City Deal Elektrische Deelmobiliteit ‘proeft’ bewust anders wonen

Op donderdag 18 oktober kwamen deelnemers aan de City Deal Elektrische deelmobiliteit op de bijzondere Haagse locatie Proeftuin Erasmusveld bijeen in een plenaire werkgroepvergadering. Gastheer van de bijeenkomst is gebiedsontwikkelaar BPD (Bouwfonds Property Development), die in de Proeftuin Erasmusveld de komende jaren ruim 350 nieuwe woningen ontwikkelt. Elektrische deelmobiliteit wordt hier straks als dienst bij de woning aangeboden.

Doel van de City Deal is het versnellen van een doorbraak naar het gebruik van elektrische deelmobiliteit in stedelijke gebiedsontwikkeling. Proeftuin Erasmusveld is een van de pilotprojecten waar het toepassen van elektrische deelmobiliteit kan leiden tot CO2-reductie, een lagere parkeerdruk, hogere leefbaarheid, mobiliteitsreductie en verduurzaming van de gebouwde omgeving. Energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie en gezond wonen en leven staan hier centraal.

Sladjana Mijatovic, manager duurzaamheid bij BPD, belicht de vier duurzaamheidspijlers van BPD en laat zien hoe elektrische deelmobiliteit door BPD in diverse projecten wordt uitgewerkt. Bijvoorbeeld op het Cobercoterrein in Zwolle, HSK20 in Zwolle, Park070 in Voorburg, WOON& in Amsterdam en Stadskade Piushaven in Tilburg.

Sladjana Mijatovic aan het woord

Duurzaam wonen en leven in alle facetten

Op verschillende manieren komen de duurzaamheidspijlers van BPD aan bod in Proeftuin Erasmusveld, tijdens de experimenteerfase nu en straks in de nieuwe woonwijk. Zowel op woning-, wijk- als gemeentelijk/regionaal niveau. Bas Kalter, ontwikkelingsmanager bij BPD en verantwoordelijk voor de ontwikkeling van Proeftuin Erasmusveld, licht toe dat het concept van elektrische deelmobiliteit aansluit bij de visie van BPD op ‘Bewust anders wonen’

Kalter legt uit: “Het milieuvriendelijke mobiliteitspakket wordt als dienst aangeboden bij de aankoop van de woning. Het pakket bestaat uit een aantal vrije ritten met auto, fiets of openbaar vervoer per maand. Zijn er meer ritten gewenst? Dan is het mogelijk om voor een vast bedrag per maand een abonnement af te sluiten, of te kiezen voor betalen naar gebruik. Eenmalige registratie via de smartphone is voldoende. Via de app reserveer je gemakkelijk een auto of fiets. Na het invoeren van de datum, tijd en bestemming geeft de app de beschikbaarheid aan. Het basispakket wordt de eerste drie jaar aangeboden en omvat per woonblok twee elektrische deelauto’s, vijf deelfietsen en laagdrempelig openbaar vervoer.”

Het aanbieden van deelmobiliteit stimuleert minder eigen autobezit, waardoor er minder vaste parkeerplekken nodig zijn. Kalter: “Hierdoor is het mogelijk om het parkeren uit het zicht onder een daktuin in de woonblokken op te lossen. Zo ontstaat er rondom de woningen veel groene ruimte, waar mensen elkaar kunnen ontmoeten of een rondje kunnen wandelen met de hond. Duurzame vormen van mobiliteit passen bij een bewuste levensstijl. Daar horen ook andere manieren van spullen delen en een zo klein mogelijke ecologische footprint bij.”

Hoe de doelen van de City Deal bereikt kunnen worden, konden de deelnemers met eigen ogen zien. Bewust anders wonen staat ook tijdens het placemakingtraject in de Proeftuin Erasmusveld voorop. Totdat er ontwikkeld kan worden, is er ruimte voor experimenten op het braakliggende terrein waar vroeger volkstuinen waren. Zo is er nu een stadsakker en staan er tijdelijk vijf tiny houses.

Gezond en samen leven

Stadsboerin Suzanne Monnier geeft een rondleiding door de stadsakker en legt uit dat de akker is ontwikkeld volgens de principes van de permacultuur. “Dat is een wetenschap voor het ontwerpen van de menselijke leefomgeving op een manier die ecologisch duurzaam en economisch stabiel is. Drie ethische principes staan hierbij centraal: zorg voor de aarde, zorg voor de mens, en eerlijk delen.”

Suzanne (met hoed) leidt de deelnemers rond door de stadsakker. Foto: Denise Vrolijk (BPD)

Monnier vertelt hoe de tuin die zij met vrijwilligers onderhoudt, is opgebouwd: “Naast éénjarige groenten als tuinbonen, sla en tomaten, heb ik veel, vaak eetbare, vaste planten en struiken geplant. De meerjarige planten zijn beter voor de bodem, omdat er economischer gebruikgemaakt wordt van voedingsstoffen, zodat de bodem niet ‘uitgeput’ raakt.” Over voedingsstoffen gesproken, Monnier vertelt dat tuinafval gecomposteerd wordt, waarmee het leven in de tuin weer gevoed kan worden. “En dat wordt ook een belangrijke voedingsbron”, wijst ze naar ‘De Mestkever’. De Mestkever is een houten gebouwtje waarin de ontlasting van de bewoners van de tiny houses verzameld wordt. Na een composteerproces van twee a drie jaar ontstaat vruchtbare ‘mest’ voor de stadstuin.

Inspiratie opdoen bij de tiny houses. Foto: Denise Vrolijk (BPD).

Vervolgens vertelt bewoner Bernhard Hoerl ons over de tiny houses die tijdelijk op het grondgebied van Proeftuin Erasmusveld staan. Hoerl bewoont niet alleen één van de tiny houses met zijn vriendin, met zijn bedrijf Mindful Homes bouwt hij bovendien tiny houses voor anderen, vanuit drie ideologische pilaren: zelfvoorziening, circulaire economie en mindfulness. “De vijf tiny houses hier zijn volledig ‘off the grid’, dus niet aangesloten op gas, elektra en waterleiding. De stroomvoorziening komt van zonnepanelen, het water is gezuiverd regenwater. Urine wordt gefilterd in een helofytenfilter en kan gebruikt worden om de planten te besproeien. En de ontlasting wordt zoals jullie zagen hergebruikt als compost.”

Hoerl vertelt dat de tijdelijke locatie juist een belangrijk onderdeel is van zijn tiny house filosofie: “Met een infrastructuur die gebaseerd is op tijdelijkheid, kun je in de stad altijd terecht op leegstaand terrein dat nog ontwikkeld moet worden. Ik begrijp ook dat een permanente plek in een stad waar met name op hoogbouw ingezet wordt, niet mogelijk is. Dit terrein waar nu onze huizen staan is door BPD tijdelijk in bruikleen gegeven, voordat er straks gestart gaat worden met de woningbouwontwikkeling. Met onze infrastructuur geef je dit soort terreinen een tijdelijke positieve invulling.”

Bewust anders leefomgevingen creëren

Hoerl maakte bewust de keuze voor deze ongebruikelijke woonvorm. “Ik wilde geen duur huurhuis of een hypotheek die ik pas op mijn zestigste heb afbetaald. Mijn doel was om mijn hypotheek vóór mijn dertigste af te betalen. En met dit tiny house van 7,5 bij 2,5 meter dat ongeveer 35.000 euro gekost heeft, is dat gelukt. Over drie weken word ik 30.” Tegelijkertijd realiseert hij zich dat deze levensstijl niet voor iedereen is weggelegd. “Wij proberen een brug te slaan waarbij het niet de keuze is om óf ‘mainstream’ te wonen óf in een tiny house, maar waarbij mensen die ons opzoeken tijdens onze open dagen of festivals zien hoe ze zelf ook kleine stapjes kunnen zetten die een goede toekomst voor onze kleinkinderen mogelijk maakt. Door circulair en duurzaam te leven en gebruik te maken van een deeleconomie, waarbij niet iedere bewoner bij wijze van spreken dezelfde boormachine bij de Praxis hoeft te kopen.”

Bas Kalter: “In de tiny houses wonen mensen die zich bewust zijn van hun ecologische ‘footprint’. Ze leven duurzaam en hergebruiken zoveel mogelijk materialen. De woningen die we hier op het Erasmusveld gaan ontwikkelen, zijn weliswaar geen tiny houses, maar we richten ons wel op mensen die ook op deze manier leven, zich bewust zijn van hun omgeving. Mensen die gezamenlijk hun leefgebied willen vormgeven en onderhouden. Met veel ruimte voor ontmoeting. Daarnaast stimuleren we duurzaamheid en ruimte voor groen door het deelgebruik van elektrische mobiliteit. Oftewel, we stimuleren Bewust Anders Wonen.”

Rondleiding in het huis van Hoerl

 

DvdS 2018: Werk samen, neem risico en stel de mens centraal

Dag van de Stad. Foto: Martijn Beekman

Wil je dit verslag delen of hergebruiken of lees je het liever elders of van papier? Download dan de PDF-versie van het artikel. Geen zin in of tijd voor zoveel tekst? Bekijk dan de Sfeerimpressie-film van 3 minuten.

Ruim 1800 stedelijke professionals, medewerkers van kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties verzamelden zich op maandag 29 oktober om samen in Amersfoort de tweede Dag van de Stad tot een groot succes te maken. In elf deelsessies werd kennis opgedaan en uitgewisseld over stedelijke vraagstukken als mobiliteit, klimaatadaptatie en de bouwopgave. In zeven bestuurderssessies werden stappen gezet en in de last lectures zorgden bevlogen topsprekers voor inspiratie.

Burgemeester Bolsius roept bestuurders op ‘de binnenbocht’ te nemen. Foto: Serge Ligtenberg

Om 10 uur ’s ochtends beet burgemeester Bolsius het spits af met zijn openingstoespraak in de Rijtuigenloods. Hij riep de landelijke en lokale politiek op om risico’s te durven nemen, verwijzend naar ‘shorttrack’, de sport die zijn kinderen beoefenen. “Natuurlijk neem je risico als je de bocht scherp neemt, dicht bij de rand van de baan. Maar je moet soms risico’s nemen als je wilt winnen”, sprak de burgemeester de toehoorders toe vanaf een hoogwerker. “We moeten onderuit durven te gaan als steden, bedrijven en kennisinstellingen om samen oplossingen te vinden voor stedelijke uitdagingen.” Hij bracht het belang van inclusiviteit onder de aandacht en de opgaven die de groeiende stad met zich meebrengt.

Puzzelstukjes

Na de openingstoespraak verdeelden de deelnemers zich over de ochtendsessies. Op het hoofdpodium werd het programma van de last lectures geopend door een vraaggesprek van dagvoorzitter Ruben Maes met directeur-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen Chris Kuijpers van het ministerie van BZK. Hij riep op tot samenwerken, leren van elkaar en verantwoordelijkheid nemen. Kuijpers: “Ieder legt vanuit z’n eigen rol een stukje van de puzzel. Wees daarbij nieuwsgierig en leer van ’t goede van de ander”. Daarbij moet de overheid, ook de landelijke, ruimte bieden om maatwerk per stad en regio mogelijk te maken: “One size fits all is verleden tijd. Onze landelijke regelgeving moet ruimte geven aan diversiteit.”

Chris Kuijpers roept op tot samenwerking. Foto: Rob Acket

Daarna was het de beurt aan hoogleraar en voormalig CBS-demograaf Jan Latten, die met cijfers en tabellen een beeld schetste van demografische trends, de veranderende tijdgeest en wat dit betekent voor de steden. De strekking van de man van de cijfers was een warm pleidooi: “Door de kenniselite in metropoolregio’s worden sociale en regionale tegenstellingen vergroot. Vergeet niet sámen te leven.”

Topman Michiel Muller van het succesvolle Amersfoortse Picnic, riep iedereen om op fris te blijven en niet te veel gebaande paden te betreden: “Ervaring kan je belemmeren, zorg dat je nieuwsgierig blijft”, aldus Muller. Oud-minister en NS-topman Roger van Boxtel bepleitte een nieuwe minister voor Grote Stedenbeleid, de post die hij zelf ooit bekleedde. Daarnaast vroeg hij publieke en private organisaties om lef te tonen en om grootschalig te investeren in de kwaliteit van verbindingen. “Investeren in de bereikbaarheid vraagt om lef, visie en urgentiegevoel”, aldus van Boxtel.

Marjan Minnesma van stichting Urgenda won onlangs nog in hoger beroep een rechtszaak van de staat. Inzet was de overheid tot meer actie bewegen om de CO2-uitstoot terug te dringen. Als pleitbezorgster van de energieneutrale samenleving, rekende ze de bezoeker in haar last lecture voor dat een emissieloze stad haalbaar is: “In 2030 naar nul uitstoot. Het is haalbaar! Wees creatief en start met het aanleggen van zo veel mogelijk groen in de stad.”

Autodeel Award

Vrijwel gelijktijdig met Minnesma’s pleidooi werd even verderop, op de met stands gevulde Informatiemarkt, stilgestaan bij succesvolle initiatieven die bijdragen aan het terugdringen van die uitstoot. Bij de stand van Agenda Stad werd de Nationale Autodeel Award uitgereikt aan de gemeente Utrecht. Utrecht scoort goed omdat ze een brede aanpak hebben en al jarenlang inzetten op de groei van autodelen. “Bewoners van straten waar mensen gaan autodelen, kunnen ons bijvoorbeeld vragen om parkeerplekken anders in te richten. Zo krijgen we nog meer ruimte in de stad voor groen en spelen”, aldus wethouder Lot van Hooijdonk.

Utrecht en Enschede vallen in de prijzen. Foto: Serge Ligtenberg

De gemeente Enschede won de prijs voor het beste autodeelproject. Met een app kunnen ambtenaren de meest duurzame vervoersvariant vinden en zo nodig direct een reservering voor bijvoorbeeld een elektrische deelauto maken. Na een testperiode met 65 ambtenaren volgt begin 2019 opschaling naar alle ambtenaren, privéritten en andere organisaties.

Maar dit is nog maar een fractie van het volle ochtendprogramma. Want in de deelcongressen ging men pas echt de diepte in. Onder leiding van burgemeester Wobine Buijs-Glaudemans werd gesproken over het belang van de Sustainable Development Goals van de VN en de vraag hoe je de weg vindt naar internationale kennis, netwerken en subsidiemogelijkheden. In de sessie van De Samenwerkende Stad ging programmamanager Lokale Democratie bij BZK, Bodewijn Steur, met deelnemers in op vragen als: hoe betrek je inwoners bji de grote vraagstukken in de stad?

In gesprek over De Samenwerkende Stad. Foto: Boudewijn Steur

In de lunchpauze werden de deelnemers getrakteerd op een ‘gastcollege’ van popkenner Leo Blokhuis over de popcultuur in een aantal Nederlandse steden en de vaderlandse muzikale helden die die steden hebben voortgebracht. Van hiphop-stad Zwolle tot de R&B-cultuur in Rotterdam en de vele talenten uit de stad van de popacademie, Tilburg; van Hennie Vrienten tot Krezip. Pauze was het allerminst voor de bestuurders van gemeenten, Rijk en andere organisaties en bedrijven.

DG Chris Kuijpers doet oproep nieuwe City Deals

Oproep nieuwe City Deals

Na een korte maar krachtige toespraak van Chris Kuijpers, die aangaf volop door te gaan met Agenda Stad en opriep tot nieuwe City Deals rond actuele vraagstukken (dien hier je voorstel in), verdeelden de bestuurders zich over zeven thematische bestuurderssessies. Daarin bogen zij zich over hun rol in het verder brengen van stedelijke opgaven. Enige hilariteit ontstond bij de bestuurdersessie over gezonde voeding, waar de lunchbestelling niet helemaal goed was doorgekomen en de deelnemers werden getrakteerd op witte bolletjes met ham…

Gesterkt door de lunch en de ontmoetingen en uitwisselingen tijdens de pauze, verdeelden de deelnemers zich weer over het omvangrijke terrein van de Wagenwerkplaats voor de middagsessies en een nieuwe ronde ‘last lectures’ van topsprekers.

Otto Raspe werpt een andere blik op stedelijke trends. Foto: Martijn Beekman

In het deelcongres De Welvarende Stad schetste onderzoeker Otto Raspe van het Planbureau van de Leefomgeving een aantal verrassende ontwikkelingen. “Steden zijn motoren van de economie, maar ook de plekken waar de ongelijkheid toeneemt,” zo toonde hij aan. Ondertussen stond in het middagprogramma van De Duurzame Stad de circulaire stad centraal. Naoual Loiazizi die namens de gemeente Dordrecht deelneemt aan de City Deal Circulaire Stad, praatte de deelnemers bij over de kansen en het belang van hergebruik.

Terwijl het middagprogramma plaatsvond, bezocht elders in Amersfoort minister Ollongren van BZK de projecten De Nieuwe Stad en de Kop van Isselt, waarbij de ambities, transformaties en opgaven in de stad centraal stonden. Daarna haastte de minister zich naar De Dag van de Stad, om in het deelcongres De Bouwende Stad de prestigieuze Hudig-penning uit te reiken.

De prestigieuze Hudig-penning wordt toegekend aan prof. ir. Hans de Jonge (vierde van links). Foto: Serge Ligtenberg

De Hudig-penning wordt bij hoge uitzondering uitgereikt aan mensen die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan Volkshuisvesting of Stedebouw. De minister presenteerde de penning aan een verbouwereerde emeritus hoogleraar prof. ir. Hans de Jonge die ‘de vakgebieden Volkshuisvesting en Stedebouw heeft uitgebreid met bouw-, project- en gebiedsontwikkeling’. Hij heeft het proces van ontwerpen en ontwikkelen van gebouwen, projecten en gebieden een wetenschappelijke grondslag gegeven.

Denk vanuit mensen

Voordat de minister op het hoofdpodium de dag afsloot, sprak een aantal sprekers hun ‘last lecture’ met zoveel passie uit, dat beter van het ‘hartpodium’ gesproken kon worden. Willemijn Verloop sprak met dezelfde bevlogenheid waarmee zij aan de wieg stond van Warchild over het belang van sociale ondernemers voor gemeenten. “Steden hebben de innovatieve en sociale aanpak nodig van sociale ondernemers”. Wat een vereiste is om die innovaties ruimte te geven, betoogde Verloop, is een beter ondernemingsklimaat voor sociale ondernemingen. Na Verloop betrad internationaal vermaard architecte Francine Houben het podium met een gloedvolle oproep om de mens centraal te stellen: “Denk vanuit mensen, niet vanuit een ‘eigen plek’. Dan hoeft bijv. een trein niet per se te stoppen in de stad, maar misschien wel in een natuurgebied”. En denken en ontwerpen vanuit het perspectief van mensen, kan ook betekenen: de fiets een sleutelrol geven in de bereikbaarheid van steden.

Ernestine Comvalius. Foto: Serge Ligtenberg

Menselijkheid in de stad, maar dan ook voor álle mensen, dat is de droom van Ernestine Comvalius, directeur van het Bijlmer Parktheater die het publiek ontroerde met haar persoonlijke verhaal, ingeleid met een gedicht van eigen hand en afgerond met het gedicht “Ken je mij? Wie ben ik dan? Weet jij mij beter dan ik?” van Huub Oosterhuis. Aan de hand van een portretfoto van haar gezin, belichtte ze het belang van diversiteit. En ze deed een oproep: “Een stad in balans is voor mij een inclusieve stad. Er is plaats voor iedereen. Daarom wil ik het initiatief De Inclusieve Hoofdstad introduceren: een eretitel”.

Vergeten we niet iets?

Rijksbouwmeester Floris Alkemade. Foto: Serge Ligtenberg

Tijd om bij te komen van deze indringende betogen, is er nauwelijks, want ook de volgende spreker, Rijksbouwmeester Floris Alkemade, hield de aanwezigen een spiegel voor en riep ons met zijn indrukwekkende reis langs filosofische inzichten, op om vooral verantwoordelijk en solidair te zijn: “Ook wij hebben de verplichting voortdurend beter te observeren. Zien we het goed en vergeten we niet iets? Wat zijn de consequenties van schijnbaar logische keuzes?” Ook nu is er in steden nog volop eenzaamheid, ongeletterdheid en armoede. “Ontwerpen begint met observeren. Degenen die in het donker staan, zien we niet.”

Robert Hammond. Foto: Martijn Beekman

Gelukkig was daar Robert Hammond, de charismatische New Yorker van ‘Friends of the High Line’ die niet spreekt over de opgaven, maar ons een voorbeeld toont van een onwaarschijnlijke, maar zeer succesvolle oplossing. “We’ve made the crazy credible”, vertelde hij over het stadspark dat ontwikkeld werd op een verlaten metrolijn. Eén van zijn belangrijke lessen: “Met je publieke initiatief creëer je waarde in je omgeving. Anderen kapitaliseren die waarde, tenzij je hier direct goede afspraken over maakt.”

En toen was het de beurt aan minister Ollongren van BZK, of zoals ze zelf zei ‘het ministerie van Bouwzaken’. Na een dag vol inspirerende lezingen en deelcongressen over de diverse vraagstukken die spelen in de stad, rond inclusiviteit, veiligheid, gezondheid en mobiliteit, toonde zij zich vooral strijdvaardig als het gaat om de enorme bouwopgave in ons land. Waar een stad als Amsterdam enkele decennia geleden nog 200.000 inwoners verloor aan groenere en ruimere groeikernen als Purmerend en Almere, zucht de hoofdstad nu onder een groot woningtekort. “Heel Holland Bouwt en wat mij betreft is er ruimte voor nog veel nieuwe seizoenen,” grapte de minister. Maar het gaat niet snel genoeg. “Het moet sneller en gerichter en ik vind het ook mijn verantwoordelijkheid om daar manieren voor te zoeken”, zegde ze toe.

Slottoespraak van minister Ollongren bij de Dag van de Stad 2018. Foto: Serge Ligtenberg

En met deze toegestoken hand, één van de vele tijdens een dag die in het teken stond van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor complexe opgaven, sloot de minister het congres af. Zijn al die complexe opgaven na deze editie van de Dag van de Stad opgelost? Nee, maar bestuurders zijn met elkaar en met andere stedelijke professionals in gesprek geraakt, hebben kennis opgedaan en uitgewisseld. Her en der werden bij de afsluitende borrel de eerste vervolgafspraken al in agenda’s getypt en geschreven. Met nieuw elan, een opener blik en de hartenkreten van bevlogen sprekers, kan begonnen worden aan een nieuw hoofdstuk van de Stad.

Video: Sfeerimpressie Dag van de Stad 2018

Er is ook een video met een sfeerimpressie van de Dag van de Stad gemaakt. Bekijk hier de video:

Terugblik Nacht van de Leraar 2018

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

De Nacht van de Leraar beleeft dit jaar zijn derde editie. In het gebouw van mboRijnland aan de Breestraat in Leiden vindt dit festijn plaats. Bijna vierhonderd  deelnemers komen samen. Meer dan de helft is leraar. Anderen zijn onder meer studenten en leden van verschillende onderwijsraden. Zij komen samen om elkaar te ontmoeten en van elkaar te leren. Het thema van dit jaar is Ruimte & Tijd. Veel leraren geven aan meer eigenaarschap over hun lessen te willen nemen. Maar hoe neem je meer eigenaarschap in het drukke bestaan als leraar? Om antwoord te vinden op deze vraag is ruimte en tijd nodig. Dit is dan ook waar volop aandacht aan is besteed tijdens deze Nacht van de Leraar 2018.

Een korte sfeerimpressie

Via de grote schuifdeur betreed men het ruimtelijke atrium van de school. Bij de deur staan de studenten van mboRijnland om iedereen te verwelkomen. Aan het einde van het atrium is de inschrijfbalie waar iedereen zich kan inschrijven voor twee sessies. Er is keuze uit drie programmalijnen, Ruimte & Tijd voor: jezelf, de ander en de omgeving. Ik schrijf mij in voor de sessies: Faalplezier van Maarten Willms, en Richt je op de ander van Fadie Hanna. Er wordt goed voor de deelnemers en sprekers gezorgd. De buffets bieden voor elk wat wils. De dinerende mensen verspreiden zich. Oude bekenden ontmoeten elkaar en er worden nieuwe contacten gelegd. Ik begeef mij naar het atrium en schuif aan bij twee deelnemers. Een daarvan is Annemarie Thomassen van het Interfacultair centrum voor lerarenopleiding, onderwijsontwikkeling en nascholing van de Universiteit Leiden (ICLON). Zij is een van de grondleggers van de Nacht van de Leraar en organiseerde de eerste editie in 2016. Tegen het einde van het diner wordt iedereen verzocht om zich naar de kantine te begeven. Hier vindt de aftrap van de Nacht van de Leraar 2018 plaats.

Een start met een boodschap

Wethouder onderwijs Paul Dirkse geeft het startschot voor deze editie. Hij kondigt aan dat er veel tijd en ruimte is gereserveerd voor de deelnemers deze nacht. Pabo-onderwijsmanager Jan Jaap Hubeek van Hogeschool Leiden deelt een voor hem inspirerende quote. Zijn boodschap, op zijn Leids vertaald, luidt: “Kleur professioneel buiten de lijntjes”. Daarmee nodigde Jan Jaap de deelnemers uit om buiten de kaders te denken en te handelen. Na een flashmob van leerlingen van het Rudolf Steiner College volgt er een aantal sprekers; Sander Dankelman (PO-Raad), Paul Rosemöller (VO-Raad), Rini Romme (MBO-Raad) en Theo Douma (Curriculum.nu). De sprekers schetsen de huidige situatie binnen de verschillende soorten onderwijs. Over één ding zijn zij het in elk geval eens: “Neem vooral de ruimte om jezelf te ontwikkelen en de tijd om deze nacht in al zijn potentie te benutten.”

“De diepere betekenis van het onderwijs, ontstaat tussen de regels door”

– Jan Jaap Hubeek

Ruimte en tijd

De nacht is ingericht naar het principe van de open space. Dit kenmerkt zich onder andere door de grote van de fysieke vrije ruimte. Er is veel plek om te staan, te zitten of zelfs te liggen. Daarnaast is er ook veel vrijheid voor deelnemers om zelf invulling aan de nacht te geven. Zo zijn er de eerder genoemde sessies, maar ook vijf loketten waarbij men in gesprek kan gaan: Individueel advies voor onderwijsplannen, Curriculum.nu, Onderwijsnetwerk Zuid-Holland, JESRijnland. De gehele avond door zijn er twee informatiepunten over het gebruik van Minecraft in het onderwijs en coachingmethodieken om meer uit de ruimte en tijd in het onderwijs te halen.

Sessieleider en deelnemer: wat is hun ervaring geweest met de Nacht van de Leraar?

Maarten Willms, sessieleider Faalplezier: “Tijdens de nacht van de leraar zie ik enthousiaste collega’s die de tijd en ruimte nemen om van elkaar te leren. Als sessieleider krijg ik veel energie van leraren die zich binnen en buiten de klas inzetten voor de kwaliteit van het onderwijs. Dit laat zien dat leraren uit verschillende sectoren (primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs), met een gemeenschappelijk doel en gezamenlijke inzet veel kunnen bereiken voor de ontwikkeling van het onderwijs.”

Leny Baas, deelnemer en programmaleider Honoursprogramma Hogeschool Leiden: “De organisatie heeft een goed gevoel voor vormgeving. Dat maakt dat ik mij welkom voel en ervaar dat er aandacht is besteed aan het creëren van ruimte en tijd. Door de kleine groepen in de sessies ontstond er makkelijk contact tussen mij en de anderen. Ik heb hierdoor weer veel nieuwe mensen leren kennen.”

Opbrengsten

De Nacht van de Leraar is een nacht geweest waar deelnemers ontdekten wat Ruimte & Tijd betekent voor hun eigen onderwijs. Het open space karakter droeg bij aan deze ervaring. Deelnemers hebben elkaar ontmoet, hun netwerk verbreed. Zij hebben inspiratie en ideeën opgedaan voor in hun lessen. Evenementen als de Nacht van de Leraar dragen hierdoor bij aan de ontwikkeling van samenwerkingen tussen mensen en organisaties. Het onderwijs is een levendige wereld waarin veel blijft veranderen. Om bij te blijven in deze veranderingen en deze eigen te maken, hebben de deelnemers deze Nacht van de Leraar 2018 kunnen ervaren wat Ruimte & Tijd daarin kan betekenen.

Foto: Leraren aan de slag tijdens Nacht van de Leraar | Fotograaf: Frank Hoyink

De transformerende stad volgens Urban Futures Studio

Foto: Gebäude in der Seestadt © Walter Schaub-Walzer

Dit artikel verscheen eerder op onze zustersite Gemeentenvandetoekomst.nl

Nederlandse steden staan voor flinke opgaven: voor 2040 moeten er een miljoen woningen bij en in 2050 willen we volledig van het aardgas af zijn. Om dit te realiseren zijn grote oplossingen nodig. De Urban Futures Studio, een instituut verbonden aan de Universiteit Utrecht, onderzoekt hoe grote publieke opgaven op nieuwe manieren kunnen worden opgepakt, en hoe experimenten daar een bijdrage aan kunnen leveren. Tijdens de Dag van de Stad op maandag 29 oktober kun je hierover meedenken tijdens het Deelcongres ‘De transformerende stad’ in het transformatiepaviljoen waar Suzanne Potjer en Peter Pelzer van de Urban Futures Studio dagvoorzitter zijn.

Dit artikel is het eerste deel van een driedelige serie over de Dag van de Stad.

Urban Futures Studio

De Urban Futures Studio zit tussen allerlei werelden in, vertelt actieonderzoeker Suzanne Potjer. “We zijn wetenschappelijk, maar tegelijkertijd gericht op de beleidspraktijk én de wereld van design, architectuur en kunst.” Met voeten in de aarde in verschillende velden onderzoekt het instituut mogelijkheden om de grote opgaven van deze tijd te halen en toekomstbestendige steden te realiseren.

Volgens de Urban Futures Studio beginnen nieuwe denkwijzen bij het mixen van disciplines en het creëren van samenwerkingsverbanden waarin oude én nieuwe spelers een plek hebben. Suzanne Potjer: “In zulke coalities vinden we vernieuwende oplossingen, en zetten we belangrijke stappen in het realiseren van wenselijke toekomsten.”

Wijken van de Toekomst

Het transformatiepaviljoen staat tijdens de Dag van de Stad in het teken van Wijken van de Toekomst. Dat gaat over concrete woonopgaven die nu spelen, zoals het bouwen van een miljoen woningen en de transformatie naar aardgasvrij wonen. Daar moet hard aan worden gewerkt als we het überhaupt willen halen, benadrukt Suzanne Potjer. “Tegelijkertijd bestaat bij deze opgaven het risico dat ze klein en sectoraal worden opgepakt, terwijl ze juist grote kansen bieden. Stel je voor wat er gebeurt als we niet alleen woningen bouwen en wijken aardgasvrij maken, maar daarin ook verbindingen leggen met allerlei andere onderwerpen en wijken in brede zin duurzaam maken.”

Om te laten zien dat dergelijke grote ambities wel degelijk haalbaar zijn ontwikkelde Urban Futures Studio een database met voorbeeldwijken van over de hele wereld. In deze bestaande ‘wijken van de toekomst’ worden duurzame oplossingen aan elkaar verbonden. “Niet alleen de energietransitie wordt daar gerealiseerd, maar allerlei andere onderwerpen worden meegenomen om te zorgen voor vernieuwing. Denk bijvoorbeeld aan nieuwe vormen van mobiliteit, nieuwe sociale verbanden, klimaatadaptatie, ecologie en circulariteit. Door een wijk op meerdere niveaus te verduurzamen neem je ook burgers mee in het verhaal en worden de opgaven waar we voor staan ook voor hen belangrijk.”

In voorbeeldwijk Hunziker Areal in Zürich, Zwitserland (lees meer in NL Magazine), wordt op verschillende manieren gewerkt aan een duurzame leefomgeving. Een privéauto hebben mag er bijvoorbeeld alleen als je deze nodig hebt vanwege je gezondheid of beroep. Daarnaast zijn de woningen zo goed geïsoleerd dat ze bijna helemaal verwarmd kunnen worden met restwarmte uit een datacentrum. Het bijzondere is dat de bewoners er zelf voor kiezen om op deze wijze te investeren in de leefbaarheid van hun wijk. Dat komt doordat ze er iets voor terugkrijgen. Wonen in de wijk is goedkoop, omdat de woonoppervlaktes relatief klein zijn, en daarnaast hebben bewoners toegang tot bijzondere leningen, die 40% van de investeringskosten dekken en de eerste 30 jaar volledig rentevrij zijn.

Suzanne Potjer (rechts) spreekt met toehoorders over verbeeldingskracht

Verbeelding

Er zijn veel manieren om over de toekomst van wijken en steden na te denken. Volgens Urban Futures Studio is het belangrijk te denken vanuit wenselijkheid: wat vinden we aantrekkelijke toekomstbeelden, en hoe kunnen we daar naartoe werken? Het gaat daarbij niet alleen om de inhoud van de toekomstbeelden, maar ook om hoe ze tot stand komen: hoe formuleer je toekomstbeelden op een democratische manier en maak je ze tastbaar?

Daarnaast is het volgens Urban Futures Studio van groot belang dat lokale experimenten zich verbinden aan het bredere systeem van burgers, maatschappelijk partners, bedrijven en overheden. Alleen door van elkaar te leren kom je tot oplossingen voor de grote maatschappelijke opgaven van deze tijd. Suzanne Potjer: “Daarom schenken we tijdens het deelcongres ook aandacht aan de vraag: Wat is er nodig om systematisch van elkaar te kunnen leren?”

“Omdat wij wenselijkheid centraal stellen is de verbeelding voor ons heel belangrijk,” legt Suzanne Potjer uit. “Je kunt je verbeelding gebruiken om na te denken over hoe je de toekomst graag ziet. Ook tijdens het deelcongres ‘De transformerende stad’ tijdens de Dag van de Stad speelt de verbeelding een grote rol. Hoe precies? “Dat blijft een verrassing.”

De rol van de overheid

Om initiatieven tot een succes te maken is er een grote rol weggelegd voor overheden, stelt Suzanne Potjer. Initiatiefnemers kunnen een samenwerk- en leernetwerk vaak niet zelfstandig dragen. “Om dat te veranderen is iemand nodig die de coördinerende rol oppakt en lessen inbedt in systemen,” vertelt ze. “Zo laat je zien dat lokale initiatieven serieus genomen worden.”

Daarnaast is het belangrijk dat overheden nieuwe ideeën binnenbrengen en alternatieven creëren in plaats van te blijven hangen in ‘dit is hoe we het altijd doen’. Door issues breder te maken, en mensen op de juiste manier te betrekken, maak je jouw experiment tot een succes. “Ga op zoek naar plekken waar mensen al dingen doen en onderzoek of je in plaats van alleen maar input vragen coöperatief aan de slag kunt gaan. Bijvoorbeeld door bewoners zeggenschap, eigenaarschap en verantwoordelijkheid te geven in een project. En door uitzonderingen te maken voor mooie initiatieven.”

‘Humans of the campus’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Om grootstedelijke thema’s op een nieuwe manier aan te pakken, slaan steden en kennisinstellingen de handen ineen. Steden en kennisinstelling kunnen immers veel van elkaar leren. De ambitie om meer samenwerking te laten plaatsvinden tussen de kennisinstellingen en de stedelingen vloeit voort vanuit het gedachtegoed van de ‘engaged university’. De betrokken kennisinstelling staat middenin de samenleving en betrekt bewoners, ondernemers en andere partners actief bij het vergaren en overbrengen van nieuwe kennis. Meedoen aan onderzoeken, samen evenementen organiseren voor de buurt en het vergroten van buurtcohesie behoren tot de mogelijkheden om dit te bereiken. Een ander doel binnen deze samenwerking is het direct verspreiden van de vergaarde kennis van de instellingen.

À la Humans of New York, een populair fotoblog over inwoners van New York, hebben we portretten gemaakt van stedelingen die dichtbij een campus van een mbo, hogeschool of universiteit wonen. Hoe is dat nou om in de buurt van een kennisinstelling te wonen? En hoe ervaren bewoners de ambities van kennisinstellingen om meer in contact te staan met de omgeving? De portretten geven een kijkje in de ervaringen van bewoners met de ‘engaged university’.

Foto: Bas Nieuwenhuizen

“Ik werkte vroeger in het onderwijs. Ik vind jonge mensen ontzettend leuk en vind het fantastisch hoe zij zich ontplooien. Dat ontplooien kan natuurlijk hier in Leiden bij de universiteit, de hogeschool en het mbo-college. Ik drink vaak koffie bij Barrera tegenover de universiteit, daar kom ik veel in contact met studenten. Laatst vond ik een iPad in de buurt van de koffieplek. Toen ben ik samen met een groepje studenten op onderzoek uitgegaan om het adres van de eigenaar te vinden. Later die middag kreeg ik een telefoontje naar mijn atelier van een heel blije mevrouw. Op deze manier was er voor mij een connectie tussen mij als burger en de studenten. Gisteren werd ik ook benaderd door studenten voor een project. Ze vroegen of zij een foto van mij mochten maken. Natuurlijk vind ik dat prima. Ik vind het ontzettend leuk dat er die verbinding bestaat tussen diverse groepen zoals studenten en bewoners.”

Foto: Bas Nieuwenhuizen

“Ik vind het leuk om te wonen in Leiden in de buurt van de universiteit. Ik heb hier zelf gestudeerd en ben hier blijven hangen. Of er verbinding is tussen de universiteit en de buurt? Nee, er is nagenoeg geen verbinding met de universiteit hiernaast. De studentenverenigingen doen een briefje in de brievenbus wanneer zij een feest geven. Met de universiteit heb ik eigenlijk helemaal geen contact. Ik voel mij ook niet geroepen om die verbinding aan te gaan. Ik zou niet weten wat de universiteit voor de bewoners eromheen zou kunnen betekenen. Ik ben wel gek op de Hortus Botanicus, dat hoort natuurlijk wel een beetje bij de universiteit. Daar kom ik graag. Ik zie dat een beetje als mijn achtertuin. Daarnaast is het mogelijk om te eten bij de Faculteit Sociale Wetenschappen, ook als je niet studeert. Maar ook daar heb ik niet echt behoefte aan. Ik heb een groot netwerk en volgens mij zijn er ook genoeg maatschappelijke organisaties die verbinding leggen met bewoners.”

Foto: Bas Nieuwenhuizen

“Ik woon op vijftig meter afstand van een mbo-school in Haarlem, maar daar merk ik eigenlijk heel weinig van. Af en toe zie ik er een groepje jongeren staan of zitten wanneer ik langs loop. Of het een grote school is? Het is geen school waar enorme druktes naar binnen en buiten gaan in mijn ervaring. Ik heb verder geen contact met de school en er is mij ook niet bekend dat er initiatieven zijn in samenwerking met de buurt. Ik ben bijvoorbeeld nooit benaderd voor een onderzoek of evenement. Ik zie dan ook geen meerwaarde in de school voor de buurt. Mijn woonomgeving vind ik prachtig en de school past daar goed in. Het voegt niets toe, maar het neemt ook niets weg.”

Foto: Bas Nieuwenhuizen

“Hoe ik het vind om te wonen in de buurt van de Hogeschool van Amsterdam? Leuk! Er lopen veel studenten rond in de buurt. Dat heeft wel wat gezelligs. Er is alleen weinig verbinding met de buurt. Ze zouden mij best mogen benaderen voor deelname aan een onderzoek. Soms organiseren ze wel activiteiten. Sporten op het plein hiernaast bijvoorbeeld. De studenten zie ik veel in de cafés en natuurlijk lopen ze door de buurt. Ik vind het niet erg dat ik nog nooit een uitnodiging heb gekregen voor iets dat de studenten organiseren, maar het lijkt mij wel leuk om een keer zoiets mee te maken.”

Foto: Bas Nieuwenhuizen

“Ik woon al ruim 21 jaar in Amsterdam en heb de buurt behoorlijk zien veranderen. Zo zijn er een hoop nieuwe gebouwen bijgekomen, zoals de campus hier. Ik vind het perfect. Er zijn veel koffietentjes bijgekomen, omdat ze natuurlijk weten dat er veel klanten voor zijn. Er is verder geen contact tussen mij en de school. Er zijn af en toe studenten die de wijk doorgaan. Studenten van de modeacademie gebruiken mijn voordeur als achtergrond voor hun foto’s bijvoorbeeld. Dat vind ik prima, maar er is verder geen contact op zo’n moment. Qua faciliteiten hebben we een sportschool van de hogeschool om de hoek. Daar mogen buurtbewoners ook sporten. Dat heb ik een maand gedaan. Toen bedacht ik me toch dat ik wat te oud was tussen al de studenten. Ik kan het gebouw van de school wel in, maar heb het nog nooit gedaan. Het leeft eigenlijk langs elkaar heen en we bijten elkaar dus niet.”

‘Expertsessie met onderzoekers: naar een leernetwerk om labsbeweging aan te jagen’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Er gebeurt ontzettend veel in de verschillende steden die zijn aangesloten bij de City Deal Kennis Maken als het gaat om de verbinding tussen steden en kennisinstellingen. Zo bestaan er op universiteiten en hogescholen tal van living labs, wetenschapswinkels en onderzoeksprojecten waar de kennis van onderzoekers en studenten wordt gekoppeld aan de samenleving. Maar een stevige infrastructuur om met en van elkaar te leren ontbreekt nog. Dat is zonde. Er valt immers veel inspiratie op te doen en te leren van elkaars kennis en ervaring. Maar ook omdat het daardoor bijvoorbeeld lastig blijft om kansrijke lokale initiatieven op te schalen.

Vorige week brachten we daarom onderzoekers die de verbinding met de stad aangaan bij elkaar om een eerste stap te zetten in het bouwen van die stevige kennisinfrastructuur. De volgende onderzoekers waren daarbij aanwezig:

Timo Maas en Jos van den Broek houden zich onder andere bezig met de vraag hoe living labs niet alleen lokaal, maar ook op een meer systemisch niveau impact kunnen realiseren. Het Rathenau Instituut definieert living labs als eigentijdse initiatieven waarin overheden, bewoners, kennisinstellingen, ondernemers en anderen op lokaal niveau gezamenlijk oplossingen zoeken voor maatschappelijke vraagstukken, zoals klimaatverandering en sociale ongelijkheid (lees meer over de vier soorten living labs die zij onderscheiden op basis van de mate van co-creatie en de ruimte waar het experiment plaatsvindt). Volgens Timo Maas en Jos van den Broek zullen living labs zich meer moeten richten op het delen van kennis als ze niet alleen lokaal een rol willen spelen. Bekijk de publicatie over hun onderzoek die onlangs verscheen.

Suzanne Potjer bestudeert als projectleider van het project Experimenting with Cities van de Urban Futures Studio hoe experimenten in steden, zoals living labs, kunnen helpen bij het oplossen van stedelijke vraagstukken. Ook zij houdt zich hoofdzakelijk bezig met de vraag hoe (lokale) experimenten gesystematiseerd kunnen worden. Om op systeemniveau invloed uit te oefenen moeten experimenten niet alleen draaien om ‘learning-by-doing’ (op lokaal niveau), maar ook om horizontaal leren tússen experimenten en verticaal leren van experimenten door verschillende bestuursniveaus heen. In het project worden ideeën en interventies ontwikkeld om deze vormen van leren toe te passen. Lees bijvoorbeeld de publicatie Learning with Cities, Learning for Cities van de Urban Futures Studio die recentelijk in dit kader werd gepubliceerd.

Het praktijkgerichte onderzoek dat op de Hogeschool van Amsterdam (HvA) plaatsvindt is erop gericht om bij te dragen aan de stad Amsterdam. Daarom focust de HvA zich op thema’s die aansluiten bij actuele vraagstukken in de stad en het werkveld, zogenoemde speerpunten. De speerpunten zijn faculteitoverstijgend en multidisciplinair. Urban Management is het speerpunt waar Marie Morel en Marije Poel bij betrokken zijn. Het onderzoek van Urban Management gebeurt in fieldlabs, een vorm van stedelijke experimenten, zoals living labs. Marie Morel was onder andere verantwoordelijk voor een boek waarin de geleerde lessen uit de fieldlabs zijn verzameld: Laboratorium Amsterdam. Marije Poel houdt zich bezig met het verbinden van onderzoek aan de stad.

Jorne Visser smeedt als intermediair tussen de gemeente Groningen, de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen en bedrijven nieuwe verbindingen en samenwerkingsprojecten op stedelijke thema’s. Zo zette hij met het Urban Gro Lab samen met mbo-, hbo- en wo-studenten een experiment op rondom een mobiele bank om onderzoek te doen naar nieuwe zitplekken in de binnenstad van Groningen.

Floor Vogels zet zich bij het Athena Instituut in om wetenschapswinkels beter op de kaart te zetten. Een wetenschapswinkel haalt vragen uit de samenleving op, bijvoorbeeld bij maatschappelijke organisaties en NGO’s, zodat studenten daar in onderzoeksprojecten mee aan de slag kunnen. De onderzoeksresultaten worden vervolgens teruggekoppeld aan de opdrachtgever. Zo wordt de kennis die op deze manier gegenereerd wordt, teruggegeven aan de maatschappij. Floor Vogels onderzoekt ook hoe studenten een grotere rol kunnen spelen in de wetenschapswinkels, omdat er bijvoorbeeld nog weinig direct contact is tussen opdrachtgevers en studenten.

Ralph Schreinemachers verkent hoe het Nederlandse City Deal-concept vertaald kan worden naar de internationale context. Zo onderzoekt hij bijvoorbeeld hoe in Ghana en Myanmar samenwerkingsafspraken tussen nationale overheden, steden, bedrijven en maatschappelijke organisaties gemaakt kunnen worden om gezamenlijk aan stedelijke en maatschappelijke vraagstukken te werken.

Samen met deze groep onderzoekers gingen we in gesprek over hun werk en de uitdagingen die zij tegenkomen. En we deden een klein gedachtenexperiment om enkele ideeën voor effectieve kennisuitwisseling te genereren. We deelden de onderzoekers op in kleine groepjes en vroegen hen om samen een fictief onderzoek op te zetten. En we vroegen hen om na te denken over vragen als waar dat onderzoek over zou gaan, op welke manier men elkaar zou kunnen versterken en hoe de samenwerking vorm gegeven zou worden. Hieronder zetten we de belangrijkste inzichten van de bijeenkomst op een rij.

Om de grote opgaven van deze tijd aan te pakken, moeten lokale initiatieven worden opgeschaald

Op veel hogescholen en universiteiten ontstaan er initiatieven die een brug slaan tussen onderwijs en de praktijk in de steden, bijvoorbeeld living labs. Op lokaal niveau weten zulke projecten positieve verandering teweeg te brengen. Maar om de grote opgaven van deze tijd aan te pakken, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid, zorg en stedelijke ontwikkeling, zullen lokale initiatieven ook op een meer systematisch niveau een transformatieve rol moeten hebben volgens de onderzoekers. Zoals hierboven al gezegd houden voornamelijk Timo Maas en Jos van den Broek van het Rathenau Instituut, en Suzanne Potjer van de Urban Futures Studio zich bezig met dit vraagstuk. De ervaringen van Marie Morel met de fieldlabs van Urban Management van de HvA leren bovendien dat gebiedsgericht (en dus lokaal) werken enerzijds een effectieve manier is om aan grotere opgaven te werken, omdat op lokaal niveau vrij direct impact gemaakt kan worden. Anderzijds kan het ook belemmerend werken, omdat uit de praktijk blijkt dat het lastig is om de expertise die lokaal wordt opgebouwd invloed te laten uitoefenen op bovenlokaal niveau. Daarom wordt er vanaf nu in de fieldlabs van Urban Management meer themagericht gewerkt. Op die manier kan de kennis die op verschillende plekken wordt opgebouwd in meerdere contexten worden toegepast.

Een lerende community mist nog rondom living labs

Er bestaat nog geen stevig leernetwerk rondom living labs en soortgelijke projecten waarin de stad en kennisinstellingen elkaar ontmoeten. Terwijl daar volgens de onderzoekers wel behoefte aan is. Zeker om de potentie van living labs te benutten om een bijdrage te leveren aan het oplossen van grote, actuele vraagstukken, bijvoorbeeld klimaatverandering. Zoals eerder genoemd moet leren volgens Suzanne Potjer niet alleen gaan over lokaal leren, maar ook over horizontaal en verticaal leren. Het boek Laboratorium Amsterdam is een mooi voorbeeld van horizontaal leren – het leren tussen initiatieven. Voor de HvA vormde het onderzoek dat gepaard ging met het boek de eerste keer dat er op een georganiseerde manier werd geleerd van de ervaringen die zijn opgedaan met de fieldlabs van de hogeschool. Tijdens de bijeenkomst werden nog tal van andere manieren geopperd om – zowel horizontaal als verticaal – te leren van living labs. Bijvoorbeeld door intervisiebijeenkomsten en congressen rondom het onderwerp te organiseren en daarbij verschillende bestuurslagen te betrekken.  

Living labs staan aan het voorfront van innovatie

Living labs lopen volgens de onderzoekers voorop op het gebied van innovatie. De experimenteerruimte die de labs in verschillende steden bieden, leiden tot innovatieve interventies en slimmere diensten en oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. Een lerende community rondom living labs moet volgens de onderzoekers aan die beweging bijdragen. Zo’n vooruitstrevend doel geeft energie aan het leernetwerk.

In de komende periode werken we samen met de onderzoekers, die we eerder bij elkaar brachten in de expertsessie, aan het vormgeven aan een kennisinfrastructuur waarin zij geleerde lessen, dilemma’s en inzichten met elkaar delen. Deze kennisinfrastructuur vormt hopelijk het begin van een breder lerend netwerk rondom living labs en soortgelijke projecten waarin de stad en kennisinstellingen aan elkaar worden verbonden.

Wil je meedenken over het vormgeven van een lerend netwerk rondom living labs en soortgelijke projecten? Neem contact met ons op.

Voor in de hangmat: leestips voor stedelijke professionals

Het is zomer en dat is goed te merken aan de temperatuur. Of je nu op het werk zit te zwoegen of thuis of op vakantie verkoeling zoekt, misschien staat je hoofd even minder naar lijvige beleidsdossiers of onderzoeksrapporten en sta je meer open voor wat luchtiger achtergrondinformatie of meer prozaïsch geformuleerde visies op stedelijke ontwikkelingen. En dat komt goed uit, want de redactie van AgendaStad.nl ging voor je op zoek naar leestips.

Stedelijke Ethiek

Boudewijn Steur is programmamanager Versterking Democratie en Bestuur bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en een veellezer van vakliteratuur. Op sociale media deelde hij een aantal leestips. “Het zijn non-fictie boeken over verschillende onderwerpen. Zoals The Death of Truth van Kakutani, over fake news. Of How Fear Works van Furedi, over angst in de 21e eeuw.” Voor wie het inhoudelijk liever dicht bij huis zoekt, raadt Steur Het Plakkaat van Verlathinge van Van Hooff aan ‘over de geboorteakte van Nederland’ of Thorbecke wil het, ‘de prachtige biografie door Remieg Aerts’. Voor wie zich liever laaft aan de tijdloze lessen van een grote bard, is er Stephen Greenblatts Tyrant, Shakespeare on Power.

Heerlijk leesvoer, maar niet specifiek gericht op ‘de stad’. “Dan raad ik twee recente boeken aan van Richard Florida en Richard Sennet, resp. The New Urban Crisis en Building and Dwelling, Ethics for the City.”

Must-reads over stad en regio

We komen in ons dagelijks werk vaak nauwelijks aan lezen toe. En zodra de tijd er wel voor is, is het moeilijk om je weg te vinden in de berg van informatie. Zou het niet fijn zijn als iemand je uit de startblokken helpt door alle inspirerende ‘must reads’ over stad en regio op een rijtje te zetten? En laat dat nou precies zijn wat Platform31 doet in de jaarlijkse Zomerspecial. Wel met de nodige publicaties, dus ontzie je ogen door te printen wat je wilt lezen of ontzie je ogen én het milieu door de interessantste pdf’s op je e-reader te zetten. Dan ben je na je zomer weer helemaal bij!

Voor wie later heeft ingeschakeld…

Fijn dat er elders zoveel interessants te lezen is, maar omdat er ook mensen schijnen te zijn die niet dagelijks op AgendaStad.nl kijken en zélfs wel eens onze nieuwsbrief over het hoofd zien: heb je eigenlijk wel al onze berichten en interviews van dit jaar gelezen? Onlangs besteedden we nog aandacht aan gegevensverwerking nav een leerkring Privacy van de City Deal Zorg voor Veiligheid. Eerder zeiden prof. Maarten Hajer en speciaal gezant van de Urban Agenda Nico Beets mooie dingen over de experimenteerruimte van de Europese Agenda Stad en ook de interviews met Jan-Harko Post over Circulaire Economie en met de Kennismakelaars uit de City Deal Kennis Maken, laten zich prima lezen wanneer je in de ‘vakantiestand’ staat. Al zeggen we het zelf natuurlijk. Onze nieuwsbrieven kun je trouwens ook allemaal online nalezen, wist je dat?

Dag van de Stad

Dus lezen maar! Tenzij je natuurlijk nog niet jouw inspirerende en leerzame bijdrage voor de Dag van de Stad hebt ingediend. Die kans lijkt ons klein, maar als dat toch zo is, ga dan als de wiedeweerga weer achter je computer zitten en houd een zinderend pleidooi voor jóuw bijdrage, want die hebben we echt voor 6 augustus nodig!

Meer Leestips?

Heb je zelf meer leestips voor andere stedelijke professionals? Wij weten ten slotte ook niet alles (nou ja,…), dus laat ze hier onder achter in een reactie!

Sterk netwerk CD Kennis Maken gaat ‘pilotjaar’ in

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Foto: Florencia Azambuja

“Kijk, dit is een student”, zegt gespreksleider Ruben Maes gekscherend als hij de bestuurders welkom heet bij het diner pensant van de City Deal Kennis Maken op maandag 2 juli en het programma toelicht. Tien studenten laten de aanwezigen in groepjes met elkaar kennis maken en brengen de dialoog op gang met prikkelende vragen als: ‘waarom bent u hier vandaag gekomen’ en ‘wat is de City Deal Kennis Maken voor u’? Het tekent de sfeer van de avond en van de hele City Deal: informeel de kracht van ontmoetingen en het delen van verhalen benutten, door lagen en muren van instituties heen. Ook nu staan overal gemengde groepen van burgemeesters, bestuurders van hoger onderwijsinstellingen en gemeenten en studenten door elkaar.

Hoofdgast is minister Van Engelshoven van OCW, maar uit de gastenlijst blijkt dat het belang van een nauwe band met kennisinstellingen ook hoog op de stedelijke agenda’s staat. Burgemeesters als Aboutaleb (Rotterdam), Krikke (Den Haag) en Van Bijsterveldt (Delft) geven acte de présance en natuurlijk Henri Lenferink, de burgervader van Leiden die als voorzitter van het Netwerk Kennissteden Nederland aan de wieg stond van de City Deal die vorig jaar gesloten werd.

In de kennismakingsronde benadrukt een geestdriftige burgemeester Aboutaleb het belang van kennisuitwisseling: “Kennis maken is kennis delen, indachtig het feit dat kennis delen betekent dat je kennis vermeerdert.” Dat wordt onderstreept door een vertegenwoordiger van de gemeente Amsterdam die daarbij nadrukkelijk de aansluiting wil zoeken bij andere grote wereldsteden. Daarnaast spreken de bestuurders van stad en kennisinstelling uit dat het fijn is elkaar over de inhoud te spreken en dit keer eens niet over zaken als ontgroeningen.

Sociale bubbel

In andere groepen vertellen studenten o.a. hoe belangrijk stages zijn voor hun ontwikkeling. Thom de Graaf, voorzitter van de Vereniging Hogescholen, luistert aandachtig als een student vertelt hoe zijn stage bij de politie een eye opener was doordat hij kennismaakte met een ander type organisatie dan hij vanuit zijn kunst- en cultuurachtergrond gewend was. En hoe zijn onderzoek naar buurtpreventie met Whatsapp zijn blik op stedelijke problemen verruimde. In weer een andere groep vertelt een masterstudent Sociologie over de ‘sociale bubbel’ waarin je tijdens je schoolloopbaan terecht komt: “Na de basisschool verlies je veel mensen met een ander opleidingsniveau uit het oog. Dit duurt tot het einde van je studietijd al gauw zo’n twaalf jaar, waardoor je de verbinding met een deel van de praktijk om je heen verliest. Daarom is het belangrijk om studenten nadrukkelijk in te zetten bij maatschappelijke vraagstukken in de stad.”

Na de inleidende bespiegelingen vervoegen de vertegenwoordigers uit de inmiddels negentien deelnemende kennissteden zich naar de eetzaal, waar Ruben Maes schetst welke weg de City Deal heeft afgelegd: “Tijdens de eerste bijeenkomst begin 2017 moesten we sommige mensen echt nog meetrekken. Nu hebben we voor deze bijeenkomst een stop moeten zetten op de aanmelding, omdat het zo storm liep.” Burgemeester Aboutaleb schetst in zijn antwoord op de vraag waarom hij er bij is de urgentie van deze City Deal en van City Deals in het algemeen: “Alles draait om City Deals, want steden máken de economie en de toekomst van het land. De dynamiek moet dus in de steden plaatsvinden. Kijkend naar Rotterdam zijn er grote opgaven voor de komende tijd, zoals de transformatie van de haven, de transformatie van de energie, gebruik van de warmte. Die problemen los je niet in je eentje op. Als we in Rotterdam met onze geweldige kennisinstellingen de kennis die nodig is nou wat meer delen en ‘twisten’, dan kunnen we een stevigere transformatie doormaken. Want als we dat niet gauw doen, wordt de Rotterdamse haven een openluchtmuseum. Dat vindt de minister van Cultuur wellicht heel fijn, maar Rotterdam niet.”

Maatschappelijke betrokkenheid

Voordat de gesprekken tijdens het diner vervolgd worden, wederom onder begeleiding van studenten, schetst burgemeester Lenferink het ontstaan van de City Deal en de drie belangrijkste doelstellingen: “Zorg dat het stelsel van samenwerking tussen gemeente en kennisinstellingen beter wordt, zorg dat studenten/onderzoekers/docenten van de onderwijsinstellingen meer dan nu betrokken worden bij reële stedelijke vraagstukken én leer van elkaar – zorg dat de ervaringen die je opdoet in de steden ook gedeeld worden zodat anderen er hun voordeel mee kunnen doen.” Lenferink geeft aan blij te zijn met de toetreding van acht grote hbo-steden omdat die vaak bij uitstek geschikt zijn om de maatschappelijke betrokkenheid te organiseren. En, zegt hij, ‘soms kan er ook nog wel een tandje bij in de City Deal en daar moeten we het vanavond ook over hebben’. “Geeft het bestuur voldoende ruimte om te experimenteren?”

In een korte video wordt vervolgens een overzicht geboden van wat er allemaal bereikt is in één jaar City Deal. Daarna is het woord aan projectleider Rowinda Appelman, die reflecteert op de resultaten en ambities: “Binnen een jaar tijd hebben al 11 van de 12 universiteitssteden gezegd: ja, wij gaan hier mee aan de slag. En vanavond stromen officieel de acht grote hogeschoolsteden in. Je ziet dat in de steden het eerste jaar gebruikt is om iets productievers te maken van bestaande verdragen en overeenkomsten. Nu komen we in een ‘pilotjaar’: we hebben een impuls-regeling opgesteld waarmee steden een startbudget kunnen verkrijgen om een aftrap te geven aan nieuwe projecten. Je ziet nu dat dat door de steden wordt opgepakt. We zijn dus letterlijk aan het overgaan van ‘kennis maken’ naar de eerste projecten.” Als voorbeelden noemt Appelman het Enschede Lab waar studenten van ROC, hbo en WO interdisciplinair een semester lang samenwerken en het initiatief ‘Breekt uit’, bedacht door de PXL Hogeschool in Hasselt en nu door acht Belgische kennisinstellingen omarmd. Vanuit de City Deal wordt nu gekeken of het concept, waarbij de school een aantal dagen ‘dicht’ is om studenten te laten proeven aan de praktijk in de stad, naar Nederland gehaald kan worden.

Strategische agenda

Minister Van Engelshoven bedankt de aanwezigen voor hun komst en heet in het bijzonder de onlangs geïnstalleerde Onderwijswethouders welkom. “Ik vind dit netwerk van kennissteden bijzonder omdat ik ook het gevoel heb dat er echt acties voortkomen uit de samenwerking. Mensen die mij kennen, weten hoe belangrijk ik het vind om steden en kennis met elkaar te verbinden. Ik was dan ook blij dat ik tijdens een van mijn eerste werkbezoeken het Enschede Lab mocht openen, waar studenten samen aan de slag gingen met vragen uit de stad. Je ziet wat het met studenten doet als ze worden uitgedaagd om oplossingen te bedenken die meteen in de praktijk worden uitgevoerd. Dat zag ik ook op mijn werkbezoek in Zwolle en in Wageningen, waar ze fantastische dingen doen met voedsel in de stad. En in Delft, waar de kennisinstellingen werken aan vraagstukken in de wijk. Ik ben op weg naar een strategische agenda voor het hoger onderwijs voor de komende 20 jaar en het lijkt mij mooi als we daarin echt kunnen laten zien hoe waardevol kennisinstellingen zijn om steden in ontwikkeling te houden. Ik vond het ook mooi van deze City Deal dat we de kracht van wetenschappelijk onderwijs, van het praktijkgerichte van het hbo, maar ook van het mbo, samenbrengen in concrete projecten die iets betekenen voor de samenleving ons tegelijkertijd voorbereiden op de samenleving zoals ie over 20 jaar is. Daarom geloof ik zeer in deze City Deal en ik vind het ontzettend mooi dat zoveel steden zich hebben aangesloten. Leer van elkaar, want dit is echt een beweging waarmee we kunnen zorgen dat Nederland niet tot stilstand komt. Ga dus vooral aan de slag en lever mij het materiaal voor die mooie strategische hoger onderwijsagenda in 2020.”

Daarna wordt onder het genot van het voorgerecht aan de verschillende tafels ingegaan op nut en noodzaak van de City Deal en hoe het proces verloopt in de verschillende steden. Hierna breekt de feestelijke ondertekening aan van de acht toetredende hbo-steden Deventer, Breda, Den Bosch, Den Haag, Zwolle en Leeuwarden, Ede en Arnhem. Voorzitter Thom de Graaf van de Vereniging Hogescholen geeft aan dat hij 12 jaar geleden als kersvers burgemeester van Nijmegen onmiddellijk de samenwerking zocht met de universiteit en zich pas later bij het hbo meldde. “Ik hoop dat ik die vergissing de afgelopen 6,5 jaar als voorzitter een beetje goed heb gemaakt, waarin ik geleerd heb dat hogescholen zich bij uitstek kunnen verhouden tot stedelijke problemen”. De Graaf benadrukt het belang van studenten voor de arbeidsmarkt in de stad en geeft aan dat het niet alleen een verantwoordelijkheid van de kennisinstellingen is om in studenten te investeren, maar ook van de stad. En hij benoemt hoe studenten een directe waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de stad, waarbij hij de Haagse Hogeschool als voorbeeld noemt, waar studenten de ICT-veiligheid van 800 lokale bedrijven doorlichtten.

Voor het hoofdgerecht geserveerd wordt, stellen bestuurders van de instromende steden zich voor in een korte video.

Leven Lang Leren

In de reflectie na afloop van de gesprekken aan tafel, geeft burgemeester Aboutaleb aan dat hij zich zorgen maakt om het vraagstuk van een Leven Lang Leren. “Door automatisering zijn er mensen die straks rond hun 35ste of 40ste iets anders moeten gaan doen en daarvoor nieuwe vaardigheden moeten ontwikkelen. Als we er niet in slagen om met de vakbonden overeen te komen dat we hier anders mee om moeten gaan, hebben we een probleem. Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen: je krijgt niet méér loon omdat je een jaar ouder bent geworden, maar omdat je het afgelopen jaar een maand in de schoolbanken hebt gezeten en daardoor aan kennisvermeerdering hebt gedaan. Kennisinstellingen kunnen bovendien een enorme rol spelen in het aanbieden van tailor made modules voor professionals die zich willen doorontwikkelen. Daarnaast: ons studiebeurssysteem is gericht op mensen tot 28 jaar. Als jij hier als 30-jarige vluchteling uit Syrië komt met een opleiding tot basisarts, kun je geen kant op en is de enige optie de bezem. Daarmee maken we talent dood, dus we moeten ook kijken naar de financiering.”

Maes vraagt VSNU-voorzitter Pieter Duisenberg waar de City Deal in juli 2019 staat. “Dan is de zaal vier keer zo vol en zijn er ook heel veel mensen uit het mbo bij, dat is hopelijk de groeifase waar we doorheen gaan”, antwoord Duisenberg. “De maatschappelijke veranderingen die er zijn komen enorm terug in de stad en kennisinstellingen hebben daar enorm veel te bieden. Ik merk dat de wil er is in de kennissteden, maar de vraag is soms: waar moet je nou beginnen? Ik denk dat we ons als kennisinstellingen en steden moeten focussen op de grote problemen, zoals laaggeletterdheid, een Leven Lang Leren en de energietransitie.”

Niet vanzelf

Het laatste woord is aan de minister, die de opbrengst van de avond onder woorden brengt: “Ik hoor veel terug over de uitdaging om elkaar te vinden in de ruimte van de stad. Als je de kennisinstellingen meer in het hart van de stad brengt, wordt kennis ook vanzelf toegankelijker, dan gaan er dingen bewegen. Daarnaast denk ik dat het belangrijk is voor steden om te laten zien dat studenten heel welkom zijn. Je wilt dat ze niet alleen komen studeren maar je wilt ook dat een deel van hen blijft. Daar moet je als stad ook je best voor doen. En tot slot: durf ook te kiézen waar je gezamenlijk als kennisstad voor wilt gaan – wat bindt ons nou echt samen?” Op de slotvraag van Maes of ze er vertrouwen in heeft dat er genoeg bestuurlijke urgentie is, antwoordt de minister: “Op sommige thema’s zoals een Leven Lang Leren wel. Maar ik stoor mij eraan, ook in het politieke debat, dat wij te gemakkelijk aannemen dat wij onze positie als kenniseconomie kunnen behouden zonder er veel voor te doen. Ik denk dat we heel bewust moeten blijven investeren in kennissteden, want je moet er iedere dag je stinkende best voor doen om je positie als kennisland te behouden.”

‘Expertsessie kennismakelaars: verbinders van onderwijs, onderzoek en stad’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

De school uit, de stad in. Dat is kortgezegd het doel van de City Deal Kennis Maken. Dat betekent dat hogescholen en universiteiten slimme samenwerkingen moeten aangaan met elkaar en andere stedelijke partners. Het aangaan van zulke samenwerkingen is complex en tijdrovend. Daarom zijn in veel steden trekkers aangesteld om actief de juiste mensen met elkaar te verbinden en de uitwisseling van kennis en ideeën te bevorderen. Medio mei kwamen deze kennismakelaars uit heel het land naar Utrecht voor een eerste expertsessie, om ook het onderlinge leren te bevorderen. Tijdens de eerste bijeenkomst stonden vier thema’s op de agenda. Aan de hand van enkele stellingen en vragen van de aanwezigen werkten we de thema’s uit.

Delen en borgen van de opgebouwde kennis en netwerken

“Hoe vind ik binnen mijn instelling wat er allemaal gebeurd en hoe maak ik dat op een aantrekkelijke manier zichtbaar voor anderen?”

Op hogescholen en universiteiten gebeurd ontzettend veel. Kennisinstellingen tonen zich via hun onderwijs en onderzoek steeds meer betrokken bij de samenleving. In de wetenschappelijke literatuur wordt die ontwikkeling geplaatst onder de noemer van de ‘engaged university’.

Schematische weergave van de activiteiten van de ‘enaged university’. Bron: NCCPE.

Een grote uitdaging voor de kennismakelaars is om inzicht te krijgen in de vele samenwerkingen die de afgelopen jaren zijn ontstaan. Zo zijn er docenten die zelfstandig kleinschalige samenwerkingen hebben opgezet met stedelijke partners, bijvoorbeeld door praktijkbezoeken te doen of door professionals als gastspreker uit te nodigen. Ook zijn er de laatste jaren vele minoren gekomen die zich specifiek richten op stedelijke vraagstukken en op die manier actief betrokken zijn in een buurt of bij een organisatie (de minor ‘Meedoen op Zuid’ is hier een mooi voorbeeld van). Tot slot zijn er ook steeds meer door studenten gerunde organisaties gekomen die samen met bewoners of bedrijven aan projecten werken (zoals Enactus of De Kleine Consultant) . De successen en geleerde lessen van deze projecten zijn belangrijk voor de kennismakelaars bij het vormgeven van nieuwe samenwerkingen.

“Ik ben continu op zoek naar goede voorbeelden, waarmee ik anderen kan inspireren.”

De afgelopen jaren hebben veel instellingen de ‘laat-duizend-bloemen-bloeien’-strategie gehanteerd. Hoewel dit heeft geresulteerd in prachtige initiatieven, zijn de relaties die zijn ontstaan ook precair. Bij de kennismakelaars leeft daardoor de vraag: hoe zorg je voor duurzaamheid en focus?

“Er zijn veel verbindingen en samenwerkingsverbanden tussen kennisinstellingen en stedelijke partners. Die zijn vaak persoonsgebonden en daarmee vluchtig. Als de contactpersoon vertrekt is de opgebouwde kennis/relatie ook weg. Het delen en borgen van de kennis is daarmee een aandachtspunt.”

Focus en gezamenlijke agenda

Om kennisinstellingen met de stad te verbinden, worden veel nieuwe partnerschappen gesloten. Elke samenwerking is uniek en vraagt telkens iets anders. De kennismakelaars besteden veel tijd en energie aan het bijeenbrengen en afstemmen van de doelen en mogelijkheden van de (potentieel) samenwerkende partijen. De kennismakelaars werken hard om de transitie te maken van kleinschalige ad-hocprojecten, naar meerjarige samenwerkingen die maatschappelijke impact realiseren. De kennismakelaars zijn zowel aanjager als verbinder bij het tot stand brengen van zulke multistakeholderinitiatieven. Een complex proces, waarbij de deelnemers zich ‘in hun positie vaak zowel bevoorrecht als eenzaam voelen’. Maar:

“Als het lukt om binnen de organisatie mandaat te krijgen en een ‘coalition of the willing’ te vormen, dan gebeuren de mooiste dingen!”

Inflexibiliteit en angst als grootste belemmeringen   

Bij het realiseren van die mooie dingen merken de kennismakelaars dat er vanuit de kennisinstellingen zelf soms sprake van weerstand is. Om de stad als rijke leeromgeving te benutten, moeten hogescholen en universiteiten buiten hun ‘comfortzone’ treden. Een voorbeeld daarvan is het zoeken naar ruimte in het curriculum. De wens om als kennisinstelling te werken met partners uit de praktijk en bij te dragen aan het oplossen van actuele vraagstukken, rijmt vaak moeilijk met de structuur van vaststaande roosters, leeropbrengsten en toetsmomenten waar studenten en docenten inmiddels aan gewend zijn geraakt. Daarbij vraagt het zijn van een ‘engaged university’ van kennisinstellingen niet alleen een andere houding ten aanzien van de stad, maar behelst het ook diepere didactische en organisatorische veranderingen. Die veranderingen stuiten op weerstand, die de kennismakelaars in hun dagelijkse werkzaamheden proberen te overwinnen.

“De grootste belemmering wordt gevormd door starre organisatiestructuren en angstige organisatieculturen. Veel mensen willen graag overzicht en controle houden en ongetemde en chaotische processen buiten de deur houden.”

Bouwen aan een kennisinfrastructuur

“Ik ben erg benieuwd naar ervaringen van andere kennismakelaars en hoe zij omgaan met de hobbels op hun weg.”

De komende maanden werken deze kennismakelaars met elkaar aan een levendige kennisinfrastructuur waarin ze op laagdrempelige wijze geleerde lessen, succesverhalen en andere inzichten delen. De kernvraag voor de komende maanden is dan ook:

“Hoe kunnen we samen leren?”

‘Strategisch samenwerken: hoe doe je dat? Tien tips van experts en ervaringsdeskundigen’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Vrijdag 1 juni vond de eerste landelijke kennisdelingsdag van de City Deal Kennis Maken plaats. Tijdens de energieke dag werd in zo’n dertig deelsessies, workshops en excursies kennis gedeeld door betrokkenen uit het heel het land. Bij al die onderdelen waren 24 studentreporters aanwezig om de opbrengsten op te halen. Het viel de studentreporters op dat tijdens deze dag in die gesprekken heel vaak werd gesproken over ‘samenwerken’. Want om de stad als rijke leeromgeving volledig te benutten, is het belangrijk dat kennisinstellingen nieuwe samenwerkingen aangaan met gemeenten, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, bewoners en studenten. Gedurende de dag ging het regelmatig over het hoe, wat en waarom van stedelijke samenwerkingen. Daarom hebben we een aantal adviezen uitgewerkt van experts op het gebied van strategische samenwerkingen, aangevuld met enkele voorbeelden die tijdens de kennisdelingsdag zijn opgehaald.

1 Maak van samenwerking geen doel op zich

Het aangaan van nieuwe samenwerkingen mag nog geen doel op zich zijn. Want het aangaan van nieuwe samenwerkingen is complex en tijdrovend. Zeker als het gaat om samenwerkingen tussen organisaties met heel andere culturen, structuren en doelen. Het sleutelwoord bij samenwerken blijkt ‘strategie’. De samenwerking met andere partijen moet, volgens het organisatieadviesbureau Berenschot, er altijd op gericht zijn om de doelstellingen van de deelnemende organisaties zo goed mogelijk te realiseren. Bij het aangaan van samenwerkingen is het daarom essentieel om kritisch te zijn over het partnerschap en de toegevoegde waarde van de samenwerking. De kernvraag is: hoe kan dankzij de samenwerking het beoogde doel van de organisaties beter bereikt worden?

2 Formuleer duidelijke doelen en maak de belangen expliciet  

Bij de samenwerking tussen kennisinstellingen en stedelijke partners liggen de primaire doelen vaak uiteen. Deze uiteenlopende doelen maken samenwerken complex. Op de kennisdelingsdag geeft Brian Godor, coördinator van het honoursprogramma van de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences (ESSB), de samenwerking tussen de Erasmus universiteit en de voetbalclub Feyenoord als voorbeeld. Zij zijn een meerjarige samenwerking aangegaan, maar moesten daarvoor wel tal van hobbels overwinnen. Godor legt uit dat “het project enorme netwerk- en onderhandelingsvaardigheden vereiste. De grootste uitdaging daarbij blijkt het verbinden van de zakelijke, commerciële, mediagerichte wereld van Feyenoord met de geordende wetenschappelijke wereld van de universiteit. Feyenoord wil flexibel zijn en dingen snel regelen en absoluut geen negatieve media-aandacht of imagoschade. Onderzoekers en studenten hebben weer hele andere behoeftes. Zo willen onderzoekers graag objectieve onderzoeken uitvoeren met kwantificeerbare indicatoren. En het voornaamste doel van studenten is het behalen van het diploma. De uiteenlopende doelen en belangen, zorgden ervoor dat een lange zoektocht van netwerken, onderhandelen en veel geduld vooraf is gegaan aan de uiteindelijke samenwerking.”  

3 Zoek naar gemeenschappelijke belangen en waarden

Volgens Jelly Zuidersma, die in 2012 haar proefschrift schreef over succesfactoren in regionale samenwerkingsverbanden, is het noodzakelijk dat organisaties zoeken naar gemeenschappelijke belangen. Ze stelt dat samenwerkingen tussen ‘onderwijs-, zorg- en andere instellingen alleen slagen als ze van elkaar afhankelijk zijn om een gemeenschappelijk doel te bereiken’. Het gemeenschappelijk doel overstijgt dan de doelen van de eigen organisatie. Zo vonden de Erasmus Universiteit en Feyenoord elkaar uiteindelijk in de wens om zoveel mogelijk positieve impact te hebben op de stad Rotterdam.

4 Maak goede afspraken zonder alles vast te leggen

Deze tip komt van strategisch adviseur Annegien Blokpoel. Ze benadrukt hoe belangrijk het is dat de samenwerkende partijen op papier zetten welke gezamenlijke doelen ze nastreven, welke middelen ze daarvoor inzetten (tijd en geld) en wie waarvoor verantwoordelijk is. Dat wil niet zeggen dat elk detail uitgewerkt hoeft te worden of en alles juridisch hoeft te worden vastgelegd. Maar het moet wel duidelijk zijn voor alle partijen wat de verwachtingen zijn.

5 Denk groot, begin klein

Ivo de Nooijer – directeur van Luris, het Knowledge Exchange Office van Universiteit Leiden en Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) – durfde op de kennisdelingsdag de gewaagde stelling aan dat ‘bestuurlijke aandacht een hindernis is als je echt aan de slag wilt’. Hij wilde er maar mee zeggen: let op dat je niet in het maken grootse, abstracte plannen blijft hangen. Beter is het om een aantal duidelijke afspraken met elkaar te maken en dan klein te beginnen. Een mooi voorbeeld daarvan vind je in Groningen. Daar is Harald Hilbrands de projectleider van WIJS (Wijk Inzet door Jongeren en Studenten). Dat project begon als een klein experiment en ‘is inmiddels bezig om een belangrijke naam te worden in de Groningse samenleving’, met meer dan 110 afgeronde projecten, ruim 2000 betrokken studenten, en bijna 400 geholpen bewoners.

6 Vier successen (en bouw daarop voort)

Groot denken en klein beginnen is een beproefde groeistrategie. Het uiteindelijke doel is dat er een diffuse relatie ontstaat tussen de stad en de kennisinstellingen. Tot die tijd is het belangrijk om de kleine successen – een docent die met zijn studenten een praktijkopdracht doet, een onderzoeker die een stadslab opzet, een opleiding die zich verbindt met een bedrijf – te vieren. Het samen beleven van succeservaringen geeft energie. Dat ontdekte ook organisatieadviseur Pieterjan van Delden in zijn proefschrift ‘Samenwerking in publieke dienstverlening’. Hij concludeert dat “kleinschalige groepsprocessen de basis zijn van grootschalige uitkomsten. Gedeelde energie is van grote invloed op programmatisch succes.”

7 Besteed veel tijd en aandacht aan overleg, communicatie en vertrouwen

Diezelfde Pieterjan van Delden concludeert daarnaast dat “werken aan samenwerking ook sisyfusarbeid is. Er wordt gezwoegd om de steen tegen de helling op te krijgen, maar in veel gevallen rolt deze weer terug.” Het gevaar is dat in het dagelijkse zoeken naar afstemming, de energie langzaam wegsijpelt waardoor projecten niet van de grond komen. Daarom moet telkens weer worden geïnvesteerd in de onderlinge relatie. Zeker in meerjarige projecten waarbij personele wisselingen onderdeel van het proces zijn, verdient dit extra aandacht. Bovendien kunnen in de loop der jaren de doelen en belangen van de samenwerkende organisaties gaan verschuiven. Dan is het zaak de afspraken de herijken: willen we nog hetzelfde, verwachten we nog hetzelfde, kunnen we nog hetzelfde?

8 Stel een trekker aan en zorg voor draagvlak

Wanneer de ambities groot zijn, is het belangrijk om iemand aan te stellen die voldoende tijd en middelen heeft om de belangen van de samenwerkende organisaties bij elkaar te brengen en te houden, het proces voortdurend van nieuwe energie te voorzien en te zorgen voor voldoende draagvlak. Adviesbureau Berenschot schrijft hierover: “Het is van belang om in het proces de relevante interne en externe stakeholders nauw te betrekken. Zonder draagvlak wordt een samenwerking geen succes. Samenwerking draait namelijk om mensen. Het is daarom van belang om mensen vanaf het begin te enthousiasmeren en mobiliseren. Dit kan bijvoorbeeld door hen te interviewen en te raadplegen, door ambassadeurs te creëren en door te overleggen, en werksessies en bijeenkomsten te organiseren. Mensen moeten zelf ervaren, ontdekken en inzien dat samenwerking de beste strategische optie is. Dan ontstaat vanzelf draagvlak en vertrouwen. Stakeholders voelen zich medeverantwoordelijk en zijn intrinsiek gemotiveerd om de samenwerking te laten slagen.”  

9 Neem risico’s en experimenteer

Tijdens de kennisdelingsdag kwam vaak ter sprake dat kennisinstellingen op een aantal vlakken inflexibel georganiseerd zijn. In het onderwijs ligt veel vast in de curricula, met specifieke leerdoelen en vaststaande toetsmomenten. Ook het wetenschappelijk onderzoek is vrij strikt van aard: onderzoek dient betrouwbaar en valide te zijn, uitgevoerd volgens specifieke methoden. Daardoor zijn onderwijs en onderzoek vaak moeilijk in te passen in de dynamiek van de praktijk. Om de stad als rijke leeromgeving te kunnen benutten, moeten kennisinstellingen risico’s durven nemen. Zo denkt Albert van der Kooij, directeur van de Frisian Design Factory, dat het goed is als hogescholen en universiteiten de vaste curricula loslaten en gaan experimenteren met andere vormen van onderwijs. Onderwijs waarbij de vragen vanuit de praktijk komen, studenten zelf verantwoordelijk zijn voor het behalen van hun leerdoelen en docenten optreden als procesbegeleiders.

10 Vindt telkens het wiel opnieuw uit!

Om de stad als rijke leeromgeving te kunnen benutten, is het belangrijk dat kennisinstellingen met een veelheid aan partners samenwerkingen aangaan. Elk van die samenwerkingen zal een ander karakter hebben. De doelen van kennisinstellingen onderling, gemeentes, bedrijven, bewoners en studenten zijn immers allemaal anders. Met al deze partners moeten onderwijsinstellingen dus telkens hetzelfde proces doorlopen: van vertrouwen winnen, relaties opbouwen, doelen vastleggen, experimenten doen tot het vieren van successen. Het spreekt misschien voor zich, maar hoe meer partners er in een samenwerking betrokken worden, hoe complexer de strategische samenwerking zal zijn. Daarom hield Hannah Simonse van de Amsterdamse BOOT (Buurtwinkels voor Onderwijs Onderzoek en Talentontwikkeling) een warm pleidooi voor het telkens opnieuw uitvinden van het wiel. Wat werkt in het ene project, kan in het andere disfunctioneel zijn. Wat voor de ene samenwerking goed is, is voor het andere misschien juist slecht. Om tot succesvolle projecten en samenwerkingen te komen, is het zaak om in elke context het wiel opnieuw uit te vinden.