“De universiteit en stad horen bij elkaar” In gesprek met UvA CvB-voorzitter Geert ten Dam
Afgelopen maandag trapte de Universiteit van Amsterdam haar academisch jaar af met het thema “Verbinding met de stad”. De universiteit is onlosmakelijk verbonden aan haar stedelijke omgeving, benadrukte collegevoorzitter Geert ten Dam. De afstand die is ontstaan in recente jaren dient te worden teruggedraaid door een hernieuwd sociaal contract. Grote maatschappelijke vraagstukken zoals Ongelijkheid in de stad kunnen met academische kennis en maatschappelijk geëngageerd onderwijs en onderzoek een grote sprong voorwaarts maken.
Voormalig burgemeester en minister Jozias van Aartsen benadrukte in zijn speech deze kansen, maar gaf ook aan dat de academische wereld zelf haar rol zal moeten opeisen in de beleidsvorming. Docent Katusha Sol illustreerde hoe dit gebeurt voor de doorontwikkeling van het Science Park in haar vak Placemaking. Vooral de toepasbaarheid van vraagstukken en ruimtevrijheid voor docenten zijn cruciale factoren. “Ik vind het enorm belangrijk dat studenten leren hun inzichten te vertalen naar een breder publiek. Daarvoor moeten docenten zelf vrijheid krijgen om het onderwijs in te richten en vernieuwende onderdelen te onderzoeken”.
Na afloop van de jaaropening sprak City Deal Kennis Maken kwartiermaker Rowinda Appelman verder met Ten Dam over de verbinding tussen universiteit en stad:
In uw speech gisteren heeft u het uitgebreid gehad over het aangaan van een andere relatie met de stad als universiteit. Wat ziet u als de eerste stappen in dit proces en hoe definieert u de rol van de stad?
“De Universiteit van Amsterdam en de stad Amsterdam hebben een langdurige relatie waarin je blijvend moet investeren. Anders verlies je de aansluiting bij de tijd van nu. Een sterke relatie vraagt om tweerichtingsverkeer. Een valorisatiestrategie van ‘kennis kunde kassa’ is een arm en achterhaald beeld van samenwerking. Wij hebben de stad nodig voor de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek. Die wordt rijker door de verbinding met maatschappelijke vraagstukken. En een levendige interactie tussen de stad en de universiteit draagt bij aan beter, evidence based beleid. Door het gezamenlijk oppakken van thema’s als ongelijkheid in de stad kun je veel bereiken. Lang is bijvoorbeeld gedacht dat investeringen in de middenklasse automatisch ook ten goede komen aan laagopgeleide, kansarme burgers in de stad. Internationaal onderzoek heeft echter laten zien dat van dit zogenoemde trickle-down effect geen sprake is. Dit is kennis die wij als universiteit volop in huis hebben en die het gemeentelijk beleid en de inwoners van Amsterdam ten goede komt. Aan de andere kant hebben wij de stad, bedrijven en maatschappelijke instellingen nodig voor het voeden van ons wetenschappelijk onderzoek. Hun investeringen op het gebied van data science en artificial intelligence zijn daarvan een mooi voorbeeld. We delen vraagstukken als Hoe zorgen wij er met zijn allen voor dat burgers en bedrijven eigenaar blijven van hun eigen data? Hoe optimaliseren wij de gezondheidszorg? Zo houd je elkaar scherp en ben je elkaars inspiratiebron. Als UvA worden we bekostigd door de overheid en dat geld wordt opgebracht door de belastingbetaler, daar moeten wij dus ons stinkende best voor doen. Dat doen we door het opleiden van studenten, maar zeker ook door ons toegepast en fundamenteel onderzoek waar de samenleving van profiteert.”
Hoe goed verloopt die samenwerking tussen universiteit en stad nu al in Amsterdam?
“Nooit goed genoeg, het kan altijd beter. Als je in zo’n samenwerkingsverband niet structureel investeert loopt het bij je weg. Universiteiten zijn complexe organisaties waarin je niet zomaar top-down iets regelt; de professionele autonomie is groot. En dat is ook goed.
Bij de UvA hebben individuen en groepen medewerkers grote professionele ruimte. Dat maakt ons lastig benaderbaar voor externe stakeholders. Waar is de deurbel? Het is vrijwel onmogelijk om van bovenaf vast te leggen wat er in welke situatie zou moeten gebeuren. Maar deze losse organisatie is óók onze kracht. Wetenschappers zijn flexibel en kunnen creatief en constructief de dialoog aangaan met beleidsmakers. Zo kunnen ze bijdragen aan innovatieve en duurzame oplossingen. Het boekje De Universiteit en de Stad dat verscheen ter gelegenheid van de Opening van ons academisch jaar laat daarvan veel mooie voorbeelden zien. Ik ben in mijn speech niet alleen uitgebreid ingegaan op de meerwaarde van samenwerking tussen kennisinstellingen en stad. Ik heb ook de spanningen benoemd die dat met zich mee kan brengen.”
Waarom dit jaar de sterke focus op de relatie met de stad?
“Studenten hebben een enorme behoefte aan academische vorming. Zij willen zich breed kunnen ontwikkelen en vragen zich af wat voor academicus zij willen zijn en wat hen inspireert. Daarvoor hebben ze contact nodig met hun toekomstig beroepenveld. Een open relatie aangaan met de omgeving is dan belangrijk. Het komt tegemoet aan hun behoefte aan zingeving”.
Wat ziet u als de rol van bestaande netwerken zoals de City Deal Kennis Maken in dit proces van samenwerking? En maakt u onderscheid tussen samenwerking met stad en regio?
“Je kunt Amsterdam niet denken zonder de Metropoolregio Amsterdam. Juist daarom ligt de meerwaarde van netwerken als de City Deal in het gezamenlijk eigenaarschap: van gemeente en kennisinstellingen. Dit brengt ons verder: je kunt door het samenwerken van de grotere spelers zoals de UvA, VU, HvA en gemeente Amsterdam de grote stedelijke vraagstukken oppakken. De Human Talent Agenda is zo’n voorbeeld. Wij geven daar tot nu toe op landelijk niveau een volstrekt ontoereikend antwoord op. Wij hebben gezamenlijk in Amsterdam drie jaar geleden de Amsterdam School of Data Science opgezet. We hebben de overheid nodig. Maarten de Rijke benoemde dit afgelopen maandag tijdens de OAJ ook: wij kunnen dit niet alleen”.
Maandag is een prachtig boekje gelanceerd met veel mooie voorbeelden van projecten waar de UvA mee bezig is in de stad. Denkend vanuit uw oude rol als hoogleraar onderwijskunde: wat ziet u als hét soort projecten dat onderzoekers en docenten anno 2018 in de stad zouden moeten opzoeken?
“Het is nooit één ding, daarvoor is de UvA te groot en de stedelijke vraagstukken te complex. Wij zetten ons nu als instellingen in ieder geval in op tweespeerpunten: Ongelijkheid in de stad en AI en Data Science. De kracht van de samenwerking met de stad zit hem ook in de optelsom van alle kleine dingen. Ik ben niet meer van de grote plannen opzetten en uitrollen, want ik heb er veel in schoonheid zien sterven. Je moet als universiteit de vanzelfsprekende dynamiek opzoeken en dat gebeurt door onderzoekers en docenten binnen de afdelingen. Als College van Bestuur nudgen en faciliteren wij de gewenste samenwerking. Een mooi voorbeeld is het huiswerkgeleidingsproject van de AUC bij voetbalclub AVV Zeeburgia. Dat kun je niet zomaar uitrollen in de stad; het gebeurt overal op een andere manier en juist daarin zit ook de kracht. Geef docenten en studenten de vrijheid om zelf te ontdekken waar zij het verschil kunnen maken”.
Een veelgehoorde uitspraak is dat bestaande goedlopende projecten in het hoger onderwijs dienen te worden opgeschaald. Hoe ziet u dit gebeuren?
“Opschalen is vooral ook een kwestie van delen met elkaar. Goed voorbeeld doet volgen, maar laat het ook anders verlopen op een andere plek. Belangrijk is dat samenwerkingsprojecten voor alle partners meerwaarde hebben. Investering in de persoonlijke relaties is daarvoor onontbeerlijk”.
U raakte in uw speech maandag ook vaak aan de paradox die er bestaat tussen het verhouden tot de internationale gemeenschap en de stad. Welke kant ziet u dit paradigma op bewegen de komende jaren?
“Internationalisering en de stad zijn twee kanten van dezelfde medaille. Amsterdam laat dat klip en klaar zien. Maar er is zeker ook een spanning tussen wetenschappelijke excellentie en maatschappelijke betrokkenheid. Onderzoek doen dat in hoogwaardige internationale tijdschriften terecht komt is belangrijk, want het is een indicatie voor kwaliteit en het zijn de visitekaartjes van je werk. Maar wat ik overal zie gebeuren is dat de universiteiten zich nadrukkelijker zijn gaan richten op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Bij Stanford, Princeton en ook in Amsterdam. Het is een internationale ontwikkeling die de samenleving ook van ons vraagt. En dit kan heel goed samengaan met kwalitatief hoogstaand onderwijs en onderzoek. Excellentie en invulling geven aan je maatschappelijke opdracht versterken elkaar. De enorme werkdruk bij medewerkers helpt hierin echter niet. Deze is uitzonderlijk hoog en gaat ten koste van maatschappelijke activiteiten. Hoe bevlogen onze medewerkers ook zijn”.
Wat is daarin ook de rol van de nationale overheid?
“Wat de stad en wij nodig hebben is dat er nu eindelijk echt handen en voeten wordt gegeven aan de Human Talent Agenda. Kennisinstellingen worden daar niet voor bekostigd. Veel medewerkers doen dit in hun vrije tijd; zeker in sectoren als het onderwijs en de gezondheidszorg. Wat ook de werkdruk verhoogt is het telkens weer toevoegen van extra middelen aan de tweede geldstroom in plaats van aan de eerste geldstroom. Dit brengt een enorme aanvraagdruk en matchingsdruk met zich mee. We hebben over de ontoereikende bekostiging van het hoger onderwijs recent een open brief verstuurd aan de Minister en de Tweede Kamer”.
Tot slot: de UvA is echt een kennisinstelling die zich in het hart van de stad begeeft. Hoe belangrijk is dat?
“Het is enorm belangrijk dat de universiteit letterlijk in de stad aanwezig is. Campussen zoals het Amsterdam Science Park of de Roeterseilandcampus vervullen een belangrijke functie, veel meer dan twintig jaar terug. Voor studenten voorzien de campussen in een sociaal verband, waar ze elkaar ook buiten de lestijd treffen. Maar ook voor medewerkers, maatschappelijke instellingen en bedrijven zijn het ontmoetingsplaatsen voor innovatie. Deze plekken zijn niet weg te denken uit de stad”.
Voor de jaaropening werd ook een speciaal boekje gemaakt over de band tussen de UvA en de stad Amsterdam. Bekijk de overhandiging van dit boekje, ‘De Universiteit en Amsterdam’, aan burgemeester Halsema:
Foto: Aftrap van het academisch jaar | Fotograaf: UvA, Dirk Gillissen
Laat een reactie achter