Samen de Stad maken in Ede en Wageningen

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
In een groene tuin zien we publiek zitten op hooibalen terwijl drie dames van Wageningen University stellingen voorlezen waar het publiek op reageert door gekleurde kaarten omhoog te houden

Voor de komende twee jaar gaan de steden in de City Deal Kennis Maken werken met trekkers per stad. In Wageningen en Ede zijn sinds kort Saskia Leenders en Joanne Bos aan de slag gegaan als aanjager en verbinder vanuit hun stad. Samen maar toch apart. Tijd om kennis te maken met deze nieuwe gezichten binnen de City Deal.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Interne Verbinding en Externe Verbinding.

Saskia Leenders.

Wie zijn Saskia en Joanne?
Saskia: “Ik ben zelf al wat langer betrokken bij de City Deal, vanuit mijn rol als verbinder bij het Onderwijsloket van de Wageningen University (WUR). Hier werken we met een team van zeven aan het verbinden en matchen van opdrachten uit de samenleving met onderwijs. Ook ondersteunen we docenten om Real life learning vorm te geven en hierin te innoveren. Het is ontzettend waardevol en motiverend de kennis en talenten van studenten in te zetten voor lokale uitdagingen. En onderwijs verder vorm te geven zodat het voor alle partijen zinvol is. Ik heb nu anderhalve dag per week om mij in te zetten voor de City Deal. Ik woon zelf in Wageningen en heb de master Toerisme, vrijetijd en omgeving gedaan aan de WUR.”

Joanne Bos.

Joanne: “Ik ben echt net, per 1 maart, begonnen als verbinder vanuit de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Ook ik woon in Wageningen, en ben afgestuurd als Neerlandica. Op de CHE ben ik voor verschillende projecten ondersteuner, onder andere voor de mbo-hbo doorstroom waarin mbo-studenten kennismaken met het hbo en onderzoeken of dit iets voor hen is. Via een relatiemakelaar van de CHE ben ik op het pad van de City Deal terecht gekomen.”

Waarom wilden jullie je inzetten voor de City Deal in jullie steden?
Saskia: “Wat ik mooi vind van de City Deal Kennis Maken, is dat niet het onderwijs op zich de focus is, maar de lokale opgaven, en hoe deze samen op te lossen, overstijgend aan de onderwijsperioden en vakken. Waar het Onderwijsloket de focus had op een rijke leeromgeving, kijkt de City Deal ook naar de lokale impact. Wat gebeurt er met de kennis? Komen we daadwerkelijk tot een oplossing?”
Joanne: “Ik houd ervan om mensen met elkaar in contact te brengen en buiten bubbels elkaar te ontmoeten. Dat is wat de City Deal volgens mij ook doet voor alle betrokken partijen. Dat sprak mij enorm aan.”

Wat gaan jullie precies doen als trekkers in beide steden?
Saskia: “We zitten in een unieke positie, want we zijn het enige City Deal netwerk in Nederland waar twee steden en dus twee stadsagenda’s aan meedoen. Onze ambitie is een living knowledge netwerk te ontwikkelen, onder het motto Samen Stad Maken. In dit netwerk willen we lokale maatschappelijke opgaven en projecten met hulp van de inzet van de kennisinstellingen verrijken we met kennis. Tegelijk moet het voor de studenten een rijke leeromgeving vormen. We hopen we dat dit onder meer leidt tot experimenteerruimte voor innovatie in onderwijs en bedrijfsleven, een constructief dialoog tussen alle actoren in de stad om tot creatieve oplossingen te komen voor de maatschappelijke uitdagingen en dat studenten zichzelf meer als inwoners van de stad zien.”

Wat voor thema’s hebben jullie daarbij voor ogen? Wat staat er de komende tijd gepland?
Joanne: “Momenteel hebben Ede en Wageningen de thema’s Klimaatneutraal 2030, Voedsel en gezondheid, Klimaatbestendige voeding, Natuur en landschap, Sociaal domein, Digitale transformatie en De nieuwe professional vastgesteld. We brengen nu in kaart welke projecten en initiatieven we vanuit kennisinstellingen daarbij kunnen gebruiken. Wat gaat er al goed? Welke resultaten worden er geboekt, en waar zijn er nog hiaten? Vanuit dit overzicht gaan we een selectie van maken van projecten, die we de komende periode actief gaan aanjagen, verbinden, monitoren, evalueren, zichtbaar maken op een structurele manier.”

Saskia: “Als City Deal netwerk willen we deze projecten gericht aandacht geven. Van actief betrokken zijn bij het proces tot helpen met evaluatie. Daarnaast willen we het zichtbaar maken voor actoren en inwoners, bijvoorbeeld via media, bijeenkomsten, krantjes, nieuwsbrief en evenementen. Hoofdvragen daarbij: hoe heeft het project bijgedragen aan een rijke leeromgeving? Hoe heeft het bijgedragen aan een oplossing voor de lokale uitdaging?”

Joanne: “Op deze manier hopen we de verschillende doelstellingen vanuit de City Deal meer verdieping te kunnen geven. Uiteindelijk willen we een methode ontwikkelen om op een structurele manier de effecten op de rijke leeromgeving en de impact te monitoren en evalueren.”

Wat moet er met die opbrengsten gebeuren?
Saskia: Uiteindelijk willen we in kaart brengen wat er sinds 2018, het begin van de City Deal, aan inzet van studenten, onderzoekers, docenten is geweest op City Deal-thema’s in Ede en  Wageningen. Dit willen we delen op een platform. Wellicht een pagina op website Agenda Stad? We willen dat zowel inwoners, studenten als onderzoekers kunnen inzien wat er al is gebeurd, en in het kort inzien hoe project heeft bijgedragen, en wat er geleerd is. Uit onze eerste inventarisatie gedaan van het afgelopen half jaar komen alleen al 26 projecten naar voren met echte opdrachtgevers. Daarin hebben 40 studententeams met ongeveer 190 studenten, 30 docenten of coaches, en 15 onderzoekers bij betrokken zijn geweest, in 6 verschillende vakken. En daarnaast zijn er ook allerlei initiatieven waar onderzoekers bij betrokken zijn, of individuele studenten die we nog niet in beeld hebben. Dit laat wel zien dat er al heel veel gaande is, wat op de en of andere manier van waarde is voor de stad.”

Waar zijn jullie erg trots op als jullie terugkijken op de afgelopen 2 jaar City Deal?
Saskia: “We zijn er trots op dat we een hele goede samenwerking hebben opgezet tussen de gemeenten en kennisinstellingen. We kunnen elkaar veel makkelijker vinden, weten vanuit de WUR en CHE beter wat er speelt in de gemeenten, en ook tussen de gemeenten en de kennisinstellingen is er een sterke verbinding gekomen. Waar ik ook trots op ben is dat de studenten zich veel meer betrokken voelen bij de stad door het meewerken aan projecten. In het vak landscape economics and politics hebben tachtig studenten achthonderd interviews gedaan over de waarde van erfgoed. Bij de eindpresentaties zei één van de studenten hoe het erfgoed meer voor hem is gaan leven. ‘Normaal fiets je er voorbij en nu doet het wat met je in plaats van dat je met de bus van Ede naar Wageningen gaat’.”

Joanne: “Ook zijn we blij dat de thema’s uit de stadsagenda Wageningen en uit de samenwerking agenda Ede goed op elkaar aansluiten zodat we dus ook echt gezamenlijke projecten kunnen uitzetten.”

Wat zijn voorbeelden van geslaagde projecten tot nu toe?
Saskia: “Het pilotproject Spelenderwijs Gezond hebben we net afgerond. Dit is een lesprogramma voor twee basisscholen, waarin kinderen in twintig weken tijd les hebben gekregen over gezonde en duurzame voeding en bewegen. Hier hebben studenten en onderzoekers en vooral docenten van het mbo en hbo zich enorm voor ingezet. We hebben hier heel veel van geleerd. Ik was zelf als coach betrokken bij het eerste studententeam wat werd ingezet. Ze wilden heel graag precies leveren wat er werd gevraagd, maar hun expertises zat met name op voeding en gezondheid, en niet op duurzame voeding en bewegen. En dat proces om toch heel dicht bij hun eigen expertise te blijven is heel uitdagend geweest. Een echte onderhandeling, met uiteindelijk een heel bruikbaar product, waardoor het lesprogramma verder is geoptimaliseerd, en er een basis is gelegd voor een impact meting.”

Joanne: “Een ander succesvol pilotproject is het Living Lab Droevendaal over duurzame studentenhuisvesting. Hierin leren we heel veel over hoe je zo’n project op een participatieve manier kunt vormgeven. En hoe moeilijk het is om studenten in te zetten als onderzoekers, die tegelijkertijd ook bewoners zijn. Verder ontwikkelen we momenteel bij de CHE een innovatieve werkplaats om projecten uit de lokale samenleving in te zetten binnen het onderwijs van de hogeschool.”

Wat is een geleerde les die jullie aan het landelijke netwerk willen meegegeven?
Saskia: “Dat je geen label van de City Deal op een project hoeft te plakken. Het is veel belangrijker dat je op de achtergrond de verbindingen maakt, het proces helpt faciliteren, en het project op een structurele manier probeert te verbinden op de langere termijn. Daar gaat immers toch om? En uiteindelijk om de uitkomsten door te geven aan de bewoners, en betrokken actoren. Daarnaast hebben we ook gezien hoe belangrijk de bevlogenheid van iedereen is die meewerkt aan de City Deal. Dit helpt ontzettend, voor een project dat ook om een lange adem vraagt. Blijf daarom samen leren en wees niet bang om een andere aanpak, strategie en organisatievorm te kiezen, als dit toch nodig is. Timmer het proces niet dicht. Wees flexibel en adaptief. Uiteindelijk is dat wel nodig als er gezocht wordt naar waardevolle verbindingen tussen kennisinstituten en de maatschappij.”

 

Leeuwarden als één campus, de regio als proeftuin

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Een bankje dat bestaat uit twee zitdelen die haaks op elkaar geplaatst zijn, voorzien van een vlag met de tekst 'Feuerwehr', midden op de Oosterstraat in Leeuwarden

Van Innovatielab Thialf, Data Lab Fryslan tot het Fries Klimaatlab. Er zijn in de provincie Friesland zo’n honderd Living Labs actief. Onder het motto ‘De stad als campus, de regio als proeftuin’ werkt de City Deal zowel bestuurlijk als operationeel aan de versterking van deze labs. Hoe dat eruit ziet, vertellen Roland Kuipers van hogeschool NHL Stenden en Corrie Ponne van de gemeente.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

Vorig jaar hebben we Erica Schaper en Friso Douwstra geïnterviewd over de stand van zaken rond de City Deal in Leeuwarden. Ze kondigden aan dat er een lerend ecosysteem zou worden opgezet van alle living labs in de regio. Hoe staat het daarmee?

Corrie Ponne.

Ponne: “We hebben het afgelopen jaar hard gewerkt om de interactieve kaart Friesecosysteem.frl te maken. We zijn erg tevreden met het resultaat. Het is een verzameling van honderd living labs die we hebben gevonden in de provincie Friesland, en hebben verdeeld over tien categorieën. Met de kaart laten we zien wat er speelt en nodigen we andere partijen uit om aan te haken. Kom elkaar versterken, in plaats van nieuwe initiatieven op te zetten.”

Roland Jan Kuipers.

Er zijn dus honderd living labs in de provincie? Is Friesland de meest succesvolle provincie als het gaat om deze samenwerkingsvorm?
Kuipers: “Daar durf ik geen stelling over te nemen, maar we hebben er aardig wat inderdaad. Met deze City Deal hebben we dan ook gekozen om ons niet alleen op de stad Leeuwarden te richten, maar ook op het platteland. “De stad als campus, de regio als proeftuin’, is ons motto. Het bijzondere aan Leeuwarden is dat het altijd al een nauwe band heeft gehad met het ommeland. Wel zitten alle kennisinstellingen in de stad. Daarom vind je hier ook campussen als de Kenniscampus, Water Campus, de Dairy Campus en de Energie Campus.”

Ponne: “Omdat die vier campussen met elkaar verbonden zijn, zien we Leeuwarden als één grote campus. Ze zijn daarnaast gekoppeld in projecten in de regio, in de proeftuin. Hier worden resultaten gedeeld, bepaalde technieken uitgeprobeerd, nieuwe vormen van productie getest. Het is een real-life ervaring omdat het bij en samen met ondernemers gebeurt.”

Kun je concrete voorbeelden geven van succesvolle projecten?
Ponne: “Het Circulair Kwartier is een initiatief van NHL Stenden en FutureProof Retail, in samenwerking met de gemeente Leeuwarden en het Leeuwarder Ondernemersfonds (LOF). Sinds september werken elf studenten van de opleiding Ondernemerschap & Retail Management samen met winkeliers in de Nieuwe Oosterstraat in de binnenstad aan vragen waarmee ondernemers. Denk aan energievoorziening, afvalbehandeling en gezamenlijke inkoop. De studenten doen veldonderzoek om praktische oplossingen te ontwikkelen op individueel niveau en voor de winkelstraat als groter geheel. Doel: de Oosterstraat moet de meest duurzame straat van Friesland worden.”

Op de foto vier studenten van de opleiding Manager Ondernemer Horeca van Friesland College. Foto: Toerisme Collectief Friesland.

Kuipers: “Een ander mooi project is het Toerisme Collectief Friesland. Dit is een samenwerking met NHL Stenden, Friesland College en ROC Friese Poort. Samenwerking om Friesland beter op de kaart te zetten. Hoe kunnen we de gastvrijheid economie beter laten leven, zowel financieel als door klanten aan zich te binden? In de praktijk denken studenten mee met de ondernemers.
Ponne: “Een derde project is het project Circulaire Inkoop. Met een vrij grote groep, waarbij alle drie O’s zijn betrokken, kijken we hoe inkoop anders kan worden georganiseerd. De gemeente wil daarbij optreden als launching customer. Een voorbeeld is een startup dat van oude gebruikte materialen sleeves maakt voor laptops. Als gemeente hebben we voor elke ambtenaar zo’n sleeve aangeschaft. Zo help je een start-up met de nodige eerste investeringen.”

Hoe gaat de samenwerking in de City Deal?
Kuipers “Ik ben trots op onze samenwerking met de gemeente Leeuwarden. Ongeacht dat we hele andere culturen zijn, kunnen we goed met elkaar door de deur. We kunnen snel schakelen met elkaar. Je probeert samen multilevel en multidisciplinair te werken, maar hebt ook te maken met de waan van de dag. Als we ergens tegenaan lopen, kunnen we altijd binnenvallen. Ik weet niet of dat overal het geval is.”

Ponne: “De korte lijntjes komen ook samen in onze projectgroep, waarin alle zeven partners zijn vertegenwoordigd. Naast de gemeente zijn dat dus NHL Stenden, Nordwin (mbo Land- en Tuinbouw), Van Hall Larenstein hogeschool, RUG Campus Friesland, Friesland College, Friese Poort. Elke zes weken zitten we bij elkaar.”

Wat doen jullie precies?
Ponne: “Op dit moment zijn we bijvoorbeeld bezig met het opstellen van een Living Lab Agenda. Met elkaar spreken we af wat er allemaal gaat gebeuren. Welke methodiek gaan we gebruiken? Wat past bij Friesland? Wat werkt, wat niet? Uiteindelijk willen we daaruit dé  Friese Living Lab methode distilleren. Die willen we inzetten om bestaande Living Labs te versterken en groter te maken.”

Kuipers: “Dit is de eerste van de vier punten in het programma dat we met de projectgroep hebben opgesteld. We geven de agenda handen en voeten door de hulp van een ingehuurd onderzoeksbureau. Naast de agenda gaan we de komende tijd een Living Lab systematiek, een procesgerichte aanpak en een monitoring systeem opzetten. Zo willen we in kaart brengen wat het meest effectief is.

Wat staat er verder voor dit jaar op het programma?
Ponne: “We hebben verder een aantal events gepland om de grote groep studenten betrokken te krijgen bij deze methodiek. Maar gezien de corona-crisis moeten we nu kijken hoe en wat we kunnen gaan vormgeven later dit jaar. Daarnaast willen we als City Deal fysiek gaan meewerken aan een aantal Living Labs. We willen daaruit kennis ophalen en verder delen. Wat werkt wel, wat niet? Daarnaast brengen we ervaringen uit andere Living Labs in, om de Labs steviger en sterker te krijgen.

Friesland heeft de toerist heel wat te bieden. Foto: Toerisme Collectief Friesland.

Kuipers: “Daarnaast gaan we een aantal labs oprichten ’bijvoorbeeld een Armoede/Schulden Lab schulden en armoede. Daarbij betrekken onderzoekers, docenten en studenten van de Academy Social Studies  Academy Economics en Academy Education bij.De doelstelling is dat iedere student tijdens zijn/haar beroepsopleiding -bij voorkeur in real-life learning– een bijdrage levert aan het oplossen van het wicked problem armoede/schulden en deze ervaring meeneemt in de loopbaan na de studie.

Wat zou je landelijk vanuit de City Deal nog willen zien?
Kuipers: “Gedwongen door de corona-crisis zien we nu de digitalisering toenemen. NHL Stenden is dan ook per direct overgestapt op leren op afstand. Die enorme omslag werkt echt. Dit heeft grote gevolgen op de inrichting van het onderwijs op afstand. Landelijk is het toch fantastisch als je perifere gebieden bij elkaar brengt via digitale platforms. Zo kunnen we elkaar ook in grote getale ontmoeten. Maar we moeten het zo gaan inrichten dat het meer wordt dan een hoofdje op het scherm. Het moet leuker worden. Als we iets landelijk zouden willen oppakken met de City Deal zou dit wat zijn om verder te verkennen en in te investeren. City Deal Kennis Maken beleving via digitale events?”

Het team van Lab Circularity. Foto: Circulair Kwartier.

‘Dutch Urban Envoy’ Van Dantzig wil breder Europees draagvlak voor stedelijke uitdagingen

Karen van Dantzig

Op 1 januari is Karen van Dantzig begonnen als (de nieuwe) Dutch Urban Envoy, nadat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties besloot het mandaat van de speciale gezant voor stedelijke vraagstukken in Europa te verlengen tot 1 januari 2022.

Haar opdracht: bijdragen aan het versterken van de positie van steden en stedelijke gebieden in EU-beleid en -regelgeving.

De rol van speciale stedelijke gezant werd in 2015 ingesteld, voorafgaand aan het Nederlandse voorzitterschap van de EU in de eerste helft van 2016. Tijdens dat voorzitterschap kwamen de Europese ministers voor stedelijke ontwikkeling het ‘Pact van Amsterdam’ overeen. Het was het startschot voor de Urban Agenda for the EU (UAEU), een uniek EU-breed experiment waarin steden en regio’s op gelijke voet samenwerken met Europese instituten, experts en stakeholders. Dat gebeurt in thematische Partnerschappen die concrete aanbevelingen doen voor betere regelgeving, betere financiering en betere kennisdeling. De Dutch Urban Envoy (DUE) is het gezicht van deze Europese Agenda Stad.

Nieuwe stedelijke gezant dankzij Nederlandse steden

Het bevorderen van het voortzetten van die Urban Agenda, is een belangrijke taak van Van Dantzig. Nederland zet zich in voor de UAEU en wil dat deze ook in de nieuwe EU-programmaperiode (2021-2017) steden een platform in Brussel blijft bieden.

Het vertegenwoordigen van Nederlandse belangen, in nauw overleg met Nederlandse medeoverheden, is een andere prioriteit. Van Dantzig: “Nederlandse steden zijn de belangrijkste reden dat er een nieuwe DUE is. Een hele eervolle en uitdagende opdracht om te zorgen dat Urban Agenda een vervolg krijgt en daarbij steden te vertegenwoordigen in Europa”.

Van Dantzig heeft sinds begin januari een vliegende start gemaakt. “Ik heb de Taskforce Europese Agenda Stad voorgezeten. Daarin stemmen alle Nederlandse partijen die betrokken zijn bij de Europese Agenda Stad, waaronder de stedenkoepels en de Partnerschappen, periodiek hun inbreng en de Nederlandse positie af. Ook heb ik in Brussel met veel partners gesproken, zoals het Europees Parlement, Eurocities en CEMR, de permanente vertegenwoordiger van aanstaand EU-voorzitter Duitsland, het Huis van de Nederlandse Provincies, het Comité van de Regio’s en de Europese Commissie.

Cities Forum Porto ‘debuut’ Van Dantzig

Een belangrijk moment was het Cities Forum dat op 30 en 31 januari in Porto werd gehouden. Ruim 500 deelnemers, waaronder een stevige Nederlandse delegatie, kwamen daar bijeen rond het thema Together we shape a sustainable urban future. Tijdens de conferentie werd ook de evaluatie van de Urban Agenda gepresenteerd. Daarnaast werd onder andere de Join, Boost, Sustain-verklaring ondertekend, die digitale transformatie in steden moet bevorderen. Zo’n 65 partijen ondertekenden de verklaring, waaronder de VNG, de provincie Brabant en de steden Eindhoven, Amersfoort en Enschede.

Van Dantzig ontmoette in Porto onder andere de Duitse staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Bouwen Anne Katrin Bohle, de UAEU-rapporteur van het Comité van de Regio’s, en een groot aantal burgemeesters en bestuurders.

Een paar dagen na het Forum sprak ze in Parijs op DG-niveau met Frankrijk, Duitsland en Luxemburg over voortgang van New Leipzig Charter en UEAU met aantal andere ‘gelijkgestemde’ Europese lidstaten. En dit was nog maar een overzicht van de eerste zes weken. Voor de komende maanden staan nog vele bezoeken aan partnerschappen, Nederlandse steden en ministeries en uiteraard aan Brussel en andere Europese (hoofd-)steden op de agenda.

Van Dantzig: “Nu er een nieuwe Dutch Urban Envoy is, merk je dat er opnieuw sterk naar Nederland gekeken wordt voor leiderschap en ‘eigenaarschap’ van de Urban Agenda. Dat merk ik in alle gesprekken die ik gevoerd heb. Dat is enerzijds een heel positief signaal en onderstreept de waardering die ook voelbaar is voor de inzet en betrokkenheid van Nederland bij de UAEU. Die inzet leidt ertoe dat er vaak aan mij gevraagd wordt om als woordvoerder namens de steden op te treden richting Europese instellingen.

Gedeeld eigenaarschap cruciaal voor sterke stedelijke agenda

“Dat is vleiend, maar wat cruciaal is voor een sterke stedelijke agenda in Europa, is juist gedeeld eigenaarschap. Uiteraard adviseert en ondersteunt Nederland waar het kan, maar we kunnen dit niet alleen. De respectievelijke voorzitterschappen hebben het voortouw en vanuit alle betrokken partijen moet er draagvlak zijn. De Urban Agenda dient immers een gemeenschappelijk belang. Dat sprak EU-commissaris Ferreira tijdens het Cities Forum in Porto ook uit; niemand twijfelt aan het belang van steden in de EU en aan de voortzetting van de multilevel werkwijze van de Partnerschappen.”

De vorm waarin de belangen van steden de komende jaren in Europa behartigd worden, is nog onderwerp van gesprek. Eind dit jaar zal worden vastgelegd hoe de Urban Agenda na 2020 wordt voortgezet. Het nieuwe Leipzig Charter zal daar ook van groot belang bij zijn. “ legt Van Dantzig uit.

Dutch Urban Envoy Karen van Dantzig en coördinerend beleidsadviseur Urban Agenda Robert-Jan van Lotringen in Brussel

Dutch Urban Envoy Karen van Dantzig en coördinerend beleidsadviseur Urban Agenda Robert-Jan van Lotringen in Brussel

Evaluatie Urban Agenda

Het nieuwe Leipzig Charter zal ook de conclusies van de in Porto gepresenteerde evaluatie van de Urban Agenda ter harte nemen, verwacht Van Dantzig. “Alle betrokken partijen hebben zich, onder meer in de Verklaring van Boekarest, ondubbelzinnig uitgesproken voor de voortgang van de Urban Agenda. Verbeteringen, conform signalen uit de evaluatie, zijn impact partnerships vergroten door acties uit de actieplannen steviger door de partners te laten implementeren, stakeholders beter betrekken en de governance versterken. Dit vraagt een breed draagvlak vanuit de lidstaten en de commissie. Het bestendigen en uitbouwen van dat draagvlak, zie ik als één van mijn belangrijkste doelen dit jaar.”

“Het is belangrijk de Urban Agenda te verbinden aan andere initiatieven die verband houden met vraagstukken van steden, zoals de Green Deal en de Digital Agenda. Ook is het zaak de Urban Agenda goed in te bedden in het European Urban Initiative”, aldus Van Dantzig. Deze samenwerkingsagenda van de Europese Commissie maakt deel uit van een conceptverordening over het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Het EUI wil integrale benaderingen voor stedelijke ontwikkelingen stimuleren. Daarnaast moet de samenwerking tussen steden en regio’s bevorderd worden om tot een sterker bewustzijn te komen van relevant Europees beleid en bijbehorende fondsen. De conceptverordening is onderdeel van de lopende onderhandelingen over de meerjarige begroting van de EU.

Verbinding in eigen land

Van Dantzig hecht veel waarde aan het versterken van de verbinding in eigen land, en zelfs in eigen huis. “Veel Nederlandse steden zijn gedreven en leveren een belangrijke bijdrage aan de (Europese) Partnerschappen en daarmee innovatieve oplossingen voor uitdagingen van deze tijd. Ik help die steden graag door bij te dragen aan het vasthouden van het momentum, hun boodschappen breder uit te dragen, hen podia te bieden en ze met elkaar te verbinden. Daarbij zet ik me ook in voor een sterkere verbinding met bijvoorbeeld het Smart Cities-programma en onze (Nederlandse) City Deals.”

Van Dantzig ziet zich dus, net als haar voorgangers, voor een complexe en veelzijdige opgave geplaatst. Een opgave, waarvoor ze zich graag inzet. “Ik voel een grote gedeelde verantwoordelijkheid en gedrevenheid. De energie van de steden geeft mij de energie om belangrijke vraagstukken voor het Europees voetlicht te blijven brengen en partijen te verbinden die hetzelfde doel nastreven. Ten slotte zijn steden de kortste verbinding tussen Europa en haar burgers.”

 

 

‘City Deals hebben hun waarde als instrument wel bewezen’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Frank Reniers

Dit jaar bestaat Agenda Stad vijf jaar. Inmiddels zijn er twintig City Deals gesloten in dit programma van Rijk en steden om economische groei, innovatie en leefbaarheid in de Nederlandse steden te versterken. Een mooi moment om programmamanager Frank Reniers aan het woord te laten. Want wat leveren die City Deals eigenlijk op? ‘Het is als een buitenboordmotor die zorgt voor versnelling van stedelijke vraagstukken.’

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en Externe Verbinding.

Of het nu gaat om circulaire economie, klimaatadaptatie, voedselbeleid of om meer regelgeving op maat in het sociaal domein, de afgelopen jaren kwamen allerlei stedelijke vraagstukken op tafel binnen de verschillende City Deals, waarin Rijk, steden en stakeholders samenwerken. Reniers: “Het leuke van de City Deals is dat we zoeken naar transitiethema’s die nog niet bestaan in lopende organisaties. Het zijn thema’s, waar meerdere ministeries over gaan en die in meerdere steden spelen. Dit heeft tot nu toe geleid tot hele verrassende resultaten.”

Elektrische Deelmobiliteit

Afgelopen december heeft een aantal nieuwe partners de handtekening gezet om samen te werken met de City Deal Elektrische Deelmobiliteit en stedelijke gebiedsontwikkeling.

Als goed voorbeeld noemt Reniers de City Deal Elektrische Deelmobiliteit. “Er komen steeds meer mensen wonen in de steden. We willen niet dat die allemaal met een auto in de stad rijden. Daarom kijkt deze City Deal naar de bouw van appartementen waarbij de bewoners een deelauto hebben voor de deur. Die wordt opgeladen via zonnepanelen. De deelauto’s hebben een actieradius van 400 kilometer. Wat er aan het eind van de dag overblijft aan energie, gaat weer terug in het gebouw.”

Het model biedt veel voordelen, aldus Reniers: minder fijnstof, meer appartementen, minder verkeer. Maar hoe geef het je precies vorm? Bij deze City Deal zijn twee ministeries betrokken. BZK kijkt naar hoe de woontorens van het gas af kunnen, IenW bekijkt de mogelijkheden van de laadpalen en BZK past ook de bouwregelingen aan.”

Maar een gemeente wil niet weten wie precies waarover gaat, stelt Reniers. “Die wil dit probleem aan de voorkant opgelost zien. Daarom is deze City Deal een samenwerking van tien steden, twee ministeries, projectontwikkelaars en leveranciers van elektrische deelauto’s. Met elkaar zoeken ze uit welke auto’s geschikt zijn, wat voor abonnement mogelijk is en welke regelgeving nodig is. Als het werkt dan kunnen we het gaan opschalen naar meerdere steden. Dat vind ik het mooie aan City Deals. Je kijkt eerst of iets werkt en dan pas komt er geld aan te pas. Voor Elektrische Deelmobiliteit is onlangs subsidie van 5 miljoen vrijgemaakt om te kijken hoe we dit ook kunnen uitrollen op het platteland.”

City Deals brengen dus eerst vooral stedelijke vraagstukken in kaart om dan te zien wat nodig is.
“Het probleem is dat wanneer je wetgeving wilt aanpassen om een vraagstuk op te lossen, je altijd achter loopt. Een wetgevingstraject duurt vier jaar. Is een aanpassing gelukt, dan blijkt het probleem vaak al verouderd. Via een City Deal proberen we een probleem sneller te signaleren, nog voor het belegd is bij een ministerie. Dan pakken we het met elkaar op en zoeken we een nieuwe slimme werkwijze. In plaats van dat je begint met geld, ga je nu eerst met elkaar uitzoeken wat precies het probleem is en wat er nodig is om het aan te pakken. Je ontwikkelt als het ware eerst een business case. Het is als een soort buitenboordmotor die zorgt voor versnelling. En dat werkt steeds beter. Op de afgelopen Dag van de Stad hebben we vijf nieuwe City Deals aangekondigd. Inmiddels zijn dat er alweer tien in verkenning.”

Waar gaan deze nieuwe Deals over?
“Een voorbeeld is Smart Cities. Van auto’s, je huis, slimme lantaarnpalen tot je zorgbehoefte: alles wordt slim. Hoe ontwerp je dat nou zo, dat het toegankelijk wordt voor iedereen én echt wat toevoegt? Een ander thema is diversiteit. Van traditionele arbeidsmigranten, kennismigranten tot expats. Ongeveer de helft van de bevolking in onze grote steden is niet in Nederland geboren. Onze overheidsorganisaties zijn daar echter nog niet op ingericht. Ons systeem is nu nog vooral gericht op autochtone bevolking. In de City Deal Samenleven in de Wijk willen we kijken hoe we als overheid met die grote diversiteit moeten omgaan.”

Kennis Maken 

Reniers is vanaf de eerste dag betrokken geweest bij de City Deal Kennis Maken. Hoe kijkt hij zelf naar deze Deal?
“We zijn begin 2017 begonnen met een vaag idee, en het is mooi om te zien hoe succesvol het is geworden. Bijzonder vind ik bijvoorbeeld hoe de culturele verschillen van het begin overwonnen zijn. In het begin stonden steden en OCW redelijk tegenover elkaar, maar zijn ze elkaar steeds beter gaan begrijpen. Het succes is dan ook voor een groot deel te danken aan kwartiermaker Rowinda Appelman, die al experimenterend met de steden om tafel is gaan zitten. Typerend is dat ze er nu wordt gesproken over ‘mini-Rowinda’s’ om ook de projecten in de deelnemende steden aan te jagen.”

Wat vind je de belangrijkste opbrengsten tot nu toe?
“Net als de meeste City Deals zijn we begonnen zonder een grote pot geld. Toen bleek dat het werkte, maakte OCW meer geld beschikbaar. In de eerste fase stelde OCW in de Impulsregeling 1 miljoen euro beschikbaar. Dit jaar is de tweede fase gestart met 3,7 miljoen. Zo zorg je voor verdere opschaling van de City Deal. Er zijn nu in totaal 19 steden betrokken en ook de MBO’s doen steeds meer mee. Duizenden studenten zijn nu al via lokale projecten betrokken. En ‘community service learning’ is echt een begrip geworden in kennisinstellingen. De grootste opbrengst vind ik echter dat voorheen universiteiten en hogescholen nooit met het stadsbestuur spraken over inhoud. Het ging alleen over parkeerplaatsen, studentenhuisvesting of ontgroeningen. Daar is dankzij deze City Deal echt verandering in gekomen. Het leidt hopelijk tot langdurige samenwerking tussen steden en kennisinstellingen om stedelijke vraagstukken aan te pakken.”

Wat heeft 2020 in petto voor Agenda Stad?
“Volgende maand (maart 2020) sturen we een brief naar de Tweede Kamer, waarin we de resultaten van Agenda Stad laten zien en aankondigen welke City Deals we de komende jaren willen lanceren. Dat gaat dus over de huidige Kabinetsperiode heen. Het instrument City Deals staat volop in de aandacht. Het heeft zijn waarde bewezen. We staan de komende jaren open voor nieuwe ideeën voor City Deals. Die kunnen worden ingestuurd via onze website en via onze partners zoals de G4, de G40 en het Netwerk Kennissteden. Het komend jaar gaan we ons netwerk ook versterken met de Europese Agenda Stad. Dit jaar wordt Duitsland voorzitter van de EU en dat land wil daaraan weer een push geven in de vorm van het Leipzig Charter, een update van het ‘Pact van Amsterdam’. De partnerschappen (Europese City Deals red.) krijgen daarmee ook weer een impuls. De Nederlandse steden zullen daar ook van profiteren. En natuurlijk organiseren we in het najaar weer de Dag van de Stad in Heerlen, waar we weer een demonstratie geven van wat er allemaal speelt aan stedelijke innovatie in Nederland. Vorig jaar hadden we meer dan tweeduizend bezoekers.”

 

Frank Reniers.

De stad blijft dus een belangrijk onderwerp, ook voor de onderwijssector?
“Jazeker. In 2035 hebben we er in Nederland 1 miljoen mensen bij. Driekwart van hen gaat in de stad wonen, met name verspreid over de G4/40 steden. Dat gaat heel veel vragen oproepen. De kunst is om wendbaar te blijven en nieuwe manieren te vinden om hiermee om te gaan. Er komen nog heel veel spannende vraagstukken aan waarvoor we gezamenlijk met steden, ministeries én kennisinstellingen slimme oplossingen voor moeten vinden. Daar kijk ik naar uit.”

Heb je nog een tip voor projecten binnen de City Deal Kennis Maken?
“Wat me opvalt bij de City Deals is dat men altijd vol enthousiasme begint. Maar op een gegeven moment wordt het lastig omdat je toch onbewandelde paden inslaat. De bestuurlijke aandacht verdwijnt maar het vraagstuk is onverminderd groot. Word dan niet te snel ongeduldig. Geef elkaar de ruimte om te oefenen en te leren en steun elkaar daarin. De City Deal Kennis Maken is gegroeid van een visionair idee van een paar steden tot een krachtig netwerk met 19 stedelijke partners met een boel kennisinstellingen, strakke kennisdelingsdagen, mooie kennisreizen, maar vooral ook een boel studenten die nu op een andere manier les krijgen. Wees dus trots op wat is bereikt.”

Aan de slag met vergrijzing

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Bewoners en professionals in gesprek aan een grote tafel vol met post-it briefjes tijdens de kennismarkt van het stadslab Vergrijzing op 7 februari

Vergrijzing is een actueel thema in de woonwijk Tanthof, gelegen in het zuidwesten van de stad Delft. Bijna een op de vijf inwoners is 65 jaar of ouder, en dat aantal groeit. Begin deze maand trapte in de wijk een nieuw Stadslab af. Docenten en studenten van drie hoger onderwijsinstellingen in de stad gaan samen met gemeente, maatschappelijke organisaties én bewoners kijken naar de problemen, kansen en oplossingen rond vergrijzing.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Externe Verbinding.

De jaren ’70 en ’80 wijk kende in 1993 nog maar 3 procent 65-plussers onder haar bevolking. Nu is het aantal ‘empty nesters’ flink gegroeid, huishoudens van het eerste uur, waarvan de kinderen het huis uit zijn. “Het is de levensfase waar deze wijk in zit”, vertelt Gerben Helleman, Kennismakelaar van de City Deal Kennis Maken in Delft, en projectleider van het nieuwe Stadslab. Door de vergrijzing komen er nu nieuwe vraagstukken aan de orde in de wijk. Goed om die dus met elkaar te bekijken, is het idee daarvoor. Het Stadslab is een meerjarig, interdisciplinair onderzoekstraject, waarbij studenten met praktijkgerichte vragen aan de slag gaan. Goed voor hun ontwikkeling, maar ook voor de wijkbewoners, de maatschappelijke organisaties en de gemeente, omdat het nieuwe inzichten oplevert.

Gerben Helleman.

De afgelopen jaren hebben vanuit de City Deal ruim duizend studenten van de Haagse Hogeschool, hogeschool Inholland en de TU Delft onderzoek gedaan naar verschillende stedelijke vraagstukken. Onder andere ook in Tanthof. Het Stadslab gaat echter anders werken dan de voorgaande onderzoeken, stelt Helleman.

Wat voegt het Stadslab precies toe?
Helleman: “Naast kennis- en talentontwikkeling is het vooral mijn doelstelling om zoveel mogelijk de wijk te betrekken bij de onderzoekstrajecten. Als kennismakelaar zit ik midden in de driehoek tussen kennisinstellingen, gemeente en wijkbewoners. We hebben in de wijk Tanthof al een aantal mooie onderzoeken gestart. Zo hebben studenten bedrijfskunde de vrijwilligers van een kinderboerderij geholpen met een financieel plan en heeft een stagiair van InHolland geholpen vervoers- en verkeersstromen in kaart te brengen. Er is net een groep studenten bouwkunde van de Haagse Hogeschool begonnen in opdracht van de bewonersvereniging om te kijken hoe je het best energiebesparende maatregelen kunt realiseren bij de koopwoningen. Dit zijn echter allemaal eenmalige onderzoeken, gestart vanuit één opleiding, één kennisinstelling en met een duidelijke kop en staart. De concrete studieopdrachten leveren duidelijk plezier op voor de studenten en nieuwe inzichten. Maar er spelen complexere vraagstukken in de wijk waar je het liefst meerdere vakgebieden aan laat werken in meerjarig onderzoek. Vergrijzing is er daar één van. Vandaar dit Stadslab.”

Hoe ben je gestart met deze samenwerking?
“Ik ben begonnen met het opstellen van een kennisagenda door vragen op te halen in de wijk. Daarvoor heb ik vele gesprekken gevoerd, en heb ik gebruik gemaakt van bewonersavonden, bewonersonderzoeken en diverse statistieken. Tegelijkertijd heb ik uit mijn eigen ervaring geput. Ik ken de wijk namelijk goed, omdat ik er zelf twintig jaar heb gewoond. Mijn familie woont er nog steeds. Op basis van al die input ben ik in de tweede fase echt van start gegaan als kennismakelaar om vragen te koppelen aan docenten en studenten die ermee aan de slag kunnen gaan. Een goede kennisagenda aan het begin is daarbij echt belangrijk.”

Waarom precies?
“Bij opleidingen staan logischerwijs  de leerdoelen van de studenten bovenaan, maar wij willen dat het onderzoek ook voldoet aan de wensen en verwachtingen van de gemeente en de wijk(bewoners). We willen voorkomen dat er een groep studenten de wijk in dendert met vragenlijsten die geen toegevoegde waarde heeft voor de lokale vraagstukken. Met een kennisagenda krijg je zicht op die vragen. Als makelaar zorg ik er vervolgens voor dat de belangen van de verschillende partijen worden behartigd en dat alle verwachtingen op één lijn komen. Zo werk je toe naar een eindproduct waar iedereen wat aan heeft.”

Gaan studenten van verschillende opleidingen er samen aan werken?
“Dat is wel waar we in het Stadslab Vergrijzing naar gaan streven. We moeten echter wel reëel zijn, dat dit niet altijd mogelijk is. Het afstemmen van de agenda’s in de verschillende curricula is erg lastig. Om te voorkomen dat ze los van elkaar onderzoek gaan doen, wil ik ernaar streven dat studenten minimaal in ‘estafettevorm’ onderzoek gaan doen of in een zogeheten ‘dakpanconstructie’. Bij die eerste aanpak begint de ene groep studenten met een onderzoek en neemt een volgende groep het over. Zo wordt het steeds diepgravender. Bij een dakpanconstructie komt de eerste groep na driekwart van het onderzoek in contact met de volgende groep. Zo krijg je een soort kruisbestuiving en kan de tweede groep ermee verder. Het lijkt mij een enorme winst als we een van deze vormen kunnen realiseren.”

Hoe krijg je als kennismakelaar vraag en aanbod bij elkaar?
“Dat is vooral hard werken en een groot netwerk opbouwen, zodat je op een gegeven moment enthousiaste mensen met elkaar kan verbinden. Daarnaast hebben we voor het Stadslab Vergrijzing op 7 februari een kennismarkt georganiseerd. Hier hebben we de vragen vanuit bewoners, maatschappelijke organisaties en gemeenten in contact gebracht met de aanbieders, de docenten van kennisinstellingen. Die bondjes die daar gesloten zijn, gaan we nu uitwerken in concrete onderzoeksopdrachten.”

Kennis delen op de kennismarkt van de kick-off bijeenkomst.

Wat voor vragen kwamen er ter tafel?
“Heel divers. Vergrijzing raakt immers verschillende beleidsterreinen: het wonen, de openbare ruimte, het voorzieningenniveau, etc.. Veel vragen gaan over hoe je als oudere langer zelfstandig thuis kan blijven wonen. Welke woningaanpassingen zijn dan nodig en welke (digitale) hulpmiddelen kunnen daarvoor worden ingezet? En als mensen toch willen verhuizen wat voor soort woningen zouden er dan moeten worden gebouwd? Moeten dat koop- of huurwoningen zijn? Moet het een bepaalde collectieve vorm zijn? Het zijn onderzoeksvragen waar veel docenten wat mee kunnen. Andere vragen gingen over gezondheid. Over het voorkomen van eenzaamheid. En over informele en formele zorg. Hoe kunnen we bijvoorbeeld mantelzorgers ondersteunen, of mensen met dementie, die langer in hun eigen woning willen blijven wonen? Er zijn vragen genoeg vanuit de wijk. Nu is het zaak deze te koppelen aan docenten.”

Wordt dit uiteindelijk een aanpak voor heel Delft?
“We zijn een beetje aan het pionieren. Wat werkt wel en niet van deze werkwijze  in Tanthof? We willen dat eerst in één wijk goed opzetten en de belangrijke lessen willen we dan delen met en gaan toepassen in de andere wijken. Mijn advies is dan om goed te kijken welk thema in die wijken speelt en welke kennisbehoefte er is. Pas daar je onderzoeksmethodiek en samenwerking op aan. Een Stadslab-methodiek is daarbij een van de opties, maar  is geen doel op zich. Sinds januari zijn we in Delft met het nieuwe impulsbudget begonnen. Het komend jaar richten we ons vooral op Tanthof. Het tweede jaar gaan we lessen delen met de andere wijken.”

Bewoners, professionals en kennisinstellingen in gesprek.

Bekijk het sfeerverslag:

Of luister naar het radio-interview op Stadsradio Delft over de City Deal Kennis Maken en het Stadslab:

 

Wat gebeurt er allemaal aan studentenopdrachten in de stad?

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Een medewerker van een Buurtwinkel voor Onderwijs, Onderzoek en Talentontwikkeling (BOOT) in gesprek met ouderen

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en Interne Verbinding.

Van water passerende bestrating, bewegend leren op basisscholen tot het onderzoeken van nieuwe peer-to-peer methodiek in jongerenwerk. Amsterdam is voor veel studenten een interessante leer- en onderzoeksomgeving. Maar wat dragen deze onderzoeken nu precies bij aan de stad? En hoe krijg je het overzicht van wat er allemaal aan kennis wordt vergaard?

Esther Haverkort, programmamanager Urban Practice van de Hogeschool van Amsterdam, oriënteert zich momenteel in samenwerking met de gemeente Amsterdam op de mogelijkheden voor het stroomlijnen van studentenopdrachten in Amsterdam.

Esther Haverkort.

Wat was de aanleiding om dit onderzoek te doen?
“De stad kent grote, complexe vraagstukken, zoals inclusie en eenzaamheid of de energietransitie, en die vragen om een nieuwe manier van onderzoeken. De klassieke opdrachtgever-opdrachtnemer relatie bij de grootste vraagstukken in de stad werkt niet, omdat het nooit echt “klaar” is. Het moet juist gaan om langdurige samenwerkingen, waarbij je je voor langere tijd aan elkaar en aan een thema verbindt. Een belangrijk onderdeel daarvan is het met elkaar leren van het proces.”

“Op die manier committeren de partijen zich beter aan een thema dan bij kortstondige losse onderzoeksopdrachten rond de wicked problems van de stad. En ook heel belangrijk: hoe borg je de resultaten, of het nu gaat om praktijkgericht onderzoek of om een wetenschappelijke studie? Wat je nu namelijk ziet, is dat resultaten uit studentenopdrachten vervliegen of ergens blijven hangen. Ze worden te weinig gedeeld met collega’s of andere organisaties. En dat terwijl ze juist heel bruikbaar kunnen zijn voor meerdere partijen. In dit onderzoek wil ik dan ook de eigenschappen voor een goede gemeenschappelijke (leer)omgeving voor studentenopdrachten meenemen. Zodat we elkaar beter kunnen vinden, beter weten wat er al is aan ervaringen, onderzoeken en methoden, en daar beter op kunnen aanhaken.”

Je hebt daarin al ruim tien jaar ervaring. Eerst vanuit de Hogeschool van Amsterdam en toen bij de VU. Daarvoor en momenteel werk je ook bij de gemeente. Wat heb je zien veranderen in de studentenonderzoeken in de stad?
“Het belangrijkste is dat studenten steeds meer buiten de kennisinstellingen zijn gaan werken aan vraagstukken in de stad. Een goed voorbeeld daarvan zijn de Hubs die in de verschillende stadsdelen hun deuren hebben geopend, zoals de Buurtwinkels voor Onderwijs, Onderzoek en Talentontwikkeling (BOOT) van de Hogeschool van Amsterdam en Nieuw-West Studeert, een samenwerking rond Community Service Learning vanuit de VU en het Calvijn College. Hier kunnen studenten samen met bewoners programma’s opstarten aan de hand van hun behoeften.”

“Verder zijn er veel meer informele partijen aangeschoven bij de onderzoeken. Er is niet meer sprake van één uitvoerder in de wijk, maar van een heel palet aan organisaties op het gebied van zorg en welzijn. Er is een complexe sociale kaart ontstaan. Studenten verhouden zich daarbij vanuit hun eigen expertise en leveren zo een bijdrage aan de sociaaleconomische positie van de wijkbewoners. Studenten zijn ook wegwijzers voor bewoners in dat enorme aanbod van partijen. Dat is vrij goed gelukt vind ik, want er bestaat inmiddels rondom BOOT een unieke dynamiek tussen studenten en kwetsbare groepen in ontwikkelbuurten.”

Wat voor dynamiek precies?
“Het werkt goed hoe studenten zich opstellen richting bewoners. Ze zijn onafhankelijk en jong en idealistisch, en er is geen geschiedenis in tegenstelling tot instanties waar mensen in teleurgesteld zijn geraakt. Dat zorgt voor een bijzondere relatie. Dan zie je dat bewoners ineens wel willen leren formulieren in te vullen of hun kind willen opgeven voor begeleiding. Vanuit een laagdrempelige positie weten de studenten dat voor elkaar te krijgen. De kenniswinkels krijgen wel honderden bezoekers per week. In 10 jaar is BOOT onderdeel geworden van de wijk, en deze lokale infrastructuur is interessant voor onderzoeken door bijvoorbeeld lectoraten of de universiteit.”

 Wat is de volgende stap?
“We kijken hoe we de infrastructuren van kennisinstellingen in de stad kunnen gebruiken voor meer innovatieve experimenten binnen de maatschappelijke sector. Zodat het onderzoek en het aanbod aan diensten in de wijk innovatiever en gebruiksvriendelijker wordt.  Zo doen studenten in samenwerking met schuldhulpverlening bijvoorbeeld onderzoek in de diverse wijken om de impact van verschillende werkwijzen met elkaar te vergelijken. Opleidingen en faculteiten zijn al steeds meer multidisciplinair gaan werken. Mijn ambitie is dat we dit ook meer over de kennisinstellingen heen gaan trekken. Zodat we straks echt kunnen spreken van een Amsterdamse aanpak met inzicht, transparantie en samenhang in de stad. Wat is er nodig om onderzoeken en programma’s samen te voegen, hoe organiseer je een gemeenschappelijk kennisagenda? Elke instelling heeft zijn eigen unieke manier van werken, en dat is goed, maar laten we meer delen en meer van elkaar leren en de krachten bundelen voor maximale impact in de stad en vooral voor de mensen die dit het hardste nodig hebben. Om hier als student onderdeel van te mogen zijn lijkt mij een prachtige leer- en levenservaring.”

Zijn er niet enorm veel onderzoeken in Amsterdam? Hoe krijg je daarin een overzicht?
“Ja, dat klopt, maar die hebben we ook nodig. Omdat er steeds meer behoefte is aan bruikbare kennis, aan kennis delen en om wetenschappelijk onderzoek over de stad toegankelijk te maken voor een groot publiek, heeft de gemeente Amsterdam met de Amsterdamse kennisinstellingen afgesproken om samen een duurzame kennisinfrastructuur voor de stad te maken. Dit is ook de kern van de Amsterdamse City Deal Kennis Maken. Daarom heeft de Chief Science Officer van Amsterdam samen met de kennisinstellingen een nieuw onderzoeksplatform ontwikkeld waar onderzoekers van verschillende instellingen en van de gemeente hun onderzoek kunnen delen. Zo wordt inzichtelijk wie waaraan werkt en wat al is gedaan. Op 21 april wordt openresearch.amsterdam gelanceerd in Paradiso en wordt onderzoek door/voor/met/in Amsterdam zichtbaar op Internet voor wie dat nodig heeft.”

Haverkort gaat verder: “Ik ben geïnteresseerd in wat de rol is van studentenopdrachten in de stad en hoe we ervoor kunnen zorgen dat dit beter wordt georganiseerd en benut. In dit onderzoek naar studentenopdrachten ga ik kijken naar de spelers en de spelregels, naar succesfactoren en moeilijkheden en hoe we ervoor kunnen zorgen dat er beter en efficiënter wordt (samen)gewerkt.”

Wie worden betrokken bij je onderzoek?
“Behalve kennisinstellingen en de gemeente zijn ook maatschappelijke partners, zoals de openbare bibliotheek bijvoorbeeld, belangrijke stakeholders voor studentenopdrachten. Als dit onderzoek naar effectiviteit van studentopdrachten is afgerond, dan wil ik in een volgend onderzoek kijken naar een experiment van de Alliantie tegen Eenzaamheid, waar naast de HvA, de VU, project Vooruit en de gemeente ook een aantal ongewone stakeholders zijn toegevoegd, zoals de Regenboog Groep en het Leger des Heils. Partijen die werken met veel vrijwilligers die met eenzaamheid in aanraking komen. Uit eerder onderzoek van VU-studenten blijkt: er is een groep mensen met een kleine beurs die ook eenzaam zijn. Omdat ze het Huis van de Wijk niet weten te vinden, krijgen ze ook geen zorg. Moet je daarop beleid maken om ze daar naartoe te krijgen? Of het omdraaien? Het aanbod van winkeliers zorgt voor een bepaald ritme in de stad voor deze gebruikers op een bepaald moment van de dag. Daarna verdwijnt deze groep weer achter de voordeur voor de rest van de dag. Daarom wil ik partners als Albert Heijn, Ikea en de Hema bij dit experiment betrekken en hun ‘medeonderzoekers’ maken.”

Hoe werkt dat?
“Mensen die weinig te besteden hebben, eenzaam zijn, komen vaak op bepaalde momenten naar deze winkels, omdat bijvoorbeeld de koffie of het ontbijt hier goedkoop of gratis is. Zo ontstaat hier op natuurlijke wijze een community. Hoe krijgen we deze onverwachte partners zover dat ze participeren en onderdeel worden van de kennisinfrastructuur rond thema’s als schulden en gezondheidsvraagstukken? Dat maakt een kring van betrokkenen zoveel diverser. Welke rol kunnen de mensen achter de kassa spelen bij het signaleren van problemen?”

Wanneer is het onderzoek afgerond?
“Tot juli schrijf ik nog aan de thesis over een ontwerp voor een gedeelde leeromgeving in de stad om de condities te creëren die nodig zijn voor verandering. Mijn plan is om dit gezamenlijk met de partners in de stad te ontwikkelen. Ik hoop dat er een nieuwe manier van (samen)werken kan ontstaan die leidt tot effectiever, inclusiever en transparanter werken met elkaar aan innovatiever onderzoek en onderwijs in de stad. Uitwisseling met andere steden geeft ook ideeën over hoe wij dit goed kunnen doen. De City Deal is hiervoor een goed platform waar we inspiratie van anderen vinden en ook kunnen geven.”

Amsterdam. Foto Pieter Verbeek

Amsterdam. Foto Pieter Verbeek

Verbindingen leggen tussen verschillende werelden

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Utrecht Mobility Change

Complexe vraagstukken in de stad vragen om nieuwe manieren van werken en leren. De Hogeschool Utrecht (HU) heeft daarom per 1 november een nieuwe Lector Leeromgevingen aangesteld rond dat thema: Ilya Zitter (lectoraat Beroepsonderwijs, Kenniscentrum Leren en Innoveren). ‘Wat voor omgevingen kan het beroepsonderwijs samen met de buitenwereld ontwerpen om leerprocessen van professionals-in-opleiding uit te lokken?’

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en Interne Verbinding.

Waarom wilde je met dit onderwerp aan de slag?
Zitter: “Vooral in het beroepsonderwijs, -hbo en mbo-, wordt het steeds leuker en uitdagender om onderwijs te ontwikkelingen op de grens met de buitenwereld. Ook wordt het steeds relevanter. Als ik kijk naar hoe we werken met de City Deal Kennis Maken en de ambities die we hebben om bij te dragen aan de kwaliteit van (samen)leven in een stedelijke omgeving, dan gaan we het niet redden met studenten die allemaal in hun klaslokaal blijven. Hoe leren we bijvoorbeeld met elkaar hoe we gezonder kunnen leven? Niet in de klassieke leeromgeving.  Wat voor leeromgeving dan wel nodig is, wil ik als lector gaan verkennen.”

Ilya Zitter.

Waarom zijn nieuwe leeromgevingen zo belangrijk?
“Het is de enige manier om op lange termijn de complexe vraagstukken in onze samenleving te kunnen aanpakken. Denk aan thema’s als energietransitie, digitalisering, positieve gezondheid en inclusieve samenleving. Er is niet één partij meer die deze vraagstukken gaat oplossen, geen één overheid of één buurtregisseur. Er zijn geen kant en klare oplossingen voor deze vraagstukken. Het vergt veel leren. Van iedereen: overheden, maatschappelijke organisaties, professionals in opleiding, werkende professionals en ook burgers. En het liefst samen. We willen toe naar een leven lang ontwikkelen, een samenleving waarin we met elkaar blijvend leren. Met dit lectoraat hoop ik daar een bijdrage aan te leveren. Zodat er leeromgevingen ontstaan waarin studenten, professionals, opleiders, onderzoekers en burgers samen leren en samen innoveren. Ik leg graag verbindingen tussen die verschillende werelden.”

Zijn er al voorbeelden van geslaagde leeromgevingen?
“Ja. We hebben bijvoorbeeld vanuit de City Deal met onze Challenge Alliantie een bijdrage geleverd het bedenken van innovatieve oplossingen voor het mobiliteitsprobleem rond de stad tijdens de Utrecht Mobility Challenge. In het verlengde van de Challenge Alliantie zijn we met de HU volop bezig met de ontwikkeling van een nieuwe minor ‘De Leefbare Stad’. Daar kijken we naar vraagstukken in de wijken en hoe de studenten van verschillende opleidingen in de regio Utrecht er samen mee aan de slag kunnen gaan. Het gaat niet om korte thema’s, maar om langlopende vraagstukken. Hoe langer studenten van verschillende opleidingen er aan kunnen werken, hoe meer het oplevert.”

Wat voor thema’s staan op de agenda?
“Een van de thema’s hebben we samen met de gemeente Utrecht bepaald: eenzaamheid in de wijk Leidsche Rijn. Via de studentenprojecten wil de gemeente weer dichter bij de burger komen. Een langdurige betrokkenheid is daarvoor belangrijk. De studenten zijn minimaal een half jaar in de wijk en hebben daar dan ook vaak een concrete plek in een buurtcentrum van waaruit ze werken. We zoeken daar nieuwe vormen van leren en werken. Hoe kan deze leeromgeving lerend voor iedereen zijn, voor de studenten, de maatschappelijke partners en gemeente, maar ook dus voor inwoners van de wijk? Die moeten zich niet lastiggevallen voelen door studenten met vragenlijsten. Daarom hebben we ook docenten aangesteld in de wijk die langer betrokken zijn en ervoor zorgen dat we dit vraagstuk echt verder brengen. Nieuwe leeromgevingen vragen nieuwe manieren van leren en werken.”

Hoe bedoel je?
“Er is gelijkwaardigheid voor iedereen. Kijk naar het onderwerp positieve gezondheid. De verantwoordelijkheid ligt daarvoor ook bij de mensen thuis. Er bestaat geen school voor positieve gezondheid. De professionals moeten leren ermee om te gaan, ook samen leren met burgers en met elkaar oplossingen bedenken.”

Wat voor andere vraagstukken komen al terug?
Een ander mooi voorbeeld van missie gedreven, challenge based onderwijs is Wonen 3.0. Dat is een leeromgeving bij de HU waar studententeams in interdisciplinaire teams meedoen aan (internationale) challenges, zoals de Solar Decathlon Challenge. Studenten vanuit diverse opleidingen ontwikkelen innovatieve en betaalbare oplossingen voor de uitdagingen op het gebied van duurzaamheid, circulariteit, CO2-reductie en energietransitie in en rondom woningen.

Wat is precies vernieuwend aan dit soort leeromgevingen?
“Het verschil is dat je niet, eerst iets leert en het dan gaat toepassen, maar dat je allemaal tegelijk leert terwijl je het aan het toepassen bent. Zo weet je elkaar sneller te vinden. Vaak staan leerprocessen nog los van elkaar. Burgers krijgen bijvoorbeeld voorlichting, bachelor studenten zitten op school, onderzoekers in hun laboratoria en beleidsambtenaren verrichten beleidsonderzoek. Het zijn parallelle processen, die met zelfde thema bezig zijn, maar dan wel langs elkaar heen werken. De laatste jaren is er een verdichting van die processen ontstaan, ze komen veel dichter bij elkaar. De versnippering neemt af.”

Studenten doen mee aan de Mobility Challenge in Utrecht. Foto: Pieter Verbeek.

Zijn Living Labs daar een goed voorbeeld van?
“Ja. Waarom zou je een nepsituatie creëren op de campus, terwijl je in een Living Lab samen met echte burgers in realistische situaties kunt leren en werken? Een heel stoer voorbeeld hoorde ik op de landelijke kennisdelingsdag City Deal Kennis Maken over de Onderwijsboulevard in Den Bosch. Daar worden verschillende verkeerssituaties uitgeprobeerd en getest. Zo’n uitprobeer-traject noemen ze een Living Lab. Het testen gebeurt met tijdelijke verkeersmaatregelen, zoals borden, hekken en markering.”

Hoe is de samenwerking rond de leeromgevingen met de partners in Utrecht?
“Die is erg goed. We hebben een hecht netwerk hier in Utrecht. Tegelijk is het wel moeilijk omdat we nog zijn georganiseerd in de structuren van opleidingen. De omslag om soepel over de grenzen van de opleidingen en ook over de grenzen van hbo en mbo samen te werken is nog volop aan de gang. Dat is nog wel ingewikkeld. We hebben als HU al meer dan 20 opleidingsinstituten, vier Kenniscentra en meerdere Centres of Expertise, dan zijn er al onze mbo-collega’s in de regio en de Centra voor Innovatief Vakmanschap. Voordat we gezamenlijk, lenig kunnen inspelen op vraagstukken kost dat de nodige tijd om dat goed te organiseren. Gelukkig weten de mensen elkaar steeds beter te vinden. We zijn al een stuk wendbaarder geworden. Ik zie in de leeromgevingen vooral blije studenten, docenten en betrokkenen uit buitenwereld zoals de werkende professionals, zo kunnen we samen echt bijdragen aan onze stad en regio.”

Een mentor voor alle jongeren in Rotterdam

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Een studente wijst met haar wijsvinger en kijkt lachtend naar een scholier waar ze de mentor van is. De scholier lacht terug

Sinds 2014 helpen studenten van Hogeschool Rotterdam scholieren in Rotterdam-Zuid als mentor, coach en maatje. Het programma Mentoren op Zuid is het grootste mentorprogamma van Nederland. Met budget uit de City Deal Kennis Maken gelden willen de Rotterdamse partners samen met het programma  komen tot een nog bredere inzet. Waaronder uitbreiding naar de noordkant van de stad en meer opleidingsinstituten en studenten betrekken. Projectleider Femke Posthumus van de hogeschool vertelt meer over wat dit inhoudt.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

Momenteel doen ruim 1200 studenten van verschillende opleidingen van de Hogeschool en twee klassen van Thomas More Hogeschool mee. De ambitie is dat dit in de toekomst uitgroeit tot tweeduizend. Twintig weken lang brengen deze studenten één uur per week door met een scholier in een van de wijken op Zuid. Aan het programma doen twintig basis- en middelbare scholen mee.

Studiepunten

Met hun werk als mentor verdienen studenten studiepunten. Daarvoor moeten ze onder andere een plan maken waarin ze hun leerdoel(en) vastleggen voor zichzelf. Ook stellen ze samen met hun hun zogeheten mentee, de leerling die ze begeleiden, doelen vast. Dat varieert van het verbeteren van de schoolprestaties, tot het tonen van meer initiatief, het versterken van sociale vaardigheden of leren maken van schoolloopbaan keuzes. “Het is vooral bedoeld voor jongeren die wat extra’s nodig hebben omdat ze in kwetsbare omgevingen opgroeien”, vertelt Posthumus, strategisch relatiemanager van de Hogeschool Rotterdam. “In Rotterdam zijn er best veel jongeren die op achterstand staan. Vooral voor deze groep hebben is dit programma op vraag van en samen met de partners opgezet.”

Wat is het idee achter het inzetten van studenten voor leerlingen?
“De mentoren zijn goede coaches voor de leerlingen. Het voordeel is, ten opzichte van professionele of oudere coaches, is dat ze niet ver van de leerlingen afstaan. Er is geen grote afstand. Daardoor kunnen ze goed als rolmodel dienen. Dat kan leiden tot het vergroten van kansen en verbeteren van studieprestaties, hebben we gezien. Leerlingen behalen betere resultaten, leren beter plannen, verbeteren hun sociale vaardigheden, vinden een bijbaantje en krijgen meer zelfvertrouwen. Het kan zijn dat op bepaalde scholen door deze betere schoolresultaten het rendement hoger wordt, zoals minder afstroom of hoger slagingspercentage in het vo bijvoorbeeld.”

Doen ook universiteitsstudenten mee?
“Nee, nog niet. De aanpak van Mentoren op Zuid is een op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd programma en tot nu toe vooral toegepast in het hbo. Begeleidend docenten en studenten krijgen een training voordat ze als begeleider en mentor aan de slag gaan, en leren daarnaast tijdens de wekelijkse aan het mentoruur aansluitende intervisie verder benodigde kennis en vaardigheden. Studenten van de Erasmus Universiteit doen niet mee aan het programma maar willen wel graag kennis delen en maken gebruik van de MoZ-methodiek bij een variant op het mentorprogramma en onderzoek hiernaar.”

Per 1 januari werken jullie aan een uitbreiding dankzij budget vanuit de City Deal Kennis Maken-gelden. Waarom hebben jullie daarvoor gekozen?
Sinds de start in 2014, zijn er in het programma ruim vijfduizend matches gemaakt tussen mentor en mentee, en worden de ruim 1200 mentoren van afgelopen jaar door hun mentees gewaardeerd met een 4,1 op een schaal van 5. Indrukwekkende cijfers, maar vanuit het Rotterdams City Deal samenwerkingsverband vinden we dat van zo’n succesvol programma er meer studenten en leerlingen, en daarmee de stad, zouden moeten profiteren. Zeker omdat er in Rotterdam vanwege achterstanden zoveel behoefte aan is. Het is een van de belangrijke speerpunten van het huidige College: gelijke kansen voor iedereen en bevorderen van burgerschap.

Studenten zelf leren de nodige vaardigheden in het werk als mentor en leren de grootstedelijke context kennen met alle vraagstukken die daar liggen. Rotterdam kampt als stad met meer achterstand, meer mensen in uitkeringen, dan andere steden. Er is grote behoefte om de kansen van jongeren te vergroten. Het een-op-een werken helpt jongeren met huiswerk, met het ontdekken van hun talent, opbouw van zelfvertrouwen en algemeen welzijn. Het aantal mentoren dat in Rotterdam-Zuid werkt met kinderen, is sinds 2014 sterk gegroeid, en het groeit nog steeds, zeker nu de City Deal gelden er zijn.”

Wat zijn de plannen met de uitbreiding precies?
“Mentoren op Zuid werkt nu vooral vanuit Hogeschool Rotterdam en vanuit Thomas More Hogeschool. We zien dat het programma bijdraagt aan het vergroten van de kansen van de jongeren. Daarom willen we de focus verbreden. Binnen twee jaar willen we met behulp van deze subsidieaanvraag extra trajecten realiseren. Om te beginnen meer onderwijsinstellingen betrekken, zoals InHolland en Codarts (de Hogeschool voor de Kunsten) én we willen een aantal trajecten implementeren in Rotterdam-Noord en. Hierdoor kan het aantal ontvangende scholen in het primair en voortgezet onderwijs uitbreiden. Daarnaast willen we het mbo erbij betrekken,  zodat studenten uit bepaalde opleidingen als mentoren van start kunnen.

Met de uitbreiding gaan we verder ook de monitoring uitbreiden en upgrades doen van programmamiddelen. We willen inzetten op een update van de mentorenapp en extra aandacht besteden aan promotie en kennisdelen, onder andere met een film en presentaties. Op die manier hopen we te stimuleren dat meer kennisinstellingen gaan werken vanuit de Mentoren op Zuid methodiek. Niet alleen in Rotterdam, maar uiteindelijk ook in de overige steden van de City Deal.”

Hoe bevordert het programma de samenwerking in Rotterdam?
“Ingestoken vanuit het feit dat we de kansen willen vergroten moet het een programma worden van de stad, van ons allemaal. Nu is Mentoren op Zuid een zelfstandige stichting met een programmabureau die hoofdzakelijk nog met studenten vanuit Hogeschool Rotterdam invulling krijgt. De verschillende partners van de City Deal hebben gezamenlijk de ambitie om Mentoren op Zuid in staat te stellen het zo uit te breiden dat het inclusief wordt voor alle Rotterdammers. Alle hoger onderwijsinstellingen en hebben dat uitgesproken in het kader van de City Deal. Een mbo instelling heeft zich ook al met een opleiding aangesloten. Met die gezamenlijke ambitie creëren we sociale impact. Iedereen ziet in de eigen organisatie ook die waarde om het programma inclusief te maken.

Doordat je met zijn allen bezig bent versterk je uiteindelijk de hele onderwijskolom in de stad. Van basis- tot hoger onderwijs. Het wordt van iedereen.”

Meer weten over Mentoren op Zuid: https://mentorenopzuid.nl

‘Uitdagingen kunnen we alleen aangaan door samen te werken’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
We zien van bovenaf vele deelnemers aan het Leiden Education Fieldlab met elkaar in gesprek tijdens een informeel moment

Een broedplaats waar onderwijsprofessionals met passie en een actieve rol binnen het onderwijs samen kunnen innoveren en onderzoeken. Sinds 2018 heeft Leiden zo’n plek midden in de stad: het Leiden Education Fieldlab, oftewel het LEF. ‘Je zult bij ons niets vinden dat alleen maar voor po is of voor mbo.’

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Interne Verbinding.

Het LEF is gestart vanuit een gezamenlijk verlangen om sectoroverstijgend met elkaar samen te werken, legt projectleider Sanne van der Linden uit. “Het was belangrijk dat er een plek kwam waar onderzoek en innovatie van het onderwijs de volle aandacht kreeg. Alle mensen in de onderwijssector verdienen een plek waar je geïnspireerd raakt en verbonden bent met onderwijsontwikkeling.”

Uit je eigen omgeving komen

Sanne van der Linden.

Het idee voor de broedplaats pitchte Van der Linden tijdens de Leidse Onderwijstafel aan de bestuurders van de verschillende onderwijsinstellingen. Die waren meteen enthousiast. Alleen over de vorm was men het niet meteen eens. Moest het LEF een rondreizend circus worden of een fysieke ontmoetingsplek? Van der Linden: “We hebben uiteindelijk besloten vooral mensen uit te nodigen om uit hun eigen organisaties te komen. Als je nieuwe dingen wilt doen, moet je naar een nieuwe omgeving komen. Anders word je te gekleurd door je huidige werkplek. Toen er een oud schoolgebouw vrijkwam grepen we onze kans. Daar hebben we deze mooie plek gecreëerd die dus heel goed is ontvangen.”

Sinds de start in het najaar van 2018, kende het LEF dan ook een vliegende start, aldus Van der Linden. “Het idee om met verschillende sectoren samen te werken wordt zo goed ontvangen dat veel mensen ons weten te vinden. Er ontstaan zoveel verbindingen en de fysieke ruimtes in onze broedplaats worden zo goed benut dat we voor nieuwe uitdagingen komen te staan, als het hosten, optimaal verbinden en zichtbaar maken van opbrengsten.”

Unieke samenwerking

De samenwerking in Leiden in het LEF is uniek, stelt Van der Linden. “Wij zijn met maar liefst dertien partners gestart. Alle onderwijslagen in de stad zijn betrokken: van kinderopvang tot universiteit. We hebben het allemaal in Leiden.” Daarnaast zocht ze nog andere partners erbij zoals het ondernemersfonds, musea, schoolinrichters, meubelleveranciers en Naturalis. “Daar hebben we voor gekozen omdat we het belangrijk vinden dat we niet alleen dingen doen in onze eigen context. Wanneer je op de grens van je eigen sector gaat zitten kom je pas echt in beweging komt. We willen juist ook buiten de scope van het onderwijs kijken.”

En dat is belangrijk, gaat Van der Linden verder. “We staan in het onderwijs momenteel immers voor hele grote uitdagingen. Denk aan digitale geletterdheid, maar ook het anders organiseren van het onderwijs wat hard nodig is door het ontstane lerarentekort. Die kunnen we alleen aangaan door samen te werken. Dat is ook een van de drijfveren geweest om te starten met het LEF. We hebben de ambitie om met elkaar het onderwijs te versterken, te verdiepen en te vernieuwen. Alles wat we doen in het LEF is daarom sectoroverstijgend. Je zult bij ons nooit iets zien wat alleen maar voor po is of voor mbo. Alles is voor alle sectoren toegankelijk. We willen die verschillende perspectieven van elkaar benutten. We bepalen nu met bestuurders en programmateam in welke innovaties we ons met elkaar in willen verdiepen?”

Vonk-activiteiten

De uitdagingen komen ook terug in de bijeenkomsten die het Fieldlab regelmatig organiseert onder de naam Vonk-activiteiten.  Van der Linden licht toe: “In deze bijeenkomsten ‘vonken’ we innovaties aan die interessant is voor meerdere doelgroepen. We laten met de aanwezigen de energie heen en weer stromen over het onderwerp en geven daarbij veel ruimte voor creativiteit. Elke vonkactiviteit eindigt met een gezamenlijke vraag, missie, pilot of ontwerp. Het is mooi om te zien hoe deelnemers altijd weer zin hebben om met elkaar het vervolg aan te gaan.”

Belangrijk dan ook is de follow-up, benadrukt Van der Linden: “Wat je vaak ziet is dat mensen bij een workshop helemaal enthousiast raken ergens over en dan vervolgens in de eigen organisatie terugkomen waar onvoldoende bedding blijkt te zijn om het idee verder uit te werken. Daarom zorgen wij er altijd voor dat een Vonk-activiteit eindigt met een gezamenlijke vraag, onderzoek, experiment of pilot. Daarna halen we de mensen weer samen die zich daaraan met elkaar hebben willen verbinden en begeleiden we de vervolgstap. Zo lopen er nu van al diverse follow-ups van onze Vonk-activiteiten die we vanuit het programmateam begeleiden.”

Studenten en leerlingen

Ook voor studenten en leerlingen is er een rol weggelegd in deze onderwijsvernieuwing. Juist hun expertise is nodig om de ontwikkelingen in het onderwijs goed te doorgronden, vertelt Van der Linden.” Hoe ervaren zij dingen, wat hebben zij nodig? Waar zien zij kansen? Een mooi voorbeeld is dat de jaarlijkse Nacht van de Leraar, een landelijk evenement waar 450 onderwijsprofessionals op af komen, waaronder veel leraren. Hier denken leerlingen en studenten mee over wat het thema moet worden.”

Studenten van de Pabo zijn nauw betrokken bij een Vonk-activiteit over Activerend Onderwijs in maart. Leerlingen van het vmbo verzorgen regelmatig de catering bij ons. Die denken mee over de hapjes en drankjes die passen bij een activiteit, maken ze en serveren ze uit. “We kijken steeds hoe kunnen we leerlingen en studenten betrekken in de beweging die we aan het maken zijn.”

Ook de relatie met de stad is hecht. Leiden is niet alleen een financiële maar ook een inhoudelijke partner. Van der Linden: “Onlangs was het avondsymposium Kennisstad Leiden waarin alle Leidse uitdagingen op tafel lagen. Onze stuurgroep en programmateamleden zaten aan die tafel om te kijken bij welke vraagstukken uit de stad LEF een rol kan hebben. Vanuit het netwerk van het Leidse onderwijsveld en zoeken we naar waar leerlingen en studenten een rol in kunnen spelen. Je probeert altijd te kijken hoe we LEF met de stad kunnen verbinden.”

City Deal

Wat is precies de link met de City Deal Kennis Maken? “We zijn steeds betrokken geweest bij de City Deal omdat we het belangrijk vinden om onze kennis te delen rondom het creëren van zo’n hub. In het land zijn er veel mensen die zo’n vergelijkbaar initiatief willen starten. Via de City Deal hopen we onze ervaringen te delen. Daarnaast leren wij weer van anderen hoe we studenten kunnen inzetten voor het LEF. Het werkt inspirerend.”

De belangrijkste les die Van der Linden vanuit haar ervaring wil meegeven aan anderen die ook zo’n broedplaats willen opzetten is dat je een dergelijk project goed voorbereidt. “Vanuit enthousiasme wilde men snel starten. Ik heb het moeten vertragen omdat ik eerst een goede basis wilde neerleggen om vanuit daar te starten. Eerst wilde ik vastleggen wie we zijn, wat we willen zijn, wat we doen, wat we willen bereiken. Uiteindelijk hebben we goed de tijd genomen om na te denken hierover, elkaar te ontmoeten en beelden uit te wisselen. De tweede les, daaraan gekoppeld, is dat je moet starten met energie. En dan geeft het niet dat niet iedereen dan gelijkwaardig instapt.”

Verbinding tussen de Stadjer en de Student

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Jongeren doen één-op-één een kennismakingsoefening tijdens de kick-off van het project SamenWIJS

Vijf jaar geleden startten de gemeente Groningen, zorg- en welzijnsorganisatie MJD en de Hanzehogeschool Groningen met het verbinden van studenten met stadjers, de inwoners van de stad Groningen. Sinds vorig jaar zijn stichting WIJ Groningen en de wetenschapswinkels van de Rijksuniversiteit Groningen hierbij aangehaakt. Dankzij nieuwe subsidie vanuit de City Deal Kennis Maken is de samenwerking naast de RUG ook uitgebreid met twee mbo-scholen in het project SamenWIJS. Op 27 januari 2020 was de officiële kick-off. Kersverse projectleider Denise Leidelmeijer stelt zichzelf voor en vertelt meer.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

SamenWIJS is een uitbreiding van het eerdere project WIJS. Wat houdt dit project precies in?
“Het samenwerkingsverband WIJS (Wijk Inzet door Jongeren & Studenten) startte vanuit het Akkoord van Groningen, de koepelovereenkomst tussen de gemeente en kennisinstellingen in Groningen. Doel van het project is het positief verbinden van studenten met andere inwoners van Groningen. Door ze in te zetten op vraagstukken uit het sociale domein, dragen zij bij aan het vergroten van de leefbaarheid van de gemeente. De deelnemende studenten krijgen daar studiepunten voor.

Denise Leidelmeijer.

Ze werken ze onder meer in de frontoffice van WIJS op twee locaties. Hier kunnen inwoners terecht met vragen, waarmee de studenten aan de slag gaan. Dit varieert van hele kleine dingen als ‘hoe werkt mijn telefoon?’ tot hulpvragen rond belasting. Ook worden er studenten aan vraagstukken verbonden door onderzoeksopdrachten uit de stad. Er is ook een juridisch steunpunt en een ondernemerssteunpunt. Mede dankzij de Impulsregeling City Deal Kennis Maken in 2018 is het project in de afgelopen jaren tot een professioneel project uitgegroeid.

De externe communicatie is versterkt en het project heeft banden aangehaald met de wetenschapswinkels van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Hier is de universiteit al 40 jaar bezig met het koppelen van maatschappelijke vraagstukken aan onderzoek door studenten.”

Dat sluit dus mooi aan. Logisch dat de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen van de RUG ook aansluit nu?
“Vanaf 1 februari sluiten ook de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen (GMW) en de mbo-scholen Alfa-college en Noorderpoort formeel aan bij het project SamenWIJS. We hebben nu dus een vrij unieke samenwerking van mbo, hbo en wo studenten. Daarnaast zijn studenten vanuit andere faculteiten van de RUG ook van harte welkom om deel te nemen aan SamenWIJS. Als doel hebben we om het aantal studenten die vanuit hun eigen opleiding bij WIJS betrokken is te laten uitgroeien tot ongeveer duizend.

Daarnaast gaan gemengde teams van wo, hbo en mbo-studenten samenwerken aan de wicked problems van de gemeente Groningen. Denk aan eenzaamheid en kinderarmoede. De focus ligt in beginsel vooral op het thema eenzaamheid. Dat hebben we gekozen omdat eenzaamheid overal aanwezig is. Het gaat niet alleen om ouderen maar ook om andere groepen. Ook studenten kunnen eenzaamheid ervaren.”

Wat moet dat uiteindelijk opleveren?
“We hopen dat we met SamenWIJS sneller en effectievere interventies kunnen ontwikkelen voor mensen die langdurige eenzaamheid ervaren in Groningen. Onze stad is samen met Wageningen de stad met het grootste aantal studentenhuishoudens. Die studenten leven toch in een eigen bubbel, apart van de stadjers. We willen die mensen met elkaar verbinden, het gaat om het samenleven met elkaar. Om tot een goede aanpak te komen zetten we SamenWIJS op in samenwerking met studenten en docenten van diverse niveaus en disciplines, en betrokken organisaties en inwoners van de gemeente Groningen.

Zo krijg je een multilevel, multidisciplinaire samenwerking die dieper leren, betrokken burgerschap van studenten bevordert en zorgt voor betere antwoorden op maatschappelijke vragen. Daar profiteren uiteindelijk de gemeente en haar inwoners weer van.”

Je bent in het najaar begonnen als projectleider SamenWIJS. Kun je wat meer vertellen over jezelf? Wie is Denise?
“Ik ben veertig jaar oud en werk nu 2,5 jaar als stagecoördinator voor de masteropleiding Onderwijswetenschappen bij de RUG. Ik heb zelf ook Onderwijskunde gestudeerd. Daarnaast ben ik coördinator van de Wetenschapswinkel Onderwijs, een van de zes Wetenschapswinkels van de RUG. Voordat ik bij de universiteit kwam werken heb ik iets heel anders gedaan. Na mijn afstuderen ben ik als officier instructeur onderwijskunde gaan werken bij de Koninklijke Marine. Ik heb er tien jaar gewerkt en ben in 2009 op uitzending geweest naar Afghanistan. Een erg mooie ervaring. Door bezuinigingen hield het op. Als geboren stadjer trok Groningen toch weer aan mij. Naast mijn werk aan de universiteit ben ik nog steeds reservist voor een paar dagen per jaar.”

Waarom heb je gekozen voor SamenWIJS?
“Bij Defensie was ik gewend om heel veel samen te werken. Bij een universiteit is dat anders. Masterstudenten zijn heel erg zelfstandig en zelfredzaam. Dus je zit meer in je eentje op kantoor. Ik miste een beetje de sociale component. SamenWIJS is daarvoor de oplossing. Ik zit dan zelf ook fysiek bij een van de twee WIJS locaties om van daaruit het project te leiden. Het is een mooie spin-off voor stageplekken, want die levert het project ook op. Het netwerken met diverse opleidingen binnen en buiten de RUG en de maatschappelijke kant spreken me enorm aan. Ik heb altijd vrijwilligerswerk gedaan.

Wat teruggeven aan de maatschappij vind ik heel belangrijk, wat doen voor de mensen die wat minder geluk hebben in het leven om te kunnen genieten van een goede gezondheid en betekenisvolle relaties. Ik ben heel enthousiast over dit project. Ik heb mezelf dan ook een beetje naar voren geschoven.”

Studenten van de opleiding Toegepaste Psychologie, kregen vanuit WIJS de vraag hoe ze de inwoners van de volkswijk Vinkhuizen geënthousiasmeerd kunnen krijgen voor de initiatieven op het Suikerfabriekterrein. Foto: Project Wijs.

Hoe ziet je werk eruit?
“Ik werk een dag in de week op een van de twee locaties en van daaruit leg ik de meeste contacten. De focus voor mij ligt op het houden van het overzicht. Het financiële plaatje maar ook het goed houden van de samenwerking tussen alle verschillende partners die we hebben. De sfeer is ontzettend goed in de groep. Ik vind het belangrijk dat er gelijkwaardigheid is tussen de partners. Ook onder de studenten. Mbo studenten hoeven niet op te kijken naar studenten van de universiteit. Iedereen brengt zijn eigen kennis en eigen achtergrond met zich mee. Ik hoop dat naar voren te krijgen, zodat iedereen naast het maken van mooie interventies ook persoonlijk een ontwikkeling doormaakt.”

Wat zijn concrete projecten die jullie in de planning hebben voor komend jaar?
“We gaan dus met heterogene groepjes studenten specifieke wijken in. We zijn nu bezig te bepalen welke wijken dat gaan worden. Door middel van ontwerpgericht onderzoek gaan we interventies ontwikkelen. Vanaf februari gaan de studenten eerst de wijken in om de vraag op te halen, en zo bepalen wat eenzaamheid precies inhoudt. Van daaruit gaan ze informatie analyseren. De wo studenten gaan daar wetenschappelijke inzichten aan koppelen. Het toepasbare, het praktijkgerichte gedeelte wordt aangevuld door mbo en hbo studenten. Al die informatie wordt gebundeld. Dan worden er doelen geformuleerd samen met de inwoners zelf. Uiteindelijk ontwerpen ze een aantal interventies die ze gaan testen in de praktijk.”

Hoe ziet je ideale scenario eruit van SamenWIJS over twee jaar?
“Ideaal zou natuurlijk zijn dat de eenzaamheid in de gemeente is verminderd en daarin een soort duurzaamheid wordt ontwikkeld. Dat wat we hebben bedacht ook een blijvend effect heeft. Dat wens ik voor de inwoners. Voor de studenten wens ik dat de samenwerking tussen de partners zodanig is uitgebouwd dat het doorgaand proces is. Dat het mag leiden tot nieuwe opdrachten die we kunnen koppelen aan bijvoorbeeld stages, dat het wordt ingebed in de reguliere onderwijsprogramma’s en de studenten veel van elkaar blijven leren.”

Kennismakingsoefening tijdens kick-off van project SamenWIJS. Foto: Alfa-college.

Meer weten over project WIJS? Kijk op: https://wijsgroningen.nl.