‘Elke regio heeft zijn eigen verhaal’

Floor Milikowski (Foto: Fjodor Buis)

Jarenlang heeft Nederland geïnvesteerd in steden die het toch al goed deden. Dat ging ten koste van kansarme regio’s. Het succes van de stad sijpelt daar nauwelijks door. Floor Milikowski reisde langs deze regio’s door voor haar boek ‘Een klein land met verre uithoeken’. Op de Dag van de Stad geeft ze een last lecture over deze welvaartskloof.

Wat wil je de stadmakers op de Dag van de Stad in je last lecture meegeven?

“Ik wil vooral duidelijk maken hoe groot het verschil is tussen kansrijke en kansarme regio’s in ons land. Het enorme succes van de grote steden in ons land heeft allerlei effecten op andere delen in het land. Die worden leeggezogen bijvoorbeeld, mensen trekken er weg, voorzieningen verdwijnen. Tegelijkertijd zie je dat op veel van die plekken nieuwe dynamiek ontstaat. Wat ik wil meegeven is dat elke plek zijn eigen verhaal heeft, zijn eigen historie. Als stadmakers moet je het juiste gevoel daarbij krijgen. Wat in Roermond werkt, werkt niet in Helmond. Stadmakers kunnen veel, maar ik denk dat ze wel regie nodig hebben vanuit Den Haag over de economische toekomst. Hoe precies, dat moeten we uitzoeken. We moeten niet terug naar het type nota’s ruimtelijke ordening uit de vorige eeuw, maar er is wel weer behoefte aan meer visie op de toekomst van Nederland en aan regie om steden, dorpen en netwerken met elkaar te verbinden.

In je boek staat de welvaartskloof tussen Randstad en kansarme regio’s centraal. Hoe is die kloof ontstaan?

“Eigenlijk begon het al met de overgang van de industriële naar de diensteneconomie. Die laatste is vooral geconcentreerd in de creatieve klasse, die massaal verhuisde naar grootstedelijke omgevingen, waar de restaurants, musea en theaters te vinden zijn. The rise of the creative class, noemde Richard Florida het. Sinds de jaren ’80 is die trek naar de stad echt goed op gang gekomen. Wereldwijd is de kenniseconomie inmiddels nu de belangrijkste sector en is geclusterd in steden, waar jonge hoogopgeleiden, getalenteerden en creatievelingen wonen en werkzaam zijn. Die steden zijn verbonden aan internationale economische netwerken. Amsterdam is misschien wel meer verbonden met New York of Singapore dan met Sittard of Emmen. Kapitaal, kennis en ideeën verspreiden zich via die netwerken en raken  losgezongen van de rest van het land. Dat is overigens allemaal gestimuleerd door onze overheid.”

Hoe bedoel je?

“De overheid heeft met bewust beleid economische kansrijke regio’s willen versterken, zoals Schiphol, de haven van Rotterdam en in later stadium Brainport. Er is daarom veel minder geïnvesteerd in kansarme regio’s. Dus op het moment dat de fabrieken sloten in Emmen en andere industriesteden, de zoutwinning in Groningen ermee ophield en de mijnen sloten in Zuid-Limburg, was er voor die plekken weinig toekomst. Er is een periode geweest waarin iedere gemeente in Nederland een nieuw theater en een bibliotheek bouwde in de hoop daarmee kenniswerkers aan te trekken, maar zo simpel werkt het niet. In de Randstad ontstond een steeds sterkere concentratie van hoogopgeleide, goed verdienende mensen. En dat ging ten koste van andere regio’s.

Op heel veel plekken is krimp een gegeven, dat zal je zo goed mogelijk moeten faciliteren zodat die plekken leefbaar blijven voor degenen die achterblijven. Voor veel regio’s is er echter best wel veel mogelijk. Arnhem heeft het bijvoorbeeld in zich om samen met Nijmegen een sterk economische regio te vormen. Alleen beide steden weigeren het om samen te werken. Ze kennen hele verschillende culturen en er is ook minder behoefte om optimaal economisch te presteren. Het is er sneller prima zo.  Misschien moet je dat ook niet willen veranderen. Elke regio heeft dus zijn eigen verhaal.”

Wat kunnen we doen om de kloof te verkleinen?

“Er zijn investeringen van openbare infrastructuur nodig. Je ziet duidelijk hoe langs de snelwegen A2 en A7 en de HSL-lijn sterke economische clusters zijn ontstaan. Meer hoogwaardig snel openbaar vervoer naar de regio’s is door problemen met de HSL-Zuid, de Noord-Zuidlijn en de Betuwelijn bijvoorbeeld best wel gestagneerd. Nu luidt er wel weer een oproep voor. Overigens is met de komst van sneller openbaar vervoer of betere wegen wel weer een keerzijde: het kan leiden tot verder leegzuigen van de kansarme regio’s. Verder kennen sommige gebieden nog steeds geen goed internet. Laten we daar ook glasvezel brengen. Verder pleit ik voor slimmer doelgerichter economisch beleid, waarbij het meer draait om innovatie van economische sectoren. Die zitten niet alleen in de Randstad.”

Is er een belangrijke rol weggelegd voor Den Haag?

“Ja, maar niet weer zoals het vroegere spreidingsbeleid van rijksdiensten en kunstmatig economisch beleid. We moeten op zoek naar waar de economische dynamiek met veel potentie zit, waar ondernemers bezig zijn innovatie. Nu blijkt dat de groei van Schiphol zijn grenzen heeft bereikt en over de meerwaarde van deze groei wordt getwijfeld, is het tijd om ons blik te verruimen. De winst zit in de groei van nieuwe economische sectoren en producten. Als je daar slim naar kijkt kun je ze met innovatiesubsidies laten opbloeien. En zo meer balans in Nederland krijgen. De regio Eemshaven en Delfszijl heeft te maken met terugtrekkende bevolking en veel sloop. Nu is daar rond de haven een enorme economische cluster ontstaan, mede dankzij de datakabel die daar binnenkomt. Daar zijn bedrijven als Google en Siemens op afgekomen, en er is een hele energiesector omheen opgebouwd. In Sittard en Geleen zie je rond DSM allerlei innovatieve bedrijven ontstaan zijn, waar vanuit triple helixverband wordt samengewerkt.

Er gebeurt zoveel op zoveel plekken buiten de Randstad. Dat verraste mij hoe divers en veelzijdig dit is. Het is dus aan de ene kant heel hoopvol hoeveel er gebeurt, aan de andere kant is het schrijnend hoe weinig we doen om de belemmeringen daarvoor weg te nemen.”

Maar het idee achter Agenda Stad is om de steden te versterken als economische motoren van ons land. Vergroot dat dan ook juist die kloof?

“Na de Tweede Wereldoorlog voerde Nederland het beleid om kansarme regio’s te ondersteunen, vanuit een egalitair idee. Samen zullen we eerlijk delen, was het idee. Vanaf de jaren ’80 is dat onder Lubbers veranderd. Shell-topman Gerrit Wagner deed een onderzoek naar de economie en concludeerde: ‘Don’t back the losers but pick the winners’. Dat werd de nieuwe focus. Toen globalisering zijn intrede deed moest Nederland veel meer gaan concurreren met steden en regio’s in andere landen. Het werd een logische keuze om te kiezen voor het versterken van de steden. destijds niet voorzien was dat het zou leiden tot zulke enorme verschillen tussen de regio’s, zeker met de opkomst van het neoliberalisme en privatisering van de woningmarkt. Het heeft de trek naar de stad versneld en de leegloop in de krimpregio’s.

Agenda Stad heeft gelijk om in te zetten op de motoren van de economie. Alleen nu zie je de keerzijde.  Gelukkig is de koffie in andere delen van het land ook goed, zijn daar ook goede theaters en bibliotheken en door de betere internetverbinding groeit de interesse om verder weg te wonen van de Randstad. Niet voor niets zie je dat iemand als Rem Koolhaas een expositie doet over het platteland.”

Het platteland is weer in opkomst?

“Ja. Buiten de stad is wel nog ruimte, fysiek en figuurlijk, voor vernieuwing en voor experimenten. Toen in de steden alle leegstaande gebouwen beschikbaar waren was dat een bron van wederopstanding van de steden. Inmiddels is de ruimte daar nu schaars. De echte pioniers en avonturiers vinden de stad nu minder aantrekkelijk en trekken naar buiten. Uit frustratie over te dure steden en het gebrek aan ruimte maar ook vanwege de schoonheid en de romantiek.”

Laat een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *