‘Succes van City Deals rust niet alleen op ‘best practices’ maar ook op ‘best people”

Ongeveer dertig City Deal makers van Agenda Stad kwamen op 15 mei bijeen in Molen de Ster in het centrum van Utrecht. Waar binnen de City Deals de partners veel kennis en ervaringen met elkaar uitwisselen, gebeurt dat nog niet al te vaak tussen de verschillende deals. Wat werkt wel, wat werkt niet? Een Community of Practice-dag in Utrecht voor de projectleiders van de verschillende deals.

Vanuit het ministerie van BZK en Agenda Stad trapte Natalie Burgers, hoofd van Team Regio, het eerste blok van de dag af, dat in het teken stond van de City Deal Elektrische Deelmobiliteit. Ze gaf een korte inleiding hoe binnen BZK het programma Stad nu opnieuw georganiseerd is in Team Regio, waaronder ook Woondeals en Regiodeals horen. “De hele basis hiervoor is te vinden in het regeerakkoord: werken als één overheid om maatschappelijke thema’s verder te brengen. Het is mooi hoe de City Deals daar op aanhaken. Dat loopt als een rode draad door alle deals, ook de Woon- en Regiodeals. Daarom is het goed dat we vandaag bij elkaar zijn. Wat werkt wel, wat werkt niet. Dat vertalen we verder. De behoefte bij BZK is groot om daarover meer te horen.”

‘Niet alleen best practices maar op best people’

En dat er veel gebeurt rondom de City Deals, benadrukte Frank Reniers, programmamanager Stad, van het ministerie van BZK. Hij gaf een korte opsomming van wat hij de afgelopen week voorbij heeft zien komen. Zo was Bart Stoffels met de City Deal Klimaatadaptatie op bezoek in Rotterdam om te kijken wat er vanuit de City Deal kan worden toegevoegd aan het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid. De City Deals Kennis Maken, Waarde van Groen en Blauw in de Stad en Voedsel op de Stedelijke Agenda hadden belangrijke bijeenkomsten. De City Deal Woonabonnement heeft een voet tussen de deur gekregen bij de Europese Investeringsbank om dat project op te schalen. Bij de City Deal Zicht op Ondermijning is onlangs Groningen als tiende stad toegetreden.

Frank Reniers (foto Ramon van Jaarsveld, Clickshots Evenementenfotografie)

Elke City Deal probeert een werkvorm voor zichzelf te maken, stelde Reniers. “Opvallend is dat er geen werkvorm voor City Deals in het algemeen is. Er is geen Community of Practice. Mijn doel is dan ook dat niet elke City Deal het wiel uit hoeft te vinden, maar dat ze van elkaar leren en elkaars slimmigheden gebruiken en verder brengen. Voor de City Deals die nu nog lopen, maar ook voor de zes nieuwe deals die we starten en verkennen. Het succes van de City Deals hangt niet alleen af van best practices maar van best people. De mensen die de drijver zijn achter de City Deals: jullie.”

De rol van de trekker

De projectleiders van de City Deals en andere betrokken deelden verder hun ervaringen. Een uitdaging waar veel van hen tegenaan lopen is de beperkte tijd die iedereen heeft. Hoe maak je keuzes? Een City Deal doen mensen er vaak bij, niet echt fulltime. Kees van Reijden, secretaris van de City Deal Elektrische Deelmobiliteit ziet zichzelf als accu die deze City Deal moet opladen. “Mijn uitdaging is wel de vraag hoe je ervoor zorgt dat mensen bij de les blijven. De deal is ondertekend, maar nu moeten we ook echt wat gaan doen. Je merkt dat een Deal kan verzanden door dagelijkse activiteiten.”

Een ander punt dat als belangrijk wordt gezien, is het meekrijgen van bestuurders. Maar hoe krijg je na een collegewisseling nieuwe bestuurders weer mee? Dan blijkt de handtekening die onder een City Deal staat weer heel belangrijk te zijn om op terug te vallen. Er ligt veel goud klaar in een City Deal, stelt een van de aanwezigen. “Hoe organiseren we dat het zichtbaar wordt en wordt opgepakt? Dat zou ik graag meer zien.” Bij Elektrische Deelmobiliteit doen de projectontwikkelaars dat, die zijn aan het bouwen, de kranen staan er. Zij hebben de business case. De projectontwikkelaar steekt zijn nek uit, aldus Van Reijden. “De drijfveer om deze City Deal echt uit te voeren zit bij de commerciële jongens. Dat is een toegevoegde waarde. Daarom krijgen we ook echt iets van de grond, namelijk appartementen die worden aangeboden met elektrische deelmobiliteit.”

Meerdere projectleiders herkennen zich in dat beeld. De wil is er zeker, maar City Deal-partners hebben een vorm van trekker nodig om ook echt dingen samen te doen.

Marc Noordhoek is trekker van de City Deal Zicht op Ondermijning en doet dat voor 2,5 dag. “Als je maar een halve dag per week hebt, moet je echt een balans vinden tussen de inzet en het te bereiken doel. Ik heb de partners gezegd dat wanneer ze meedoen dat niet vrijblijvend is, anders kost het energie en levert het niets op.”

Lomboxnet

Een van de deelnemers aan de City Deal Elekrische Mobiliteit is Lomboxnet. Directeur Robin Berg gaf een korte presentatie van het succesvolle project, dat in de wijk Lombok een eigen grid heeft gebouwd en de eerste bi-directionele laadpaal neerzette die 24 uur per dag eigen energie kan leveren. Het haalde veel media en dat zorgde onder meer voor meerdere proeftuinen en een samenwerking met Renault. “Utrecht wordt de eerste stad ter wereld met 150 bi-directionele laadpalen. Wij gaan die komende jaren plaatsen.”

Robin Berg (LomboXnet) vertelt (foto: Ramon van Jaarsveld, Clickshots Evenementenfotografie)

Met Renault heeft Lomboxnet het concept We Drive Solar ontwikkeld, waarbij verhuurders van appartementen elektrische deelauto’s aanbieden bij de verhuur van appartementen. In een project aan de Lange Nieuwstraat in Utrecht doet al 60 procent van de bewoners van een appartementencomplex mee. “Het aardige is dat de handtekening onder de City Deal en af en toe aandacht voor ons belangrijker is geweest dan elke maand over ons project vergaderen. Wij worden benaderd door projectontwikkelaars die gelezen hebben dat alle grote steden meedoen, maar ook Neprom, beleggers en grote ontwikkelaars. Iedereen is aanspreekbaar vanwege die handtekening. Wij merken dat dit zijn werk doet. We hebben nu 60 opdrachten en allerlei leads in City Deal-gemeenten maar ook daarbuiten, bij automerken. En dat is precies wat we willen, zo’n zwaan-kleef-aan effect. Dat het niet alleen blijft bij Utrecht maar overal in het land.”

Voedsel verbindt

De dag ging verder in de Voedseltuin in de wijk Overvecht, een gemeenschappelijke tuin waar wijkbewoners meewerken aan de productie van groenten, fruit en kruiden. Hier vertelde Henk Renting, inhoudelijk expert, meer over de City Deal Voedsel op de Stedelijke Agenda. “De Voedseltuin is een prachtig voorbeeld hoe voedsel verbindt. Het is een plek waar voedsel groeit, een sociale plek, geeft een groene infrastructuur en verbindt de wijk onderling, zoals jongeren en cateraars. Juist in steden ontstaat verbinding op zulke concrete plaatsen. Die verbinding is wat wij met de City Deal willen doen.”

Die verbinding is volgens Renting goed van de grond gekomen tussen verschillende beleidsdomeinen, tot aan strategisch adviesniveau, maar ook met kennisinstellingen als PBL en het Voedingscentrum is dat gelukt. Dat heeft gezorgd voor die kracht. De City Deal is ook inspirerend geweest voor provincies. “Er is een soort parallelle dynamiek ontstaan bij de provincies, in alle 12 provincies zijn mensen met voedsel bezig.” Sommige verbindingen zijn minder goed gelukt, zoals met rijksniveau, stelt Renting. Steden willen het vooral invulling geven, maar op rijksniveau is de aandacht voor voedsel aan het afbrokkelen.

Henk Renting in de Voedseltuin (foto: Ramon van Jaarsveld, Clickshots Evenementenfotografie)

City Deal Kennis Maken

Rowinda Appelman, kwartiermaker van de City Deal Kennis Maken, vertelde kort over haar ervaringen. Ze begon met een grote dosis enthousiasme met een rondje Nederland om mensen van allerlei niveaus met elkaar te verbinden en organiseerde later conferenties en intervisiebijeenkomsten. Toen OCW kwam met 1 miljoen euro om impulsen te geven aan steden, kwamen de partners echt in beweging. De komende periode komt er nog eens 3,7 miljoen euro bij. “Het was dus echt opbouwwerk. Ik ben als een soort missionaris elke keer opnieuw het verhaal gaan vertellen.” En waar de City Deal aanvankelijk in een niche in de onderwijssector zat, is het nu onderdeel van de Strategische Agenda van OCW. “Door maar voort te bouwen zijn we gekomen tot waar we nu staan. Nog steeds zijn alle 19 steden aan boord. Heel veel steden willen dan ook een vervolg.” Appelman is nu bezig samen met Agenda Stad om te kijken of er met PleinBZK een besloten intranet kan worden opgezet waar alle netwerkpartners onderling kunnen communiceren.

Learning Lab Lombok

Weer terug in de wijk Lombok bezoekt de groep projectleiders het Learning Lab Lombok in het Stadsklooster, een van de projecten die hoort bij de City Deal Kennis Maken. “Academisch onderwijs moet dicht bij de community staan. Het moet betekenisvol zijn voor zowel student als maatschappij”, aldus Jeroen Vermeulen van de Universiteit Utrecht. “Hier wordt lokale kennis verbonden met de kennis die studenten met zich meebrengen.”

Bezinning in het Stadsklooster (foto: Ramon van Jaarsveld, Clickshots Evenementenfotografie)

Het project draait om sociaal ondernemerschap. De studenten werken samen met de professionals aan nieuwe oplossingen die vraagstukken verder brengen. Een van de projecten is de Voorkamer, een woonkamer waar nieuwkomers (statushouders, vluchtelingen) en mensen uit de wijk elkaar kunnen ontmoeten. Het project kan meer betrokkenheid van de wijk krijgen. De studenten worden ingezet om te kijken hoe dat kan worden bevorderd. “Als student brengen we een frisse blik, een andere invalshoek”, zegt een van hen. Een ander zegt dat ze na haar studie ook altijd betrokken zal blijven bij de Voorkamer. Kwartiermaker Sander van Zandvoort wordt hier erg blij van. “Dit noem ik al winst: dat de studenten meer bewust zijn geworden van hun omgeving. Dit project creëert burgerschap. We hebben 30.000 studenten in Utrecht. Stel je voor dat we die allemaal die blik kunnen meegeven. Dat is pas winst voor de samenleving.”

Steden presenteren projecten City Deal Kennis Maken aan elkaar en aan enthousiaste minister

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op 20 februari kwam de City Deal Kennis Maken bijeen op een drukbezochte bijeenkomst in het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Omdat in 2019 alle deelnemende steden met hun eerste project onderweg zijn was de bijeenkomst een uitgelezen moment om aan elkaar te laten zien waar iedereen mee bezig is. En aan de ministers van OCW en BZK.

Projectleider Rowinda Appelman heette het gezelschap welkom, afkomstig uit de 19 steden en van de 28 hogescholen, 12 universiteiten en 5 MBO-instellingen die inmiddels de City Deal vormen. Ze presenteerde de publicatie De Kracht van Kennis, een prachtig overzicht waarin Stichting Kennisland per deelnemende stad twee betrokkenen portretteert die vertellen over hun bijdrage aan de City Deal. Ook wordt erin teruggeblikt op een aantal mijlpalen uit de eerste twee jaar City Deal Kennis Maken, zoals het bestuurlijke diner pensant, het werkbezoek aan Enschede en kennisdagen in Leiden en Rotterdam. De 100 papieren exemplaren vonden gretig aftrek. Gelukkig is de publicatie ook digitaal te lezen.

Nieuwe financiële impuls én landelijk leernetwerk voor City Deal Kennis Maken

Appelman schetst dat er voor dit jaar drie pijlers zijn voor de City Deal. Dat helpt om focus aan te brengen, ook omdat het voor sommige steden en instellingen nog best zoeken is hoe ze hun projecten voor de City Deal inrichten. Die drie pijlers zijn:

  • Communicatie en Kennisdeling
  • Landelijk Lerend Netwerk
  • Nieuwe financiële ondersteuning voor de steden

Om de kennisuitwisseling te bevorderen, wordt een City Deal-brede online gemeenschap ontwikkeld, een soort ‘City Deal Intranet’, waardoor deelnemende steden continu in contact kunnen staan met elkaar en hun kennisinstellingen. Het ministerie van BZK heeft de sociale intranetvoorziening PleinBZK, waar zij goede ervaringen mee hebben, ter beschikking gesteld aan de City Deal. De komende periode worden de website en app van PleinBZK ingericht voor de City Deal Kennis Maken.

Daarnaast kondigt Appelman de start van de City Deal Academy aan. Dit is een professionaliseringsslag in het aan elkaar verbinden van deelnemende steden voor het uitwisselen van procesvragen rond certificaten voor City Deal Kennis Maken-projecten, inbedding in het curriculum, het toekennen van studiepunten, het opzetten van een stedelijk living knowledge netwerk, et cetera. Appelman doet een oproep aan aanwezigen en andere deelnemers aan de City Deal om praktische vraagstukken in te dienen die zij graag als onderwerp van een bijeenkomst of uitwisseling terug zouden zien.

En uiteraard vinden ook in 2019 weer twee Kennisdelingsdagen plaats. De eerste is op donderdag 23 mei in de Energy Barn in Groningen. En op vrijdag 1 november treft de City Deal-gemeenschap elkaar in ’s Hertogenbosch.

En het goede nieuws kan blijkbaar niet op, want Appelman mag aankondigen dat het ministerie van OCW de komende drie jaar 3,7 miljoen euro investeert in de City Deal! Later tijdens de bijeenkomst wordt in twee workshoprondes input verzameld door Appelman en Martje van Ankeren van Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA, om snel tot een breed gedragen opzet van een nieuwe regeling te komen. Doel is om de regeling rond mei van het jaar open te stellen. Naast de positieve impuls van OCW blijft ook SIA zich committeren aan de City Deal; zo droeg SIA in 2018 200.000 euro bij aan kennisdeling, onderzoek en ondersteuning van de impulsregeling. En projectleider en kwartiermaker Appelman is ook vanuit de eigen middelen van SIA voor de looptijd van de City Deal aangesteld en wordt door hen ondersteund.

Appelman benadrukt dat ‘samen’ het kernwoord is van de City Deal. Het creëren van verbinding ín de kennissteden wordt al op steeds meer plekken geprofessionaliseerd. Zo hebben al zes van de 19 deelnemende steden een kennismakelaar aangesteld en is in Den Haag inmiddels een vacature voor een Stadslab-makelaar opengesteld. En, zo benadrukt Appelman het is goed om te zien dat het MBO op steeds meer plekken een prominente gesprekspartner wordt, want tijdens het bestuurlijke diner pensant in 2018 werd al benadrukt hoe belangrijk het is om de City Deal ook met hun deelname te verrijken.

Vandaag, zo rondt Appelman af voordat ze het woord aan de minister geeft, gaan we elkaar in speeddates laten zien wat er gebeurt, in onze steden. Zo noemt zij als voorbeeld de stadslabs in Den Haag, Enschede en Delft en ook de aanpak van Maastricht en Nijmegen, waar men meer de wijk ingaat.

Minister Van Engelshoven en Rowinda Appelman. Foto: Florencia Azambuja

Kennis koppelen aan opgaven

Minister Van Engelshoven spreekt vervolgens haar bewondering uit voor de energie en het enthousiasme in de City Deal, dat haar ook al opviel tijdens het bestuurlijke diner pensant. “Ik zie veel energie en enthousiasme in de City Deal om de koppeling en verbinding te maken. Dat past ook bij mijn eigen ervaring als wethouder. Als je als bestuurders dichter op je kennisinstellingen zit, kun je er nu eenmaal samen veel meer uithalen. Dat heb ik in Enschede in de praktijk gezien” aldus de bewindsvrouw.

Voor de komende drie jaar spreekt de minister de wens uit om de ‘ongelooflijke hoeveelheid kennis’ van de instellingen ook meer terug te zien in het beleid van de steden, of het nu in het sociale of fysieke domein is. “We kunnen zoveel effectiever zijn als we de koppeling tussen de kennis van de instellingen en de opgaven van de stad beter gaan maken.”

Is er ook plek voor ‘de stad als rijke leeromgeving’ in de strategische onderwijsagenda, vraagt Appelman de minister? Van Engelshoven antwoord dat de gesprekken daarover nog moeten beginnen, maar ze verwacht zeker aandacht voor het belang van verbinding met de eigen regio. “Kennis te gelde maken in de eigen regio, zal daar zeker in terugkomen, want we zien nu al de goede voorbeelden en de kracht ervan in het land.” Van Engelshoven zegt dat we trots kunnen zijn op ons stelsel Hoger Onderwijs, maar dat we nog krachtiger gebruik kunnen maken van het netwerk, van de ‘polder’ waar we zo sterk in zijn, bijvoorbeeld rond de transitie-opgave en de sociale agenda. “Ook die complexe vraagstukken, bijvoorbeeld rondom de WMO, langer thuiswonen en mantelzorg, lossen we alleen op als steden en kennisinstellingen dat samen oppassen.”

Speeddates: steden maken kennis

Vervolgens is het tijd voor de speeddates, waarin steden in drie rondes met elkaars initiatieven kennis maken, ondersteund door een ‘praatplaat’ waarop de initiatieven uitgewerkt zijn. Ook minister Van Engelshoven schuift hier vol interesse bij aan. Bijvoorbeeld bij de speeddate tussen Den Haag en ’s Hertogenbosch. Daar wordt al snel gesignaleerd dat veelgehoorde begrippen als Stadslab tot verwarring kunnen leiden. Waar Den Bosch zich daar een ‘technische’ voorstelling van maakt, blijkt Den Haag haar stadslabs juist heel ‘wijkgericht’ in te zetten. Den Haag schetst initiatieven zoals een onderzoek door studenten in stadsdeel Laak, waar men kijkt of er sprake kan zijn van het gericht buitensluiten van de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld op grond van achternaam. De minister geeft aan geïnteresseerd te zijn in de bevindingen, omdat OCW momenteel werkt aan het thema stagediscriminatie. Ook wordt hier de vraag besproken hoe je de kennis en vaardigheden van MBO-studenten goed benut in het adresseren van vraagstukken in de stad of de wijk.

Minister Van Engelshoven luistert toe bij de speeddate tussen ’s Hertogenbosch en Den Haag. Foto: Florencia Azambuja

Bij de speeddate tussen Tilburg en Delft wordt onder ander gesproken over de strategische koppeling van de ambities van de kennisinstelling aan het coalitieakkoord van de stad. Vanuit Tilburg wordt opgemerkt dat je in een spreadsheet de vragen uit de regio, die je terugvindt in het coalitieakkoord, kunt invoeren naast een kolom met de speerpunten van het HBO, waarna je kunt gaan ‘plotten’. In Delft realiseert men zich dat het tijd kost om een duurzaam netwerk op te bouwen. Aan de speeddate tafel wordt ook geconstateerd dat er vaak een uitdaging ligt om schroom en weerstand bij de gemeente te overwinnen, wanneer een onderwijsinstelling aanbiedt om mee te denken.

Ook Groningen en Arnhem ontmoeten elkaar in een speeddate. In Groningen leek men in 2009 al voor te sorteren op de City Deal, toen gemeente, HBO en universiteit het Akkoord van Groningen sloten. Groningen vertelt onder andere over het initiatief WIJS: Wijk Inzet door Jongeren en Studenten. Middels een fysieke buurtwinkel helpen studenten bewoners 5 dagen per week met hun vragen. Zo komen studenten uit hun ‘studentenbubbel’ en wordt de integratie tussen studenten en andere ‘Stadjers’ bevorderd. In Arnhem krijgt men vooral energie door vakstudenten met sociale vraagstukken aan de slag te laten gaan. Aandachtspunt is dat de studenten weliswaar enthousiast zijn, maar dat de docenten ook de ruimte moeten bieden. Dit wordt herkend door Groningen. Er wordt gerefereerd aan de studiereis naar Bristol in januari, waar goede voorbeelden van de ‘Engaged University’ te zien waren. Belangrijk is ook, zo wordt geopperd, om in de werving van nieuwe docenten rekening te houden met hun maatschappelijke interesse.

‘Innoveren doe je niet alleen’

Na de laatste speeddate is het woord aan Bert van Delden, plaatsvervangend directeur-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen bij het ministerie van BZK. Hij vervangt minister Ollongren, die helaas verhinderd bleek. Van Delden toont zich erg enthousiast, nadat hij zijn oor bij verschillende speeddates te luister heeft gelegd. Hij schetst de achtergrond van Agenda Stad, het interbestuurlijke programma waaruit de City Deal Kennis Maken voortkomt. “Dat hebben we bedacht nadat uit onderzoek van de OESO, CPB, NSOB en PBL bleek dat we de agglomeratiekracht van Nederlandse steden onvoldoende benutten om te innoveren.” De kracht van City Deals, zo legt Van Delden uit, schuilt in de horizontale samenwerking, ofwel gebiedsgericht, ofwel thematisch. Niet elke City Deal bleek succesvol, erkent Van Delden, maar een belangrijke succesfactor bleek dynamiek. “En die dynamiek behoudt je alleen als je ook resultaten boekt!” Bij thematische deals, zoals Kennis Maken, zijn enthousiasme en de bereidheid geld en tijd vrij te maken, volgens Van Delden de belangrijkste ingrediënten. Innoveren doe je niet alleen, in dit gezelschap van 200 man, waarschuwt Van Delden. Blijf daarom innovatiethema’s benoemen en blijf de lat hoog leggen. Dit vergt focus en koploperschap.

Resultaten zijn van groot belang voor de dynamiek, weet Bert van Delden. Foto: Florencia Azambuja

Appelman adresseert tot slot, voordat de deelnemers zich opmaken voor de lunch en het middaggedeelte met inhoudelijke workshops, twee vragen: kunnen andere steden nog instromen in de City Deal? Het antwoord is: nee. De City Deal is nu goed onderweg met de deelnemende steden en het zou zonde zijn de voortgang te hinderen door voor nieuw aansluitende steden weer een stap terug te zetten. De tweede vraag betreft de regeling rondom de financiering van 3,7 miljoen euro die OCW beschikbar stelt. Aan welke kaders moeten aanvragen voldoen om aanspraak te kunnen maken op een deel van dit bedrag? Appelman geeft aan dat input vanuit de City Deal-gemeenschap welkom en nodig is en dat daarom één van de drie werksessies in het middagprogramma gewijd is aan deze vraag.

Nieuwe financiële impuls moet vooral samenwerking stimuleren

In de eerste werksessie halen Appelman en Van Ankeren input op voor de nieuwe regeling. Van Ankeren benadrukt dat de regeling nog ontwikkeld moet worden en dat dit deel nadrukkelijk samen met de City Deal-gemeenschap gebeurt.

Om dit kracht bij te zetten worden in deze werksessie twee discussiepunten besproken, over de organisatie van de projectfinanciering en de uitgangspunten. De werksessie vormt het belangrijkste moment om input te leveren. De nieuwe regeling zal waarschijnlijk eind mei gereed zijn.

Voor het eerste discussiepunt buigen de deelnemers zich in groepjes over de vraag op welke wijze de projectfinanciering georganiseerd dient te worden. Appelman en Van Ankeren leggen hierbij drie opties voor:

  • Gereserveerd bedrag per stad per jaar; kennisinstellingen vragen gezamenlijk aan
  • Gereserveerd bedrag per kennisinstelling per jaar; er wordt een bedrag per kennisinstelling gereserveerd
  • In competitie tussen de beste projecten.

In de groepen worden de voor- en nadelen per optie besproken. Vooral optie 1 en 3 genieten de voorkeur. Sommigen opteren voor een combinatie van beide. Als kanttekeningen bij de eerste optie wordt ingebracht dat de energie vooral bij onderzoekers ligt en dat het lastig kan zijn om die energie vast te houden als de instelling tot een gezamenlijke focus moet komen. Wel wordt in optie 1 juist de samenwerking gestimuleerd en, “samen kun je meer dan alleen”, zo wordt opgemerkt.

Bij de keuze voor financiering van de beste projecten, optie 3, wordt weliswaar innovatie gestimuleerd, maar het staat wellicht haaks op het belangrijke uitgangspunt van samenwerking.

Bij de combinatie van optie 1 en 3 wordt opgemerkt dat er geld per stad beschikbaar gesteld kan worden, waarbij er wel voorwaarden aan de kwaliteit van de aanvraag gesteld worden. Een suggestie is om bijv. 25 procent van het bedrag te reserveren voor goede ideeën of samenwerking tussen steden. Daarnaast wordt benadrukt dat continuïteit en commitment belangrijk zijn. Voorkom dat projecten moeten stoppen omdat het geld ineens op blijkt. En commitment bereik je als iedereen meetekent en dat lukt beter als de meerwaarde die een project heeft voor de stad zichtbaarder is.

Martje van Ankeren (SIA) verzamelt input voor de nieuwe impulsregeling. Foto: Florencia Azambuja

Het volgende discussiepunt zijn de algemene uitgangspunten voor het aanvragen van financiële regelingen. Deze vorm ook de basis voor de nieuwe impulsregeling. Vanuit de deelnemers die zich weer in groepen over de uitgangspunten buigen, komt naar voren dat het belangrijk is dat (co)financiering in de vorm van mensen / FTE’s ook mogelijk moet zijn en dat inbedding van de maatschappelijke werkzaamheden en thema’s in het curriculum vaak lastig is door de dynamiek in die thema’s. Een andere belangrijke observatie is: voorkom dat je alleen ruimte biedt aan succes. Wijdt desnoods aan kennisdag aan ‘FAIL’, want leren we vooral ook niet van het niet slagen van projecten?

De geëngageerde student

In de tweede werksessie wordt ingegaan op de Strategische Hoger Onderwijs Agenda die eind dit jaar verschijnt. Het ministerie van OCW is benieuwd naar input vanuit de City Deal-gemeenschap, vooral op de thema’s onderwijsvernieuwing en ‘verbinding met de samenleving’. Het sleutelwoord in deze sessies blijkt ‘community engagement’ en hoe je dit als leerdoel integreert in het curriculum van zowel universiteit, hbo als mbo. Een mindshift, zo wordt geopperd, is nodig: opleiding gaat niet alleen over kennisoverdracht maar ook over het ontwikkelen van vaardigheden, zoals persoonsvorming en samenwerken. Zo’n mindshift en de acties die erbij horen, zijn alleen mogelijk met een goede infrastructuur. De City Deal biedt zo’n infrastructuur. Om studenten actief te betrekken bij maatschappelijke uitdagingen in de stad, is het nodig dat docenten andere vaardigheden ontwikkelen, bijvoorbeeld in het helder krijgen van vragen en het meer coachend begeleiden van studenten. De oproep aan instellingen vanuit de deelnemers aan de sessies is om creatiever met de Onderwijs- en Examenreglementen (OER) om te gaan en het ministerie zou onderwijsinnovatie meer kunnen belonen en daarnaast netwerk- en kennisverbinding moeten blijven stimuleren.

Aansluiting onderwijs op stedelijke opgaven vergt beweging vanuit beide kanten

Flexibilisering is een woord dat verder vaak valt, niet alleen in de werksessies over de Strategische Hoger Onderwijs Agenda, maar ook in de werksessies over de inbedding van de City Deal Kennis Maken in het curriculum van onderwijsinstellingen. Kim Zunderdorp van de Universiteit Utrecht en Wâtte Zijlstra van de Haagse Hogeschool geven hun visie. Zunderdorp bepleit het zoeken van raakvlakken tussen maatschappelijke opgaven en de meerwaarde voor de student en zijn leerdoelen. Daarnaast is het belangrijk dat het leerdoel van een City Deal-project aansluit op de leerdoelen van een opleiding. Waar Zunderdorp vooral kijkt naar hoe maatschappelijke activiteiten van studenten kunnen bijdragen aan bestaande leerdoelen, gooit Zijlstra het over een andere boeg: maak het curriculum flexibeler, toets op een andere manier en zoek docenten met andere vaardigheden, wanneer je als kennisinstelling beter wilt inspelen op de maatschappelijke vraagstukken in de stad.

Kim Zunderdorp (links) en Wâtte Zijlstra (midden).Foto: Florencia Azambuja.

Dat de Haage Hogeschool van een cyclus van 10-weekse onderwijsperiodes overstapt naar semesters, komt daarnaast goed uit omdat het meer continuïteit en diepgang mogelijk maakt in het werk dat studenten uitvoeren in stadslabs. Ook andere vormen van toetsing, bijvoorbeeld door studenten logboeks en reflectieverslagen te laten bijhouden, openen deuren voor een actieve maatschappelijke rol voor studenten binnen het curriculum. Traditionele docenten met een voorliefde voor duidelijkheid en discipline zijn wellicht moeilijk enthousiast te maken.

Na de twee presentaties gingen de deelnemers ook hier in groepen uiteen om samen te bespreken wat de integratie van City Deal-projecten vergt van de hoofdrolspelers in het veld: studenten, docenten, onderzoekers, onderwijsbestuurders en stadsprofessionals.

Na afloop van de deelsessies zat het inhoudelijke deel van het programma op. Dat de kracht van het City Deal-netwerk schuilt in de samenwerking, bleek ten slotte ook in de drukbezochte netwerkborrel waarmee weer een bevlogen bijeenkomst van de City Deal Kennis Maken werd afgesloten.

 

 

 

De kracht van kennis: Twee jaar City Deal Kennis Maken

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Het afgelopen jaar heeft Kennisland expertsessies voor studenten, docenten, onderzoekers en kennismakelaars georganiseerd en interviews afgenomen met betrokkenen van de City Deal Kennis Maken om belangrijke lessen te verzamelen over de samenwerking tussen stad en kennisinstelling. Een overzicht daarvan is opgesteld in een krant die de titel draagt: ‘De kracht van kennis: Twee jaar City Deal Kennis Maken’. De krant werd voor het eerst overhandigd aan het netwerk van de City Deal Kennis Maken tijdens het ambtelijk evenement met Minister van Engelshoven op 20 februari 2019. Bekijk de krant hier.

 

Studiereis Bristol City Deal Kennis Maken: 15 Lessons Learned uit Bristol

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
De City Deal Kennis Maken onderweg naar Bristol

Woensdag 16 januari kwam een City Deal Kennis Maken delegatie van 40 man aan op Bristol airport. Met vertegenwoordigers vanuit de deelnemende stadsbesturen, kennisinstellingen en de Ministeries OCW en BZK stond hen een tweedaags programma te wachten waarin bezoeken werden afgelegd aan de University of Bristol, de University of the West of England (UWE), Bristol City Council en twee locaties die als hub fungeren voor innovatie in de stad: het Arnolfini en de Engine Shed.

Puntsgewijs hierbij de 15 belangrijkste inzichten op een rij:

1.    UWE’s assistant vice-chancellor Prof. James Longhurst verhaalt hoe UWE een “civic responsability to the region” heeft. Met 30.000 studenten is UWE de grootste universiteit in West England. Practice-oriented learning met een civic engagement bril staat centraal in elke opleiding. Er wordt veel samengewerkt met de stad om studenten niet alleen voor te bereiden op het werk in de regio, maar ook om het studentenwerk te laten zien. 77% van de graduates blijft in de regio werken.

2.    University of Bristol’s pro vice-chancellor Global Engagement Erik Lithander legt uit dat het tijdperk interessant en lastig is voor universiteiten: gemeenschappen hebben de universiteiten harder dan ooit nodig, maar de legitimiteit van universiteiten is nog nooit zo omstreden geweest. Internationalisering wordt aangevallen. Als universiteit maakt de University of Bristol de keuze om de stad en regio te omarmen. Zij hebben dit daarom centraal gesteld: “Grow and invest locally to gain a better position internationally”. Een campus in China is tegengehouden; een grote nieuwe campus in het hart van de stad wordt nu gebouwd en in 2020-2021 opgeleverd. Het zijn van een Civic University is de nummer 1 prioriteit van de UoB op dit moment.

3.    Tom Sperlinger, academic lead for public engagement, toont hoe de nieuwe Entreprise Campus de nadruk zal leggen op Civic Entrepreneurship. Meer dan 30% van de studenten toont tegenwoordig een interesse in ondernemerschap. Dat is een grote toename. De campus zal zich richten op een mix aan disciplines – o.a. de toekomst van technologie en de menselijke gevolgen daarvan – en heeft zichzelf juist in de Temple Enterprise Zone ontwikkeld om zo ook partners en bedrijven op locatie te huisvesten. Zo wordt nog meer samenwerking aangegaan voor en met de studenten en krijgen meer actoren in de stad een stem.

4.    Prof. David Smith en Jordan Hurcombe tonen Bristol Futures. Het programma heeft drie thema’s: Global Citizenship, Innovation and Enterprise en Sustainable Futures. Deze thema’s zijn gekozen, omdat ze aansluiten bij de behoeften van studenten. Undergraduates waarderen de stad het meest – het is dus heel belangrijk om na te denken over de toekomst van de stad met hen. Bristol Futures zorgt er als programma voor dat niets dubbel wordt gedaan: studenten bouwen op elkaar voort.

5.    Op het gloednieuwe online platform My Opportunities kunnen studenten van de University of Bristol goed bekijken waar zij goed in zijn. Daarnaast vinden zij inzicht in hun ontwikkelkansen. Per categorie worden opties aangeboden: extra vakken, vrijwilligerswerk, interdisciplinaire vakken etc. Zo kunnen studenten zich heel gericht doorontwikkelen en vinden zij een totaaloverzicht van alle opties per thema en het soort werk.

6.    Dave Jarman – programme director van het Centre of Innovation and Entrepreneurship – toont de delegatie de nieuwe Innovation Masters’ Programmes. Er bestaan twaalf verschillende routes waarbij de studenten de helft van de tijd het traditionele Master’s programma volgen (voorbeeld: economie) en de andere helft innovatieprojecten doen in interdisciplinaire teams. Het sluit aan bij de nieuwe vaardigheden die gezocht worden, met probleemoplossend vermogen, creativiteit, teamwork, interpersonele vaardigheden. Het is geen business as usual meer: zo worden studenten voorbereid op start-ups, netwerken en werkgelegenheid.

7.    Paul Manners, directeur van het National Co-ordinating Centre for Public Engagement (NCCP), vertelt waarom public engagement belangrijker is dan ooit tevoren. Hij zoomt in op de relevantie van het werk van de universiteit (wordt zo niet altijd gezien), de publieke middelen (een steeds moeilijkere verantwoording door een shift richting concreet resultaat) en de groeiende ongelijkheid in de samenleving. Een universiteit dient in te zetten op

  1. Public Engagement with Research,
  2. Engaged Teaching,
  3. Knowledge Exchange,
  4. Social Responsibility.

Dit verhaal wordt aangevuld door Louise Evans van Research England. Als geldverstrekker gebruiken zij het REF – Research Excellence Framework – om niet alleen te zorgen dat universiteiten goed onderzoek doen, maar ook om te laten zien aan de samenleving waarin wordt geïnvesteerd. Voor het hele land wordt gekeken naar output, impact en environment. NCCP helpt universiteiten met het opstarten en inbedden van public engagement, om zo richting een Civic University te groeien (zie framework via publicengagement.ac.uk). Zij bieden consultancy, professional development, communities of practice en framework “The EDGE Tool”. Na het ophalen van Purpose (bestuurlijk commitment) werken zij met de universiteit aan Process (systeemverandering) en People (het betrekken van docenten bij deze verandering en het omscholen).

8.    Op bezoek bij City Hall vertelt Robin Hambleton over het One City Plan voor Bristol. In de afgelopen 10 jaar is het budget van de stad vanuit overheidsfinanciering afgenomen met 78%. Grote mismatch met wat er moet gebeuren. Er waren verschillende strategieën voor een oplossing, maar niets kwam echt bij elkaar. Zij begonnen met het organiseren van 2x per jaar een City Gathering voor bestuurders en 4x per jaar een City People Gathering. Daarnaast werden er 6 thematische City Boards opgericht en werd ruimte in het stadhuis opengesteld voor eenieder, om zo de samenwerking te verstevigen.

Vanuit alle input is het One City Plan ontwikkeld, een framework om het gesprek met alle partners in de stad op gang te brengen. Op 11 januari is het framework van nu tot 2050 gelanceerd. Elk jaar heeft 18 doelen, met een top 3 aan doelen bovenaan de prioriteiten. Het is bedoeld om het gesprek met elkaar te voeren, stukken te delen en iedereen aan deze doelen te hebben werken. Elk jaar vindt in januari een update plaats; het is een richtingsdocument met elk jaar een volgende stap in ontwikkeling.

9.    Bristol Forum – co-creatie met de universiteiten in Bristol. Erg bedoeld om action-research te bespreken. Alle onderzoeksonderwerpen worden zo jaarlijks besproken om te zien waar samenwerking kan worden gestimuleerd gericht op onderzoek. Elk jaar voor de komende 5 jaar een forum, zodat ook gekeken kan worden wat er gedaan wordt.

10. Bristol City Innovation Team toont het voorbeeld van een project met 150 huishoudens in een van de armere wijken – krijgen witgoed, en dan via duurzame energie via gemeente laten draaien. Kijken of dat wat oplevert.

11. De University of Bristol heeft een eigen Centre for Public Engagement met 15 mensen in dienst. Zij werken aan het verbinden van studenten aan de samenleving met onderzoeks- en onderwijsprojecten. Hierbij aansluitend is Amy Walsh aanwezig vanuit Skills Bridge, een voorbeeld van een liaison partner tussen organisaties in de stad en de universiteiten met hun studenten. Skills Bridge faciliteert het gesprek tussen beide partijen.

12. De University of the West of England toont hoe zij een Professional Experience Module hebben geïntroduceerd: binnen deze module werken studenten 30 dagen per jaar in commitment bij een bedrijf of klant aan een project. Dit is dus geen intensive placement of een step-out. De student kan zo nog steeds afstuderen in de cycle run en voor organisaties is dit ook fijn: niet elk project duurt een paar weken, ze willen langer met een student werken. Er ontstaat zo voor beide partijen een betere oplossing. Daar tegenover staat de Intensive Placement Module voor 6 weken fulltime. Hier werken studenten twee semesters naartoe in hun lessen ivm voorbereiding.

13. Bristol is de eerste Engelse stad die als Learning City is erkend door UNESCO. Voor de aanpak als Learning City zet de stad in op vier categorieën: Schooluitval, Lezen, Special Education en Beroepsperspectief na 16 jaar.

14. Bristol heeft als stad op meerdere niveaus een leiderschapsprogramma voor jonge en intermediate leiders/talenten: een Leadership Challenge (student level), Stepping Up (tussenlevel) en de Bristol City Leadership Program (voor vergevorderd talent). Dit niet alleen om talent door te ontwikkelen, maar ook om talent te behouden.

15. Tot slot de krachtige uitspraak van deputy vice-chancellor Guy Orpen van de University of Bristol tijdens zijn speech voor de delegatie: “Working together with the city is not charity, it’s enlightened self-interest”. Hij benoemde keer op keer hoe waardevol de stad is voor de universiteit. Het is tijd dat wij dat allemaal inzien.

Rowinda Appelman – Programmamanager City Deal Kennis Maken

‘Eerste expertsessie met studenten en docenten levert taaie vraagstukken op’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Vanuit de City Deal Kennis Maken worden regelmatig expertsessies georganiseerd met betrokkenen uit het netwerk. Op maandag 3 december 2018 vond een sessie plaats bij Kennisland, waarbij zowel docenten, afkomstig van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Hogeschool van Amsterdam (HvA), als studenten aanwezig waren. Drie studenten van de UvA presenteerden het advies dat zij schreven voor Kennisland. Dit gaf toelichting op de vraag: ‘op welke manier kan een opdracht in een rijke, levensechte leeromgeving een succes zijn voor een student?’ De presentatie van dit advies leidde tot een inhoudelijke discussie die veel nieuwe vragen opwierp en een zoektocht naar wat nu precies een ‘succes’ is.

Tijdens de presentatie van de studenten rees de vraag wat een rijke, levensechte leeromgeving precies inhoudt. De studenten hadden hierbij een context voor een opdracht voor ogen waarbij studenten de praktijk in gaan, bijvoorbeeld de stad, waar ze aan ‘echte’ maatschappelijke opgaven werken. Dus geen denkbeeldige opdrachtgever met een bedacht vraagstuk, maar juist een echt bedrijf of organisatie met een relevante opdracht. Docenten sloten hierop aan met voorbeelden, zoals een advies dat studenten gaven aan een school over een vraagstuk of studenten die gekoppeld worden aan bedrijven uit de omgeving. Maar leren in een rijke, levensechte leeromgeving kan ook al veel eerder plaatsvinden. Denk bijvoorbeeld aan de schooltuinen op de basisschool, waar leerlingen leren over planten en gewassen door deze zelf te kweken. Kortom, een rijke en levensechte leeromgeving kan van alles zijn. Wel werd duidelijk: om levensecht te leren moet de student of leerling uit de schoolbanken gaan, de buitenwereld in, om aan de slag te gaan met echte vragen van echte bedrijven en mensen.

Om wiens succes gaat het?

Hoewel brainstormen over een rijke, levensechte leeromgeving al snel veel concrete voorbeelden opleverde, was het concept van ‘succes’ een aanhoudend onderwerp van discussie. In het advies van de studenten stond bij de definitie van succes de leerervaring van de student centraal. Er werd kritisch gereageerd met de vraag of een opdracht geslaagd kan zijn voor een student, als deze niet succesvol is voor de docent of de opdrachtgever. Oftewel: als het eindproduct onvoldoende is, kan de leerervaring van de student dan nog steeds een succes zijn? Of de weg ook het doel moet zijn, werd in twijfel getrokken.

Met betrekking tot de leerervaring van de student werd opgemerkt dat een ‘echte’ opdrachtgever ook problemen kan opleveren voor een student. Vraagstukken worden vaak binnen bedrijven gedefinieerd zonder enige inbreng van de student. Studenten spelen in zulke gevallen de rol van consultant. Zij doen dit echter zonder te reflecteren op waaróm de vraag in de eerste plaats wordt gesteld, wat een van de docenten juist belangrijk achtte voor een student. Volgens hem hoefde daarbij een rijke, levensechte leeromgeving niet per definitie te betekenen dat er een opdrachtgever is. Studenten kunnen ook naar buiten op basis van een eigen, relevante vraag en onafhankelijk van een opdrachtgever. Dit bevordert ook motivatie en gevoel van eigenaarschap bij studenten.

De professionele houding van de student

Een praktijkopdracht vraagt best wat van een student. Motivatie, verantwoordelijkheid en eigenaarschap bijvoorbeeld. Vanuit de docenten klonk bovendien de wens dat studenten een bepaalde professionele houding aannemen in de werkcontext. Maar moet de student zo’n houding al hebben ontwikkeld als ze de praktijk in gaan, of moet deze juist worden ontwikkeld bij praktijkopdrachten? De suggestie kwam om stapsgewijs op te bouwen in ‘echtheid’ en hierbij te begeleiden als docent. Dit zou betekenen dat opdrachten eerst plaatsvinden binnen school en zich steeds meer buiten de school gaan afspelen, in opdracht van bijvoorbeeld bedrijven. Een student moet zich competent genoeg voelen om de praktijk in te gaan, anders schaadt dit het zelfvertrouwen en daarmee de motivatie van een student om met een opdracht aan de slag te gaan. “En levensecht leren is juist heel belangrijk om de motivatie van studenten te bevorderen”, aldus deze docent.

Het dilemma van de docent

Docenten spelen een belangrijke rol als het gaat om praktijkopdrachten. Voortbouwend op de professionele houding van de student werd het ‘dilemma van de docent’ geïntroduceerd: moet een docent sturend optreden, of juist loslaten en een meer coachende rol aannemen? Afhankelijk van welke rol er gekozen wordt, kan dit veel gevolgen hebben voor het eigenaarschap en de motivatie van de student. Vooral dat laatste bleek een struikelblok te zijn. Studenten zijn vaak ongemotiveerd en niet betrokken bij opdrachten, maar het is niet duidelijk waarom precies. Bij de docenten bestond het beeld dat het studenten ontbreekt aan besef van hun eigen verantwoordelijkheid en handelen, en dat ze zich snel laten sturen, liever dan dat ze zelf iets moeten initiëren. Dit kan daarentegen ook komen vanuit een nog zoekende houding bij de student. De docent die het vraagstuk had opgeworpen sprak van een bepaalde handelingsverlegenheid bij studenten waardoor zij moeilijk tot eigenaarschap komen. Dus: “Hoe ontwikkel je eigenaarschap bij jonge studenten, als het gaat om leren in de praktijk”, vroeg hij zich af. Het zat volgens hem op de “grens van intrinsieke motivatie” en had te maken met in hoeverre studenten ook daadwerkelijk eigenaarschap willen en kunnen ontwikkelen. Bij veel autonomie zijn er studenten die de eindstreep niet halen, dus dan is het beter als docent om wat bij te sturen. “Maar is het dan nog wel hun eigen leerproces?”, betwijfelde de docent.

Er werd een vergelijking getrokken met de opleiding geneeskunde, waarbij die steeds grotere zelfstandigheid een cruciale rol speelt. Deze opbouw, waarbij studenten stapsgewijs leren om steeds vrijer hun opdrachten uit te voeren en steeds meer verantwoordelijkheid krijgen, is ook toe te passen op andere disciplines. Desalniettemin bleef verdeeldheid bestaan over het ‘dilemma van de docent’ en eigenaarschap van de student. Samen kwamen de docenten en studenten niet tot dé oplossing. De expertsessie leverde taaie en belangrijke vraagstukken op. Genoeg stof voor een vervolg op deze expertsessie, die vernieuwend was doordat studenten en docenten sámen in dit thema te doken.

Foto: Docenten en studenten in gesprek tijdens expertsessie | Fotograaf: Jet Bierman

Bestuurders bijeen in Leeuwarden om van elkaar te leren, maar bovenal “gewoon te dóen”

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op woensdag 14 november 2018 kwamen 25 bestuurders van het City Deal-netwerk  uit de regio Friesland samen in Places of Hope, een living lab in het centrum van Leeuwarden. Doel van de bijeenkomst was een kick-off om onderlinge samenwerking te verstevigen en kennis en expertise uit te wisselen. Het publiek bij deze sessie was zeer divers. Verschillende bestuurders van niet alleen de hogescholen en de gemeente Leeuwarden waren aanwezig. Ook de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en het bedrijfsleven werden vertegenwoordigd. Tijdens de bijeenkomst werden al snel plannen gesmeed om met elkaar in zee te gaan, of om gewoonweg van elkaar te leren.

De expertsessie draaide om de proeftuinen, of living labs, van Friesland. Hier komen onderzoekers, studenten en docenten bijeen om te werken aan maatschappelijke vraagstukken. Dit gebeurt samen met betrokkenen uit de regio, zoals bewoners en bedrijven. Het doel van de dag was om inzicht te krijgen in vragen zoals: wat speelt er allemaal op het gebied van living labs in de regio? Welke projecten lopen al en wat is er nog in ontwikkeling? En wat maakt dit een succes?

Friesland biedt diversiteit en ruimte aan innovatieve projecten

Bij de RUG start een aantal living labs binnen de interdisciplinaire bacheloropleiding Global Responsibility & Leadership. De bedoeling is, om door middel van onderzoeksstages, studenten te koppelen aan bedrijven en organisaties uit de regio, door hen te laten samenwerken aan lokale vraagstukken. De studenten doen onderzoek en vertalen dat vervolgens door naar een advies voor de samenwerkingspartner. Uiteindelijk wil de opleiding een programma bieden met verschillende plekken voor studenten om kennis te maken met de wereld. Dit doen zij door brede partnerschappen te sluiten en een veelzijdig netwerk te bouwen om opdrachten uit te putten.

Aanwezigen waren actief en er heerste een enthousiaste sfeer. Het belang werd uitgesproken van goed weten en bekendmaken wat er onderling al speelt, zodat het wiel niet opnieuw hoeft te worden uitgevonden. Er werd daarbij constant gekeken hoe men van elkaars vernieuwende projecten kon leren of zelfs als partner kon aanhaken. Eén van de sprekers deed bijvoorbeeld een oproep tot partners met andere perspectieven en nieuwe ideeën voor duurzame energie voor de Energiecampus Leeuwarden. Op deze campus is het streven om vernieuwende ideeën van jonge mensen te faciliteren, met stageplekken en banen tot gevolg. De respons hierop was levendig. De middag bleek een uitstekende gelegenheid om van elkaar te horen waar iedereen mee bezig is, nuttige inzichten op te doen en, tijdens de borrel, van verschillende partijen te horen hoe zij bepaalde vraagstukken nou aanpakken. Er was sprake van een verfrissende laagdrempeligheid, met het overheersende gevoel: “we moeten niet concentreren op ingewikkelde structureren, maar daar zelf mee aan de slag gaan en na een tijd met best practices komen”.

De focus op inhoud kwam ook terug in het plan van zorginstelling Meriant, om met behulp van een groot living lab de instelling te innoveren en daarbij een vernieuwende leeromgeving in de zorg te creëren voor studenten. Meriant gaat in gesprek met bewoners en andere betrokkenen over waar zorg aan moet voldoen om het verschil te maken, in plaats van “gewoon goed” te zijn. Want klachten moeten dalen en tevredenheid moet stijgen. Studenten kunnen hier een belangrijke bijdrage in leveren, door dit als opdracht aan te gaan en mee te helpen bij het project. Daarom het van belang is om goede partnerschappen aan te gaan. Een lastig obstakel hierbij blijken de werkstructuren. Immers, de dynamiek van het onderwijs gaat vaak niet samen met de ritmes van de zorg of het bedrijfsleven.

“Ik denk dat wij Noorderlingen gewoon te bescheiden zijn”

Rode draad van deze bijeenkomst bleek al gauw de ‘gewoon doen’-mentaliteit die in Friesland de boventoon voert. “Gewoon doen, dat is me op het lijf geschreven”, aldus één van de sprekers. Deze mentaliteit onderscheidt Friesland van de rest van Nederland. “Ik denk dat wij Noorderlingen gewoon te bescheiden zijn”, werd opgemerkt als gevolg van een discussie over de positie van Friesland binnen Nederland. Dit, terwijl men zich in het noorden toch met hele complexe en belangrijke thema’s van de toekomst bezighoudt, zoals watertechnologie, duurzame energie en vernieuwende initiatieven ter bevordering van een vitale regio. Friesland gaat naar eigen zeggen voor ‘wereldklasse’ door ook internationaal gezien een sterke positie na te jagen. Daarbij onderscheidt de provincie zich met haar thema’s van andere regio’s.

Uit de sessie bleek dat de Friese proeftuinen symbool staan voor de regio Friesland. Er heerst een bijzondere bereidheid om met elkaar te delen, elkaar te helpen en samen te proberen en te leren. Dit is mogelijk vanwege onderling vertrouwen en korte lijnen tussen heel verschillende niveaus en partijen. Zo werken alle onderwijsinstellingen samen, van MBO tot universiteit, maar ook de markt, onderwijs en overheid slaan de handen ineen. De mienskip, de gemeenschap, wordt daar eveneens bij betrokken. Deze gezamenlijke doe-cultuur die centraal staat, maakt Friesland uniek. De ambitie om minstens één keer per jaar als groep bij elkaar te komen werd tot slot uitgesproken, en zet daarmee de energieke toon van deze bijeenkomst.

‘Studenten geven advies: een succes maken van de rijke, levensechte leeromgeving voor studenten’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In de City Deal Kennis Maken staat de verbinding tussen kennisinstellingen en de stad centraal. Studenten spelen daarin een cruciale rol. Zij gaan met maatschappelijke vraagstukken aan de slag, waarbij ze leren in en van de stad. Emma, Maja en Rosa zijn drie studenten van de Universiteit van Amsterdam (UvA), die in het kader van de City Deal Kennis Maken een advies schrijven voor Kennisland. Kennisland ondersteunt de City Deal Kennis Maken bij het organiseren van expertsessies voor verschillende groepen die zich inzetten voor het versterken van de verbinding tussen kennisinstelling en stad, zoals kennismakelaars en onderzoekers. Daarnaast brengt Kennisland in beeld wat er allemaal gebeurt in het kader van de City Deal Kennis Maken en welke lessen daaruit getrokken kunnen worden, onder andere door middel van interviews met betrokkenen. Het advies van Emma, Maja en Rosa draagt daaraan bij en gaat dieper in op de vraag: op welke manier kan een opdracht in een rijke, levensechte leeromgeving een succes zijn voor een student? Hieronder vertellen zij meer over hun opdracht.

Als studenten hechten wij waarde aan praktijkopdrachten. Daarom willen wij graag weten wat zo’n praktijkopdracht – waarbij leren in een rijke, levensechte leeromgeving centraal staat – succesvol maakt. Wat moet er hiervoor vanuit de student en docent komen? Wat zijn vereisten vanuit de omgeving waarin de opdracht plaatsvindt? De komende tijd gaan wij, Maja, Rosa en Emma, met een advies voor Kennisland aan de slag waarbij we ingaan op dit vraagstuk. Hiermee hopen we het leren in een rijke, levensechte leeromgeving succesvol te maken voor studenten. We duiken hiervoor de literatuur in, op zoek naar succesfactoren voor praktijkopdrachten voor studenten.

Dit advies schrijven wij vanuit StudentWeetRaad, een studenten-adviesbureau van de afdeling Pedagogische en Onderwijswetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Hier komen we als studenten bij elkaar, werken we aan maatschappelijke vraagstukken en brengen hierover advies uit aan diverse opdrachtgevers in het werkveld. StudentWeetRaad is een mooi voorbeeld van een rijke, levensechte leeromgeving. Doordat we ons als studenten hier bezighouden met vraagstukken uit de stad Amsterdam, leren we van en met onze omgeving. Daarnaast werken we samen met andere studenten. Met hen reflecteren we op onze ervaringen helpen we elkaar verder.

Wij zijn zelf ervaringsdeskundigen als het aankomt op praktijkopdrachten. We stapten meerdere keren uit de academische comfortzone en sprongen in het diepe, de praktijk in. Zo heeft Maja tijdens haar eerste jaar van de bachelor Sociologie een praktijkopdracht gedaan genaamd ‘Geluk op 13’. Voor deze opdracht ging ze de straat op en nam ze in Amsterdam enquêtes af bij buurtbewoners over hun staat van geluk. Daarnaast zijn Emma en Rosa beiden voor de bachelor Onderwijswetenschappen langs scholen gegaan om advies uit te brengen over een onderwijsvraagstuk. Emma verdiepte zich in een nieuwe lesmethode en Rosa deed een verkennend onderzoek op een Daltonschool. Om een gedegen advies uit te kunnen brengen, gingen zij in gesprek met docenten, leerlingen en schoolleiders, en waren ze vaak op de scholen te vinden.

Op de universiteit ligt de focus vaak op theorie, maar wij hebben dus ook van de praktijk kunnen proeven. Van deze opdrachten hebben we onwijs veel geleerd dat we niet uit de boeken hadden gehaald: van professioneel gesprekken voeren, tot situaties analyseren en in kaart brengen en afstemmen met een opdrachtgever.

In december ronden wij ons advies af. Bovendien organiseren wij een expertsessie bij Kennisland om over het leren in een rijke, levensechte leeromgeving in gesprek te gaan met docenten. Hierover verschijnt een bericht in de nieuwsbrief van december. Het advies zal, als het af is, gepubliceerd worden op de website van StudentWeetRaad!

Foto: Studenten Emma, Maja en Rosa werken aan hun adviesrapport | Fotograaf: Guinevere Simpson

 

Kennisdelingsdag 2: City Deal Dialogen tonen zowel successen als uitdagingen

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op vrijdag 2 november 2018 vond de opvolger van de eerste landelijke Kennisdelingsdag van City Deal Kennis Maken plaats. Eerder dit jaar kwam het City Deal-netwerk uit alle hoeken van Nederland bijeen in Leiden om van elkaar te leren en expertise uit te wisselen. Dit keer, tijdens de tweede editie, reisde men af naar de Hogeschool Rotterdam – een inspirerende locatie met een prachtig uitzicht over de stad. De dag startte met een welkomstwoord door Rotterdams burgemeester Ahmed Aboutaleb. Aboutaleb benadrukte het belang van interdisciplinaire samenwerking binnen een stad als Rotterdam, waar de werkgelegenheid in de haven, ondanks forse investeringen, terugloopt. Ook stelde hij dat het minstens zo belangrijk is dat steden onderling permanent en blijvend van elkaar moeten leren.

De door Kennisland georganiseerde City Deal Dialogen gingen als een rode draad door de dag heen. Het doel van deze dialogen was om in gesprek te gaan over een aantal onderwerpen die leden uit het City Deal-netwerk tegenkomen, als het gaat om het verbinden van kennisinstellingen en steden.

Lessen voor gezamenlijk innoveren

De dialogen gaven een podium aan verschillende sprekers, die mooie praktijkvoorbeelden gaven van samenwerkingen tussen steden en kennisinstellingen. De bijdragen van sprekers leverden een aantal belangrijke lessen op om rekening mee te houden bij gezamenlijk innoveren, en wat de rol van de student hierin is.

Ten eerste kwam naar voren dat innoveren doorzettingsvermogen en geduld vereist, evenals een filter voor negatieve geluiden over de beoogde vernieuwing. Daarnaast is het van belang om incrementeel te vernieuwen, dus met kleine stapjes. De ruimte om te vernieuwen is er en het is belangrijk om die te gebruiken en hierbij niet te overhaasten. Openingen moeten worden gezocht, zodat een kennisinstelling kan meebewegen met de dynamiek van de werkpraktijk of de stad. Maar ook zelfvertrouwen in wat je doet en waarom, mag volgens Eric Slaats niet ontbreken. Slaats is associate lector aan de Fontys Hogeschool en coördineert een open ICT-opleiding waarin niets vastligt en studenten volledig eigenaarschap hebben, met veel succesvolle samenwerkingen met bedrijven tot gevolg.

Vernieuwende samenwerkingsverbanden, zoals tussen kennisinstellingen en het bedrijfsleven, binnen de stad zijn belangrijk. Studenten leren zo veel van de praktijk. De boodschap van de tweede dialoog was dat het zwaartepunt in een praktijkopdracht idealiter bij de student ligt. De leerervaring van de student is het belangrijkst. “Studenten mogen steeds meer architect zijn van hun eigen opleiding”, aldus Esther Haverkort tijdens de tweede dialoog. Haverkort is oprichter van BOOT, een organisatie waar studenten van de Hogeschool van Amsterdam en Vrije Universiteit samenwerken met bewoners uit Amsterdamse stadsdelen aan alledaagse problematiek. Hier is het belangrijk om op zoek te gaan naar een gedeelde urgentie, zodat beide partijen er iets uit kunnen halen. In dit geval de student en de bewoner. Een student moet leren om binnen de complexiteit van de maatschappij te functioneren om hier ook aan bij te dragen.

Deze praktijkopdrachten moeten daarom ook impact hebben, werd duidelijk uit de derde dialoog. Bij BOOT is dat het geval: een plek waar studenten echt verandering teweegbrengen in het alledaagse leven van bewoners. Maar ook het project De Bestemming van Haza Rahim, docent en onderzoeker culturele diversiteit, is een voorbeeld van een opdracht met impact waarin tegelijkertijd de leerervaring van de student centraal staat. In dit project maken eerstejaars psychologiestudenten kennis met maatschappelijke vraagstukken, om deze vervolgens te integreren in onderzoek. Het doel hiervan is om de studenten cultuursensitiviteit bij te brengen, door bijvoorbeeld aan de slag te gaan met het vluchtelingenvraagstuk. Dit is een vorm van impact: het creëert een groter bewustzijn bij studenten van wat er speelt in een stad, maar ook in de wereld.

Angst voor onderwijsvernieuwing staat echte innovatie in de weg

Uit de dialogen kwamen ook uitdagingen naar voren, specifiek bij het opstarten van innovatieve projecten en samenwerkingen. Tijdens de eerste dialoog reflecteerde spreker Bertus Tulleners op zijn ervaringen met het ontwikkelen van een nieuwe interdisciplinaire bacheloropleiding. Tulleners is adviseur en partner bij TheRockGroup en hij gaf les aan de Universiteit van Amsterdam. Hij beschreef hoe hij meermaals van het kastje naar de muur is gestuurd en hoe vernieuwing vaak vastloopt vanwege interne hobbels in de vorm van angst voor innovatie, in plaats van veronderstelde externe beperkingen in de vorm van kaders en eisen vanuit het ministerie.

De dag samenvattend lijken er twee visies over innovatie te bestaan die lijnrecht tegenover elkaar staan: ‘alles is mogelijk’ versus ‘niets is mogelijk’. Tijdens de dialogen werd geopperd door het publiek dat er al veel gebeurt, maar dat verschillende partijen elkaar nog niet goed kunnen vinden. Dit zijn bijvoorbeeld spelers die al veel te maken hebben gehad met innoveren, en nieuwkomers in dit veld. Er werd gepleit voor een nog sterker netwerk om van elkaar te leren over innovatie, voornamelijk over de specifieke struikelblokken hierin.

“Er moet een kruisbestuiving plaatsvinden tussen actoren”

De City Deal Dialogen toonden een vruchtbare bodem voor nieuwe samenwerkingsinitiatieven om tot bloei te komen. Daarentegen werd ook een kritische noot geplaatst. Vernieuwen en samenwerkingen aangaan vereist geduld, maar ook zelfvertrouwen en lef om de geboden ruimte te durven gebruiken en te interpreteren, zoals is gedaan bij de open ICT-opleiding van Slaats. Er is veel mogelijk, maar er heerst angst voor falen. De alledaagse realiteit op de werkvloer, die vaak hectisch kan zijn, zorgt voor denken in beperkingen in plaats van mogelijkheden wat betreft vernieuwen. Men sluit risico graag uit, want als het gisteren niet goed ging is de grootste zorg dat het vandaag beter gaat.

Tot slot biedt de stad als leeromgeving voor studenten veel mogelijkheden met een rijk scala aan partners. Tijdens de laatste dialoog werd opgemerkt dat er veel onderbelichte actoren bestaan, zoals vrijwilligers of sommige beroepsgroepen. Ook zij moeten worden betrokken. “Er moet een kruisbestuiving plaatsvinden tussen actoren”, aldus Paul Benneworth, die aanschoof als spreker bij de laatste dialoog. Benneworth pleitte voor een grotere, bredere en gelijkwaardige kennisgemeenschap om stedelijke ontwikkeling te bevorderen. Hierbij moet iedereen betrokken zijn. Van bewoners tot specifieke beroepsgroepen, en zonder onderscheid tussen studenten en onderzoekers, om op deze manier elke deelnemer van de kennisgemeenschap te verrijken en een gezamenlijk kennisvermogen op te bouwen.

De boodschap van de dialogen lijkt meerledig. Bij innovatieve projecten en samenwerkingen moet het experiment en risico worden omarmd en gedeelde urgentie worden gezocht bij partners én studenten. Co-creatie en kennisdeling in een bredere gemeenschap hoort hier het uitgangspunt te zijn, in plaats van eenrichtingsverkeer vanuit opdrachtgevers.

Foto: Bezoekers van de Kennisdelingsdag | Fotograaf: Florencia Jadia

De tie-wrap een tandje strakker. Verslag deelcongres De Transformerende Stad

Nederland staat voor grote uitdagingen. Er moeten tot 2040 een miljoen woningen worden bijgebouwd, en bestaande huizen moeten ‘van het gas af’. De grootste uitdaging is echter om deze concrete opgaven te benutten voor een hoger doel: een brede vernieuwingsslag op wijkniveau. Hoe kunnen we ambitieuze ‘wijken van de toekomst’ realiseren, waarin we niet alleen huizen bouwen en van het gas afgaan, maar waarin ook op andere terreinen vooruitgang wordt bereikt? Deze vraag stond centraal in het paviljoen De Transformerende Stad tijdens de Dag van de Stad, op 29 oktober 2018 in Amersfoort. Onder leiding van dagvoorzitters Suzanne Potjer en Peter Pelzer van de Urban Futures Studio van de Universiteit Utrecht, onderzochten wethouders, raadsleden, ambtenaren, vertegenwoordigers van kennisinstellingen, bedrijven, architecten, designers, theatermakers en actieve bewoners samen de toekomst van onze wijken, en vooral ook hoe we die ambitieus kunnen vormgeven.

Wat willen we wél?

De urgentie van onze huidige opgaven is groot. Het laatste rapport van het VN-klimaatpanel maakt duidelijk dat we de beoogde maximale temperatuurstijging van 1,5 graden bij lange na niet halen, en de stijgende woningnood noopt ons om vooral snel en veel te bouwen. Toch is het van groot belang dat we de huidige opgaven op een goede manier aangaan. Berichten van bewoners uit de aardgasvrije ‘proeftuin’ Overvecht-Noord in Utrecht die ‘geen proefkonijn willen zijn’ geven aan dat aardgasvrij niet zomaar iets is waar bewoners naar streven. Snel en veel bouwen leidt wellicht tot keuzes – zoals bouwen in het groen – waar we later mogelijk spijt van zullen hebben.

Peter Pelzer ook als universitair docent verbonden aan het Department Sociale Geografie en Planologie van diezelfde Universiteit Utrecht stelt daarom dat we als eerste moeten overwegen wat voor toekomst we eigenlijk willen met elkaar. Termen als aardgasvrij, CO2-neutraal en autoluw zijn termen die nu veelal de toekomst inluiden, maar zijn tegelijkertijd zeer beperkt, omdat ze benoemen wat we niet willen. Veel belangrijker is te definiëren wat we wel willen.

Met de revolutionaire opkomst van de auto in de jaren vijftig werd een nieuwe definitie gegeven aan het ‘goede leven’. Mensen konden in de suburbs gaan wonen, met ruimte en comfort voor hun familie, en ver weg van de drukke en vervuilde stad. Wat is het goede leven in het nieuwe duurzame tijdperk dat we nu betreden? En zouden we dat goede leven kunnen vormgeven op wijkniveau?

Over de hele wereld zie je voorbeelden waar dit al daadwerkelijk gebeurt. De Urban Futures Studio verzamelde in het project ‘Wijk van de Toekomst’ honderd van deze voorbeeldwijken, die laten zien dat een ambitieuze vernieuwingsslag wel degelijk mogelijk is. Neem een wijk als Hunziker Areal in Zurich, waar bewoners zelf zeggen: die auto hebben we eigenlijk niet nodig. Of Bo01 in Malmo, dat al in 2001 gebouwd werd als prachtige en volledig klimaatneutrale wijk. Of de achterstandswijk Regent Park in Toronto, die niet alleen grondig wordt verbeterd en opgewaardeerd, maar waar met de right of return straks ook de oorspronkelijke bewoners een nieuwe duurzame woning mogen betrekken.

Tijdens het paviljoen ‘de Transformerende Stad’ gaven initiatiefnemers van Nederlandse projecten via metaforen een ‘rondleiding’ door hun project, hun ‘Wijk van de Toekomst’. Aan de hand van een vlecht, een konijn en twee benen vertelden ze hoe ze verschillende opgaven in elkaar vlochten, hoe ze burgers betrokken zonder ze tot proefkonijn te maken en over samenwerkingsverbanden. Wethouders uit Groningen en Nijmegen vertelden over hun Wijken van de Toekomst. Expert Wouter Jan Verheul sprak over de kansen en problemen van bouwen op voormalige industriële locaties. En rijksbouwmeester Floris Alkemade hield ons voor dat we positief moeten zijn, want bouwen aan de duurzame Wijk van de Toekomst is een prachtige opgave die vraagt om optimisme.

Ruimte voor het experiment is van levensbelang

Ecodorp Boekel loopt ver voor de troepen uit. In het Brabantse land bouwen pioniers aan een volledig circulaire wijk, die ook nog eens ‘klimaatpositief, innovatief, CO2-negatief, natuurinclusief én energiepositief’ moet worden. Wat is er nodig om zo’n project te laten slagen? ‘Experimenteerruimte is heel belangrijk’, zegt rondleider Ad Vlems. ‘We wilden een paal gebruiken van bermgras en hars, die nog niet gecertificeerd was. De fabrikant zei: “Ik kan die paal wel certificeren, maar dat kost 90.000 euro. Als-ie dan kromtrekt of scheurt, moet ik de verhouding bermgras-hars wat wijzigen, en opnieuw certificeren. Dat kost weer 90.000 euro.” Wij hebben toen het ministerie gevraagd of we niet-gecertificeerde bouwmaterialen mochten gebruiken, en daar kregen we toestemming voor. Dat helpt heel erg.’

Geen proefkonijnen

Boekel loopt voorop, maar de schaal is met dertig huurwoningen klein. De steden Apeldoorn, Deventer, Zutphen en Zwolle pakken het groter aan. Zij willen in een keer 40.000 woningen versneld van het aardgas loskoppelen. Zitten bewoners daar wel op te wachten? Voelen zij zich geen proefkonijnen? ‘We willen bewoners een keuzemenu bieden’, zegt beleidsmedewerker Arno Groenendijk. ‘Niet een onteigeningsprocedure als zwaard van damocles boven het hoofd, maar een aantal opties bieden. Of je gaat het zelf regelen, of je kiest het standaardpakket, waarbij je huis nog steeds gewoon verwarmd wordt, maar niet meer via aardgas. En de optie om te kiezen voor pluspakketten: je huis ook laten koelen in de zomer, een beveiligingssysteem. We denken dat mensen het prettig vinden als we ze faciliteren.’

Ook Assen waakt ervoor om burgers in te zetten als proefkonijnen. ‘Dat is echt geen goed woord’, zegt Marco Attema, die namens de gemeente betrokken is bij het “Asser servicekostenmodel”. Daarmee kunnen bestaande panden worden opgeknapt tot nul-op-de-meterwoningen, zonder dat de woonlasten stijgen. In plaats van proefkonijnen noemt Attema de deelnemers liever ‘pioniers, ontdekkingsreizigers of avonturiers’. ‘Ze steken hun nek uit – al was het risico beperkt. En het mooie is: toen de flat waarop we dit toepasten er van buiten weer mooi uitzag, gingen mensen ook meer investeren om achterstallig onderhoud in hun eigen appartement aan te pakken.’

Sociale opgave

Dat je mensen moet meenemen, weten wethouders ook. Maar eenvoudig is dat niet altijd, zegt Noël Vergunst, wethouder stedelijke ontwikkeling in Nijmegen. Hij staat voor de opgave om de wijk Dukenburg klaar te stomen voor de toekomst. Niet alleen van het gas af, maar helemaal energieneutraal. ‘Mensen vinden dat spannend, ze zijn bang voor hun woonlasten. Gaat de huur niet omhoog?’

Het project gaat daardoor niet alleen over energie. ‘Het is ook een sociale opgave’, zegt Vergunst. ‘De wijk ligt geïsoleerd van de stad, de werkloosheid is er relatief hoog, er is veel zorgvraag. Doordat we bij de mensen binnenkomen, zien we wat er nog meer speelt. Het doel is Dukenburg sexy te maken. Maar daar is veel voor nodig. Je moet het wel waarmaken.’

Een van de manieren om dat te bereiken, is de bewoners zelf mee te laten profiteren. Banen die de transitie opleveren, moeten deels naar de bewoners van de wijk gaan. ‘Mensen die nu op de bank zitten, moeten aan het werk. We komen straks handen tekort om werk uit te voeren.’

Suzanne Potjer (rechts) in gesprek met Noël Vergunst (links) en Roeland van der Schaaf.

Mooier, niet minder

Groningen gaat precies hetzelfde te werk, vertelt wethouder Roeland van der Schaaf. Selwerd is een naoorlogse wijk met veel groen, maar ook hoge werkloosheid. ‘Je kunt het vele groen in Selwerd gebruiken als imago voor een wijk waar de auto niet zo centraal staat. De buurt ligt op de fietsroute tussen het bruisende centrum van Groningen en de universiteitscampus. Maar bewoners hebben het gevoel dat zij daar niet van profiteren. Sterker, er moesten bomen gekapt worden voor de aanleg van brede fietspaden naar de campus.’

Daarom kiest ook Groningen voor ‘Wijkvernieuwing 3.0’. ‘Vijf of tien procent van de werkgelegenheid die dat oplevert moet naar de mensen in de wijk’, zegt Van der Schaaf. ‘Ook het eigenaarschap van het proces moet je organiseren. Het is heel verleidelijk om voor een top-down, wederopbouw-achtige aanpak te kiezen, maar ik denk dat je dan na een paar jaar keihard vastloopt. De bewoners moeten op de eerste plaats staan.’ Volgens Van der Schaaf mogen we wel wat meer dromen over de wijk van de toekomst. ‘Veel mensen zien de energietransitie als een bedreiging, als iets dat ze overkomt. Wat we moeten zeggen is: We kunnen een gelukkiger stad maken waarbij energieneutraal en inclusiviteit leidend zijn. Het wordt mooier, niet minder.’

De bewoner op de eerste plaats, het klinkt mooi. Toch is het ook lastig, zo laat het verhaal van Henri Schimmel over Waalfront Nijmegen zien. Zijn ervaring was dat vooral tegenstemmers afkomen op bewonersbijeenkomsten. ‘Die mensen komen bepalen dat het geen yuppenwijk mag worden. Maar de mensen voor wie je het wel doet, die daar vele jaren later komen wonen, die zitten niet aan tafel. Dus wat moet je dan met burgerparticipatie? Natuurlijk, samen de stad maken is goed. De nieuwe Omgevingswet is goed. Maar leg de ambities niet te hoog. Het moet geen hobbyistenclub van bewoners zijn, of alleen maar negativisme. De uitdagingen waar we voor staan, vergen ook dappere ontwerpers die vanuit verschillende invalshoeken een langetermijnvisie hebben op wijk of stad en een wethouder die durft te acteren. En niet alleen bewoners vanuit het hier en nu.’

Verbeeldingskracht en optimisme

Andere problemen dienen zich aan wanneer er nog helemaal geen bewoners zijn, zoals op de vele vervallen industrieterreinen in Nederland die best geschikt zouden zijn om nieuwe woonwijken tot leven te brengen. Wouter Jan Verheul van de TU Delft is expert in de ontwikkelingen van dit soort brown fields. ‘Je loopt tegen verschillende barrières op’, legt hij uit. ‘Je zit met juridische beperkingen, vanwege milieunormen of versnipperde eigendom van de grond. Ook bestuurlijk is het niet altijd eenvoudig. Elke vier jaar een nieuwe wethouder met een andere visie kan leiden tot zwabberend beleid.’ En zeker bij het ontwikkelen van brown fields speelt geld een belangrijke rol. ‘Aanpassen van infrastructuur, oplossen van bodemvervuiling en het onteigenen van grond kan dit soort projecten duur maken.’

Toch is Floris Alkemade, rijksbouwmeester, optimistisch. ‘Als je dingen wil veranderen is focussen op barrières niet de sterke drijvende kracht. Als een stuk grond te vervuild is, een weg op verkeerde plek ligt, of de buurt niet wil meewerken, kun je daar als ontwerper een weg omheen vinden, die je kunt gebruiken om je plan beter te maken. Verbeeldingskracht en optimisme zijn heel belangrijk.’

Peter Pelzer (rechts) met Wouter Jan Verheul (links) en Rijksbouwmeester Floris Alkemade.

Verheul is het met Alkemade eens. ‘We moeten ons niet blindstaren op barrières, maar voorbeelden elders zoeken. De samenleving is veelkleurig. Er zijn bijvoorbeeld steeds meer alleenstaanden. Dat geeft meer variëteit in woonvormen en mobiliteit. Als je daarover doorpraat, loop je soms aan tegen mensen met mitsen en maren. Soms is dat ook heel reëel. De goede voorbeelden die we vandaag tegenkomen zijn ook geen blauwdruk. De totaaloplossing bestaat niet. Maar kies voor diversiteit bij oplossingen en experimenten.’

Gaan we het redden?

De grote vraag is: gaan we het redden? Kunnen we – ondanks de complexiteit van deze transities – de grote vraagstukken van klimaat en woningnood tackelen met een boodschap van verbeeldingskracht en optimisme? ‘Of we het redden is een relevante vraag’, zegt Alkemade. ‘Maar de oplossing moet komen op wereldschaal. Nederland kan een voorbeeldrol spelen. Hoe kun je een dichtbevolkt land verduurzamen? Het zijn moeilijke vragen. Maar als wij het niet kunnen, wie dan wel? Dus we moeten die rol op ons nemen. Verduurzaming is een prachtige opgave: geen vervuiling meer, circulaire energie! Daar hoort optimisme bij. Optimisme en verlangen.’

De tie-wrap een tandje strakker

‘Experimenteren? Durf los te laten en daag de politiek uit!’

‘Durf bestaand beleid ter discussie te stellen’

‘Samenwerkingen aangaan met alle stakeholders, bewoners en specialisten’

‘Beschouw het als een maatschappelijke opgave. Mensen maken de stad.’

‘Hoe eet je een olifant? In stukjes!’

Aan het eind van de middag hangt het prikbord in de foyer van de Veerensmederij vol met oproepen om aan de slag te gaan. Een middag stonden wethouders, beleidsmedewerkers, betrokken burgers en anderen – figuurlijk – met de voeten in de modder om ervaringen uit te wisselen. De middag werd benut om samen dingen aan elkaar te koppelen, een gedeeld gevoel van urgentie te creëren. Om alle gezamenlijke ervaringen in te zetten en zo de tie-wrap een tandje strakker te trekken.

Op de congreswebsite Dedagvandestad.nl vind je onder meer de pdf’s van de presentaties die vertoond zijn in dit deelcongres. Bekijk ook het uitgebreide fotoverslag voor een sfeerimpressie.

Aansluiting kennisinstelling op actuele en dynamische opgaven centraal op tweede Kennisdelingsdag

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op een inspirerende locatie met uitzicht over de skyline van Rotterdam, vond op vrijdag 2 november de tweede landelijke Kennisdelingsdag plaats van de City Deal Kennis Maken. Gastheer in het Lloyd-gebouw was de hogeschool Rotterdam. Net als op de eerste kennisdelingsdag in Leiden op 1 juni van dit jaar, verzamelden meer dan tweehonderd vertegenwoordigers van kennisinstellingen en gemeenten zich om bij te praten en van elkaar te leren over de samenwerking tussen stad en hogeronderwijsinstelling.

Sinds de vorige Kennisdelingsdag zijn acht grotere HBO-steden toegetreden tot de City Deal. En dus waren nu ook Deventer, Breda, Den Bosch, Den Haag, Zwolle, Leeuwarden, Ede en Arnhem aanwezig op de dag. Daarnaast viel ook het aantal vertegenwoordigers van ROC-instellingen op. In veel deelnemende steden zien zowel gemeentebestuur als bestuurders van hogescholen en universiteiten in dat het belangrijk is om ook de kwaliteiten van MBO’ers te benutten bij het aanpakken van lokale vraagstukken.

En dus kwam een rijk gezelschap bij een op deze vrijdag om inspiratie op te doen met een gevarieerd dagprogramma. Er waren inhoudelijke deelsessies in de ochtend en middag, verdeeld over vijf thema’s: samenwerking tussen stadsbestuur en kennisinstelling, samenwerking tussen WO, HBO en MBO, Onderwijsinnovatie, Opschaling bestaande projecten en Ruimte voor de stad als leefomgeving. Vervolgens werd in verdiepende panelgesprekken nader op specifieke onderwerpen als ‘De bewoner en het stadslab’ ingegaan, en konden deelnemers kennismaken met de praktijk met excursies – naar succesvolle samenwerkingsverbanden in Rotterdam, zoals de RDM Campus en het Stadslab Rotterdam – of een heuse ‘datawandeling’ door de stad.

Dynamiek

Maar voordat het zover was, werden de deelnemers welkom geheten door projectleider van de City Deal Rowinda Appelman, CvB-voorzitter Ron Bormans van de hogeschool van Rotterdam en niemand minder dan de burgemeester van Rotterdam, Ahmed Aboutaleb. Bormans heette de aanwezigen welkom in het Lloyd-gebouw, zetel van het Scheepvaart en Transport College (STC). “Je moet proberen onderdeel te zijn van de dynamiek van de moderne tijd”, schetste hij de uitdaging van het hoger onderwijs. “Hoe verbind je het onderwijs met die dynamiek? Dat is ook één van de belangrijke vragen in deze City Deal en daarom is het zo waardevol dat we daarin, ook vandaag, van elkaar kunnen leren.”

Burgemeester Aboutaleb ziet innovatie als sleutel tot welvaart (rechts Rowinda Appelman). Tweede Kennisdelingsdag CD Kennis Maken, 1 november 2018. Foto: Florencia Jadia.

Burgemeester Aboutaleb benadrukte het belang van innovatie voor de werkgelegenheid, op landelijk niveau, maar ook zeker in Rotterdam. “In Rotterdam wordt jaarlijks 2 á 3 miljard euro geïnvesteerd in de haven. Maar die investeringen leiden niet tot meer banen. Waar je 10 jaar geleden nog 8 tot 10 man nodig had om een kraan te bedienen, is er nu één iemand, die ook nog in een comfortabele zetel zit van waaruit hij een joystick bedient.” Maar hoe raakt dit nu de City Deal? Aboutaleb: “De werkgelegenheid zit in de innovatie, denk aan kansen bij o.a. het Erasmus Medisch Centrum die op zoek zijn naar nieuwe toepassingen en therapieën.” De burgemeester noemt een voorbeeld: “Twee jaar geleden won een techniek waarmee exact bepaald kan worden langs welke lijn chirurgen bij operaties in de hersenen kunnen snijden een prijs. De apparaten die deze technologie, uitgevonden door een Duitse meneer in een garage, in de praktijk brengen, moeten gemaakt worden. Door apparatenmakers, ingenieurs, medici.” De strekking, zo lichtte Aboutaleb toe, is het creëren van werkgelegenheid door deze verschillende gebieden bij elkaar te brengen. Om dit te illustreren haalde hij een anekdote uit zijn eigen studietijd aan. “Mijn wiskundeleraar wees naar een televisie – dat waren toen nog van die enorme diepe bakbeesten – en hij zei: “Kijk, dit is natuurlijk een enorm onpraktisch ding, alleen maar omdat het gemaakt is door electrotechnici, die daarbij nooit hebben samengewerkt met ingenieurs”. En daarin schuilt volgens Aboutaleb ook de kracht van de City Deal Kennis Maken: “Deze City Deal is nodig en belangrijk. Het brengt ook in Rotterdam partners dichter bij elkaar, maar die aansluiting kan nog beter.”

Blijven leren

“De stad is geen stenen, de stad, dat zijn mensen”, sprak de burgemeester bevlogen. “Welvaart is alles voor de stad. Het gaat goed met Rotterdam, omdat het goed gaat met de welvaart. Maar daarvoor moeten de kennis blijven valoriseren. We bieden nu opleidingen aan die over 10-15 jaar overbodig zijn, omdat het werk geautomatiseerd is. We moeten daarom ook allemaal blijven leren. Nu krijg je er ieder jaar een beetje salaris bij. Maar misschien moeten we ernaartoe dat je als voorwaarde stelt dat mensen ieder jaar iets bij leren en zo ‘life long learning’ een eigen verantwoordelijk maken.”

“Als burgemeesters moeten we mensen aanmoedigen en faciliteren, op een nette manier ‘smeren’ om dingen mogelijk te maken. Het doel is uiteindelijk om jonge mensen aan een fantastische toekomst te helpen. En als ze dan veel gaan verdienen, vind ik dat met mijn sociaal-democratische achtergrond helemaal niet erg, want dan komt een deel van het salaris via de belastingen weer terug en dan kunnen we daar investeringen mee doen”, rondde Aboutaleb af.

Impuls

Vervolgens kwam Carolien Dieleman, directeur  Expertisecentrum Maatschappelijke Innovatie (EMI) van de Hogeschool Rotterdam, aan het woord. Ze vertelde over het revitaliseringsprogramma Rotterdam Zuid. “De aanpak van het nationale programma, waarbij partijen over langere tijd in een netwerk samenwerken, zorgt voor een beleidsrust, een vertraging in de tijd, waardoor je beter kunt zien wat er aan de hand is en wat je er aan kunt doen. Actualisering van het onderwijs past ook heel goed in zo’n gebiedsgerichte aanpak.” Ook ging ze in op de uitdagingen van implementatie: Vóór opschaling komt implementatie, dat is veel moeilijker dan opschaling. Want als je merkt dat iets werkt, moet je bedenken hoe je dat in een systeem kunt inbrengen.”

Carolien Dieleman. Tweede Kennisdelingsdag CD Kennis Maken, 1 november 2018. Foto: Florencia Jadia.

Vervolgens kwamen achtereenvolgens  Tabo Goudswaard (kwartiermaker gemeente Den Haag), Elianne Rookmaker (kwartiermaker Ede-Wageningen) en Roland Jan Kuipers (NHL Stenden, Leeuwarden) aan het woord. Allen hebben ze een beroep gedaan op de Impulsregeling van de City Deal. Met deze besloten call kunnen deelnemers aan de City Deal een bijdrage aanvragen voor duurzame stimulering van de samenwerking tussen gemeenten en kennisinstellingen. Goudswaard vertelde over het initiatief ‘Den Haag Draait Door’, waarmee men hoopt meer uitwisseling tussen de verschillende stadslabs te kunnen creëren. Elianne Rookmaker is net een dag aan de slag als kwartiermaker in Ede-Wageningen. “De City Deal is bij uitstek een omgeving waar je leert door te doen,” zei Rookmaker die verder inging op twee pilotprojecten die met behulp van de eerste ronde van de impulsregeling gerealiseerd zijn. Ede-Wageningen blijkt ook de enige gemeente waar een studentenhuisvester, Idealis, onderdeel uitmaakt van het overleg tussen gemeente en kennisinstellingen. Kuipers, die met Leeuwarden in de zomer toetrad, noemt de City Deal ‘een geweldige katalysator waarmee we handen en voeten kunnen geven aan het bestuurlijke kennisakkoord dat er ligt’.

Civic University

Daarna verdeelden de deelnemers zich over de vijf themasessies. Vooral de bevlogen presentatie van professor John Goddard (Newcastle University) over zijn ‘Civic University-model’, leidde tijdens de erop volgende lunchpauze tot geanimeerde gesprekken. Goddard lichtte toe hoe in het ‘Civic University-model’ lesgeven, onderzoek en samenwerking met de stad, allemaal verstrengeld zijn. Daarbij handelt de universiteit ‘tranformatief, responsief en gericht op de vraag vanuit de stad’. Veel vragen en suggesties, ook over de rol van de fysieke locatie van de universiteit in de stad, vanuit de zaal en ook veel lof voor de City Deal vanuit Goddard: “Ik werk over de hele wereld en ik kan zeggen: deze City Deal is echt ‘leading edge’ innovatie. Vertel de wereld hierover!”

Professor John Goddard. Tweede Kennisdelingsdag CD Kennis Maken, 1 november 2018. Foto: Florencia Jadia.

Ook in de andere themasessies stond samenwerking centraal, of het nu ging om complexe samenwerking in meerdere steden, lessen uit langdurige samenwerking of het ‘mappen’ van samenwerking met de stad: duidelijk is dat er volop gezocht wordt naar een constructieve verbinding. In één sessie stond de samenwerking niet centraal, maar bleek wel het belang ervan. In een presentatie over ‘accreditatieangst’ vertelden Eric Slaats (Fontys Hogescholen) en Bertus Tulleners (UvA) over hun pogingen curricula te veranderen en de hindernissen die ze op hun pad ontmoeten.

Onderwijs zonder lessen

Slaats is pionier van een IT-opleiding waarbij elke student een ‘eigen persoonlijk curriculum heeft’. “In het onderwijs waar ik verantwoordelijk voor ben, hebben we straks geen lessen meer, geen lokalen, geen docenten en geen tentamens.” Het klinkt als toekomstmuziek, maar Slaats somde overtuigend argumenten op voor zijn uitspraken. “Als ik nu een curriculum vaststel, dan weet je dat studenten op basis daarvan na 10-15 jaar geen nuttige kennis meer hebben. We leiden werknemers van de toekomst op en die moeten, zo blijkt, vooral adaptief en veerkrachtig zijn, innovatief werken en dit verantwoord en ethisch doen. Dat zijn de enige kaders. Verder kiest de student zijn eigen weg, want waarom zou je je ergens in willen ontwikkelen waar je kracht niet ligt?”

Weg met lessen en examens, als het aan Eric Slaats ligt. Tweede Kennisdelingsdag CD Kennis Maken, 1 november 2018. Foto: Florencia Jadia.

Bertus Tulleners van de The Rock Group is docent aan de UvA en ontwikkelt daar een nieuwe opleiding, met vakken uit verschillende faculteiten. “Dan merk je hoe moeilijk het is om vernieuwing door te voeren. Met elke stap die je zet, lijk je verder weg te zakken en stuit je op vragen als ‘wie gaat dat betalen, wil de OR het wel en is het wel levensvatbaar?’ Op zich terechte vragen, maar ze maken het wel moeilijk om innovatie door te zetten.” Tulleners schetste vervolgens een ‘transitietheorie’ voor het veranderen van onderwijsregimes. Eén van zijn tips: “richt een hulplijn in bij het ministerie van OCW waar ambtenaren ondersteuning kunnen bieden aan onderwijsvernieuwers.” Vertegenwoordigers van OCW die deelnamen aan de discussie bedankten voor de input en kondigden aan te werken aan een ‘verkenning van de lusten en lasten van accreditatie’.

In de lunchpauze werden ervaringen en indrukken van de themasessies uitgewisseld. ‘Waar was jij?’, ‘Wat heb je geleerd?’ Handen worden geschud en sommige deelnemers smeden naar aanleiding van de sessie van Goddard zelfs plannen om de City Deal naar een internationaal niveau te tillen. Aan ambitie geen gebrek.

Inspiratie delen tijdens de lunch. Tweede Kennisdelingsdag CD Kennis Maken, 1 november 2018. Foto: Florencia Jadia.

Burgers van de toekomst

Na de pauze volgde een zeer divers palet aan themasessies. Van samenwerking met het MBO tot vastgoed en de rol van campussen. En: de plek van de stad in het curriculum. Wat opviel was de optimistische en leergierige sfeer in de sessies. Met name in de themasessie over succesvolle samenwerkingen met het MBO was het een weliswaar inhoudelijke, maar ook vrolijke boel. Maya van den Berg van de Universiteit Twente lichtte toe hoe studenten in een pilot interdisciplinair samenwerkten aan een stedelijke opgave. Zowel studenten van de universiteit als de hogeschool, als ook nadrukkelijk studenten van de kunstopleiding en het ROC. Centraal staat de ‘Design Thinking’-aanpak en de ‘burgers van de toekomst’-filosofie: “Beleid wordt veelal gemaakt door hoger opgeleiden, maar MBO’ers vormen een groot deel van de doelgroep van dat beleid. Daarom is het belangrijk al tijdens de opleiding verbinding en begrip te creëren tussen deze groepen.”

Er mag gelachen worden, vindt Anita Neleman – De Lange. Tweede Kennisdelingsdag CD Kennis Maken, 1 november 2018. Foto: Florencia Jadia.

Vervolgens vertelde adviseur Food & Hospitality van het MBO Rijn IJssel Anita Neleman-De Lange over de diverse initiatieven in de stad waar MBO’ers en HBO- en WO-studenten samenwerken. “Als je elkaar weet te vinden, kun je meerwaarde creëren, aldus Neleman-De Lange. Ze vertelt over het kennisfestival over voeding ‘Food4you Wageningen’ en het festival dat de culinaire en creatieve opleidingen van Rijn IJssel in 2016 in ‘hun’ Wageningse restaurant Academia Barilla organiseerden vanwege de komst van de Giro d’ Italia. Bijzonder is ook het nieuwe initiatief ‘Spelenderwijs Gezond’ waarbij MBO’ers vanaf januari 2019 op twee lagere scholen gezonde voeding onder de aandacht brengen. Belangrijke les van Neleman-De Lange is het zoeken naar gemeenschappelijkheid: “In Wageningen vindt men elkaar gemakkelijk door de gedeelde interesse, thema’s en ambities.”

City Deal op Excursie! Tweede Kennisdelingsdag CD Kennis Maken, 1 november 2018. Foto: Florencia Jadia.

Na deze middagsessies hadden deelnemers de keuze: verder de diepte ingaan met dialoogsessies over wie er het meeste garen spint bij de samenwerking tussen stad en kennisinstelling, gevolgd door een sessie over de rol van de bewoner in stadslabs – ofwel één van de drie praktijkexcursies in de stad. Voor beide opties bleek nog veel enthousiasme en ook op de aansluitende borrel viel de energie en gedrevenheid op. Daarmee was ook de tweede Kennisdelingsdag een inspirerende ontmoeting met collega’s met een gedeelde passie, waarbij de wil tot verdere samenwerking nog eens onderstreept werd.

Duizelen al die letters en heb je liever een grafisch verslag? Klik dan op onderstaande afbeelding voor een grotere versie van de cartoon van Paul Schenk (Cartoonistlive.nl)