net als alle andere steden, al sinds de uitbraak van Covid-19 mee worstelt. In de Corona Challenge van de City Deal Kennis Maken ontwikkelen studenten van de hogeschool Windesheim een app daarvoor.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en Studenten.

Zwolle is een van de eerste van de 19 deelnemende steden aan de City Deal die vanuit City Deal Kennis Maken Impuls 2020 regeling aan de slag gaat met een Corona Challenge. Twee weken geleden trapte de challenge af onder leiding van de twee begeleiders Henk Vonk, Kennismanager en strategisch adviseur gemeente Zwolle, en Teun Lucassen, docent HBO-ICT bij Windesheim. De studenten van de drie opleidingen gaan de komende twintig weken in opdracht van de stad werken aan de ontwikkeling van een app om de 1,5 meter samenleving te stimuleren. Ook de stichting Bartiméus, expertorganisatie voor mensen die slechtziend of blind zijn, is daarbij betrokken omdat de app ook geschikt moet zijn voor gebruikers met een visuele beperking

Informatiesamenleving

Teun Lucassen.

De ontwikkeling van de app past helemaal bij het thema, waar de City Deal Kennis Maken in Zwolle de focus op heeft liggen, vertelt Henk Vonk. “We hebben in de City Deal hier in Zwolle vier thema’s, groene leefomgeving, zorgzame samenleving, wendbare en inclusieve werkomgeving en informatiesamenleving. Voor ons programma van 2020/2021 focussen we vooral op het laatste thema, en koppelen we de doelen van de CDKM aan het versterken van Alliantie Smart Zwolle. Vanuit deze invalshoek leveren we bijdragen aan het oplossen van vraagstukken op de andere CDKM thema’s in onze stad en daarmee aan de vitale leefomgeving.”

Digitalisering staat al langer breder in Zwolle op de agenda. Drie jaar geleden richtten  kennisinstellingen, bedrijfsleven, publieke instellingen en gemeente de Alliantie Smart Zwolle op als instrument om de slimme stad te creëren in Zwolle. Inmiddels heeft de Alliantie al 11 deelnemers. Vonk: “Met data en technologie werken we samen aan de innovatie van maatschappelijke projecten en zo  bouwen we samen de slimme stad op. We delen kennis en informatie met elkaar via de Smart Zwolle Hub. Daarnaast willen we dat studenten en onderzoekers aan de projecten meewerken. En daar zit de koppeling met de City Deal. Daar zijn we nu mee aan het bouwen.”

Jongeren

Vonk vertelt verder: “Toen Rowinda ons benaderde met het aanbod om een Corona Challenge op te zetten, was het dan ook een no-brainer dat we meteen contact op zouden nemen met de opleiding HBO-ICT van Windesheim. We hadden meteen eigenlijk al jongeren als doelgroep voor ogen. Zij hebben weliswaar niet de meeste last van het corona-virus, maar wel van de maatregelen. Veel dingen gaan niet meer door. School was dicht, ze konden niet meer sporten, en feesten en concerten zijn afgelast. Kortom, ze kunnen elkaar niet meer goed ontmoeten. Ook moeten ze drukke plekken vermijden. In plaats van met een vingertje te wijzen wat ze niet mogen, wilden we het omdraaien. Hoe kunnen we hen op een positieve en leuke manier stimuleren om afstand te houden en drukke plekken te vermijden? Vanuit de gemeente zijn we al bezig om te kijken hoe die 1,5m samenleving eruit ziet. Hoe kunnen we daarover digitaal inzicht bieden om daarmee de bewoners van de stad te ondersteunen?”

Al die vragen van de gemeente sloten meteen aan bij de ideeën die docent Teun Lucassen net op de plank had gelegd na brainstormsessies met de stichting Bartiméus. Vonk: “Toen Teun met zijn idee voor een mobiele game kwam sloot dat precies aan bij wat wij wilden. Een app om jongeren te bereiken. Hoe charmant zou het zijn als we daarmee ook nog eens mensen met een fysieke beperking konden bereiken?”

Serious games

HBO-ICT van Windesheim is een van de grootste en beste ICT-opleidingen van Nederland. De samenwerking met het bedrijfsleven staat bij centraal in de opleidingen. “We willen dat onze studenten bij het afstuderen al een bak praktijkervaring in hun zak hebben”, legt Lucassen uit. “Daarnaast staat keuzevrijheid voor de studenten bij ons hoog in het vaandel, en ze kunnen dan ook tijdens hun studie een groot project doen. Zoals het ontwikkelen van een serious game bijvoorbeeld. Samen met Bartiméus waren we al aan het kijken hoe we via gaming gedrag positief kunnen beïnvloeden. Met de vraag van de gemeente over de Corona Challenge kwam alles bij elkaar en hebben we enorm sterk consortium opgebouwd met Windesheim, Alliantie Smart Zwolle, Esri.”

Henk Vonk.

Vanuit de eigen gamestudio 038Games van Windesheim gaan vijf studenten van de drie instellingen de komende vijf maanden als multidisciplinair team aan de slag met de ontwikkeling van de app, die de 1,5 meter samenleving moet stimuleren. Al moeten we het meer hebben over een mobiele game in plaats van een app, stelt Lucassen. “We zijn enthousiast van start gegaan, ik heb al de eerste schermontwerpen gezien”, vertelt de docent vol trots. “Ze komen al met hele gave concepten. Voor de studenten is dit de komende maanden de belangrijkste activiteit in hun studie, dus we mogen ook echt wel wat verwachten. Ik ben zelf betrokken als coach. Ze werken vooral vanaf huis nu, maar we zien elkaar af en toe op locatie op gepaste afstand.”

Omdat gekozen is voor jongeren als doelgroep was het juist goed om iets vanuit de studenten te ontwikkelen, omdat zij echt het dichtst bij de doelgroep staan, legt Lucassen uit “Als je een game ontwikkelt moet je een zo nauw mogelijke doelgroep hebben”,. “Daarom focussen we op jongeren tussen de 15 en 18, en daarbij mensen met een fysieke beperking. Als je veel ruimte en vrijheid geeft ontstaat er ook iets moois.  De studenten kunnen dit beter bedenken dan Henk en ik. Ze zijn geen professionals nog, waardoor ze veel meer onbevangen, creatiever en out of the box kunnen denken. De spelers moeten uiteindelijk de game ook echt willen spelen natuurlijk.”

Vermijden van drukke plekken

Echt 1,5 m afstand bereiken via de mobiele game gaat niet lukken, erkent Lucassen. “We focussen vooral op het vermijden van drukke plekken. Die willen we identificeren aan de hand van GPS-data en openbaar toegankelijke data. We willen bijvoorbeeld de speler belonen die juist kiest om naar andere plekken te gaan en die drukke plekken te vermijden. Bijvoorbeeld door punten die je kunt halen.”

Stichting Bartiméus is er vanaf het begin bij betrokken. Zij hebben toegang tot heel veel mensen met een visuele beperking die de game kunnen gaan testen. Ook de belangenbehartigersgroep Toegankelijk Zwolle wil dit gaan doen. Zij zijn aangehaakt via onze stadsergonoom Marieke van Brussel, die overigens mede-opdrachtgever is voor dit project. “Ze zijn erg enthousiast”, vertelt Vonk. “Het is belangrijk in game ontwikkeling dat je zo snel mogelijk de doelgroep het spel laat spelen, zodat je input kunt verzamelen voor de verbetering ervan”, vult Lucassen aan. Technologiepartner Esri heeft aangeboden dat de studenten kosteloos hun complete toolbox voor geodata kunnen gebruiken. “Dat is erg mooi. Dan kunnen wij ons echt helemaal focussen op de gameplay.”

Zwolle. Foto: Pieter Verbeek.

Zwolle. Foto: Pieter Verbeek.