‘Stuur in innovatieprocessen niet op consensus, maar op frictie en vrijheid’ (1/2)

Eva Vermeulen is onderzoeker bij het Platform31. In opdracht van Agenda Stad ontwikkelde ze eerder de Impact Maak- en Meettool, waarmee City Deals jaarlijks hun voortgang kunnen meten. Onlangs verscheen Zo kan het ook, een bundel succesverhalen uit de publieke sector onder redactie van Paul ’t Hart, Erik-Jan van Dorp en Wouter Jan Verheul, dat succesvolle overheidsprestaties uitlicht in een tijd waarin het functioneren van de overheid onder druk staat. Vermeulen schreef voor het boek het hoofdstuk Experimenteer in Verbinding, over de werkwijze van City Deals. Agenda Stad las het boek – als jij dat ook wil doen, je kunt het hier bestellen – en ging in gesprek met Vermeulen. Dat gesprek leverde zoveel interessante inzichten op, dat we het in twee delen publiceren. Hieronder lees je het eerste deel. Volgende week volgt deel 2.
Je schetst in je boek dat Agenda Stad met de City Deals en Town Deals een belangrijke bijdrage levert aan interbestuurlijk samenwerken. En je geeft ook aan dat interbestuurlijk lastig is. Waarom is dat nou zo lastig?
“Het is altijd lastig samenwerken tússen organisaties. Iedere organisatie heeft een eigen timing, eigen processen en een eigen manier van werken. Zo is bij een ministerie vaak de timing van een Kamerbrief die de lijn in moet heel bepalend, terwijl dat natuurlijk voor andere organisaties niet zo is. En ambtelijke organisaties zijn natuurlijk ook vaak stroperig en bureaucratisch, waardoor het voor andere private en maatschappelijke partners soms frustrerend is om samen te werken. Er wordt natuurlijk al langer geroepen dat we gelijkwaardig willen samenwerken, maar we zien dat de praktijk vaak anders is. Door kabinetskeuzes zoals de decentralisatie van een aantal overheidstaken, zijn veel taken en verantwoordelijkheden ontvlochten. De gedachte daarbij was dat je niet te veel op de stoel van een ander moest gaan zitten en als Rijk of gemeente verantwoordelijkheid droeg voor je eigen opgaven. Gelijkwaardigheid is belangrijk, maar soms ook ingewikkeld omdat we het niet gewend zijn. In City Deals gebeurt het gelukkig wel, maar ook voor die betrokkenen is het ingewikkeld omdat ze buiten de City Deal ook hun werk uitvoeren dat vaak nog traditioneler georganiseerd is.”
Je schrijft in je boek dat de bundeling van capaciteit – van al die verschillende partners die deelnemen aan een City Deal – tot vernieuwende ideeën leidt, die op hun beurt de aanpak van een opgave vaak versnellen. Kun je daar een voorbeeld van noemen?
“Ik denk bijvoorbeeld aan de City Deal Zicht op Ondermijning. Die begonnen met een idee, een stip aan de horizon: er zijn allerlei losse datastromen, vanuit bijvoorbeeld het CBS, banken, het Kadaster. Daar zou je iets mee moeten kunnen, maar hoe doe je dat verantwoord? Zo zijn ze aan de slag gegaan en dit resulteerde in een ’14 stappen-methode’ die inzicht geeft in fenomenen van ondermijning. Met het ontwikkelde Dashboard kunnen gemeenten nu zien waar de risico’s het grootst zijn. Daarmee is de aanpak van ondermijning echt verbeterd. Overigens, wat we óók leerden: voor grote gemeenten is het dashboard een directe meerwaarde. Maar kleinere gemeenten hebben niet altijd de kennis in huis om het dashboard goed in te zetten. Dat is een belangrijk signaal en daarom is het ook belangrijk dat er verschillende typen gemeenten deelnemen aan City Deals: wat voor de een werkt, werkt niet per sé voor de ander.”

Eva Vermeulen licht de Impact Maak- en Meettool toe tijdens de CoP-bijeenkomst op 4 juni 2024 in Leiden. Foto: Paul Tolenaar.
City Deals leveren bewijslast of beleid wel of niet werkt
In het boek ga je ook in op de Dealtekst en zeg je dat daarin bewust weinig over de vorm van de samenwerking wordt opgenomen, om zo gaandeweg in de City Deal samen de beste aanpak te ontdekken. Maar je hebt voor de City Deals ook de Impact Maak- en Meettool ontwikkeld. Maakt de openheid en het beperkt vastleggen van processen in een dealtekst het niet moeilijk om met de tool goed te evalueren of doelen bereikt zijn?
“Nou, in zekere zin maakt die openheid het natuurlijk soms lastiger om te toetsen. Maar de Impact Maak- en Meettool is nadrukkelijk geen verantwoordingstool. Het toont langs verschillende dimensies een aantal indicatoren om van te kunnen leren. Eén van die dimensies is bijvoorbeeld de adaptiviteit. Daar gaat het júist om het vermogen te kunnen bijstellen. City Deals zijn zelden ‘lineair’, in de zin van ‘actie A leidt tot resultaat B’. Dat hoeft ook niet, zo lang je maar kunt uitleggen waarom je iets op een bepaalde manier gedaan hebt. Bovendien: de Impact Maak- en Meettool is een nieuw instrument. Je zou de eerste uitvraag die we nu afgerond hebben, kunnen zien als een nulmeting. Het is nuttiger voor Agenda Stad en voor City Deals zelf om de resultaten van vorig jaar te vergelijken met die nulmeting, dan om de dealtekst ernaast te leggen.
City Deals werken nu eenmaal niet via een ‘scheikundig afgebakend proces’ en daarin schuilt een deel van hun kracht. Daarnaast zie ik natuurlijk ook wel eens dat er bij experimenten maar ‘gewoon’ begonnen wordt terwijl er ruimte is om meer over het proces of de doelen na te denken.”
Je geeft in het boek een voorbeeld van gemeenten die via City Deals aan departementen doorgeven dat een subsidieregeling niet effectief is voor de doelgroep in hun stad. Je zou inderdaad verwachten dat de intensieve samenwerking tussen Rijk en gemeenten in een City Deal vaker leidt tot een kortere ‘feedbackloop’ en dat signalen vanuit lokaal bestuur eerder op het netvlies van landelijke beleidsmakers belanden. Heb je het idee dat dit voldoende gebeurt? Of denk je dat die ‘feedback functie’ versterkt kan worden?
“Ja, dat ging over de ISDE-regeling. Maar ook daar heeft het 2 jaar geduurd om tot aanpassingen te komen. Het is toch een beetje vechten tegen de bierkaai, elke keer. Elke City Deal heeft een ander thema en dus weer een andere ‘coalition of the willing’. Omdat je daardoor ook vaak met nieuwe beleidsverantwoordelijken bij ministeries te maken hebt, moet je weer opnieuw mensen meenemen en overtuigen. En de verhalen uit de praktijk delen, want de schrijnende praktijkvoorbeelden zijn bij de beleidsmakers vaak niet bekend.
Ik zie overigens wel dat er beweging is; ook Nationale Programma’s en bijvoorbeeld de Regio Deals zetten zich in om die signalen vanuit inwoners en gemeenten te benutten voor beleidsinterventies. En zaken de Toeslagenaffaire en het daaropvolgende Staat van de Uitvoering programma dragen bij aan het besef dat dat ook nódig is. En je staat natuurlijk ook aan dezelfde kant: iedereen wil beleid dat leidt tot een gewenst resultaat. Misschien is dat een nuttige insteek voor dealmakers in hun pleidooi: City Deals leveren bewijslast of beleid wel of niet werkt.”
Je onderscheidt onder andere ‘programmatisch succes’ en zegt daarover dat de speelruimte in City Deals en het niet vooraf vastleggen van het proces, zorgen dat je de sturing kunt kiezen die past bij een specifieke dynamiek. Maar je meldt ook dat er sinds een paar jaar een handboek Deal maken is en zelfs een opleiding voor Dealmakers. Staan die opleiding en het handboek niet op gespannen voet met die vrijheid?
“Dat had gekund, maar gelukkig zijn zowel de opleiding als het handboek juist een weerslag ván die filosofie om ruimte te benutten. Je wil mensen dus niet in een ouderwets keurslijf stoppen, maar je geeft ze een rugzakje met wat tools mee om goed te navigeren in die vrije ruimte, zoals kennis van verschillende mogelijkheden voor governance-structuren. En die ruimte, bijvoorbeeld om onderlinge verschillen te laten bestaan, is ook écht belangrijk. Door die verschillen kun je immers van elkaar leren. Daarin onderscheidt deze werkwijze zich ook. De openheid, als remedie tegen het in overheidsland toch vaak hardnekkige ‘not invented here’-principe.”
Lees nu ook deel 2 van het interview.

Deelnemers van de huidige tranche van de NSOB-opleiding Interbestuurlijk Resultaatgericht Samenwerken, ontstaan als de ‘Dealmakersopleiding’, tijdens een werkbezoek begin 2025 aan Deventer. Foto: Stadscampus De Kien Deventer (LinkedIn).